 |
|
 |
|
|
 |
25-04-2021 |
Scotoom |
A
Wakker geworden met een suite van Bach en, de zang van de merel in de tuin. De suite voor piano, een lang, uitgesponnen zich goed voelen, in tere klanken verteld, uitlopend, zoals ik het dacht te horen, op een gebed: Heer zorg ervoor dat ik nog lang componeren mag zoals ik hier gecomponeerd heb; het gezang van de merel: een dringende lofzang er te zijn, een aankondiging dat zijn dag goed begonnen is, dat hij gelukkig is en dat dit voldoende is. En dan ik, ik komende uit een droom, half slapend nog, me afvragend wat ik te zingen heb, ootmoedig wetende dat ik het niveau noch van Bach, noch van de merel halen zal, dat mijn gezang wat woorden zijn, na wat is van Bach en de merel, wat kruimels van woorden. Jullie zullen het dus vandaag moeten stellen met deze kruimels maar die toch meer zullen zijn dan niets, want niets is woordeloos zijn en woordeloos blijven, wat niet gebeuren zal, nu toch nog niet.
Het is maar hoe het gesteld is met mij deze morgen; hoe het woord vat heeft op mij, hoe het aandringt om meer te zijn dan wat kruimels en vooral niet, zoals een week geleden gepland, terug te grijpen naar wat van een tijd was van vier jaren vóór de tijd van nu.
B
Dit was het begin en het einde van de blog die ik gisteren geschreven heb. De omstandigheden waren ver van ideaal en de ideeën die daarna kwamen - en die ik nu op een andere wijze brengen zal - heb ik toen niet behouden in de vorm dat ze er stonden, omdat ik de juiste vorm ervoor niet bereikt had. Zo, dat ik in de nacht een besluit heb moeten nemen om, in plaats van verder te werken aan wat er al stond, dan toch maar te gaan opzoeken wat ik in 2017 geschreven had, en dit te gebruiken als blog voor 23 april.
C
Elke dag schrijf ik me leeg om de volgende dag te herbeginnen. Waar haal je het, vraag je me en ik antwoord dat ik de plaats niet ken waar wat ik schrijf zou kunnen opgeslagen liggen, en het is dit ‘opgeslagen liggen’ dat me in een richting duwde die ik niet had verwacht. Ik dacht namelijk aan een zin in het Boek van Job, aan de voorraad stenen - maar men vertaalde deze door hagelstenen en sneeuw - die Jahweh liggen had, opgeslagen in de hemel, stenen die hij gebruiken wou in tijden van oorlog, zo vertelt hij toch aan die arme Job.
Wat betekent het te lezen in een document als het Boek van Job, een hoogtepunt in de Bijbel, te lezen over een God die oorlog voert en, door de profeten van midden de achtste eeuw voor Christus, genoemd werd als ‘de God der hemelse legerscharen’. Waarom deze naam, waar haalde men dit, als ertoe geen geldige, dringende, voldoende reden zou geweest zijn? Hieruit vloeit voort wat ik hierna schrijven ga.
D
Ik denk, en wat ik nu zeg is mijn overtuiging: we lopen hier rond met een scotoom, een blinde vlek in de ogen. We blijven totaal onbewogen als niet bestaande, bij tal van feiten uit de Bijbel en uit de geschiedenis van de volkeren die voorvielen in deze bewuste, half achtste eeuw voor Christus. Het is de tijd dat Mars, dat puntje aan de hemel, weinigen kijken ernaar en weinigen die het zien weten dat het Mars is, en toch duikt het in Rome ineens op uit het niets, als een God van de oorlog. Heeft iemand zich hier ooit afgevraagd, waarom dit zo was, waarom ze er tempels voor bouwden. Ze wisten natuurlijk niet hoe klein Mars wel was in vergelijking tot Venus en zeker tot Jupiter.
Het is de tijd dat Homerus zijn Ilias en zijn Odysseus schrijft en hij het heeft over het onmogelijk geachte, gevecht tussen Ares (Mars) en Athene (Venus) met als resultaat enorme catastrofen op aarde. Wie bedenkt zo iets als het gevecht niet effectief en duidelijk zichtbaar zou gebeurd zijn. Het is ook de tijd van de profeten Amos, Isaïas en tal van andere en hun beschrijvingen van de feiten, niet van deze die gebeuren gingen maar wel van deze die gebeurden, zijn opmerkelijk. Ik heb die lijst geplukt uit de Bijbel en het is een lange lijst die ik hier wel niet herneem maar die ik ter beschikking houd van geïnteresseerden als er zouden zijn.
Ik herhaal dus hier dat er, en niet zo ver af in de tijd, ooit wrijvingen - bijna-botsingen - met elektrische ontladingen zijn geweest, zeker tussen Mars en Venus en Aarde, et que cela crève les yeux voor iemand die inzicht heeft of hebben wil op die catastrofale gebeurtenissen van toen.
E
Het scotoom betekent, dat we niet zien ‘willen’ dat er in de hemelen, bewegingen zijn geweest, die als een soort oorlog onder de planeten Aarde, Mars en Venus, werden gezien. Dit te beginnen met de tien plagen van Egypte, in de min vijftiende eeuw, waarna er een kalmte is ingetreden, om dan te hernemen in de min achtste eeuw, en eindelijk - het begin van de Olympische spelen, tot rust te komen, de rust onder de planeten die we vandaag gelukkig voor ons, hier kennen.
F
Dit is een ruwe, onvolledig gedocumenteerde schets van de feiten, Als je alleen Homerus leest, als je alleen over de Mars van Rome leest, als je alleen de Bijbel leest, zijn het afzonderlijke vaststellingen zonder veel geschiedkundige waarde, gemakkelijk op zij te schuiven. Echter, als je de drie naast elkaar legt dan moet je besluiten dat er belangrijke raakvlakken zijn, en dat het midden van de achtste eeuw voor Christus getekend werd en dit zonder enige twijfel door ‘hemelse’ catastrofen waar Mars en Venus én Aarde bij betrokken waren, alleen iemand met een interdisciplinair oog merkt dit op en trekt hieruit zijn conclusies.
Heeft de NASA zijn conclusies getrokken en is het om deze reden dat ze ten koste van heel wat inspanningen er willen in slagen meer te weten te komen op wat zich ooit op Mars zou kunnen afgespeeld hebben?
G
Ik heb dit geschreven zonder enige precieze bronvermelding, van uit mijn geheugen. Een samenballing van honderden pagina’s literatuur over dit onderwerp, een blog zonder weerga. Ik weet dat ik poker aan het spelen ben, et alors? Een God met een voorraad stenen in de hemel is maar al te gek, maar het is veelbetekenend voor de tijd waarin het geschreven werd.
Het wordt nu ook hoog tijd dat we dat scotoom uit ons oog verwijderen.
25-04-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-04-2021 |
Dialogue étrange. |
Gelicht uit mijn blogs van december 2017, en aangepast
Een goede vriend – hij leest me, dus hij weet dat deze mail van hem komt – stuurde me een e-mail met als titel, ‘Karel en, Claude Lévi-Strauss op zijn 90ste' en het is deze laatste die schrijft:
(Il y a) aujourd’hui pour moi, un moi réel, qui n’est plus que le quart ou la moitié d’un homme, et un moi virtuel qui conserve encore une vive idée du tout. Le moi virtuel dresse un projet de livre, commence à en organiser les chapitres, et dit au moi réel: ‘C’est à toi de continuer’.
Et le moi réel qui ne peut plus, dit au moi virtuel: ‘C’est ton affaire. C’est toi seul qui voit la totalité’. Ma vie se déroule à présent dans ce dialogue très étrange.[1]’
Ik bewaarde deze woorden – ik was dan toch vooruitziende – om er vandaag aan toe te voegen:
Ik sta op het punt de 90 te halen (we zijn 2017). Ik denk, hoogmoedig als ik schijnbaar ben: gelukkig niet deze van Lévi-Strauss, ‘dont le moi réel ne pouvait plus’. Mijn ‘moi réel’ en mijn ‘moi virtuel’ zijn nog innig verbonden tot één ‘moi virtuellement réel’ of ‘réellement virtuel’. Ze liggen niet in discussie met elkaar. Ik ben nog altijd in staat te schrijven wat ik denk en te denken aan wat ik schrijven wil. Claude Lévi-Strauss had op zijn negentigste, nog 10 jaar te leven, hoe heeft hij die doorgebracht. Ik zoek het niet op, ik wens het niet te weten, maar dat het mij niet overkome dat ik verder zou moeten leven met een ‘moi qui ne peut plus’.
Zo, ik word negentig en dan wat van de dagen van mijn negentigste jaar?
Het blijft altijd een kwestie van overleven, en voor mij ook, een kwestie van overleven van mijn ‘virtuele ik’, maar dan, in de grote, noodzakelijke, voedende, schreeuwende hoop, dat mijn ‘reële ik’ voldoende kracht, moed en inzet zal overhouden, opdat l’étrange dialogue, waar Lévi-Strauss mee gekweld zat, niet mijn lot zou zijn.
Ik schrijf, ik teken alles op, wel met Ugo als mijn virtuele ik, maar ikzelf ben evengoed mijn virtuele ik tot op vandaag. Ik hoef hem, de virtuele, nog niet op te jagen, hij volgt me op de voet, ofwel ben ik het die hem volg, maar de verstandhouding is gebleven. Ik zou er zelfs durven aan toevoegen dat ik eigenlijk altijd meer de virtuele ben geweest - zegge hij die schrijft - en, de andere was hij die leefde, die handelde als hij niet schreef. Maar zelfs dan handelde hij, schrijvend in gedachten.
Op dagen zoals deze en vooruitdenkend komt deze dag van mijn negentigste in een speciaal daglicht te staan, hoewel het maar een cijfer is dat gezien zijn binding met de tijd, eerder afschrikt dan verblijdt. Dit is wat ik er aan overhoud. Ik spreek er liever vandaag over, met nog wat ruimte voor mij dan dat ik erover schrijven zou op 29 december als het moment daar zal zijn. Van nu af vermeld ik het niet meer.
Maar, en hiervoor ben ik dankbaar, ik ben tot op heden, nog niet zo ver afgedwaald als het reële ik van Lévi-Strauss. Of kan het dat ik me vergis en maar wat dwaasheden verkoop?
[1] Claude Lévi-Strauss évoque sa vieillesse dans un numéro spécial édité à l’occasion de ses 90 ans et lors d’une réception au Collège de France. Hij overleed in 2009. Hij was toen 100 jaar oud.
24-04-2021, 04:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-04-2021 |
Spiegelbeeld. |
Hoe zien jullie me, vraag ik me dan af, welk beeld hebben jullie van mij, iemand die je dagelijks tegemoet stapt in zijn geschriften, welke betekenis heeft die in jullie leven, in jullie dagelijkse omgang met mensen en dingen? Alles samen gevat wie ben ik voor jullie, een symfonie van Beethoven, van Shostakovich of zelfs van Bruckner, is het een vooruitzien of , ja waarom niet, een kwelling die jullie wacht als ik een stap te ver, te diep of te hoog ga?
Of laat me de vraag omkeren, wie zijn jullie voor mij, hoe zie ik op naar jullie die me dagelijks lezen? En dan heb ik mijn antwoord klaar, jullie betekenen heel wat, en dit is zelfs niet afhankelijk van jullie antwoord op mijn vraag. Want er is onvermijdelijk een wisselwerking tussen ons beiden, indien ik deze niet aanvoelen zou dan was er bij mij geen aandrang meer om er als geschrift te staan, ik denk zelfs dat ik nu en dan eens een dag zou overslaan, omdat ik nog enkel een verplichting zou hebben tegenover mezelf. Nu zijn jullie het die het in standhouden van mijn ritme bepalen. Zoals ik het zie - echter zie ik het goed? - zit je me op de hielen, duw je me vooruit, maken jullie van mij een woordkunstenaar of dan toch iemand die ingesteld is om woorden voort te brengen. Die - denk aan de boer die verder ploegt - de schrijver is de verder schrijft, zelfs tot in het oneindige. Het komt er voor hem vrank en vrij op aan dat wat er geschreven wordt literatuur is, voor minder kan het niet, voor minder is het zinloos en nutteloos verder te gaan.
Dit is dan het probleem waarmee ik, en ik alleen zit opgeschept. Ik herhaal dit regelmatig onder een of andere vorm, alsof ik er mezelf wou van overtuigen, maar als ik schrijf is het literatuur dat ik op het oog heb, is het, om een groot woord te gebruiken, een vorm van Kunst dat ik op het oog heb. Ik beken, ik ben dus uiterst veel eisend voor mezelf, geen benulligheden maar waardigheden. Dit betrachten is mijn standbeeld.
En als je het weten wilt, ik zie me, gezeten op de rand van een bergmeer, kijkend naar mijn spiegelbeeld, me afvragend wie die man is die daar zit weerspiegeld in het water. of er overeenstemming is. Of, het beeld van de man in het water, de man die schrijft en wat hij schrijft, is hij wel de man die daar in alle stilte zit als een neergehurkte boeddha?
En na al die jaren weet ik maar al te goed: een man die schrijft leidt een dubbel leven, hij is de weerspiegeling van zichzelf in zijn woorden en hij is de boeddha die daar zit stoïsch stil, onbeweeglijk. Zijn echte leven is het spiegelbeeld, de weerspiegeling van wat binnen in hem gebeurt eens hij begint te schrijven.
Ik ben dus de man die neerzit op de oever en de man die neerzit in het water. Denkend aan hem moet je denken aan dit beeld in het water het is dit van zijn geest.
23-04-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-04-2021 |
De tijd van nu en de tijd van toen. |
Je weet het. Je begint best, vooral in de morgen, met een verhaal over de natuur en zeker niet over een proces dat zich afspeelt in de USA en waar gans de wereld op gefocust schijnt, niet dat dit onbelangrijk zou zijn, want dat is het niet, maar het is niet je domein noch in de morgen noch in de avond. Wel dat je nu al enkele dagen wacht op de bloesems van de kweepeer in de tuin. De boom, eigenlijk een boompje van een paar jaren oud, draalt om te bloeien, zodat het me verbaast en ook niet, want ik was gisteren aan de vijver en zag dat er daar ook boompjes waren die nog niet in bloei stonden, terwijl andere een gloed van wit waar ik was, maar het liefst en het langst bleef ik staan bij de bloesems van de jonge appelaars, niet wit maar licht roze, eerder naar het rode dan naar het witte toe.
Het gebeurde allemaal op enkele weken tijd, de wortels die ontwaakten, de sappen die stijgen gingen, en wat we zagen, het wondere van de botten die zich vormden, die zwellen gingen en openbarstten, voorzeker met een lichte knal, en dit was maar het prille begin, terwijl het al zo veel was voor een mens om het te begrijpen en we het dus maar gebeuren lieten omdat het lente was en wat je zag, eigen was aan de lente en in dit woord alles begrepen lag tot het gegons van de bijen en het gefladder van vlinders en, de bevruchting, het eigenlijke fenomeen waar alles om doen was.
Is er, op dagen zoals deze iets mooier waar je over schrijven kunt? Ik stel me voor hoe de schilder erover denkt en vooral hoe de poëet van wie ik verwacht dat hij me verrassen zal, me verrassen zo dat ik er stil bij word want hij is poëet tot in het diepste van zijn ziel. Ik verwacht hem dus zoals ik de bloesem verwacht van de kweepeer waarvan ik, als ik mijn verbeelding laat gaan, de peren al zie, de geur ervan, het licht donzige van de schil ervan, dit de reden zijnde waarom ik waag te schrijven - en waarom zou ik niet? - dat ik verliefd ben op de kweepeer.
In mijn gelukzalige verre jeugd werd ik ‘verliefd’ op de appel én de boom van de ‘Jacques Lebel’. Ik herinner me, en ik fantaseer nu helemaal niet, het meest simpele gebeuren: laat oktober of begin november, ooit één appel nog, hoog in de kruin die zijn bladeren al verloor. Ik toen in de kruin ben gekropen en de appel, licht kleverig in de hand, van de tak heb genomen met één kleine beweging, en ik nu nog, nu nog altijd het tere geluid hoor van de steel die los kwam. Dit gebaar, dit kleine gebeuren, in mijn lang leven, is me bijgebleven, onuitwisbaar bijgebleven, zo dat ik er mee sterven wil, zoals Orson Welles - Citizen Kane - met ‘rosebud’ op de lippen.
En dan de kweepeer, het verhaal ervan, even vreemd en even bijblijvend - en er zijn nog getuigen hiervan - jarenlang hebben we geholpen bij de wijnoogst in de wijngaarden van vriend Gustave Cotter in Grimisuat, Valais, op de hellingen van de Rhônevallei met ver voor ons uit aan de overkant, de besneeuwde toppen van de bergen waarvan we de namen kenden. Het oogsten begon heel vroeg in de morgen, op en neer de hellingen. Er was een break om tien uur en een middagmaal om twaalf en erna een rustpauze van dertig minuten, ‘Goddelijke’ minuten, ik in het gras, in de schaduw van de enige boom die er stond, een kweeperenboom. ik sliep er even de slaap van de meer dan gelukzaligen in de geur van de peren over mij. Ken je die geur en weet je wat het is, met je moe lichaam, op een snikhete dag , in de schaduw neer te liggen in het gras in de geur van overrijpe kweeperen?
Weet je welk gevoel dit is? Wel ik draag het mee met mij, ik heb die geur telkens ik het woord kweepeer gebruik.
Nu ik dit geschreven heb, mijn vriend, nu dit uit mijn vingers gekomen is, zo maar, eens het er staat, totaal onverwacht toen ik begonnen ben. Hebben deze gebeurtenissen een dimensie verworven die uitstijgt tot boven de besneeuwde toppen van toen, tot boven het vele van het diep in mij gewortelde gebeuren uit de dagen die ik kende in mijn jonge jaren.
De tijd waarin ik me wentel.
22-04-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-04-2021 |
Amechtig |
Ik hoor dat Bart Stouten het woord ‘amechtig’ gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Hij heeft iemand geholpen, die niet zo goed Nederlands kundig is bij het invullen van een vragenlijst en vond hem ‘amechtig sukkel. Ik ken het woord amechtig maar zijn betekenis doet me twijfelen. Ik zoek het op bij Van Dale: 1. Amechtig, geheel buiten adem, sterk hijgend, amechtig neerzijgen - het amechtig vee, op ‘t dorre land, van hitte of dorst hijgend - 2. Amechtige warmte , die amechtig maakt.
Het schijnt me toe dat Bart Stouten, een liefhebber van het mooie woord, zich hier licht heeft vergaloppeerd, wat ik hem graag vergeef, want het woord zelf loont de moeite om gehoord te worden. Trouwens Bart Stouten zegt heel wat dat kleur en inhoud geeft aan de muziek die op zijn woorden volgt en ook, het is te doen om de muziek niet om de woorden. In elk geval hij is al lang een trouwe kameraad om naar hem te luisteren.
‘Amechtig, amechtigheid’ bewijst eens te meer de rijkdom van het Nederlands. De Fransen moeten zich tevreden stellen met essoufflé, essoufflement, à bout de souffle; de Engelsen met breathless, breathlessness, out of breath, en de Duitsers met Atemlos, auszer Atem. Geen van de drie kent bij mijn weten een ‘amechtig’, een ‘amechtigheid’, een reden te meer voor ons, om het te blijven gepast te gebruiken. Hoewel het vreemd zou klinken te vertellen dat we gelopen hebben tot we amechtig waren. Van Dale ontdekte wel een zin waarin ‘het vee amechtig stond in ’t dorre land’, maar over Wout Van Aert zal men wellicht nimmer schrijven dat hij, na zijn millimeter sprint met Pidcock, er amechtig bij stond. Al kon het wel dat hij er zo stond, echter wie zou, indien gebruikt, het begrepen hebben?
Zo koos ik gisteren het woord ‘dralen’, het morgenlicht dat draalde. Ik beken dat ik het een vondst vond, dat ik me goed voelde toen ik het gebruikte. De liefde voor de taal me eigen zijnde, ik liever een stap vooruit zet om een woord dat uit de mode is te gebruiken dan het zo maar achterwege te laten, daar zijn we woordliefhebber voor. Trouwens - mijne’ moeder, gebruikte het woord ‘trouwens’ nooit, wel, altijd ‘ten andere’ - het woordgebruik verraadt onze leeftijd, een leeftijd die we niet wensen verholen te houden, wat het ons ook kosten moge.
Ik meen dat het Jean-Paul Sartre was die in zijn ‘La Nausée’ een persoon opvoerde die niets anders las dan zijn woordenboek. Het gebeurt ook met mij, dat ik, een woord opzoekend, me laat verleiden om verder te lezen en dat ik verrast word vast te stellen, zelfs in het Nederlands, met wat ik te lezen krijg en hoe weinig ik afwist van de taal zoals ze geschreven wordt of werd.
Hoe ik er, vertrekkende als kind toe gekomen ben, ouder wordend, veel lezend, een woordenschat op te bouwen en te onthouden is me een raadsel, vooral dan als ik erop uitkom woorden zoals ‘amechtig’ niet te gebruiken, zeker niet in een gesprek, laat staan heel uitzonderlijk in een geschrift, maar het woord wel te kennen.
We zijn ondertussen zo ver gekomen dat het gebruik van een woord zoals amechtig, gezien wordt als elitair, als een uiting om op te vallen. Het gebruik ervan kan niet anders meer geïnterpreteerd worden. Houd het simpel is de boodschap. Ik vreest dat men er stilaan zal toekomen die, even mooie als duivelse dt-regel achterwege te laten, want te (?) moeilijk en schoonheid niet meer in is, toch in de kunst niet.
Ik hoorde dat Kristien Hemmerechts er de ogen voor sluit als de inhoud maar goed en stevig is, wat voor mij een toegeving is die gevaarlijk is, Een mooie literaire tekst mag niet ontsierd worden door taalfouten, een taal is inhoud, is structuur en heeft zijn regels die moeten gevolgd worden, zo niet is het een verbastering van het totaalbeeld.
Maar alles is beweging, een taal ook, de schrijfwijze ervan wellicht ook, maar men behoede me ervan.
21-04-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-04-2021 |
Het licht dat draalt. |
Heeft het zin vroeg op te staan als je niet weet wat je schrijven zult, als je met een leeg hoofd bent opgestaan zoals het nu en dan gebeurt. Tot hiertoe heb je je kunnen beredderen met een blits-gedachte die opsteeg in jou, die je toegeschoven werd van uit een vreemde hoek, maar vandaag is achter die hoek schijnbaar niemand aanwezig. Het is dus het moment om nog maar eens de vraag te stellen hoe ik besta. Hoe bestaat iemand die elke dag wil opstaan om te beginnen schrijven, of het wel een normale toestand is, te gaan zoeken in je geest wat er aanwezig is om te vermelden en dit om te zetten in woorden, alsof dit je ontbijt was, het openen en vullen van je geest voor het vullen van je maag?
Beken dat het een vreemde bedoening is die zich bij jou na zovele jaren normaliseerde tot een ingesteldheid. Je geeft je er geen rekenschap van welk gevoel het geeft naar de ontbijttafel te gaan als je taak voor de dag, op een herlezen na, is afgewerkt zo dat je, je dag onbezorgd beginnen kan.
Ik beken dus dat ik het deze morgen lastig had, dat ik even eraan dacht vandaag eens een uitzondering te maken op de regel, maar ik vond het zonde om het vandaag te doen, ik zag een kleine opening en ook ik wou een proef op de som, zien of ik er toch niet in slagen zou erin te lukken, wat je maar weet als je gepoogd heb, te volbrengen wat niet voor de hand liggend is.
Als ik me dan de vraag stelde hoe ik besta, dan is dit een voorbeeld ervan, ik ben een koppigaard, ondanks negatieve vooruitzichten volhard ik in mijn koppig zijn. Misschien is het eigenlijk geen koppig zijn, misschien is het iets totaal anders dat me opjaagt elke morgen, is het een niet verzaken, een plichtsgetrouwheid die overheerst bij mij, waar ik niet te buiten kan. Ik wil er staan als je me opzoekt vroeg in de morgen of zelfs diep in de nacht, zoals ik weet dat het soms gebeurt. Aldus maakt je ook, als stuwende aanwezigheid, deel uit van deze plichtsgetrouwheid, wat dan een soort beloning is voor mij en is het misschien precies dit dat ik elke dag beoog, een beloning voor mijn starre wil er te staan in de morgen zelfs als alles er op wees, deze morgen, dat ik er niet zou staan.
Vreemd toch dat ik nu bijna aangekomen ben waar ik zijn wou zijn, dat ik me nu al de vraag kan stellen of ik mijn aantal woorden heb bereikt en of ik, voldaan min of meer, nog even terug kan naar bed, nu met beide oren luisterend naar de muziek van Klara die er al heel die tijd aanwezig was op de achtergrond, nu en dan pianoklanken en een naam van de componist die me bereikten, zonder me volledig te bereiken: een luisterlijn die liep naast een gedachtelijn, niet doorheen elkaar, maar evenwijdig met elkaar, de ene wat dieper en breder getrokken dan de andere.
Of hoe het schrijven zich afspeelt bij mij, vroeg in de morgen. Noteer ook, indien het je interesseren zou, de merel, hij was er, maar minuten na zes, hoewel ik hem verwacht had minuten er voor, We vergeven het hem want het licht draalde deze morgen.
20-04-2021, 04:45 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-04-2021 |
Vuurvliegjes |
Was hij op de afspraak, de merel, deze morgen? Ik, ik weet het niet, ik was er niet, shame on me, ik sliep, ik miste mijn aanknooppunt, mijn dagbeginnen viel anders uit. Dit kan gebeuren, en toch wellicht niet anders, het viel uit zoals het voorzien was uit te vallen opdat ik uitkomen zou waar ik, door het onzichtbare voorzien, uitkomen moest om een of andere reden. Ik verontschuldig me - hoewel dit onnodig is - ontrouw te zijn geweest wat echter in niets mijn houding op een zondagmorgen wijzigt tegenover de kleine dingen van het leven.
Zo ontvang ik het licht, het is kleurloos, mistig, weinig aanmoedigend, inspiratieloos denk ik, Ik kan er niets mee aanvangen, ook niets met ‘la danse macabre’ van Camille Saint-Saëns op Klara, het past me helemaal niet. Het paste me ook niet toen de leraar godsdienst ons vroeg een verhandeling te schrijven over die ‘macabere dans’ in de nacht, rond het kampvuur gezeten, en iemand - dit was van ons verbeelden - die aan het dansen sloeg. Ik denk dat hij, de godsdienstleraar, aan een Spaanse dame dacht met lange, wijd uitzwaaiende rokken die nu en dan een deel van de enkel bloot lieten. Hoe ik er uitgekomen ben weet ik ook niet meer, wat zou ik me er kunnen van herinneren, wel van het kampvuur, wel van de houtblokken in het vuur, het fascinerende van de vlammen die hoog op rezen en de gensters die wegschoten langs onze schaduwgezichten lijk vuurvliegjes in de nacht.
En ook van de vuurvliegjes herinnert hij zich: ze hadden een eerste afspraak, een zomeravond aan een kapel in de velden. Hij was naast haar in een holle weg, de struiken op de bermen vol vuurvliegjes, het was ook een eerste maal dat hij dit zag, een gewemel van lichtjes. Hij had het voor zichzelf gehouden vreemd als hij het vond, achteraf als hij erover vertelde wist ze er niets van, ze had het niet opgemerkt en ze verbaasde zich dat hij er over sprak en niet toen ze in die holle weg waren. Waarom wist hij niet. Nu herinnert hij zich ook de dag die hij met vrienden doorbracht in een Indianenreservaat in de Appalachian Mountains en hij heel vroeg in de morgen, of was het in de avond, was gaan joggen, de struiken toen ook vol vuurvliegjes waren, opdat hij zich haar herinneren zou, zich hun eerste ontmoeting herinneren zou die er een werd voor het leven.
Ik denk niet dat er nu nog vuurvliegjes zijn, hij ziet er toch geen meer al zoekt hij er niet naar, maar hij weet dat de gevoelens van toen gebleven zijn. Is het à cause de ces mouches à feu, ces lucioles, hij denkt het niet, maar toch ze waren er die avond, voor hem als een vreemd omen dat hij zich altijd herinneren zou.
Of, hoe we bestaan, hoe grote feiten overgenomen worden door kleine details en er door getekend worden, gekleurd en gewaarmerkt achteraf, als belangrijk. En hoe het dan uitkomt dat kleine dingen grote gevolgen kennen, gevolgen die bepalend zijn voor je verder leven. Indien die vuurvliegjes er niet geweest waren, zou hij zich misschien niet meer die avond herinnerd hebben als eerste, maar als een van de vele die er waren. Ook een eerste avond misschien, dat ze weg reed van hem komende uit een dansavond en iemand anders zich boog over haar om haar te kussen, zij de man lachend wegduwend, zwaaiend naar hem die daar stond, toekijkend Een ander beeld dat hem is bijgebleven.
Nu nog.
19-04-2021, 04:17 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |