 |
|
 |
|
|
 |
08-11-2015 |
Dimitri Verhulst en de Bijbel |
“De Pentateuch, de eerste vijf boeken van het Oude Testament, worden onverdoofd geslacht in ‘Bloedboek’ de nieuwe Dimitri Verhulst”, schrijft Mark Cloostermans in de SdL van 6 november.
Ik lees de recensie van Cloostermans met een zekere wrevel, niet omwille van de recensie zelf, die uitstekend is, maar omwille van Verhulst die na zijn ‘Godverdomse dagen op een godverdomse bol’, - een misantropisch variant op een geschiedenisboek voor de lagere school, aldus Cloostermans - zich nu permitteert een boek, geschreven twee duizend vijfhonderd jaar geleden, niet alleen op de korrel te nemen maar het ook op een spottende, onterende wijze te herwerken.
Met welk recht, denk ik, met welk recht een boek, dat terecht het Boek der Boeken moet en kan genoemd worden, kleinerend te behandelen, geen rekening houdend met de poëtische verwevenheid in verhaal en tekening, maar het te behandelen op een wijze alsof het over een stationsroman zou gaan.
Wat een durf die man heeft. Hij weet natuurlijk dat er geen fatwa over hem zal uitgesproken worden, dat hij schrijft in een landschap van totale vrijheid, waarin hij zeggen kan en mag, wat hij te zeggen heeft tot in het ongerijmde toe, maar ongeacht of het nu de Bijbel betreft of niet, mag hij zich zo maar uitlaten over een boek geschreven door een collega van hem die twee duizend vijf honderd jaar vóór hem heeft geleefd?
Je schrijft toch niet spottend over Ovidius, noch over Vergilius, zelfs niet over Dante. Neen, hij wreekt zich op ‘het’ boek dat, ware het niet geschreven of ware het niet doorgedrongen tot het westen, hij nimmer of te nimmer een Dimitri Verhulst van nu, zou zijn geweest. Hij valt dus de basis van zijn beschaving aan, hij valt ze niet alleen aan, hij beledigt ze en ze beledigend veroordeelt hij ze door het verhaal kleingeestig te hernemen.
Welk is echter het ware verhaal over en van een volk - wie of wat het ook moge geweest zijn - dat leefde meer dan twee millennia geleden, hoe zag de schrijver het, met welke ingesteldheid en in welke mate geïnspireerd door zijn omgeving, hoe bundelde hij zijn verhalen, hoe bouwde hij deze op en in welke omstandigheden schreef hij deze uiteindelijk neer met een veder als pen in een omgeving die onze verbeelding tart, maar ondanks alles, met zorg, gedrevenheid en respect omdat hij wist dat het een sacrale tekst was die hij schreef.
Heeft Verhulst zich, zelfs een fractie van een ogenblik in de plaats van gesteld van die bewonderenswaardige auteur, gekneld tussen de daden van het leven en de daden van de dood, trachtend te overleven in ziekte en vertwijfeling over wat het reusachtige dat de natuur in beweging hield kon betekenen.
Heeft hij er een fractie van een ogenblik aan gedacht dat, indien hij toen in dezelfde omstandigheden zou geleefd hebben, hij, Dimitri Verhulst zelf die man van de Pentateuch had kunnen geweest zijn, of dan toch zou gedacht en geschreven hebben met een identieke ingesteldheid en gedragen door identieke gesprekken met de Heer van het Heelal?
Maar Verhulst heeft slechts zijn ‘het’ om tegen te spreken in zijn eenzaamheid van schrijver, terwijl de man van de Pentateuch een kolos voor ogen had, een onzichtbaar iets of iemand boven hem, verscholen in de wolken met zijn teken dat een regenboog was. Een mooiere poëtische gedachte vindt men niet.
Er staat in de Bijbel wat er te lezen staat en je interpreteert het, zoals je Ovidius leest of Sophocles, of Spinoza. Verhulst leest het naar de letter, zoals er nog rondlopen– voor wie Galileo nog moet geboren worden – op deze wereld, niet denkende aan de tijden waarin het geschreven werd. Anderen weten wat ze hebben aan de woorden van de Bijbel en open het boek met veel eerbied, ondanks het feit dat ik heb ingezien dat de ‘tien plagen van Egypte’ niet het gevolg waren van een goddelijke interventie maar eerder van een enorme catastrofe die de regio geteisterd heeft, met alle gevolgen van dien voor wat de Yahweh van de Bijbel betreft, en heb me hiervoor ge-excuseerd bij allen die deze mening niet delen. Maar dit berust op een interpretatie van de tekst, niet op een verminking ervan.
De Bijbel, mijnheer Verhulst is meer dan een boek, het is een baken, een baken die je zo maar niet verplaatst en zeker, je gaat die niet bekladden met kinderachtige graffiti.
08-11-2015, 00:12 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-11-2015 |
Bijbel |
In het “Boek Spreuken” komt er een passage voor die we hier maar al te graag willen aanhalen, hoewel deze tekst bij zijn vertaling uit het Hebreeuws, heel wat moet verloren hebben van zijn poëtische kracht:
‘Yahweh bezat me in het begin van zijn wegen, nog voor zijn werken van altijd. Van de eeuwigheid af werd ik gevormd, vanaf het begin, voordat de aarde bestond. Toen er nog geen oceaan was, was ik al ontvangen, toen er nog geen bronnen waren, rijk aan water, toen hij de hemel op zijn plaats zette was ik erbij, toen hij over de oceaan een boog trok, toen hij de grondvesten der aarde bouwde ik was bij Hem en regelde alles.”[1]
De Osty-Bijbel[2] leert ons dat deze tekst komt van ‘les Sages’, zijnde ’Les Fils d’Orient’ en dat deze de wijsheid van de Egyptenaren bevat. Zo is het de Moeder Aarde die door Yahweh in den beginne bezeten werd en daarna alles regelde.
Deze passage illustreert voor mij ook de eerste zin uit het Evangelie van Johannes: ‘In den beginne was het Woord’, die we niet anders kunnen vertalen dan ‘in den beginne was de geest’. En deze geest was Yahweh voor de Israëlieten, en Amon of Aton voor de Egyptenaren, en Ahura-Mazda voor de Babyloniërs en Boeddha, en Tao, en Allah en God en voor mij het Onnoembare, l’Ineffable. En we durven er aan toevoegen dat het met het Woord is dat de poëzie geboren is en dat de poëzie niets anders is dan het product van de queeste van de mens, de echo van het heimwee dat hem blijft vervolgen : de volheid van het bestaan te benaderen.
Ik schrijf dit al weet ik dat ik het al moet geschreven hebben in vorige blogs. Ik vermeld dit echter verontwaardigd over een nieuw boek van Dimitri Verhulst, genre ‘godverdomse dit en dat’ van een vorig boek van hem. Nu gewaardigt hij zich de spot te drijven met de vijf eerste boeken van de Bijbel, de daad van een onbeschaafde. Men spot niet met een boek van twee duizend vijf honderd jaar oud. Ik kom er zeker op terug, ik citeer het nu omdat ik het maar van ver heb gehoord.
Voor mij is de Bijbel een poëtisch boek – Robert de Telder houdt het bij een geschiedkundig boek, het is zijn volste recht – als ik passages lees zoals deze uit Psalm 133 waarin de auteur, een poëet, een volheid tracht te bereiken die tussen de woorden en de lijnen in moet gezocht worden. Zo dit vers uit Psalm 133, toepasselijk op elk samenzijn onder vrienden:
‘Weet hoe goed het is en hoe aangenaam samen te zijn. Deze vreugde is lijk een geurende olie die van het hoofd neer druipt op de baard van Aaron, die neer druipt op de boord van zijn kleed.’
Het is de poëzie die verrast door het onverwachte van het beeld: ons samenzijn is lijk een geurende olie, is lijk een parfum dat binnendringt in ons en er hangen blijft omdat het goed is samen te zijn als vrienden onder elkaar, een vreugde die niet in woorden om te zetten is als we samenzijn, en ook telkens we elkaar, waar ook ontmoeten. Die binding met en tot elkaar is onze poëzie die het effect heeft, zegt Saint-John Perse: ‘d’éventer l’usure et la sécheresse au cœur des hommes investis’[3], die de slijtage en de droogte wegwaait uit de harten van hen die het hier voor het zeggen hebben.
Dit heeft Verhulst er niet uit gehaald, dit meest waardevolle, heeft hij over het hoofd gezien. Shame on him.
07-11-2015, 00:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-11-2015 |
Utopisch |
Later kwam er het bericht dat er een jeugdbende was opgestaan, specialisten van de graffiti, die op één nacht alle bruggen over de autostrades in België beschilderd hadden met de slogan ‘no to fundamentalisme’, dit tot grote verontwaardiging van de leden van het Europese parlement die zich geviseerd voelden in hun houding tot de moslimvluchtelingen, en met aandrang opdracht gaven aan alle instanties in België deze slogan onmiddellijk te doen verdwijnen.
Maar er werd in België niemand gevonden die dit wilde uitvoeren, en het gebeurde dat de volgende ochtend deze slogan ook te lezen stond op alle muren van alle leegstaande woningen in elke stad, en de dag daarop – de politie weigerde de graffiti-boys die ze ‘s nachts bezig zagen, aan te houden - op alle openbare gebouwen in het land, zodat men er niet meer naast kon kijken.
En toen dit gekend was in het buitenland, dezelfde slogan te lezen stond op tal van plaatsen in de hoofdsteden van Europa en weldra ook was de slogan verspreid vanaf het diepste punt van Italië tot op de Noordkaap. Op sommige plaatsen zelfs stond er te lezen ‘no to the islam’ maar dat waren uitzonderingen.
Er werd over weinig anders nog gesproken, de dagbladen stonden vol met foto’s waar de slagzin was opgedoken, zelfs op plaatsen die onbereikbaar schenen waren ze aangebracht. Het was alsof de hemel er mee gemoeid was, want op dagen van grote toeloop op bedevaart-festivalweides hing de slogan in grote letters boven de podia, en op andere dagen trokken vliegtuigen door de lucht met een slingerband met het ‘no to fundamentalisme’ duidelijk leesbaar achter zich aan. Het werd nu stilaan duidelijk in het land en in het ganse westen – zelfs in de USA was men al begonnen – dat men door de islam niet wenste in het ootje genomen te worden; dat de moslim-fundamentalisten onder hen, en ze waren met velen, hier op hun tellen hadden te letten en dat het westen niet bereid was ook maar enige toegeving te doen wat onze levenswijze en levensbeschouwing betrof, en ook dat, als ze door wilden gaan met hun voor ons onaanvaardbare sharia, het beter ware dat ze het land verlieten om zich te gaan vestigen in de landen die wel bereid waren, hun manier van godsdienst beleven te aanvaarden en zelfs te steunen.
Maar dat deden ze niet, ze hadden het hier te goed, ze werden geen handen afgehakt als ze iets wegnamen bij de gebuur, ze werden niet gestenigd, kregen als straf geen zweepslagen toegediend, en wat meer was, ze kregen hier opvang, beter dan de mensen van hier, kregen kindergeld, kregen financiële steun uit vele handen, waarom zouden ze dit land verlaten, zeg het me eens?
Trouwens ze wisten dat de macht op hen lag te wachten in hun vele kinderen, die hun vrouwen, hun akker zijnde, zouden voortbrengen en later, na hoogstens een paar generaties, zouden zij het zijn die met de steun en imam-inbreng van het moslim-oosten, beslissen zouden over de wetten van het land waar ze zich thans best, gezien de vele slogans, gedeisd hielden.
Dit in een notendop, het utopisch verhaal van een ondergedokene.
06-11-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-11-2015 |
Wat van Malmö gewerd |
Als ik mails lees zoals deze over de stad Malmö in Zweden dan stel ik me de vraag hoe ik er in godsnaam nog in slaag te schrijven alsof er helemaal niets op til zou zijn dat meer dan verontrustend is. Het bevreemdende is dat het nieuws uit Zweden komt, alhoewel zij die er regeren te links zijn opdat ze de moslim maar iets in de weg zouden leggen. Het wijst echter meer dan nodig is, op de kracht die uit gaat van de moslimisering van het land en het gevaar dat hierin schuilt voor ons. De mail komt uit een Nederlandse bron, ik neem een deel ervan over, de totaliteit te veel van het 'goede' zijnde.
De vraag die ik er aan toevoeg gaat over de eisen die ze durven stellen alsof ze al heer en meester zijn. Dit is geen vrijheid – wat hen wordt gegund - van godsdienst meer, dit is de vrijheid de wetten van het land, de grondwet, naar hun hand te zetten. Is het hen al ooit, in om het even welk land in Europa of in het westen, gezegd tot hoe ver ze mogen gaan in het uitoefenen van hun godsdienst en wordt het gezegd aan de nieuwgekomenen?
En hier een uittreksel:
'Malmö, met circa 300.000 inwoners de op twee na grootste stad van Zweden, is voor heel Europa het trieste voorbeeld van waar de totaal mislukte integratie van hoofdzakelijk islamitische immigranten toe leidt. De stad, waar inmiddels 30% van de inwoners moslim is, lijdt onder een ware explosie van antisemitisme en criminaliteit. Volgens het Zweedse centrum voor Preventie van Criminele Delicten werd in 2012 1 op 4 (!) inwoners van Malmö slachtoffer van een misdrijf. Iedere maand worden er volgens de politie zo'n 200 mensen midden op straat beroofd, waardoor met name bejaarden hun huizen niet meer durven te verlaten. Nog maar 40% van de inwoners van Malmö is Zweeds. De Noorse media noemen de stad daarom cynisch 'het Chicago van het Noorden'. De stad is er een in een steeds langer wordende rij van Europese steden waar het als gevolg van de massale toestroom van immigranten steeds slechter toeven is. Net als in bijvoorbeeld de EU hoofdstad Brussel ontvluchten Joden Malmö omdat het met de dag onveiliger voor hen wordt. In een willekeurige Duitse stad zoals Nürnberg bestaat de bevolking voor 40% uit immigranten en in sommige wijken al voor 70%. Het immigrantenaandeel in de criminaliteit ligt boven de 80%. Hele straten in Malmö zijn in totale anarchie vervallen omdat ze worden beheerst door jeugdige moslimbendes. Brandende auto's en leeggeroofde winkels zijn duistere tekenen dat de politie de situatie nauwelijks meer kan beheersen. Op veel dagen kunnen gewone Zweden maar beter niet de bus of de trein nemen omdat conducteurs vanwege het regelmatige geweld niet langer controleren op geldige plaatsbewijzen. Meer dan 5000 Zweden, voornamelijk vrouwen, zouden zich tot de islam hebben bekeerd. Volgens Helena Benauoda, voorzitster van de Zweedse Islamraad en één van deze bekeerlingen, zijn er ook al 400.000 niet in de officiële statistieken geregistreerde Zweden tot de islam toegetreden, ruim 4,5% van de totale bevolking. Het Sveriges Muslimska Förbund, met 70.000 leden de grootste islamitische organisatie van het land, eist al langer de aanpassing van de Zweedse wetten aan de moslims. Zo wil men de 'beledigende en zondige seksuele voorlichting' afschaffen, moeten er geen gemeenschappelijke zwemlessen aan jongens en meisjes meer worden gegeven en moeten zwembaden en sauna's speciale vrouwendagen organiseren. Tijdens het vrijdaggebed moeten moslims vrij krijgen van hun werk en voor de bouw van nieuwe moskeeën worden rentevrije leningen geëist. Bovendien moet de gelijkstelling van man en vrouw -in ieder geval voor moslims- worden geschrapt. Europa buigt voor de islam. In Zweden en zeker in Malmö zijn talloze waarschuwingssignalen te zien voor waar het ook in de rest van Europa naar toe gaat als die landen ruim baan blijven geven aan de overheersende religie van de meeste immigranten: de islam.'
*
Op de keper beschouwd is het voor mij een verloren dag, zoals er al zo vele geweest zijn sedert de islam is opgedoken in het westen en het mensenras dat, erin gewikkeld, hier op onze tenen komt trappen.
05-11-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-11-2015 |
Wat is van de tijd |
Ik verdwijn eens te meer in een nieuwe maand, of het nu januari is of november, het is een opschuiven van dag naar dag, pas begonnen zit ik al aan de vierde dag, me vragen stellend wat van de dertigste dag zal zijn als hij er ooit zou komen, maar toch vertrouwend dat hij komen zal voor mij.
Vragen over het leven zijn het die altijd opduiken, ze zitten verweven in onze dagelijkse handelingen, in onze geschriften, wat ook er geschreven wordt, ze zitten onderhuids en soms ontsnappen ze langs de poriën van de geest. Hoe we ons ook inspannen, ze zijn van het licht en van het duister, van onze vreugdes en onze ongemakken. Eenmaal krijgen ze hun definitief antwoord, dit is een zekerheid, ondertussen doen we verder alsof we de eeuwigheid bezitten. En het is goed zo want het hoort zo.
Deze morgen, toen de dag en het leven begon, was het oosten een poel van vuur, een bijna dramatisch gebeuren van het licht doorheen de nu al naakte takken. Ik dacht hoe verwerk ik dit beeld dat ik ken en blijf kennen, dat komt en gaat en zich wisselt in andere schakeringen van kleur en gevoelens, bestoven met andere beelden van andere plaatsen die ik oproepen kan, herbeleven kan alsof mijn leven ineens een enorm landschap geworden is dat ik in alle vrijheid en openheid bewandelen kan, gebeurtenissen die waren en zich verspreid hebben in talloze vertakkingen over de grond en in de luchten, rechtlijnig en zich slingerend lijk wikke om de korenhalm, omheen een naam of een teken, omheen mijn gedachten. Wie helpt er mij om dit alles te vatten en op te lossen, een groot deel ervan al opgetekend, over en naast elkaar, enkel nog uit elkaar te halen, te schikken en te verbinden om dit landschap een definitieve vorm te geven en uit te dragen.
Ik heb anders geen klachten te uiten, mijn lichaam, oud zijnde, kent niet meer de perfectie, het is er, maar dit is ook al. Ik gebruik het zoals het mij gebruikt in zijn wankele toestand. We komen overeen, we aanvaarden het en zelfs, we roepen het uit om onze verstandhouding te beklemtonen en wel, en dit is wellicht de enige reden, omdat de geest het zo wil en omdat elke hindernis verzwegen wordt of in de grond geboord.
We hoorden van velen om ons heen, dat de tijd vliedt, dat de dag zich opent om zich weldra erna te sluiten. Wij ook dachten dit very often, nu zijn we er aan gewoon geraakt, nemen we het de tijd niet meer kwalijk, want hem vertragen kunnen we niet en de ondervinding leerde ons dat hoe drukker we bezig zijn des te vlugger hij vliedt. Zo weten we, dat we nimmer zullen komen tot de laatste zin van wat we zeggen willen. Een voorstelling die we aanvaard hebben, een winstpunt op de tijd, want wat vandaag wordt neer gezet zal morgen anders worden verwoord. Niets is dat blijft, niets is dat voorheen nog niet geschreven stond. De negenennegentig modaliteiten om te zeggen wie God is of wie Hij zou kunnen zijn wijzigen zich voortdurend, en eigenlijk is dit van weinig belang in het licht van de eeuwigheid.
04-11-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-11-2015 |
Tot wat de filosofie ons brengen kan |
Filosoferen is een mooie zaak, hoeft niet altijd op het spirituele vlak, maar met de man van Lascaux in het hoofd, er over schrijvend en erover nadenkend, kom je tot beschouwingen die, al zeg ik het zelf, heel verrassend kunnen zijn.
Zo wordt er een dag uitgekozen, een dag zoals er nog nooit een is geweest in november en nooit een in je leven. Achteraf weet je dat je had kunnen rondlopen in huis, neerzitten aan je schrijftafel, dat je had kunnen bladeren in ‘De Zeloot’ van Reza Aslan, een boek dat een vriend je schonk, of in een ‘El Païs’ die een lieve dochter van een lieve dame je had meegebracht, maar je wou meer, heel wat meer, je wou, op deze dag in november diep binnen duiken in het leven met een experiment dat even goed faliekant als glorierijk eindigen kon.
Zo ben je de eerste, enige zondag die van de maand is die je niet ligt, uitgeweken met al wat nodig is naar de vijver in de omgeving van een vriend, een plaats omringd door de prachtigste bomen, een plaats die je duurbaar is geworden.
En het gebeurde dat vroeg in de morgen een andere vriend, op je verzoek, daar in de grond omheen de vijver, een put heeft gegraven van, had je hem gevraagd, een vierkant van minstens 50 cm zijde en 50 cm diep, waarin hij een vuur zou aanleggen tot de put gevuld zou zijn met gloeiende houtskool.
En het gebeurde ook dat jij gestopt bent bij de slager op de hoek en je een ontbeend ribbenstuk van het varken, van 2,50 kilogram heb besteld. Je hebt het thuis bestreken met olijfolie en met in de vijzel fijn gestampte pilipili, mosterdzaden, zout uit de Himalaya en gedroogde roze besjes - des baies lyophilisées - dit over de ganse oppervlakte van het vlees, en dan in meer belegd met takjes thymus en rozemarijn. Je hebt dit stuk vlees heel zorgvuldig, gewikkeld in verschillende vellen aluminiumfolie, wetende dat heel wat op het spel stond en dat, indien gebeuren zou wat niet mocht gebeuren, je het risico liep dat je falen als een lopend vuurtje zou worden verteld.
Maar je waart vol vertrouwen en je bent naar de vijver gereden, je hebt gemerkt dat het vuur goed was, hebt het in aluminium gewikkelde bundel, ingepakt met enkele vochtig gemaakte bladen dagbladpapier, hebt de helft van de brandende houtskool laten op zij leggen en, in het bijzijn van alle genodigden, de bundel, op een gezegend moment, met behulp van een schop laten neerleggen op de resterende houtskool en laten toedekken, eerst met een laag verse en dan er boven op, met de op zij gelegde nog gloeiende houtskool. Hopende dat op deze wijze het vlees gaar zou komen even goed als in de beste oven van het land.
Je kon nu gaan neerliggen in een zetel, kijken naar de weerspiegeling van de bomen in het water, naar het opspringen van een karper nu en dan, terwijl de rimpels op het water vertelden van de aarde die haar baan beschreef, van de minuten die voorbijschoven én van de tijd van het gaar worden van het vlees. Je zat er in de zon, zoals je er nooit gezeten had met de stemmen om je heen, schijnbaar onbezorgd, je inbeeldend wat het effect kon zijn van het vuur op het vlees, het effect van het inwerken van de diverse specerijen op de smaak van het vlees, wachtende op het juiste punt van de zon boven de bomen en de weerschijn ervan op het watervlak, terwijl, en je wist dat het gebeurde, de natuur in het vuur, dat van alle vuren de moeder was, haar werk aan het voltooien was.
Dan kwam een eerste test omdat er de onzekerheid was over de tijd van het gaar worden. Een angstig man, vrezend dat het vlees verschroeien zou, hield het na vijftig minuten niet meer uit, wat wijs was van hem, ik zelf zou nog gewacht hebben. Hij schepte – want zegde hij we kunnen het nog terugleggen - de bovenste laag houtskool weg en legde die op zij. Het pak kwam ongeschonden te voorschijn maar onmiddellijk sloeg de vlam in het papier. De sonde gaf aan dat de gaarheid onvoldoende was zodat het vlees terug op het vuur werd gelegd en terug bedekt met de weggenomen gloeiende houtskool.
Het was een goed vuur, een heerlijk branden van grote blokken hout onder een brandende zon. Wij er nu berookt omheen staande, het glas aperitief in de hand, wachtende, wachtende, terwijl gebeurde wat gebeurde.
Toen we dachten dat de tijd gekomen was werd, precies na één uur tien minuten, de bundel aluminium folie uit het vuur gehaald, op een snijplank gelegd en geopend. Ik heb het omhulsel weg genomen en gezien dat het absoluut geen catastrofe was, integendeel, dat het vlees gebraden was zoals het hoorde, geurend, glanzend bruin in het grote licht van de herfst, allen verbaasd om het wonder dat het niet was. Ik heb het gesneden met een perfect mes, dun zoals het moest, het vlees wit bijna met een donkere rand, perfect gebakken. Ik zou er trouwens wellicht geen blog hebben over geschreven indien het resultaat faliekant ware uitgevallen.
Nu restte er het maal, maar dit is een ander verhaal, restte er het uur van het even ogen sluiten, restte er het vallen van de avond bij een laatste glas rode, donkere wijn, restte er de brede schittering van de zon die neder zeeg in het water.
Daarna, maar dan was de vijver gedoken in zijn eenzaam zijn, was er de grote verlossende stilte, was er de weerspiegeling van de sterren, het vuur gedoofd, het oosten wachtende op de komst van Venus en Jupiter.
03-11-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-11-2015 |
Igor Strawinski |
Ik hoor op Klara, dat Igor Stravinski, samen met Claude Debussy een van de grootste vernieuwers is van het muzikaal landschap. Ik ook heb dit altijd gedacht, zijn Sacre du Printemps is een van de boeiendste en kleurrijkste muziekstukken die ik ken. Constant Lambert in zijn ‘Music ho!’[1], zegt onomwonden, ’that however different the texture may be, Strawinski is using sound in the same way as Debussy.’ En nog volgens Lambert is Debussy de sleutelfiguur in de muziek van Strawinsky, en schrijft hij over Le Sacre : ‘Barbaric impressionisme has taken the place of super-civilized impressionism, that is all.’
Ik ontdekte Le Sacre in de film ‘Fantasia’ van Walt Disney, het was iets ongehoord fantastisch, het was een revelatie van wat muziek kon zijn. Ik ben die dezelfde dag de film twee maal gaan zien, het was mijn eerste diepgaand contact met klassieke muziek. Zeg ik nu dat het mijn leven veranderde en dan vooral de muziek van Bach, zijn Toccata en Fuga, Beethoven, zijn Pastorale en dan, een nooit gehoord iets, Igor Strawinski en zijn Sacre, toegankelijk gemaakt door de beelden van Disney. Ik geloof niet dat er ooit in mijn leven een dag is geweest die zo diep ingrijpend is geweest, zeker op het gebied van de muziek. ik werd ‘gebouleverseerd’ en definitief bekeerd tot de klassieke muziek, in zo ver dat zelfs de Beatles aan mij zijn voorbij gegaan.
Het zijn heel verre impressies, ik moet toen ongeveer twintig geweest zijn maar buiten Mozart’s ‘Kleine Nachtmusik’, wat Beethoven en Chopin wist ik eigenlijk niet wat klassieke muziek betekende. Maar toen ik kennis maakte met het kakofonische in Le Sacre, wist ik wat muziek ook kon zijn, verrassend en enthousiasmerend. Wat ook, de film Fantasia is een definitieve breuk geweest met al wat ik tot dan toe beluisterd had. En het is van toen af dat ik bijna uitsluitend klassieke muziek heb beluisterd, en klassiek ben blijven beluisteren, in zover dat ik helemaal niets af weet van de muziek waar mijn kinderen en kleinkinderen nu, met grote kennis van zaken naar luisteren en over spreken.
Na Igor Stravinsky is Gustav Mahler gekomen, zijn georkestreerde ‘Lieder’ en zijn symfonieën, een nieuwe revelatie, een andere ontdekking met even diepgaande gevolgen die een goede vriend met een bijzondere naam, Leonard Hoendervangers - die nu zeker aan het discussiëren is met Beethoven en Debussy en Ravel, ergens, ergens – me heeft bijgebracht. Ik luisterde van toen af naar de klanken, de opeenvolging van de instrumenten, de kleurschakeringen, de ritme wijzigingen, meer dan naar de melodie die wel het draagvlak bleef, maar niet meer centraal stond.
Waar ik nu soms vandaag nog twijfel tussen Beethoven en Mozart enerzijds, en tussen Mozart en Haydn anderzijds, herken ik onmiddellijk de muziek van Mahler en even duidelijk van Chostakovich.
Zo gebeurt het at een leven gevormd wordt door kleine schijnbaar onbelangrijke ontmoetingen, om het even van welke aard, die je op een haar na had kunnen ontwijken, maar die van je leven gemaakt hebben wat het geworden is. Alles, elke detail tot op een fractie van tijd na, is bepalend geweest voor de richting die je insloeg en dit bepaald door een samenloop van omstandigheden die elk op hun beurt het gevolg waren van andere omstandigheden en zo verder, misschien wel tot bij de man van Lascaux of nog verder. Als men het zo bekijkt dan wordt het duidelijk dat je helemaal niet ontkomen kon aan het lot dat ons overheerst, hetzij een winnend, hetzij een verliezend.
[1] Constant Lambert: Music Ho!, 1934, Penguin books 1948
02-11-2015, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |