 |
|
 |
|
|
 |
06-12-2020 |
Octavio Paz: Gedicht gedacht. |
Heb al meer dan een bundel gedichten geschreven, verspreid over tal van geschriften. Het zijn gedichten die eerder abstract overkomen en waarin - zegt men mij - te veel ‘concrete realia’ ontbreken. Ze hebben weinig gemeen met de poëzie van Paul Auster, noch met deze van Octavio Paz. Ze zijn te zeer filosofisch met een te sterke religieuze inslag, ze lezen moeilijk omdat er moet worden over nagedacht ( wat er teveel aan is).
Het zijn geen gedichten van deze tijd, eerder van een tijd die reeds lang voorbij is. Maar het zijn gedichten die van mij zijn, sterk persoonlijk al weet ik dat ze geen schijn van kans maken om een plaats te verwerven in de wereld van de poëzie van vandaag.
Ik zou voorbeelden kunnen aanhalen hoe het zou moeten: niets zeggend vooral, maar woorden naast elkaar en in elkaar, lijk beelden over en omheen andere beelden geschoven die samengenomen, een gevoel oproepen dat poëzie kan genoemd worden. Of zoals Octavio Paz:
Tegenover de middag van salpeter en steen met onzichtbare dolken bewapend schrijf je een rood en onleesbaar geschrift in mijn huid en deze wonden bedekken me met een vlammenspoor…[1]
Of hoe ik nimmer zal kunnen schrijven – al wou ik het wel, al doe ik wel pogingen in deze zin - zodat ik nimmer een dichter van deze tijd zijn zal. Een dichter van de tijd die komt is het beste dat ik ooit zou kunnen bereiken.
Zoals:
Gedicht gedacht, niet als Octavio Paz wiens beelden de ideeën zijn, metaforen uitgestrooid, ik niet geschreven wat ik dacht, uit schuchterheid mijn poëzie bedekt gehouden.
Noodzaak wel, poëet te zijn noch min noch meer, angstvallig woorden bij elkaar gebracht, een leven lang, om nergens uit te komen.
Gedicht gedacht, het morgenlicht de honger stilt, zinnen uit de doos gehaald, her-opgetuigd te onvoldoende echter te mysterieus geacht.
Gedicht gedacht, maar niet geschreven woorden te meertalig zijn om te begrijpen en te omvatten, dan maar neergelegd naast mij, in het bed of op de tafel, onverrichterzake.
Het had gekund dat ik Octavio Paz niet zou gelezen hebben, achtergelaten in de achtertuin maar nu begrepen, hij niet na te volgen is hij te overweldigend is.
Er is zoveel om te verzwijgen, dan maar gedicht gedacht, niet uitgebracht.
Matigheid is soms de regel.
[1] Frente a la tarde de salitre y piedra / armada de navajas invisibles / una roja escritura indescifrable / escribes en mi piel y esas heridas / como un traje de llamas me recubren…
Octavio Paz: ‘Piedra de sol’ vertaling van Laurens Vancrevel, Meulenhoff, Amsterdam. p. 26.
06-12-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-12-2020 |
l'Amor che move il sole e l'altre stelle. |
En, als hij buiten komt - de hond van de gebuur die blaft - duikt in zijn gedachten de allerlaatste regel op, de allerbelangrijkste ook uit Dantes Paradiso: L’ Amor che move il sole e l’altre stelle[1]. En stelt hij zich zoals altijd de vraag hoe hij het woord Amor begrijpen moet: is het de Liefde die uitgaat van God die het Heelal in beweging houdt of, maar dan is het Dante njet meer is het de Innerlijke Kracht in het Universum aanwezig, die alles levend en bewegend houdt?
Binnen terug, neergelegen, wil hij deze idee van Dante gebruiken voor de woorden die gedrukt moeten worden op zijn afscheidsprentje dat bij het buitengaan door vrienden en kennissen zal worden meegenomen en misschien wel een tijdje bewaard. Een tekst waarin hij duidelijk zijn geloof in het eeuwigheidsbeginsel van de geest bestendigen wil. Zo schrijft hij, getekend door het eerste licht van de dag:
'Geboren uit de geest ben ik teruggeroepen naar de eeuwigheid van de geest, ai-je rendu à son Propriétaire l’esprit qui fut mis à ma disposition. Ik voel me er goed bij. Ik ben nu los van alle pijnen, alle zorgen. Ik ben nu terug in en vermengd met Hij, Zij of Het, die de zon en de andere sterren in beweging houdt. Maar wie die is kan ik niet omschrijven, wel weet ik dat Hij, Zij of Het, beweging is, immer ende immer beweging is, zo naar binnen als naar buiten'. Het is in die beweging dat ik ben binnen gedoken. Dit is al dat ik weet.
Het is maar een idee voor later, al weet hij nog niet wat die ‘later’ is. Hij kan ze dus nog wijzigen, maar hij denkt het niet, hij denkt dat zijn laatste woorden geijkt staan, dat hij er niet meer zal op terug komen, eens geschreven, blijft geschreven, dan toch in dit geval.
*
Dit was van deze morgen, daarna heeft de dag zich verder geopend, heb ik die ‘hij’ achter mij gelaten alsof het iemand anders betrof, iemand die het geschreven heeft voor mij, zodat ik me er zich geen zorgen meer hoefde over te maken, er staat nu wat er staan moet. Ik kan nu verder.
Ik kan nu vertellen dat er niets is dat vast staat, alleen, dat de structuur van atoom, elektron, Higgs deeltje en alle andere deeltjes, en de onvoorstelbare oneindigheid van de Kosmos, dat dit alles, in zijn totaliteit ‘van- in-elkaar-verweven’ zijn, onvatbaar is, niet in te denken is, niet te ontcijferen is, omdat er altijd een alles overtreffend, alles omgrijpend element on-decodeerbaarheid blijven zal.
En dit alles is te vatten in één Element dat leiding geeft, dat alles houdt in één hand, in één punt, één centraal alles omgrijpend punt.
Wij zijn deel én van de zichtbare Kosmos én evenzeer van de onzichtbare Kosmos, die het zijnde is en, zoals dit zijnde IS, is ook het minuscuul deeltje ervan dat wij zijn. We zijn zoals de Kosmos is, bewegend naar buiten en naar binnen. Het leven dat in zich én de dood draagt én de wederopstanding.
Dit is wat ik te zeggen heb vandaag. Een vreemd gedicht in proza opgetekend, het resultaat van onze immer zoekende geest die tracht de randen van ons bestaan hier op aarde af te tasten.
Meer is het niet, al hebben we de hoop dat, als ons leven hier wordt afgebroken, het innerlijke van ons, de geest van ons, niet zal worden opgelost, maar terug zal worden opgenomen in het ‘On-decodeerbare’.
[1] Voetnoot van Lodovico Magugliani bij deze versregel 145 van Paradiso Canto XXXIII: ‘con questa suprema invocazione a Dio che é amore e creatore, termina il poema più che mente umana abbia mai cocepito
05-12-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-12-2020 |
Hopende op wat niet te verhopen is |
Hoe goed ik me voel als ik schrijven kan, als de woorden vloeien en ik mijn gedachten nauwelijks volgen kan om dan uiteindelijk ergens uit te komen waar ik me niet verwacht had, bij Eliot of Steiner misschien. Maar, welk verschil als ik niet schrijf en de ongemakken van het lichaam het voor het zeggen hebben.
Krijg ik dan een reeks van 40 herfstfoto’s toegestuurd van Karel Depelsemaeker, ik, die niet meer de lenigheid heb om door de bossen en de velden te wandelen, langs de wegels van mijn jeugd en mijn late dromen, hoe gelukkig ik me een ogenblik voel, luisterend - ik heb geen tijd meer te verliezen - in the mean time, naar KLARA 20 en de muziek van grote geesten, voorgesteld op een aandoenlijke wijze, wat wil ik nog meer, als ik dan Bach hoor, zijn pijnen en zijn vreugden, zijn ziel in klanken bloot gelegd, gesublimeerd in de hoogste hoogte.
Zo met wat een rijkdom ik mijn dag beginnen kan: Bach en een paar foto’s van een man die ik mijn vriend wil noemen.
De velden en de bossen in de herfst, het grote innerlijke leven dat we hebben gekend in het wondere bos van onze jeugd met de jonge kastanjebomen waar we in klauterden, zo hoog mogelijk tot bij de top en dan met de top naar beneden sprongen, om eens gebogen tot de aarde, de kastanjes te plukken.
In die tijd hadden kastanjes een waarde en werden ze nog opgeraapt als ze uit hun bolster waren gesprongen en onder de boom lagen te glanzen.
Maar dit vertelt niemand meer, dit is een voorhistorisch gebeuren geworden. De vooruitgang – tenminste zo het vooruitgang is – gaat nu zodanig vlug dat er op een jaar meer gebeurt dan vroeger op een mensenleven, want we zijn in een stroomversnelling gekomen die exponentieel vooruitschuift.
En de progressie in alle domeinen wordt nog opgevoerd dankzij internet, facebook, twitter en wat weet ik meer nog, zaken die te tijdrovend zijn voor wat ze waard zijn, maar ze zijn deel van het bos waarin we nu gaan wandelen.
En toch voel ik me goed deze morgen, ondanks de pijn die niet wijkt, omdat ik terug schrijven kan met nog de naglans van al wat er al geschreven staat.
Toen het nog zomer was.
Je wist het toen het nog zomer was, toen het koren bloeide, stuifmeel met gedachten je bestoof, flinterdun neergelegd, op niets hopende, je had alles gehad wat je krijgen kon.
Je wist het toen het leven zich ontvouwde, in het licht dat Dante dacht ‘oosters saffier’ te zijn waarmee hij Borges kon bekoren, geluk dat honderdvoudig was,
om niet te bewaren de dagen die ineengedoken lichtend waren samen.
Hoopte, het nog zomer was, in stilte ingebed, alsof het nog te grijpen lag het vele dat van vroeger was, in een spiegelbeeld, beneveld toegedekt, wachtende.
We komen er langs van tijd tot tijd om te heropenen wat gesloten blijft, herinneringen in weemoed getekend.
Hopende het nog zomer was.
Foto: Karel Depelsemaeker
04-12-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-12-2020 |
Curzio Malaparte |
In zijn ‘Kroniek van een Coronajaar’ haalt Roger Tas, een vriend lezer, herinneringen boven aan een jeugdreis in Finland en verwijst hij even naar de Fins-Russische oorlog van 1939. Het volstond voor mij om me terug te voeren naar ‘Kaputt’, het boek van Curzio Malaparte, een reeks afschuwelijke oorlogsverhalen die hij, als oorlogscorrespondent zou beleefd hebben in de tweede wereldoorlog.
Een ervan is me bijgebleven. Hij heeft het over een groep op hol geslagen cavaleriepaarden die terechtkomen in het lage water van een meer en bevriezen door het plotse dalen van de temperatuur naar min veertig graden. Het werd een wit marmeren plaat, schrijft Malaparte, waar honderden en nog eens honderden paardenhoofden stonden - hij vergelijkt het met een schilderij van Jeroen Bosch - dat maandenlang te zien was tot de dooi intrad en er over het meer lange tijd een stank hing van dode paarden.
Dit is niet het enige zonderlinge verhaal in ‘Kaputt’, het boek dat uitkwam in 1944 staat er vol van, de meest gruwelijke eerst. Hij schetst hiermee een zeer akelig beeld van de oorlogsgruwel die hij ontmoette.
Curzio Malaparte[1] is vergeten ondertussen, ook over zijn ‘Il Pelle’, ‘de Huid’ van 1949 wordt niet meer gesproken, hoewel deze werken destijds als ophefmakend werden ontvangen. Ik spreek erover, niet omdat ik ze opnieuw terug tot leven wil roepen, neen, ze hebben meer dan hun tijd gehad, mij was het maar te doen om het beeld van de bevroren paardenkoppen. Wie toch geneigd zou zijn de werken op te halen moet ik verwittigen dat er passages zijn die eerder surrealistisch dan realistisch zijn; Ik verdenk hem trouwens een loopje te nemen met de waarheid.
Ik herinner me ook, een documentaire op de BBC waar hij Rommel ontvangt in zijn meer dan eigenaardige woning op een vooruitstekend stuk rots boven de Middellandse zee en Rommel die hem vraagt of het huis zijn idee is geweest. Neen, antwoordt Malaparte, het huis is er altijd geweest, het landschap is mijn idee.
Een zaak nog, ik heb altijd gedroomd het Hoge Noorden te bezoeken, Rovaniemi op de Noordpoolcirkel is een naam die regelmatig terugkwam, en nog, in mijn gedachten. Het leven heeft er anders over geoordeeld en Rovaniemi, zoals Finland, Zweden en Noorwegen is een droom gebleven. Alleen Denemarken bezocht ik ooit waar ik, vanuit Helsingör met het kasteel van Hamlet, een zicht had op Malmö aan de overkant van de Sont (?).
Zoals je ziet, mijn vriend Roger, je ‘chronycken’ gingen niet ongemerkt voorbij, ze waren een aansporing om me trachten te ontlasten van beelden die maar bleven terugkeren na het tweede deel van je kronieken gelezen te hebben
Wie weet wat je derde deel gaat brengen, een nieuwe bloemenweide?
[1] Curzio Malaparte, 1998- 1952, pseudoniem van Kurt Erick Stuckert. Naam die een tegenstelling is van Buonaparte, die, zegde hij, in vreemde omstandigheden stierf, hij, zou gelukkig sterven (aan kanker, maar dat wist hij niet.)
03-12-2020, 07:55 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-12-2020 |
De vreemde eend die ik ben |
Ik overloop in diagonaal al wat ik de laatste dagen geschreven heb om te weten in welke wereld of in welk landschap ik me bevond eens ik voor mijn klavier zat?
En nu, welk impact heb ik gehad op de (niet zo talrijke) lezers van mijn geschriften, hebben ze me gevolgd, waren ze geboeid of heb ik hen verveeld met zaken die hen helemaal niet interesseerden; zaken die teveel inspanning vragen, te ongewoon overkomen, te ver afwijken van wat Lanoye schrijft, of Brusselmans, of wat Delphine Lecompte vertelt in haar column in de Humo?
En waarom ook zouden ze me lezen, ik ben maar een afgeschreven man, een vreemde eend, naast een groep Vlaamse literatoren die successchrijvers zijn of er voor uitkomen.
En toch, mijn halsstarrigheid is gekend. Hoewel ik voorrang zou moeten geven aan het herzien van mijn andere geschriften - ik verwijt het me elke dag - blijf ik blogs schrijven en zet ik mijn tocht verder, de dagen in naar mijn zoveelste verjaardag toe.
Maar gesproken over eenzaamheid, het woord dat ik gisteren gebruikte, dacht ik aan de eenzaamheid van het woord dat ik verkondig; dacht ik aan een zin van de theoloog, Eugen Drewermann (°1940) die me is bijgebleven:
‘We ontdekken dat we van stof zijn gemaakt en we blijven deze gedachte bevechten tot we er bijvallen’[1].
Maar, het is geen ‘bevechten’ meer omdat in ons de overtuiging leeft dat we alles behalve stof zijn, dat we geboren zijn uit de geest en dat we keren zullen naar de geest. Omdat we geloven dat de essentie van wat we zijn, niet meer als stof kan gezien worden - ik heb er nood aan dit voor de zoveelste maal te herhalen - maar eerder, als een bundel energiegolven ingepakt in de energiegolven van het Universum, en dat we aldus geen geloof meer hechten, dan toch niet zoals Drewermann, aan vers 3: 19 uit Genesis. Het beeld van een bundel energiegolven is nog steeds niet doorgedrongen bij velen, echter wie zegt er dat we meer zijn, dat we anders zijn, dat we niet zijn wat de New Physics ons leren.
‘En, nog iets, iemand die dit schrijft heeft weinig tijd over om veel aandacht te schenken aan Covid 19.
[1] Eugen Drewermann: ‘Wort des Heils, Wort der Heiligung’, Patmos Verlag, 1989.
02-12-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-12-2020 |
Mahler en KLARA 20 |
Als ik zou ingaan op de vraag van KLARA die zijn 20ste verjaardag vieren gaat en een verzoek richt om een muziekstuk aandacht te geven dan zou ik zonder enige twijfel kiezen voor ‘Das Lied von der Erde’ van Gustave Mahler, niet voor de zes delen maar voor het laatste deel ervan, ‘Der Abschied’, en dan het liefst met Christa Ludwig met wie ik het Lied heb ontdekt twee generaties geleden, toen Mahler, stilaan, en dan vooral in Nederland bekend is geraakt.
Een Lied dat ik - ik was toen vooraan in de twintig - een eerste maal met moeite tot het einde beluisterd heb. Het was te afwijkend van al wat ik toen kende als klassieke muziek, maar geleidelijk aan, omdat een vriend, met de naam Leonard Hoendervangers (+) - hij wordt hier uit de vergetelheid gehaald - er zo overtuigend over sprak dat ik de LP bleef beluisteren tot de bevreemdende pracht, én van de woorden, én van de muziek, tot in de vezels van mijn diepste ik, was doorgedrongen.
Ik woonde ooit een uitvoering ervan bij, maar het is lang geleden, in een kerk in Leuven. I was stoned, ik had de tranen in de ogen en na het einde ervan, toen er een enorm applaus losbrak, wist ik dat het niet de uitvoerders waren die men toejuichte maar de componist, Gustave Mahler. Het was een groot moment in mijn leven, een moment dat ik vandaag nog beleef, als ik de muziek beluister.
Ik wil dus en zal het verzoek doen aan KLARA om ‘Der Abschied’ op te nemen in de lijst van de aanbevolen werken. Ik wil dat het, in al zijn glorie, in al zijn diepmenselijkheid, zijn kosmische gerichtheid, en als dusdanig een unicum zijnde in de muziekgeschiedenis, aanwezig is op het twintigjarig bestaan van KLARA .
Dit laatste deel, Der Abschied, had even goed ‘der Einsame im Herbst’ kunnen heten, het is het Lied dat me sedertdien blijft volgen, meer dan welk ander muziekstuk ook, de aanhef ervan is van de Oneindigheid, als een opening naar het Eeuwige. niet omdat ik als een eenzame door het leven ga, verre van, ik voel me omringd. Ik heb een jongere echtgenote die zorgt voor mij; ik heb kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen, ik heb vrienden. Het ontbreekt me dus niet aan gezelschap, maar precies daarom, omdat ik, op een moment in de dag of de nacht, het kan vandaag zijn, het kan morgen zijn, afscheid zal nemen, en dat dit enige ogenblik in een leven, dichter en dichter komt, ik kan hel bijna raken met de vingertoppen en zeker met de voelhorens van de geest en dan zijn de laatste woorden ervan meer dan veelzeggend:
Die liebe Erde allüberall Blüht auf im Lenz und grünt Aufs neu! allüberall und ewig Blauen licht die Fernen Ewig… Ewig… Ewig…
Mahler bereikt hier, met zijn herhaling van negenmaal ‘Ewig’ een kosmisch hoogtepunt dat weinigen vóór hem, Johan Sebastian Bach uitgezonderd, hebben bereikt.
Bruno Walter moet dit begrepen hebben als hij schrijft: ‘Die Erde ist im Entschwinden, eine andere Luft weht herein, ein anderes Licht leuchtet darüber.’
Ik denk nog: de Mahler van der Abschied is méér Mahler dan die van zijn symfonieën. Ik waag het dit voorop te stellen.
01-12-2020, 09:58 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-11-2020 |
Het vuur laat november |
Hoe vlug het licht, einde november, wordt opgeslorpt; hoe vlug, lijk een steen die valt, het verdwijnt, enkel in het zuidwesten een laatste streep roze nog latend.
Wij verrast. We wisten niet dat het zo vlug kon gaan, dat het licht zo verdwijnen kon en, in een schicht, de schemer er zou staan. Wij toen aan de vijver, rond het vuur gezeten: de volle maan tussen de bomen opgedoken en Mars in het zuiden waar hij gisteren stond, onaangeroerd, een punt in ons verbeelden van planeten.
Welke woorden hebben we nog te spreken vóór de eerste sterren komen, vóór de nacht ons nemen zal, het watervlak een effenheid met nu en dan een plons, een late vis die springt, en dan de stilte van de vlammen. We horen het en we weten het allemaal. We spreken erover en voegen er zinnen aan toe die hier niet horen, omdat alles hier herleid is tot het simpele zijn, zoals het vuur er is, de rust er is van de dag die voorbij ging, gestadig de uren zich opvolgend lijk het vloeien van water uit een bron, wij erin meegevoerd, gedachteloos, omdat alles gezegd is toen het licht er nog was en we zien konden hoe wilde eenden neerstreken in een bocht van de vijver onder de boom met de resten van hazelnoten en de eik ernaast.
Gestold in de vlammen gedacht aan de veelheid van dagen die voorbij zijn gegaan, onbenut, verloren zoals het gebeurt in het leven van de dingen die ongeacht voorbijgaan. Gesproken over, andere plaatsen en andere tijden. We kennen er allemaal, we lezen het in de spel van de vlammen, en de blok hout die valt in een regen van gensters, denkend aan jou die er niet bent. Maar we zullen je schrijven, zoals altijd, alsof je er waart, alsof je de vlammen voelen zou, onze gezichten als een donkere klaarte rond de vlammen zien zou. Want zo zijn we ingesteld op woorden die we zoeken te bereiken waar ze zijn, ze af te meten, ze te schikken en te plaatsen op de plaats waar ze zijn moeten, zoals het elke dag gebeurt, jou indachtig.
Alsof we ons bewegen zouden zonder je op de hoogte te houden, zelfs hoe de kilte in onze rug zich merken laat, onevenwichtig een warme en een koude kant. We ons keren zullen nu en dan. We wennen eraan. Alleen het vuur is tussen ons. We hebben ons niet zien zitten, maar het vuur van ver gezien zal niet zo veel zijn geweest en wij er omheen, nog minder. Zo dachten we omwille van de nacht die ons omhulde met een leegte van licht, wij maar schimmen waren half opgelost als duisternis om rap te vergeten dat we er waren.
We zijn er lang gebleven, hebben het vuur overgelaten aan de nacht, tot het doven zal, zoals de sterren in de morgen. Vroeg wakker gekomen luisteren we naar de Pianosonate nr. 2 van Ludwig. Het was de heerlijke Daniël Barenboim die speelde, zoals niemand anders dit kan.
Waren we gelukkig toen?
30-11-2020, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |