 |
|
 |
|
|
 |
08-10-2017 |
Het bezoek |
Hij vertelt me niet zijn angsten, zegt me niet hoe zijn dagen zijn, hoe zijn nachten. Hij vertelt me niet hoe hij geconfronteerd wordt met een lichaam dat falende is, noch in welke mate het falende, het zorgwekkende is. Maar ook ik, omhuld met een lichaam dat tien jaar ouder is, in de namiddag - het licht van de herfst een grote wijding - recht over hem gezeten in de veranda, ken evenmin de mate van faling van mijn lichaam. We staan dus op een voet van gelijkheid, met één verschil: in de nacht als in de dag, gaan heel wat van mijn gedachten naar wat ik nu aan het schrijven ben, mijn confrontatie met, schijnt minder duidelijk, maar schijn, in heel wat gevallen, bedriegt.
Ik zat daar en keek naar hem, hoe hij vermagerd was. Maar hij scheen me gelukkig toe, ontspannen scheen hij me toe; was het omdat we er samen waren, hij en ik? Omdat we spraken over waar we altijd over spraken, over de muziek die een groot deel van zijn leven is. En ik, denkend aan dat falen, die zegde tot mezelf: 'je moet je haasten man, je moet in allerijl dat manuscript van jou afmaken, je treuzelt en je blijft treuzelen, dit is onverantwoord, dit is crazy!'
Ik zegde dit niet tot hem. Hij vertelde me over het tripel concerto van Beethoven. Een vriend had hem de cd geschonken - een cd die hij al bezat - en met een groot hart noemde hij me de uitvoerders, de solisten ervan: hij kent ze o, zo goed, David Oistrack en Mstislav Rostropovitch en Svatoslav Richter en von Karajan, hij weet er alles over, ondanks de faling over hem. Je luisterde, je wist dat hij terug de man was zoals je hem kende als het klassieke muziek betrof, dat de muziek zijn redding was, zijn toeverlaat en je sprak hem over Mozarts symfonie nummer 38. Je had die gehoord en zien spelen op Brava, niet het begin ervan, je wist eerst, alleen dat het Mozart was en dat je je afvroeg hoe het kon, te denken in muzieknoten, als waren het woorden, en in het timbre en de zeggingskracht van de instrumenten, om een symfonie, zoals de Praagse uit te schrijven. Wat het was het componeren.
Voor hen uit en hoog boven hen waren er de wolken, grote witte wollen wolken tegen het blauwe van de luchten: herfstwolken lijk beloftes die van het leven zijn, die van ons dromen zijn, nog even hoog, daarna voorbijgeschoven. De bomen nog helder groen, de bonte specht onderaan de stam van een jonge gingko biloba, de kat die het niet waagde binnen te komen omdat ik, een vreemde voor haar, binnen was. Maar tussenin de wolken, twee kraaien en hun gevecht tegen de buizerd of was het een sperwer, en ik die aan het vertellen was over Malaparte die Rommel ontving in het huis hellend over de zee. Het huis dat er altijd was geweest, alleen de omgeving van het huis was van de hand van Malaparte, wist deze te vertellen, antwoordend op de vraag van Rommel. Ik nog andere dingen heb verteld van Malaparte, maar niet alles, want wie kent Curzio Malaparte nog en wie zijn werk.
We zaten er lang, terwijl de wolken bleven schuiven, terwijl het licht hing over het gras en in de bomen. De roerloosheid die van de dingen is, de tijd die we houden wilden, lang houden wilden waar we waren, naar elkaar gekeerd. Woorden die vogels waren, die bloemen, die heesters waren, die reizen, die steden waren, tot Rovaniemo in het Hoge Noorden toe. De tijd die we niet houden konden. Ik heb hem omhelsd toen ik ben weggegaan, een zak met noten die ik in de koffer heb gelegd. Ik zal ze eten, later.
Ik belde hem de dag erna, zijn stem was gebroken, met hem ging het redelijk zegde hij maar de muziek zweeg in de kamer, hoorde ik. De herfst heeft zich in hem gevestigd, dacht ik, en hoe zal het morgen zijn, als hij me leest, is het in de morgen niet, in de namiddag misschien?
08-10-2017, 07:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-10-2017 |
Niet ontgoochelen |
Niet ontgoochelen, ook mezelf niet, ook de literatuur niet.
Je dacht hieraan deze morgen toen je de trap afkwam, je dacht eraan toen je de gordijnen openschoof en de grauwheid van het oosten je overviel, maar je herinnert je andere morgens: de luchten teer roze, de luchten soms als een laaiend vuur, en het grauwe deert je niet, je vergeet het als je de ontbijttafel klaar zet. Kleine handelingen die je plichtsgetrouw volbrengt alvorens te beginnen met wat je denkt ernstigere zaken te zijn. Maar eigenlijk zijn ze niet ernstiger, is al wat je doet betekenisvol: het klaar zetten van melk en boter, van smeerkaas en confituren, van het mandje met de medicamenten voor jullie beiden. Je doet het half bewust en half denkend aan wat je te wachten staat. maar toch nog een laatste blik of alles er staat zoals het er hoort te staan. Want ook in de kleine dingen moogt je niet ontgoochelen.
Pas dan is er het schrijven.
Al is nu de pen heel wat anders geworden, al is er nu een verlenging gekomen aan mijn hand om gedachten op te tekenen. In een zekere zin is dit jammer, ik voel het papier niet meer onder mijn hand, ik voel de pen niet meer, glad en warm die me zovele jaren heeft vergezeld op mijn tochten, ik hoor het gekras niet meer over het papier, de ganse ceremonie van het schrijven is opgelost in iets meer mechanisch, iets strakker, weliswaar practischer en tijdgebonden. Ik denk echter niet dat het de inhoud van mijn gedachten in een andere richting zal stuwen, ik ben nog altijd wie ik was toen ik elke dag met de Sheafferpen, en met inkt - 'lie de thé, J.Herbin depuis 1670' - een pagina schreef in mijn dagboek, een verslaving die (gelukkig) gebleven is maar zich thans vertoont onder een andere vorm.
Maar, het traditioneel poëtische is er af, de eigenheid van de lettervorming, van het geschrift zelf, is verlopen, is voorlopig nog enkel leesbaar in de handtekening. Echter, de literatuur ontgoochelen, en hierbij me zelf ontgoochelen wil ik ten stelligste vermijden, al is dit gewaagd om zo iets, als gemakkelijk realiseerbaar, voorop te stellen.
Zo is het dat je denkt aan wat je schrijven zult terwijl je bezig bent. En dit duurt tot de laatste letter zal geschreven staan, lukt het je, om een of andere reden niet in de morgen, dan ben je eraan voor de rest van de dag, tot je volbracht hebt wat je volbrengen moet. Pas dan kan je tot rust komen en mag je wachten tot de volgende morgen, hopende dat de slaap je helpen zal om je een nieuwe richting aan te wijzen.
Altijd denkende dat het gebeuren zal, vertrouwend op je goed gesternte en vooral, vooral sterk hopende dat wat je brengt hoog zal scoren bij je lezer, de ene dag wat meer dan de andere maar toch steeds voldoende belangrijk om je band met hem, je dagelijkse afspraak met hem, levend blijven zal.
Niet ontgoochelen blijft mijn wapenschild.
07-10-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-10-2017 |
Kafka |
'Je cherche toujours à communiquer quelque chose d'incommunicable, à expliquer quelque chose d'inexplicable, à dire quelque chose de ce que j'ai dans la moelle et qui ne saurait être vécu que par elle...' (Franz Kafka: 'Le Cercle de Prague', Patrizia Runfola. Editions Gallimard, 1992).
Ik lees dit en weet dat dit, in mijn blogs, heel dikwijls het geval is, dat ik tracht iets te zeggen dat niet kan gezegd, niet kan medegedeeld worden omdat wat ik zeggen wil, van uit het merg van het Dasein komt.
Het is ook, omdat ik altijd getracht heb literatuur te schrijven van de hoogste plank. Getracht, zeg ik, en blijven trachten ben om die droomhoogte te bereiken. Ik stel me natuurlijk vragen bij het resultaat, maar, zoals ik onlangs schreef aan een vriend beeldhouwer, wiens moed in de schoenen schoof als hij de lovende woorden hoorde van Stefan Hertmans over het werk van Koenraad Tinel in het Abtenhuis te Geraardsbergen; als hij de even lovende recensie las van Hans Cottyn in De Standaard van 15 september - vooral dan als hij constateerde dat het diametraal stond tegenover het werk dat hij presteerde - ik hem toen wees op wat ik keer op keer herhaal, komende uit de Bhagavad Gita en overgenomen door T.S. Eliot: 'For us there is only the trying, the rest is not our business.'
Ik denk dat het zo is, ik denk dat je, je als kunstenaar 'smijten' moet - het woord is van Christine Hemmerechts - doen en niet omzien. Als ik een paar dagen terug het had over het zigeunermeisje die de lijnen in mijn hand had ontcijferd, dan wou ik dat het gebeurde in Fucine, en niet, meer dan een halve eeuw geleden, in de Nieuwstraat in Brussel, toen we, een kleine groep collega's, op Goede vrijdag, te biechten zijn geweest in de kapel in die straat.
Want literatuur is totale vrijheid, is, wat is of wat was, vastgrijpen om het voor te stellen zoals het had kunnen zijn, breed uitgestreken, in een totaal ander perspectief geplaatst, opdat het zich vastankeren zou in de geest van wie je leest, en, niet alleen bij hen, maar ook bij jou, zodat je, je wensen begint te zien als een realiteit en al wat er uit die wensen voortkomt wilt zien als reëel.
En dan de keren dat ik opstijg, dat ik verdwijn in mijn woorden om te verklaren wat niet te verklaren is, dan is het omdat ik ben opgestaan uit het irreële dat voor mij het reële geworden is. Dit is het geval van elke kunstuiting, ook deze van Koenraad Tinel, ook deze van de vriend in kwestie: het betreden van het landschap van het irreëel reële, want de wereld is ontoereikend om het onzegbare te zeggen. En het is in het onzegbare dat we ons dompelen willen om er uit te voorschijn te komen als een feniks die er was zonder er te zijn.
Kafka was zo ingesteld, elke kunstenaar is zo ingesteld, zo niet verdrinkt hij, blijft hij gestabiliseerd in de aarde, levenloos, ademloos. Ik heb die plaats altijd willen schuwen, ze voldeed me niet, ze was te weinig zeggend. Ik weet nu, als ik me bezig zie, dat ik er ben aan ten onder gegaan, is het niet volledig, ten dele dan toch.
En, à propos Tinel en de boot van Charon en zijn lading. Er waren in die boot ook reizigers die op weg waren naar hun Arcadia, om er maar vier te noemen, Homeros, Ovidius, Sophocles - Antigone van hem is meer dan een vriendin - Vergilius. Hij had de lading van de boot met wat meer respect kunnen behandelen, om maar te zeggen, dat Tinel's kunst mijn honger niet stilt, me niet voldoet. Hij is iemand die het schone vreest en aan die heb ik een hekel, want, en dit is de hoofdreden, je kunt er noch een beschaving op bouwen, noch een eruit distilleren.
06-10-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-10-2017 |
Catalonië |
Ik ben geroerd, door wat aan het gebeuren is in Spanje-Catalonië. Niet dat ik hierin wens positie te nemen, ik ken slechts bepaalde plaatsen in Spanje, maar die liggen me nauw aan het hart, ook de taal is me niet helemaal vreemd, noch hun literatuur, maar Catalonië in zijn geheel en in de diepte, zijn volk en de aard van zijn volk is me, Barcelona uitgezonderd, vreemd. Ik las hierover pas deze morgen, toen een kennis die ik vriend mag noemen, Roger Tas, filoloog - gespecialiseerd in de Engelse literatuurwetenschap, groot liefhebber én van de Ierse poëet William Butler Yeats én van Ierland; gewaardeerd en getalenteerd oud-leraar van het hoger humaniora in het St Catherinacollege in Geraardsbergen - me volgende mail stuurde, die ik hier met zijn instemming, letterlijk overneem:
'Wat zich vandaag afspeelt in Catalonië begon op 11 september met de viering van de Diada, de nationale feestdag van Catalonië - hun Quatorze Juillet, onze 11 juli. Op die dag herdenkt men, merkwaardig genoeg, niet een overwinning, maar wel een nederlaag, nl. de val van Barcelona op 11 september 1714, veroorzaakt door Franse en Spaanse troepen. Op die fatale dag kwam een einde aan de autonomie van Catalonië, waarvan het onder de kroon van Aragon had genoten.
Aanvankelijk werd die dag als een rouwdag herdacht, maar door de Catalaanse emancipatiebeweging in de 19e eeuw werd deze dag van rouw gewijzigd in een dag van feest. De Catalanen werden weer trots op hun eigen identiteit en taal. Maar tijdens het Francoregime (1939-1975) werden alle Catalaanse feestdagen en symbolen vervangen. In die periode was het ook verboden Catalaans te spreken.
Vrij snel na de dood van de 'caudillo' werd de feestdag weer in ere hersteld en ook de taal die een actief ondergronds bestaan had geleid werd weer ingevoerd in de scholen, in de administratie en de media. En die is nu levendiger dan ooit, want nagenoeg 9 miljoen mensen spreken de taal, niet alleen in Catalonië maar ook in Valencia, in de Balearen, in Andorra, hier en daar in Zuid-Frankrijk en op enkele plaatsen in Sardinië (nog een overblijfsel van de tijd toen Sardinië door de Aragonezen werd bestuurd, van 1323 tot 1714 op een kleine onderbreking na).
Het Catalaans is zoals het Italiaans, het Frans, het Portugees, het Roemeens en het Castilliaans (het officiële Spaans) rechtstreeks uit het Latijn ontstaan en dus geen afgeleide of dialect van het Castilliaanse Spaans. De taal is ook nauwer verwant met het Frans dan met het Spaans.
Volgens de Madrileense pers kwamen er op de 11e september, in Barcelona slechts een paar honderduizend Catalanen op de been. andere media hanteerden getallen van één tot anderhalf miljoen! Die enorme massa zong uit één borst het nationale volkslied Els Segadors (de maaiers)
Ik wilde wat meer weten over dit lied en tijdens uitgebreid gegoogel ontdekte ik een aantal opmerkelijke dingen over de historische oorsprong ervan en vond gelijkenissen met Ierse en Vlaamse situaties ...'
Tot daar de mail van Roger Tas. Ik heb gemeend dat deze leerrijk genoeg is om ons in te leiden in de Catalaanse materie die pas nu definitief beginnen zal.
Mijn bemerking bij wat gebeurde en wat te gebeuren staat:
Ik hoop en ik hoop, dat het van in het prille begin, geen 'Vlaamse Blokkers' zijn geweest - 30% van de Cataloniërs - die erin geslaagd zijn met (waarschijnlijk) niet realiseerbare beloften, de jeugd en een andere deel van de bevoking voor hun doel te winnen, en nu de gelegenheid krijgen - die het nu klaar hebben gespeeld - de macht naar zich toe te halen. Met alle gevolgen van dien, ook voor de Cataloniër die zich goed voelde in en met Spanje. Ik zeg niet dat het zo is, maar in Vlaanderen had het zo ook kunnen verlopen, en daarna, wat, ja wat, met een De Winter, een Veranneman, of een andere aanhanger? Ik hoop dat ik me vergis en dat het anders gelopen is.
Maar er is iets dat ik beklemtonen wou: na drie eeuwen integratie en ondanks eenzelfde religieuze geaardheid, zijn de Catalanen, in hart en ziel Catalaan gebleven; hoe zal het gesteld zijn met de integratie in het Westen, van de Oosterlingen, getekend door een totaal andere religie, hoe lang zal op hun integratie, als er ooit een komen zou, moeten gewacht worden?
En nu, als nieuw land, hoe moet het verder én met Spanje, én met Catalonië, én met Catalonië- Spanje in Europa, én met het geluk van de mens in de straat, én... met het toerisme, en Messie en Barça?
05-10-2017, 07:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-10-2017 |
Fucine op de weg naar de Bernina Pas |
Ook gebeurt het dat de morgen je niets heeft bijgebracht, dat je uit de slaap bent opgestaan, denkend aan wat je te wachten staat, en voor het eerst sinds lang zijn de woorden niet op de afspraak. Wat kun je dan anders doen dan wachten, wachten op hun verschijnen. Je zit er versteend bij, kijkend hoe de vormen in de tuin stilaan kleur krijgen, het licht dat zich, na lang aarzelen manifesteert, en met het licht, denkt je, de woorden zullen komen. Maar dat doen ze niet. Het is alsof je gevangen zit tussen de muren van een cel, met een opening een vuist groot naar buiten en je, enkel binnen in jou kunt kijken waar het gebeuren moet. Een kwestie van 'whether it's nobler to be a river of words then to be a river of nottingness'; zich te openen of gesloten te blijven voor om het even welke inval, die de muren zal doen verbrokkelen, zoals deze van Jericho.
Gelukkig zij die de Bijbal lazen, die hun dagen ten dele hebben doorgebracht gebogen over oude familie-bijbels, waarin ze keer op keer verdwaalden, om er keer op keer terug uit op te staan, verrijkt in woorden en in beelden, schatten die ons bereikten van uit de tijden en de oorden van verwondering over wat was en wat komen zou.
Met in jou de stilte op de achtergrond - een egaal vlak van het zijn - heb je gekozen woord te zijn en woord te blijven, geen andere weg biedt zich nog aan voor jou, na zovele jaren ben je er mee vergroeid, je moet je het ermee stellen, nobeler of niet, moeilijker of niet, het is je bestemming, die in de sterren én in stand van de planeten bij je geboorte, geschreven stond en gelezen werd door de jonge zigeunerin die je een namiddag, lang geleden ontmoette in Fucine op een plaatst even buiten het dorp, onder de cipressen, je hand liggend in haar hand en ze de lijnen las, in je ogen keek en zegde dat je een schrijver worden ging, un scrittore, zegde ze. En je haar maar al te graag geloofde.
De jaren zijn er overheen gegaan, maar Fucine, op de weg naar de Bernina-pas (en naar Sankt -Moritz ) ben je niet vergeten, ook de woorden niet, noch de luchten, noch het suizen van de wind, noch al wat was van die vreemde avond onder de helderste sterren in de zachtste luchten. Ademend de vreugde er te zijn, los van al wat je gevangen hield, een knaap terug met beide voeten in de wolken. Hoe groot de ogenblikken zich wentelen kunnen over jou op plaatsen waar je ooit was en waar je nimmer keren zult, maar waar je een deel van je daarzijn hebt achtergelaten, ook bij die jonge dame onder de cipressen die luisterden naar wat ze in je oor toen fluisterde: 'Sarà un scrittore, Lei'. En je haar, tenger en teder als ze daar stond, in je armen nemen wou, je hand in haar haren haar kussen wou, even maar, heel even maar haar lippen rakend.
Maar het gebeurde niet. Niets van wat je schrijft gebeurde zoals het ooit is geweest. Het ogenblik van het herschrijven is een holte, het ogenblik van het zijn een wereld aan beloften die gebleven zijn, ergens hangend nog, ergens waar ze niet meer te bereiken zijn. En, zelfs als je ze bereiken kon, heel even maar, het geen ogenblikken meer zijn, amper enkele woorden je toegeschoven van uit Fucine, op morgens zoals deze die je daarna binnenstapt: een dag in de herfst, de grote herfst, erop volgend. Een dag die je meenemen zal en zich mengen zal met de stilte in jou. Een verre herhaling van wat zo wonderlijk was en nu als een schim van pijn weer is opgedoken.
Hoe, met hoogtes volgend op laagtes, het leven zich ontrollen kan.
04-10-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-10-2017 |
De kunst van het schilderen |
Il fut un temps dat ik tekende met potlood of pen. Niet dat wat ik zag omheen mij, niet wat de aarde, wat de natuur me toonde, maar zoals de natuur, vrije onbestaande vormen die uit mijn hand opdoken, zelfs niet zoals woorden die een betekenis dragen, maar dingen die pas ontstonden als ze op het blad getekend stonden. Wat ik beoogde was, denkend aan het wonder van de bevruchting, aanwezig in de natuur, over te brengen in lijnen en vlakken, gevuld zoals ik dacht dat de dingen opgevuld waren. Een gekheid natuurlijk, zo te denken, maar, nu ik die kleine etsen gisteren terug eens ter hand nam, ik enigszins verbaasd ben geweest over wat ik toen gemaakt had. In feite, zijn ze niet veel, maar ingelijst zoals ik meen dat het hoort, zijn het werkjes waar je zo maar niet aan voorbij gaat, al ben ik het zelf die het zegt.
Waarom ben ik er mee gestopt, waarom ben ik niet verder gegaan op mijn zoektocht om dingen te tekenen die er niet zijn en er nimmer zullen zijn, van heel kleine tot grotere op bladen Steiner formaat. Ik stel me nu de vraag waar ik, indien ik verder had gewerkt zou uitgekomen zijn, als illustere onbekende.
Een paar dagen terug zag ik in de Standaard een foto van een soort van graffiti-schilderij van een aan overdosis 'piepjong gestorven', Jean-Michel Basquiat (1961-1988) dat afgehamerd werd op een veiling voor 110 miljoen dollar. Op het doek een akelige, zwarte kop met wijd open ogen en even wijd open mond tanden, het masker van een - denk ik - onthoofde. Een schilderij zonder titel, gelukkig, van 1982. Wellicht wordt het gezien als een groot en krachtig schilderij van een aartslelijke, ik vermoed, zwarte man, waar alle aandacht gecentreerd wordt op de uitdrukking van ogen en mond met tanden, gereed om te verscheuren eerder dan om te schreeuwen, zoals bij Edvard Munch. Het is, noch min noch meer, the face van een I.S. moordenaar die, in het station van Marseille, twee meisjes van 17 en 20 jaar een dolk in de hals plant, Allah akbar roepend. De koper van het doek, een Japanse miljardair, zal er een samoerai in hebben erkend, alhoewel.
Mettertijd zou ik er misschien toegekomen zijn te gaan werken met kleuren, maar een hoofd lijk dat zou ik nimmer geschilderd hebben, omdat het niet in mijn aard ligt mensenhoofden belangrijk te vinden als onderwerp en, evenmin, om afschuw verwekkende beelden te realiseren. Want, en ik kan de 'piepjonge' graffiti-schilder begrijpen, mijn jeugd en de gang van zaken in mijn leven hebben me niet met dergelijke beelden in contact gebracht. Mijn vraag blijft echter of je er 110 miljoen dollar moet voor betalen, als je voor de helft ervan een kasteel in Schotland kunt kopen. Nu, hoe meer ik naar de foto van het schilderij kijk, hoe afschuwelijker het wordt. Ik zie het al hangen in een van de zalen van het privémuseum van de Japanner en er plots mee geconfronteerd te worden. Het zijn zeker niet de lila's of de zonnebloemen van Van Gogh, noch een schilderij van Renoir. Times have changed, but not as they should have.
Ik blijf er bij, kunst heeft een functie, niet deze van geweld en doodslag, maar van opvoeding naar het verhevene, het spirituele, het hoogstaande van het leven dat op zich een wonder is. Kunst wil dit wonder zijn.
Wat het schilderij betreft je vindt het op Google, in mijn blog verschijnt het niet.
03-10-2017, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-10-2017 |
Het baken |
Waar begin ik mee opdat ik goed zou kunnen eindigen, of waar wil ik eindigen om goed te kunnen beginnen? De vragen die ik me stel elke morgen als ik de gordijnen openschuif en zie hoe donker het oosten wel is, en er geen sterren staan, geen planeten, dus geen lichtpunt waar ik me aan vasthechten kan om te zijn wie ik moet zijn: een vat vol waarheden die ik kan openstrijken over de komende ogenblikken, de tijd in, de wereld binnen.
Al is mijn wereld niet veel, al neem ik geen deel aan volksraadplegingen, aan bezettingen van een of ander 'Kulturhaus', hier of waar ook, het mag in Berlijn, of aan het schrijven van prologen gecentreerd op die arme Antigone die haar broer niet begraven mocht. Niets daarvan waarmee ik me betrokken voel. Neen, ik blijf op mijn eiland en ik houd me aan kleine dingen die ver afliggen van al wat er aan het gebeuren is, hoogstens waag ik me aan een blik over de muren van mijn beperkte tuin.
Aldus zijn mijn blogs maar druppels van wat 'des werelds' is, en beroer ik maar wat is van mij en van mijn naaste omgeving. Ik voel me te klein, te onbetekenend als ik het nieuws bekijk, als ik het dagblad opensla, de mails die de BBC me elke dag, gul is ze, toestuurt.
Zo, niets ervan dat ik me eigen maak en waarover ik uitweiden kan of wil. De wereld wordt me vreemd, ik sta er buiten, waar ik me goed voel, maar niet altijd, soms word ik diep geraakt, maar ik verzwijg het, ik blijf waar ik ben en wens niet meer verder te kijken. Vooral niet voor het licht opkomt en dit licht is er nog steeds niet, de luchten slechts een tikje meer naar het blauwe toe, zo zie ik het toch.
Dit is hoe ik ben ingesteld en ik denk niet dat ik me anders nog veruitwendigen zal. Als ik denk aan wat ik al geschreven heb, dan ben ik een zachtaardig man, ik vloek niet, ik houd me niet bezig met andere mans zaken; mijn kritiek, als die er ooit zou zijn is gematigd is eerder bemoedigend. Ik ben - en ik beken dat het me stoort - een kleinburgerlijk iemand, die zijn verhalen moet gaan zoeken, niet in wat hij ooit zou beleefd hebben, maar in wat hij denkt van het mooie, het kunstige, het spirituele te zijn, het enige waar hij zich goed in voelt. Verwacnht dus van mij - van mijn manuscript als het ooit, ooit zou verschijnen - geen hemeltergende zaken als deze waarover ik lezen kan als ik de recensies van boeken doorneem die het dagblad me aflevert of die ik ontmoet in de media, die breed over mij wordt uitgestreken.
Ik dacht hieraan de vorige dag. Ik dacht niet hierover te schrijven maar, na gisteren, realiseerde ik me hoe weinig ik me in mijn blogs inlaat met al wat ik te zien en te horen krijg.
Het baken dat ik wil zijn, is meer naar binnen gekeerd dan naar buiten, het licht ervan is gericht op mijn innerlijkheid. Ik vrees dat de kans heel klein is dat ze ooit de grenzen ervan zal overschrijden. Jij die me leest, en die ik hiervoor bedanken wil, weze aldus gewaarschuwd.
02-10-2017, 07:21 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |