 |
|
 |
|
|
 |
26-06-2016 |
N'être bon qu'à écrire |
Als je de gordijnen openschuift deze morgen is de hemel voor enkele ogenblikken van een tergende schoonheid, je neemt het beeld ervan mee aan de ontbijttafel, het blijft er hangen over de woorden die je spreekt en je weet dat je er je blog gaat mee beginnen, wat al een grote hulp is om verder te gaan in het bos van woorden dat je soms bent. Want wat van gisteren was is van gisteren, de Brexit is een feit niet om zich erover te verheugen evenmin om erover te treuren: de zon, de wolken, de luchten hebben er geen boodschap aan, waarom ik dan wel?
Dit is dan eens te meer mijn verslag dat loopt over een korte tijd, om eerst te ontstaan in zijn ruwe vorm, opgetekend woord na woord in overleg met jezelf, om daarna te worden uitgewerkt, hernomen en herschreven, gezuiverd en er aan toegevoegd of weggelaten. Niets is af, want zelfs af is nog niet wat je bereiken wilde. Je weet het maar al te goed als je bv. herleest wat je gisteren hebt laten gaan. Het had perfect moeten zijn want je had er uren aan gewerkt tot laat in de avond, met een fractie van je gedachten al bij wat je meende vandaag te behandelen. En je voelde je moe, onzeker wat de komende dagen je brengen zouden. Het gevoel dat je kent als je blog geschreven staat en je wat ruimte houdt alvorens aan de volgende te beginnen.
Hoe dikwijls al heb je er aan gedacht niet verder te schrijven en al dat is van jou opgesloten te houden. Gedacht dat het geen zin had vijf, zeshonderd pagina’s per jaar te schrijven om die daarna ongebundeld in je schuif te laten vergaan. En toch ga je verder, de enige reden die je kunt inroepen is, que tu n’es bon qu’à écrire.
Zo je blijft vastleggen in je dagboek of op je ‘blogtribune’, het gesprek dat je dag aan dag houdt met jezelf. Dit is dan wat resteert als impressie van het leven dat je leidde de laatste veertig jaar, het schrijven liet je niet los. Je dacht na over wat er gebeurde in de wereld, je keek televisie en je las boeken en dagbladen en je legde de gegevens naast elkaar. Je vond openingen die, zo meende je toch dichter de waarheid benaderden, al wist je niet wat die waarheid wel was of zijn kon, zelfs wist je niet of er wel een waarheid bestond.
Je las in de Bijbel over gebeurtenissen die van de hand Gods waren maar je twijfelde omdat deze niet strookten met het beeld dat je had van God. En door de dwingende kracht die, zoals de kracht in het zaad, aanwezig is in je vingers, bleef je schrijven al wist je wel dat je nergens uitkomen zou. En de omstandigheden zijnde wat ze zijn en hoe ze zijn en waar ze naar toe leiden, leest je in een knipsel uit Le Monde[1], dat je vindt in een boek van Max Wildiers, de wijze woorden van een eenennegentigjarige in 2011:
Waarom, vraagt Roger Grenier – een schrijver die ik niet ken - zich af, waarom vullen de Fransen het jaar door bladzijden papier zonder de minste zekerheid ooit gepubliceerd te worden? En zegt hij wat hem betreft: ‘écrire a tourné à l’habitude, pour ne pas dire à la manie. Une manie dans laquelle je m’enfonce chaque jour davantage, de sorte qu’à présent, je suis incapable de goûter aucune autre activité, aucune autre distraction.’
En ik niet alleen zegt Grenier, ook Samuel Beckett, ook hij schreef parce qu’il n’était bon qu’à ça!’.
Ik weet dus aan welke ziekte ik lijd.
[1] Le Monde van 14.01.2011: Robert Solé, ‘La vraie vie privée, c’est l’écriture’.
26-06-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-06-2016 |
Brexit |
De Europese ambtenaren en politiekers - de meest wijze onder de wijzen en om deze reden de best betaalden - hebben bekomen dat de Britten, waar ze zo op gesteld waren, beslist hebben zich terug te trekken uit de EU, wat niet iets is om fier over te zijn.
Ik denk zelfs dat de uitslag van het referendum wijst in de richting van een algemene vorm van ontgoocheling en misnoegdheid over de gang van zaken in Europa en dat er onder de EU-landen, heel wat zijn die, te recht of onterecht, de mening zijn toegedaan, dat ze er vroeger - zonder de EU en de Euro - beter aan toe waren. Indien er een volksraadpleging zou gehouden worden in heel wat van die landen, is het goed mogelijk dat de verhouding tussen ‘leavers’ en ‘remainers’, op weinig na, een kopie zou zijn van wat zich in Groot-Brittannië heeft afgespeeld, en dan zeker wat betreft die landen waar de Euro de nationale munt is.
So, who is to blame?
De EU-afgevaardigden zullen zich wel niet schuldig voelen, ze zullen de Britten de verwijten toesturen die ze tot zichzelf zouden moeten richten, maar die grootmoedigheid zullen ze wel niet kennen. Ze zullen wel niet herhalen dat ze, destijds, alvorens de EU te stichten, er hadden moeten voor zorgen dat de landen die wilden toetreden, landen waren zonder al te veel overheidsschulden die op het hart werden gedrukt dat hun overheidsbudget in evenwicht moest zijn, en in evenwicht bleef. Dit was een allereerste en meest dringende vereiste. Pas nadat aan deze minimum vereiste voldaan was kon er gedacht worden, zelfs eerst aan een EU, en later, aan het in het leven roepen van een gemeenschappelijke munt.
Dit gebeurde niet. Landen die er helemaal niet bij hoorden, werden er bij genomen; de budgettaire verplichtingen werden daarenboven niet met de nodige strengheid gevolgd, zodat landen als Griekenland, in grote financiële moeilijkheden kwamen die dienden afgeschoven te worden op de rug van de andere landen.
Zo wie was er schuldig aan de catastrofale gevolgen die hieruit voortvloeiden? Niemand minder dan de ‘wijze’ Euro-ambtenaren en -politiekers die hun werk niet naar behoren hadden verricht. Komt daarbij dat ze een te lange tijd de ogen gesloten hebben gehouden en dan nog, dat er steeds maar nieuwe landen werden binnengehaald zodat het bestuur van Europa een logge boel werd en nu meer dan ooit uit deze logheid weinig aan degelijk bestuur te halen valt. Het kon niet anders dan dat hier grotere moeilijkheden zouden uit voortkomen.
Het bewijs van deze mislukte politiek zie ik in de waarde van de Euro. Hoewel in de aanvang sterk gewaardeerd, brokkelde deze geleidelijk af tot bijna de waarde van de Zwitserse Frank - vóór de Euro was die 10 à 11 BEF waard – een evolutie die meer te wijten is aan het nefaste van de globale economische en financiële politiek, gevoerd op alle vlakken door Europa, dan aan de bloei van de Zwitserse economie.
Groot-Brittannië was het avontuur van de Euro gelukkig niet gevolgd, zodat het niet de Euro zelf was, maar de door Europa gevoerde politiek die uiteindelijk voor hen, de doorslag heeft gegeven uit Europa te stappen. Reeds tot hun groot spijt vrees ik.
Is de Brexit een les? Het zou moeten, maar mijn twijfels liggen hoger dan mijn hoop reikt. Ik geloof niet dat we staatsmannen hebben met een klare kijk op wat op ons afkomt; ze schijnen niet te weten welk gevaar de westerse beschaving loopt, hoe zouden ze gaan weten, hoe Europa, hoe de Euro uit het slop te halen. Een feit is zeker, niet met minder Europa.
Alles samengenomen voel ik me er niet goed bij. Europa, zoals het nu geworden is ligt me niet meer. Het is een Europa, denk ik, in de eerste plaats van de te extreem wel betaalde verkozenen, en hun even ruim bediende aanhang van ambtenaren. Het is niet, heb ik de indruk, Europa dat ze in hun hart dragen, het is hun plaats, hun job, op het hoogste vlak in het raderwerk dat EU heet, dat ze verdedigen.
Europa, vandaag wordt utopisch, er roert te veel onderhuids.
Dit zijn maar wat bedenkingen van een man op hoge leeftijd, die altijd gezegd heeft dat overheidsbudgetten, lopende over een periode van twee à drie jaar, altijd in evenwicht moeten zijn, het overheidsbudget is de spiegel van het goed beheer van een land.
25-06-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-06-2016 |
Regen aan de Vijver |
Trage winden in de bomen, de luchten grijs gesloten, het licht dat je adem is, Hoe goed je je voelen kunt nu het onweer nadert en je nog wachten wilt aan de vijver om er te zijn als de regen valt.
Er te blijven en te luisteren naar wat van het water is als het regent, en te lezen wat er geschreven wordt om het over te nemen nadien en te vertellen wat er staat. Je dacht er nimmer aan en nu je er bent, er als een zucht is als van een lange vlucht van duiven rakelings over jou,
De vijver je toevlucht is van vele dagen, je hem niet laten kunt nu de regen weegt op ’t water, in fijne kringen licht niet meer dan de kleur van oud tin. Je hebt er genoeg aan, je staat er naar te kijken en je weet, o, Ouspenski:
Je weet dat jij het bent die kijkt, die de regen vallen hoort; jij, de totaliteit van jou, van in je verre jeugd tot het nu van het nu, dit al dat is van jou, dat hier staat in de regen, de regen die valt op het land, op de weiden en de bossen, de huizen en de straten, en hier op deze plaats waar je staat, vast en stevig als een zoutpilaar, zelfbewust.
Je ziet je staan, de vijver deel van jou, de bomen rondom deel van jou en jij deel van hen. Je kunt er in wegzinken, je kunt je versplinteren in velden atomen, binnen dringen in het water, in de grassen, in de struiken en de bloemen, binnendringen in de bomen en tezelfdertijd staan waar je staat en te zijn wie je bent, oneindig, geest die alles veroveren kan, die alles opneemt in zich tot het stijgen van de sappen naar de hoogste toppen, tot het zoeken van de wortels naar het diepste voedsel,
Je staat er niet om er te staan, je staat er om er te zijn, verinnigd met al wat is, met al dat was en al dat komen zal.
Je hebt geen naam, je bent niet geboren, ‘er was nimmer een tijd dat je er niet was en er zal nimmer een tijd zijn dat jij er niet zal zijn[1]’. Zo ben je er, en zo zal je er blijven aan de vijver. Wat is er van het gevoel te zijn en niet te zijn. Je lichaam te vergeten en je te verspreiden over al wat is, deel te zijn van al wat is en jij er in opgelost.
Er te staan en te denken dat je er niet meer bent, dat de plaats waar je staat leeg is van jou, zoals er vele plaatsen zijn waar je was die nu leeg zijn van jou.
Hij stond er lang in de regen, zijn witte haren kleefden tegen zijn voorhoofd, de regen droop in zijn hals, in zijn hemdsmouwen. Toen hij voelde hoe de regen door zijn kleren droop is hij weggegaan. Op de plaats waar hij zo lang had gestaan is de afdruk gebleven van zijn geest, het lichaam was tot stof vergaan.
24-06-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-06-2016 |
Een wolk van elementaire deeltjes |
Zo stel ik me vragen bij wat ik vandaag schrijven moet, want het is een moeten. Het bevreemdende is dat ik me – een flits maar - op datzelfde ogenblik bevind komende van Brig, klaar om de weg links van mij naar de Val d’Anniviers, op te rijden. Alsof er iemand was die opdat ogenblik, die baan opreed en aan mij dacht. Dit is de enige verklaring die ik er voor heb, en ze zou kunnen de juiste zijn. Ik geloof in telepathie. Ik heb al meermaals ondervonden dat iemand me belde op het ogenblik dat ik hem/haar bellen wilde. Ik noem dit geen toeval ik noem dit verbonden zijn in gedachten, wat er dan op wijzen zou dat gedachten uitzwermen, niet gehouden zijn aan afstand, noch aan plaats noch aan tijd, dat het een wolk is van elementaire deeltjes die zich verplaatst met de snelheid van het licht. Het is geen gegeven, het is een mogelijkheid en wat mogelijk is hoeft voorlopig geen bewijs.
Het overkomt me zelden dat ik aan die plaats, die nu duidelijker naar voor komt, denken ga. Ik ken die baan nochtans heel goed maar dan komende van Sierre en ik rechts de weg oprijd die maar stijgen blijft om van 400m op te klimmen tot 800 à 900 m. via vele haarspeldbochten en stijgende stroken weg naar Niouc toe. Hoe dikwijls deed ik die baan niet naar boven als naar beneden. Naar boven was naar Zinal of Grimentz toe, naar beneden was naar de wereld toe. Het was telkens een totaal verschil van gevoel, een begin of een einde.
Weinige onder mijn lezers – maar het hoeft ook niet - kennen die weg, niemand volgt me natuurlijk en ik weet niet waarom ik er blijf over schrijven, maar er zijn plaatsen in het leven die meer zijn dan andere. Waarom ze meer zijn is duidelijk, je leefde er op een meer intense wijze. Zo is er ook een plaats aan zee in San Juan, waar ik neerzat met op een stuk rots, de golven aan mijn voeten. Ik las of schreef er of simpelweg keek er naar het aanrollen van de golven die hoog opspatten tot aan mijn voeten.
Grote momenten in het leven van een mens. Momenten die alles overstijgen, niet zo zeer als je er bent, maar vooral als je er niet meer bent, vooral ook als je weet dat je er niet meer komen zult. Maar met die plaats, die vol is van jou, waar de inprent van je lichaam en je geest gebleven is, heb je een blijvende binding.
Gedachten van jou, geschriften van jou die daar ontstonden en waarvan de echo ginds is blijven hangen, hopende dat er je ooit keren zou en zelfs als je er niet meer keren zou er blijven wachten omdat je ooit, in andere tijden, er terug zou kunnen komen.
Vreemde woorden die ik schrijf terwijl ik niet wist wat ik schrijven zou. Maar op de baan komende van Brig, iemand die deze morgen dacht aan mij en ik die daar nog was, die daar voor altijd blijven zal, zijn gedachten aan mij opgevangen. Ik ginds zijnde en hier schrijvende. Het grote wonder van de geest die zich verplaatsen kan uit eigen vrije wil, hij hier is, in deze kamer en tezelfdertijd aanwezig is in alle plaatsen waar hij ooit was en waar hij gebleven is opdat je je herinneren zou hoe verspreid je aanwezigheid wel is: in de kathedraal van Alicante als aan het Keltisch kruis op Iona, als in het zomerbos van je jeugd, als in het varkenshok waar je moeder je ooit in opsloot, al was het maar een ogenblik de deur dicht.
23-06-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-06-2016 |
 |
22 juni
Blaise Pascal
En als ik gisteren in mijn blog nog maar eens Pascal heb vernoemd, dan was het omwille van een zin van Pascal die mijn goede vriend Paul me stuurde, gezeten onder zijn notelaar, in antwoord op een blog van mij. En het was terecht als hij zegde dat mijn blog hem deed denken aan wat Pascal (1623-1662), bijna vier eeuwen voor mij geschreven had over de betekenis van de mens in de natuur:
Infiniment éloigné de comprendre les extrêmes, la fin des choses et leur principe sont pour lui invinciblement cachés dans un secret impénétrable, également incapable de voir le néant d’où il est tiré, et l’infini où il est englouti.
Ik beaam dit niet ten volle. Ik heb er moeite mee te aanvaarden dat ik herkomstig ben uit het Niets – le néant d’où il est tiré – omdat le Néant het Niets is en er onmogelijk uit het Niets iets te voorschijn komen kan. Het kan dat le Néant voor Pascal, meer ‘de onmogelijkheid het te weten’ was dan dat hij hiermede het absolute Niets bedoelde; in die veronderstelling kan ik hem wel volgen en zeggen dat ik niet weet hoe de Kosmos, waaruit ik ontstaan ben, er gekomen is. Ik kan alleen maar zeggen en met stelligheid geloven dat er Iets was waaruit de kosmos en de mens is ontstaan en van dan af word ik ook niet meer opgeslorpt door het oneindige maar ga ik er in op, verdwijn ik er niet in maar maak ik er deel van uit.
Het zijn maar wat woorden, deze van mij tegenover deze van Pascal, ik kan hem niet meer de vraag stellen: indien hij, al was het maar een glimp had gekend van wat de New Physics betekenen, of hij dan nog altijd gesproken zou hebben van le Néant waaruit hij is tevoorschijn gekomen als mens?
Pascal was een los geslagene, hij was getuige, meer dan vele andere christenen van de grote verwarring die de impact van Galileo en Copernicus had gehad op het oude, geruststellende wereldbeeld. Hij was geschokt door het revolutionair kosmologisch karakter ervan waarbij de figuur van God op een totaal andere wijze diende te worden ingevuld. De van hem hierboven aangehaalde zin is er de tekening van. Max Wildiers[1] schreef hierover:
‘Pascal is de verscheurde mens, verdeeld tussen de nieuwe wetenschap en het traditioneel geloof, die aan beide wil vasthouden maar ze niet harmonisch kan verzoenen’,
We hebben deze harmonie tussen het oude en het nieuwe wereldbeeld - tussen de oude en de nieuwe kosmos - die er logisch zou moeten bestaan nog niet teruggevonden, de oude gewaden zijn definitief afgelegd en kunnen enkel door een nieuwe, krachtige vorm van geloof weer worden opgenomen. Wie hierover een beslissing nemen zal blijft utopisch maar is meer dan ooit noodzakelijk.
[1] Max Wildiers: ‘Kosmologie in de Westerse Cultuur’, DNB uitgeverij Pelckmans, 1988, blz 143
22-06-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-06-2016 |
Pascal en Poulenc |
Zijn het columns die je schrijft, zijn het gedichten in prozavorm of, zijn het maar van onbenulligheden die je, om te bewijzen dat je er nog bent, dag aan dag uit je mouw schudt. Je denkt eraan voor je begint. Je loopt met de vraag de tuin in, tussen de bloemen en de aardbeien en het regent en de wind is fris, is licht bijtend, is adem voor je longen: zijn het columns die je schrijft?
Je wou het wel, maar wat het ook is, het kost je, het vergt iets van jou, niet alleen een tekort aan slaap en moeë ogen, maar vooral een te intense en te lange concentratie in wat je uren zijn en wat meer is, woorden zijn soms stug en onhandelbaar, on-kneedbaar tot het beeld dat je zou willen, het vraagt tijd.
Je bent aangekomen waar je te streng bent voor je zelf, misschien zou je beter Felix Timmermans’ Pallieter gaan herlezen – waarom, schrijft Knack, Timmermans nog steeds de moeite waard is hem te lezen - dan bezig te zijn zoals het loopt met jou, beter meer aandacht te hebben voor de kleine dingen van en uit het leven, zoals de vorige dagen, waarvoor je beloond werd met twee reacties van lezers, die je een goed gevoel gaven.
Maar dit is niet wat je vertellen wou vandaag. Je dacht aan wat een vriend je mailde een paar dagen terug, gedachten van Blaise Pascal. Iemand die zoals jij, elke dag ‘ses Pensées’ neerzette en er in slaagde deze tot bij ons binnen te schuiven. Wat ik ook zou willen: als ik er niet meer zal zijn, dat mijn gedachten de tijd overbruggen die me scheiden zal van de volwassenheid van mijn achterkleinkinderen – er zijn er drie met een vierde op komst – die dan, misschien zoals Stefan Hertmans het deed met het dagboek van zijn grootvader, een boek zullen schrijven over ‘mijn’ gedachten uit het prille begin van de XXI ste eeuw. Ze zullen stof genoeg hebben om het te doen als ik maar de moed heb, voor hen te bundelen, al was het maar al wat ik tot op vandaag, van het begin van 2010 af, onder de vorm van blogs – die ik voortaan columns noem – geschreven heb. Dus niet zoals de met de hand gepende dagboeken, die niet te lezen zijn, maar getypt en gemakkelijk ontcijferbaar.
Zo verloopt eens te meer mijn geschrijf van de dag. Mijn groot geluk is, mijn eenzaamheid te vullen met de vreugde aldus een band te hebben met jou, lezer en vriend. Je mijn groet te brengen, mijn broedergroet. De inspanning die het vraagt wordt vergoed door de vreugde die ik ken en mijn inspanning blijft omdat ik je niet verliezen wil, omdat ik die band stevig wil, ononderbroken, diep verankerd wil.
En als ik Pascal aanhaal, de woorden die me werden toegestuurd zijn zoals het concerto voor twee piano’s van Francis Poulenc die ik gisterenavond, laat op BBC Four heb gehoord, van beiden een glorierijk en waardevol teken tot ons gekomen uit het verleden: Pascal en Poulenc, twee scheppende geesten die met hun werk, hun leven hebben verlengd, van solstitium tot solstitium tot de vele solstitia die hen nog wachten.
Dit hoop ik toch voor de kinderen van de kinderen van de kinderen van ons. Kunnen we er voor bidden? Neen, bidden alleen zal niet voldoende zijn.
21-06-2016, 07:59 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-06-2016 |
Klop ik aan vanmorgen |
Klop ik aan vanmorgen met lege handen, ik ze vullen zal in een gesprek met jou die me leest dag aan dag.
Alsof ik je bezoeken zou om je te vertellen hoe het met mij, die dichter komt dan dicht, wel is gesteld. We zouden neer gaan zitten, het liefst onder een boom, het mag een notelaar zijn, het deert me niet, als het maar een boom is die er al lang staat, steeds als een gezel om te luisteren. En ook, opdat zijn aanwezigheid ons inspireren zou om zelf niets meer dan boom te zijn; er te zijn om er te zijn, maar meer niet. Wij beiden en de boom te luisteren naar wat is van de tijd en van het leven.
Hoe de luchten zijn, de wolken en het tere blauw van de laatste dagen, hoe de regen, hoe de wind zich nestelt en de vogels zijn; hoe de kleuren - we kennen deze van de rozen - hoe de geuren zijn van linde en van vlier, van kamperfoelie; hoe alles van het leven spreekt en soms, zoals het horen zou, bij tussenpozen als de stilte het zou vragen, woorden soms erover die niet verder reiken dan ons ogen, niet verder dan de haag omheen de tuin.
Er te zijn als in de grond geworteld, te zien wat is en wat niet is. Meer hoeft er niet, je weet al zo veel van mij, zodat ik je niets meer te vertellen heb, alleen te zijn naast jou, leven naast leven, het momentum grijpend dat voor een tijd althans, van ons zal zijn. Alsof het kunnen zou dat ik zwijgen blijf en het nieuwe niet toevoegen zou aan wat je allemaal al weet.
Dit momentum ingelijst en opgehangen, ergens waar het hoort te zijn om er te blijven, nadat we uit elkaar zijn weg gegaan.
Voel je de dagen over jou zoals ik ze voel, de wereld die ons vreemd geworden is omdat we, waar de dingen ons niet meer raken kunnen wensen te zijn; ogenblikken lang, opgenomen in een krans van vrede met ons zelf. Jij en ik, ineen en bijeen lijk op een band van Möbius: de ogenblikken, bewegend, van het samenzijn.
Geen woorden hoeven hier gesproken, geen handen aangeraakt, hoogstens een glas wijn misschien gedronken in alle soberheid, maar méér niet gewenst, zelfs geen woorden. Alleen te zijn waar we zijn, tegenover elkaar gezeten, gedachten stil en elk voor zich gehouden, te ademen en te weten dat we bestaan, hij die schrijft en hij die leest, naar elkaar gekeerd en opgekeken.
20-06-2016, 08:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |