 |
|
 |
|
|
 |
01-09-2012 |
Kamal Salibi |
Ik kon ik niet onopgemerkt
voorbij 31 augustus ik kan ook niet voorbij 1 september omdat het op die dag
is, precies een jaar geleden, dat in Beirout, Kamal Salibi overleed. Weinigen
in het westen hebben Salibi gekend of gelezen. Hij was de auteur van diverse
boeken over het land en het volk van de Bijbel, en van een ontstellend, bijna
provocerend boek over Jezus.
Ik hoorde voor het
eerst van Salibi in 1986, de dag van mijn verjaardag in Al Tawila aan de Rode
Zee in Noord-Yemen, toen ik zijn boek ten geschenke kreeg van vrienden uit
Parijs.
Ik herinner me dat
ik het een eerste maal, maar dan vluchtig, gelezen heb op het vliegtuig dat ons
van Sanaa terugbracht naar Parijs en dat het voor mij een revelatie was die me
ettelijke jaren zou bezig houden en leiden zou tot een correspondentie met de
auteur, en veel later tot een uitwisseling van e-mails. In den beginne over het
gebeuren, gekend als de uittocht uit Egypte en de veertigjarige tocht van Mozes
door de Sinaï woestijn en later over de veroveringstocht van Thutmosis IV ofwel
in Palestina, ofwel in de Asir.
Nu, Salibi lezen is
één zaak, de verhalen van de Bijbel lezen en er geloof aan hechten is een
andere zaak. Absolute zekerheid, wat de plaatsnamen in het Oude Testament betreft ik spreek niet over de rest - is er
niet. Wat Salibi me wel leerde, en wat ik van hem aanvaardde is dan hij op
basis van de plaatsnamen die nog steeds bestaan in Saudi Arabië, de tocht van
Mozes en de Israëlieten wist te situeren en dat ik de overtuiging opdeed dat ik
met mijn vrienden, bij onze tocht door Yemen, in het spoor van Mozes had
gelopen. Wat me een zeer ongewoon gevoel gaf en aan onze reis een kleur en een
diepte gaf die ik op andere plaatsen nimmer heb gekend.
Ik ga hier niet
verder op in, maar voor zij die het wagen zouden Salibi te gaan lezen - maar
het is best dat je er een goede reden voor hebt hierna de lijst van de werken
van Salibi:
Zijn eerste boek Die Bibel kam aus dem Lande Asir, verscheen
eerst in Der Spiegel en pas daarna in boekvorm in 1985 bij Rowohlt Verlag
GmbH Reinbek bei Hamburg. In hetzelfde jaar gevolgd door The Bible came from Arabia, bij Cape ed. London en, Het ware Land van Abraham, Een nieuwe
theorie over de oorsprong van het volk van Israël, bij Elsevier.
In 1986 kwam de
Franse vertaling uit: La Bible est née
en Arabie, bij Grasset. Het is deze vertaling die ik ten geschenke kreeg.
In 1988 verschenen The Secrets of the Bible People bij
Saqi Books, London, en Conspiracy in
Jerusalem, The hidden origins of Jesus, bij I.B.Tauris & Co London.
IK heb altijd
getracht de werken van Salibi te vergelijken met de herziening van de
Egyptische geschiedenis door Velikovsky. Ik ben er niet in geslaagd, in het
werk van Salibi enige bevestiging te vinden van wat bij Velikovsky centraal
staat, namelijk dat Thutmosis IV leefde in de -Xde eeuw en niet in de -XIVde,
zoals algemeen aanvaard.
Ik kan hier ooit op
terugkomen maar het is een essay dat ik dan zou moeten schrijven, wat ik niet
zinnens ben. Eigenlijk heb ik er al genoeg tijd in gestoken, én in Velikovsky,
én in Salibi.
Wat ik wel nog
kwijt wil is het volgende:
Zijn de
fundamentalisten in Israël er wel zo zeker van dat het graf van Abraham zich
bevindt in Hebron, waar ze gemeend hebben het te moeten situeren, samen met een
nog meer twijfelachtig oord, het Kyriat Arba uit Genesis 23: 1 en 2?
Ze hebben het graf
gelokaliseerd binnen hun grenzen van nu, en hebben er een pelgrimsoord van
gemaakt. Echter van de grotten van Maqfellah wordt niet meer gesproken.
Misschien hadden ze
vooraf Kamal Salibi moeten lezen over het nog steeds bestaan van een Hebron in
Saudi Arabië, met aldaar vier (arba)
dorpen (kyriat) en van een plaats
Maqfellah en ook lezen al wat Salibi
wist over het Beloofde Land van Abra(ha)m.
Maar zoals de
fundamentalisten, de moordenaar van Uriah zijn bevelhebber, namelijk Koning
David die met Bethsabee, de vrouw van Uriah, in bed wilde een verhaal, breed
uitgesponnen in hoofdstuk 11 van Samuel II hoog in het vaandel voeren, zo
zullen ze, er mogen nog tien Salibis opduiken, geen duimbreed toegeven wat het
graf van hun aartsvader betreft.
Het weze dan maar
zo.
01-09-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-08-2012 |
De Tijd |
31 augustus is voor mij een dag om zo maar niet voorbij te schrijven.
Het is een dag die ruikt naar een begin van herfst met de eerste tekenen van de
natuur die stilvalt, die omgebogen wordt naar de aftakeling: de hortensias die
hun kleur verliezen, de eerste bladeren op het gras en de wind steviger in de
bomen. De aftakeling ook in mijn lichaam met ongekende opstoten van pijn en
stijfheid in hals en schouders.
Een dag om niet te koesteren want ik weet dat de voor mij nog komende dagen
van 31 augustus, zeldzamer en zeldzamer zullen worden. Maar dit is dan ook een
reden om deze dag maximaal te beleven; om geen ogenblik ongemerkt of onbewust
te laten voorbijgaan. Me toe te spitsen op al wat ik doe, wat ik lees of
schrijf. Te leven à 100% van mijn mogelijkheden; me in te schakelen in het
leven van de natuur, me voor te bereiden op de positieve kant van de herfst die
eens te meer me overvalt, zoals een zin me overvalt, een beeld, een herinnering,
en ondanks alles, met een aangenaam gevoel, september, de herfst, de winter
tegemoet te gaan.
Ik zal die ook nog wel doormaken. Zal de nieuwe lente binnengaan,
herboren, zoals de natuur heropgestaan, zoals het zovele malen vroeger al is
gebeurd en aldus een volgende 31 augustus bereiken en op die dag te hernieuwen
wat ik vandaag heb opgetekend.
Ik kijk dus, gelaten, maar ook vol vertrouwen de kleuren, de luchten, de
regen, de vroege avonden van de herfst tegemoet. Het vooruitzicht van wat de
natuur me brengen zal, vermengt zich met het vele werk dat ik voor ogen heb:
mijn blog, nog voor een tijdje tot ik totaal leeg geschreven ben; mijn boek
waaraan ik werken zal, waaraan ik een structuur geven moet wil ik er ooit iets
leesbaars van maken. En, zoals augustus is voorbijgegaan, zal september zo
voorbij zijn, opgelost in oktober en oktober in november.
De tijd stopt hier nooit.
31-08-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-08-2012 |
Werken aan een boek |
Zocht vandaag tussen de
rekken boeken, naar Disjecta van Samuel Beckett, omdat ik dacht dat het bij
Beckett was dat ik gelezen had dat schrijven een kosmische aangelegenheid was.
Ooit hebben de boeken
alfabetisch op naam van de schrijver geklasseerd gestaan, nu is dit niet meer
het geval maar, de rug van de
boeken overlopend stelde ik me de vraag, welk verschil het zou
maken indien er één enkel boek van mij zou staan tussen de vele die ik heb, of
tussen de vele boeken in de stadsbibliotheek
bijvoorbeeld. En ik kwam tot het besluit dat dit geen verschil zou maken, dat
het beter is, zoals nu, te werken aan een boek, want pogen een boek te
schrijven, er mee bezig zijn op alle uren van de dag en de nacht soms, zoals
voor mijn blog, nadenken over hoe het verder moet, is oneindig meer dan een geschreven boek te
koesteren en te denken dat je aangekomen bent.
Neen, ik voel me heel goed
als ik er in slaag enkele paginas verder te schrijven, alhoewel ik er soms lang
mee bezig ben hoe het vervolg zal zijn. Tot ik dan, zoals het ergens werd
voorzien, een postkaart vind met een foto van Akhnaton en een gedicht van Sandhurst.
30-08-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-08-2012 |
Bekentenis |
Ik weet, wil ik mijn positieve ingesteldheid van nu bewaren, dat de weg
die ik nog te bewandelen heb even creatief moet zijn als de weg die ik al
bewandeld heb. Creatief zijn is mijn binding met de eeuwigheid. En de roep naar
dit eeuwige draag ik in mij. Dragen we allen in ons onder de ene of de andere
vorm, zelfs al weten we niet wat het eeuwige is, het is onze diepere
voedingsbodem, het is de hoop dat de geest die ons bewoont nooit sterven zal.
Creatief zijn is een kosmische eigenschap. Schrijven is een kosmische
aangelegenheid, is een zich inschakelen op een zeer minimale wijze weliswaar
de wijze die ons eigen is in de onverzadigbare creatieve eigenheid van het
Universum dat ons omkleedt. Het is functioneren zoals het Universum.
Als Wildiers het heeft over een werkzame aanwezigheid, dan heeft hij
het, volgens mij, over én het Universum, én over die aanwezigheid, maar het kan
ook, en dit is mijn gedachte, dat die aanwezigheid het Universum IS, dat het Universum
zijn materiële vorm is en dat al wat is, ook de mens een vorm is van die
aanwezigheid.
Ik zit hiermee op een ongekend, onverwacht, gevaarlijk want te ver
reikend domein. Maar uiteindelijk is het daarover dat ik dacht een boek te
schrijven, handelend over het leven. En in een leven gebeurt niet zo heel veel
dat verschillend zou zijn van het leven van iemand anders. Een boek dus met een
minimum aan gebeuren, maar dan vooral een boek over iemand die zoekt, die zoekt
in het ijle naar wat niet te bepalen, niet te noemen is.
Ik tracht dit ook te doen onder de vorm van
gedichten, eerder filosofische dan poëtische ik geloof niet dat ik poëzie
schrijf al zou ik wel willen Ik schrijf over de geest in ons, dit is mijn
Leitmotiv.
Het is een droom die zich wil los wrikken, die zich
projecteren wil op het nog witte doek van de dagen voor mij. Die een projectie wil
zijn van de levende geest. Die een elegie van de geest wil zijn.
Tot vandaag beperkt zich
deze droom tot het schrijven van mijn dagelijkse tot nu dagelijkse blog.
Het is een begin. Of het ooit verder uitlopen
zal in de richting van een boek, weet ik niet, maar de hoop blijft, de droom
zeker.
29-08-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Droom en Realiteit |
Ik weet, wil ik mijn positieve ingesteldheid van nu bewaren, dat de weg
die ik nog te bewandelen heb even creatief moet zijn als deze van de weg die ik
al bewandeld heb. Creatief zijn is mijn binding met de eeuwigheid. En de roep
naar dit eeuwige draag ik in mij. Dragen we allen in ons onder de ene of de
andere vorm, zelfs al weten we niet wat het eeuwige is, het is onze diepere
voedingsbodem, het is de hoop dat de geest die ons bewoont nooit sterven zal.
Creatief zijn is een kosmische eigenschap. Schrijven is een kosmische
aangelegenheid, is een zich inschakelen op een zeer minimale wijze weliswaar
de wijze die ons eigen is in de onverzadigbare creatieve eigenheid van het
Universum dat ons omkleedt. Is functioneren zoals het Universum werkt en
beweegt.
Dit heb ik ooit gelezen, ergens, was het bij hij die wachtte op Godot?
Zelf zal ik het niet hebben durven denken.
Als Wildiers het heeft over een werkzame aanwezigheid, dan heeft hij
het, volgens mij, over én het Universum, én over die aanwezigheid, maar het kan
ook, en dit is mijn gedachte, dat die aanwezigheid het Universum IS, dat het
zijn materiële vorm is en dat al wat is, ook de mens een vorm is van die
aanwezigheid.
Ik zit hiermee op een ongekend, onverwacht, gevaarlijk want te ver
reikend domein. Maar uiteindelijk is het daarover dat ik dacht een boek te
schrijven, handelend over het leven. En in een leven gebeurt niet zo heel veel
dat verschillend zou zijn van het leven van iemand anders, een boek dus met een
minimum aan gebeuren, maar dan vooral een boek over iemand die zoekt, die zoekt
in het ijle naar wat niet te bepalen, niet te noemen is.
Ik tracht dit ook te doen onder de vorm van
gedichten, eerder filosofische dan poëtische ik geloof niet dat ik poëzie
schrijf al zou ik wel willen Ik schrijf over de geest in ons, dit is mijn
Leitmotiv.
Het is een droom die zich wil los wrikken, die zich projecteren
wil op het nog witte doek van de dagen voor mij. Die een projectie wil zijn van
de levende geest. Een elegie van de geest wil zijn.
Tot vandaag beperkt zich
deze droom tot het schrijven van mijn dagelijkse tot nu dagelijkse blog.
Het is een begin. Of het ooit verder uitlopen zal in een resultaat, weet ik
niet, maar de hoop blijft, de droom zeker.
29-08-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-08-2012 |
Het Herderstasje |
Onooglijk
bloem te zijn in dorre
aarde,
of het grote wonder
dat
we nimmer zagen omdat we
de wereld blind zijn
ingegaan,
ongeduldig,
onvermogend om
een ogenblik bloem te zijn.
Zo de
winden niet gevoeld, de regen
niet
gesmaakt en evenmin gehoord,
geroken
van de wieren, het klotsen
van
de golven op de rotsen:
deeltjes
elektronen die onzichtbaar
bleven,
maar Capra wel gelezen.
Bloem
te zijn en niet te dromen,
niet
woorden moeten schrijven,
niet
tijd te kennen maar te bloeien
en
bevrucht te worden,
door
God weet wie of wat,
en
met de wenteling der sterren
zaad
geoogst om in de wind
gezaaid
te worden.
Herderstasje
is mijn naam,
la bolsa a pastor alhier,
het
water uitgekomen, of uit de luchten
levend
hier op aarde neer,
in
een of andere vorm
de
tijdloosheid van eeuwen ingegaan.
Wie
weet het nog, wie heeft gezien
hoe
plant geworden, hoe gegroeid
hoe
een gerokken lijn: mutatie in mutatie
die
evolutie wordt genoemd,
survival
of the fittest.
Vanwaar
die groei, die drang tot
voortbestaan,
komt het van binnenin
of is
het, beademd door de liefde
waarvan
Dante dacht dat zij het is die zon
en
andere sterren in beweging houdt?
Perplext
te staan hoe zo iets
worden
kon tot wat het is,
wat
wortel en wat stengel
een
vinger lang, uit resten rots gerezen
om
dan te bloeien in het teerste wit
en
zaad te geven, zoals het staat
geschreven
in het boek dat van het leven is,
te
dik, te onbegrijpelijk.
Maar
wie leest het nog, wie neemt
er
nog de tijd om dichterbij te komen :
het
herderstasje, het minst van al
dat
hier bekeken wordt.
Zo deze woorden.
28-08-2012, 00:05 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-08-2012 |
Max Wildiers |
Wie
we ook zijn, wat wij ook mogen denken, allen worden wij geconfronteerd met het
grote mysterie van het universum en voeren op onze manier een nooit eindigend
gesprek met deze ondoordringbare wereld. In deze confrontatie met het universum
heeft alle mystiek zijn oorsprong en vertrekpunt. Want de religieuze mens is
hij die achter deze zintuigelijk waarneembare wereld een hogere geestelijke
realiteit, een werkzame aanwezigheid vermoedt, die hij zal trachten te
begrijpen, ook al weet hij dat hij haar nooit volkomen zal omvatten, en met wie
hij zich verenigen wil, al blijft hij zich bewust van zijn onmacht en
begrenzing.
Over Cervantes gesproken en over de melancholie van
het oud worden die hem aanzette, na zijn Don Quichotte, verder te blijven
schrijven, is het deze zin, en weinig is er aan toe te voegen, door Gérard
Bodifé gehaald
uit het werk van Max Wildiers, die niet alleen centraal staat in al wat ik
schrijf, maar hoofdzakelijk de reden is waarom ik schrijf.
Ik schrijf omdat ik zoek, gans mijn leven ben ik
een zoeker geweest. Als Elias Maurice Gilliams - een grassprietje uit de
grond haalt en zich vragen stelt bij het tere van de worteling ervan, dan ben
ik het die zich vragen stelt over het grote wonder van het leven.
Als ik in een van mijn gedichten over het
herderstasje, uit mijn, een paar dagen geleden aangehaalde dichtbundel, dan is
het omwille van de levende kracht erin aanwezig, de ganse structuur ervan, de
bloei en de vorming van het zaad en vooral het ingehaakt zijn in het grote,
immense kosmisch gebeuren dat het Universum is: telkens stil te vallen in de
herfst en opnieuw te ontwaken in de lente, keer op keer op keer.
En als ik in dit nieuw beginnen, zoals Wildiers het
noemt, een werkzame aanwezigheid ontwaar die maakt of maakte dat het
herderstasje er is, en als het er is, dat er een tijd was dat het er niet was,
en dat die aanwezigheid er voor gezorgd heeft dat het geworden is wat het is,
dat in de diepste elektronen ervan, die aanwezigheid, werkende is, zoekende
is, zoals ik, naar een betere wijze om beter de negatieve krachten omheen zich
te neutraliseren, dan is het niet alleen een struggle for live, maar tevens en dit is het blijvende wonder
een zoeken naar een verbetering van deze struggle.
Het is dit allemaal dat mijn reden is, voor mijn
schrijven. Er is er geen andere dan die werkzame aanwezigheid. En het is
aldus dat ik, én Gérard Bodifé, én Max Wildiers, én een ganse wereld van
zoekers, vervoeg in hun zoektocht.
Het is dit zoeken dat me levend houdt.
Gérard Bodifé: Kerngedachten uit
Zo vrij is de Mens van Max Wildiers, Uitgeverij Pelckmans, 1996
27-08-2012, 02:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-08-2012 |
Love is a fool star |
Fragment
uit De Adem van de
Dagen, zijn boek in wording:
Deze morgen is hij
opgestaan in wat hij noemen wil het saturatiepunt van de nacht, het ogenblik waarop
de rand van de zon de kim heeft bereikt, maar ook, nog even niet.
Hij is gaan
neerzitten onder de lamp aan de tafel om te volbrengen wat hij elke dag te
volbrengen heeft, en een fractie van een ogenblik houdt hij het beeld van
Miguel de Cervantes de Saavedra die, zoals hij zegt, zijn Novelas ejemplares zou geschreven hebben para distraer con ficciones las primeras melancolías de su vejez.
Het is niet de melancolía van het oud worden die werkt
op hem en hem schrijven doet of laat, ze is er wel die Sehnsucht, hij is er zich ten volle van bewust en weet wat het
is ouder worden, maar hij wenst vooral niet, dat dit wordingsproces van zijn
lichaam, een te grote greep zou hebben op zijn leven van elke dag, waarbij hij
onvermijdelijk zou kantelen in een morose omgeving, vast geankerd, zoals
zovelen, aan het scherm van de televisie.
Maar hij wil even
maar, heel ver teruggaan, naar een toestand van droom opgelost in realiteit,
die hem een deel van de nacht heeft wakker gehouden, niet meer wetende wat echt
was en wat fictie was, gekomen uit zijn weemoed, pijn bijna, om wat
onherroepelijk voorbij is geschoven en heel anders had kunnen geweest zijn.
Het is een
postkaart die hij gisteren vond in een boek over Suger, de abt van Saint-Denis
waarom zit er in elk boek een kaart als bladwijzer en waarom was hij precies
Suger gaan opzoeken, al wist hij het wel een postkaart met een zwart-wit
afbeelding van Akhnaton ook Akhnaton had zijn reden - en op de keerzijde een
USA-zegel, afgestempeld in New-York, en, in haar zo vloeiend, zo inviterend
handschrift, enkele lijnen uit een gedicht van Carl Sandburg:
You
and a ring of stars
may
mention my name
and
then forget me.
Love
is a fool star.
Het vale licht van
de morgen over de tuin. Hij denkt, noch tijd, noch afstand kunnen hier iets aan
wijzigen, lijk bloesems in de wind blijven herinneringen dwarrelen over mij,
over mijn handen, over mijn bezig-zijn
en nu, na zovele jaren, zij die weer opgedoken is, hun afdaling over de
gletsjer in het immense licht van de zomer - en veel meer was het niet, maar
het was voldoende - haar stem terug en sterren in zijn ogen: spreek nog
eenmaal mijn naam en vergeet me dan, for
love is a fool star.
Ze was nog aanwezig
die dag, toen hij die avond laat was thuisgekomen, toen hij uitkeek over het
grasperk, toen er het moment was dat de schemer van de hoog bloeiende, witte hortensias
hem even verwarde en toen ze, maar het kon niet dat hij niet droomde, hem
tegemoetkwam, haar wit kleed als een fluisterwolk om haar lichaam, zwevend. En
de roep er was al was het haar stem, van de vele sterren:
you
and a ring of stars may mention my name. Jij en jij
alleen.
26-08-2012, 00:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-08-2012 |
Epiloog bij Dichtbundel |
Heb willen reageren op zeldzame stemmen die me bereikten. Heb mijn bundel gedichten - van 29 december 2001 - waarover ik vertelde een paar dagen terug, gerijpt gevonden en herbotteld, aangevuld met een Epiloog die hier in première gaat voor zij die me lezen zullen.
Ware van de zee de
zang er niet geweest
we zouden hier niets
geschreven hebben,
noch over luchten,
noch over meeuwen,
noch over het
wentelen van de aarde om de zon.
We zouden niet
geschreven hebben
noch over dagen die
gingen, noch over
herinneringen. We
zouden geen vragen
hebben gesteld,
geen antwoorden gezocht.
Niet uitgekeken naar
de schepen op de horizon
geen verlangen gekend
om mee te varen
de volle wereld in,
om kennis te vergaren
en heel wat meer te
zijn dan bloed en aders
en geharrewar van doodgewone
verhalen.
Ware dag aan dag de
zee er niet geweest,
de bezieling van de
golven niet, het fluisteren
van de wind in dorre
struiken, het licht
van dag, van nacht
en van oneindigheid,
we zouden niet
geschreven hebben over God.
Wel Dante gelezen,
wel Lorca misschien,
maar geen gedicht
geschreven en niet getracht,
halsstarrig, de
bedampte wand te klaren
die alles wat
begrepen moet, geborgen houdt.
Om uit te komen
dan, al hoopten we het anders,
dat de wand bedekt
is langs de overkant.
Maar, dit alles
hadden we niet geschreven
ware van de zee de
zang er niet geweest
en niet de echo van
de vrienden die ons lezen.
Soms.
25-08-2012, 08:29 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-08-2012 |
De Blogs die ik schrijf |
De
blogs die ik schrijf zijn niet ontstaan op het ogenblik van het schrijven. Ze
zijn geschreven op alle plaatsen waar ik me ooit bewust bevond en ook, ze zijn
van al die plaatsen en van al die bewuste ogenblikken die ik heb doorgemaakt.
Zo ligt alles over en in elkaar, het heden gekomen uit het voorbije en het komende
gegroeid uit het heden: realiteit en droom zich vermengend, zodat mijn blog de
kleur en smaak heeft van melk in koffie en koffie in melk, crèmekleurig. De
realiteit niet duidelijk afgelijnd, droom en verbeelding eerder wazig dan
helder, maar beide in elkaar vervlochten en gewild gevoileerd.
En
een tweede bemerking, een blog begint
niet met de eerste lijn, een blog begint met al wat er is aan voorafgegaan, met
wat tot dan toe ongeschreven bleef, in gedachten opgeborgen.
Ik
denk aan Jorge Luis Borges die in zijn essay over la Poesia gauchesca, uit zijn bundel Discusión, de vraag herneemt aan Whistler gesteld, hoeveel tijd
het hem gevergd heeft om één van zijn Nocturnos
te schilderen, en het antwoord van Whistler: toda mi vida.
Zo
als je me ooit zou vragen hoe lang het duurt om een blog af te werken dat is
mijn antwoord: mijn ganse leven.
24-08-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-08-2012 |
Dichtbundel |
Op 29 december van
het jaar 2001, verscheen, in zeer beperkte oplage, van mij een dichtbundel: De Zee bij Cabo de Huertasen deze
morgen vond ik, tussen een hoop geschriften, het laatste exemplaar ervan in
mijn bezit.
Ik heb de gedichten
van meer dan tien jaar geleden, herlezen en aarzelend, licht herwerkt. Nu ik vooropstel,
dat deze gedichten ook geen lang leven beschoren zijn, wat doe ik ermee: wil ik
dat ze herrijzen uit hun as, en laat ik ze opnieuw bundelen weet trouwens
niet meer waar mijn vorige bundels zijn terecht gekomen of laat ik ze vergaan
onder het stof van de tijd?
Moeilijk is het
beslissen als ik vaststel met welke overgave en in welke omstandigheden, deze
gedichten destijds geschreven werden.
Ik kan evenwel niet,
al wou ik wel, deze bundel met achttien gedichten, in zijn totaliteit overnemen
in mijn blog. Maar misschien is mijn idee ze te laten herrijzen en ze aldus mogelijks
te laten voortleven tot enkele tijd na mij met het hiernavolgend voorwoord, nog
niet zo een slecht idee.
Cabo de las Huertas (de
Kaap der Tuinen),
is een strook kust
gelegen tussen San Juan en Alicante. Niet zo heel veel, wat rotsen door zee en
wind getekend, begroeid met een variëteit van planten en bloemen die we nergens
anders hebben ontmoet en misschien nergens anders te vinden is.
De zee klotst er, zonder een
ogenblik respijt, tegen de rotsen, onstuimig soms, wild en ongenaakbaar en dan
op dagen van kalmte, een zilveren blad licht, gemengd met water, waar we gaan
neerzitten, roerloos, omdat we niet weten wat te begrijpen is van kosmos en van
eeuwigheid en van Hij die God wordt genoemd, omdat de traditie ons deze naam
gelaten heeft, maar die voor ons Onnoembaar is en blijft omdat het allemaal zo
vol is, zo sterk, zo ruim, zo alles opslorpend, alles overrompelend.
Omdat we er bewust van zijn dat
de zee en de ruimte erover, omdat het licht erover, deel is van dit Onnoembare,
en wij, ook deel ervan.
Omdat we geloven dat het in
deze ruimte is dat we zullen opgenomen worden als onze tijd gekomen is. Vergeef
het ons als we zo vrijmoedig hierover denken, maar we hebben geen andere uitweg
meer, en wensen er geen andere.
Het is bovenal ook de
plaats waar we wachten op het mirakel van het woord om te schrijven wat de geest ons
ingeeft te schrijven.
Hopende.
23-08-2012, 00:08 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-08-2012 |
Boeken |
Selon
Livres Hebdo 646 romans français et étrangers sapprètent à paraître, lees
ik in Le Monde (17 augustus).
Er wordt niet gespecifieerd
welke de verhouding is tussen Franse en buitenlandse, tussen boeken die dit
jaar gepubliceerd worden en boeken die een aanvullende publicatie krijgen, maar
het aantal dat de boekenwinkels zal binnenschuiven lijkt me aanzienlijk en
onmogelijk op te volgen.
Ook, afgerekend op
mezelf, schijnt het me toe dat heel de
wereld aan het schrijven is zelfs al is de kans gepubliceerd te worden als een
van die 646, heel, heel klein.
Kafka was ook een
bezetene als schrijver. In het boek dat ik gisteren citeerde, las ik van hem:
Ma
vie au fond consiste depuis toujours en tentatives pour écrire, et le plus
souvent en tentatives manquées. Mais lorsque je nécrivais pas, jétais par
terre, tout juste bon à être balayé.
Als hij niet
schreef was hij nog juist goed om van de grond geveegd te worden. En zo zijn er
velen. Maar wat nut heeft het, zelfs bij publicatie, als het is om opgestapeld
te liggen in de boekenwinkels of opgesteld in hun rekken, als niemand je ter
hand neemt of je enkel maar even doorbladert om je dan terug te plaatsen waar
het boek genomen werd, in de rij of op de stapel?
Wat nut heeft het,
een boek te schrijven, als je niet woord na woord gelezen wordt, zoals je woord
na woord, met zoveel zorg en inzet, geschreven hebt.
Blijft in elk geval,
de geschiedenis van de schrijver en de geschiedenis van het boek, alhoewel met
elkaar verbonden kennen beide een afzonderlijk leven. De schrijver gaat er aan
ten onder, dan toch na verloop van tijd, maar het gebeurt dat het boek hem glansrijk
overleeft.
Kafka wou schijnbaar
dit risico niet lopen, hij liet verdwijnen
wat nog kon verdwijnen, zoals hij verdween. Maar misschien hoopte hij stiekem
dat Max Brod zijn beslissing negeren zou en dat hij toch gepubliceerd zou
worden, wat hij altijd moet gehoopt hebben.
En het is maar na
de publicatie dat het leven van het boek begint. En het kan dat dit heel kortstondig
is - zoals dit van de hapklare boeken - maar het kan ook en dit geldt zeker voor
de werken van Kafka, dat het boek een lang leven tegemoet gaat en dat aldus het
leven van de schrijver mee wordt verlengd, de eeuwigheid binnen.
Wie hier dan over
beslist is de lezer, hij is het die de beslissende factor blijft. Zo denk ik dat
van de verhalen van vandaag, er binnen afzienbare tijd niet veel meer
overblijven, want wie leest er nog Pasternak. Solzhenitsyn, Hemingway, Faulkner,
wie nog Bernanos, Gide, wie nog Aafjes, Den Hartog, Gilliams. En wie leest nog
binnen enkele jaren Mulisch, Van het Reve en Verhulst, deze van het godverdomse
en zovele anderen die het nu voor het zeggen nog hebben.
Waarom zou dan het
boek dat ik op het oog heb en langzaam verder schuift, te langzaam evenwel,
enige kans maken me te overleven. Als souvenir wel misschien, maar als boek of
als geschrift is de kans meer dan miniem. Het is dan ook niet meer de zorg die
het wel was jaren terug. Ik ben, tout compte fait, reeds uiterst tevreden
met mijn werk van elke dag.
22-08-2012, 00:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-08-2012 |
Franz Kafka |
Mon
très cher Max, ma dernière volonté: tout ce qui se trouve dans ce que je laisse
derrière moi (donc dans la bibliothèque, larmoire à linge, la table de
travail, chez moi et au bureau ou bien dans quelque lieu où cela aurait été
transporté et tomberait sous tes yeux), tout, quil sagisse de journaux
intimes, de manuscrits, de lettres (écrites par moi ou par dautres), de
dessins etc., doit être totalement brûlé sans être lu, de même tous les textes
et tous les dessins que toi ou toute autre personne à qui tu devras les
demander en mon nom pouvez détenir. Sil est des lettres quon refuse de te
remettre, il faudra au moins quon sengage à les brûler.
Onnodig te zeggen
dat deze wilsbeschikking van Franz Kafka, nooit gerespecteerd werd door zijn
vriend Max Brod. Integendeel, alles van Kafka, het werk van een groot schrijver
is bewaard gebleven en gepubliceerd.
Zijn
wilsbeschikking die er op gericht was de Franz Kafka die hij geweest was, en na
zijn dood niet meer was, uit te roeien. Dit doet me trouwens denken aan
Tzinacàn, de magiër van de Piramide van Qaholon,
waar Borges over verhaalt. Het ligt ook in de lijn van Joseph K. die na zijn
proces wordt uit de weg geruimd, ergens, ergens, en verdwijnt uit de
samenleving alsof hij nooit geweest was.
De vraag die zich
onvermijdelijk stelt: Max Brod had hij het recht in te gaan tegen de beslissing van
Kafka, of beter Kafka had hij het recht de verbranding te eisen van alle
geschriften en tekeningen van hem of die met hem iets te maken hadden?
In een van zijn
brieven verwijt hij zelfs aan zijn correspondent, zijn adres niet duidelijk te
hebben geschreven, want zegt hij van het ogenblik dat de brief aan mij
geschreven onder omslag gaat, is hij mijn eigendom en moet hij als mijn
eigendom met de nodige zorg behandeld worden.
Maar de ene Kafka
is de andere niet en wat hij vraagt aan Max Brod is voor een vriend en
letterkundige die Max Brod was, een onmogelijk te volbrengen opdracht.
Als ik wil dat
alles wat ik ooit geschreven heb verbrand zou worden dan zou ik beginnen het
zelf te doen, of het zelf te verzamelen om het buiten te zetten voor de
volgende papier afhaling die gebeuren zou. Wat ik vandaag nog niet zinnens ben
te doen, en morgen wellicht ook niet. Het geschrevene behoort mij niet meer
toe, het werd me toevertrouwd komende van ik weet niet waar, maar eens
geschreven hoort het toe aan de gemeenschappelijke bron waar we allen uit
putten kunnen en mogen, en dit gemeenschappelijke is nooit van mij of van iemand geweest.
Het was niet aan
Kafka om erover te beslissen. Had zijn werk totaal waardeloos geweest dan ware
het zonder de minste twijfel een slachtoffer geweest van de Tijd, waar mijn
geschriften wellicht het slachtoffer van zullen worden.
Kafka zelf moet dit
geweten hebben. Misschien, maar ik betwijfel het, was het dit dat hij vreesde.
21-08-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-08-2012 |
Het beeld van me |
Een kleinzoon van
me, Anthony trad twee maanden geleden in het huwelijk met Ruth. Mijn echtgenote
en ik waren aanwezig op het feest. We werden nu bij hen uitgenodigd op een
heerlijk, uitgelezen maal, dat buiten op het terras van hun woning, uitliep, tot
laat in de avond. We zaten er tot de eerste sterren, we zaten er zelfs toen het Internationaal Ruimtestation,
het ISS, met een enorme snelheid, door de blauwe hemel sneed, zo scheen het ons
toe.
Na de koffie was er
binnen, de projectie van de film en van de fotos van huwelijk en feest. Ik zag
me nu en dan verschijnen, een oud man,
die ik dacht helemaal niet te zijn als ik spreek, als ik rondkijk, als ik me beweeg
onder de mensen, onder de jeugd. Maar film en foto geven me het beeld dat zij
hebben van mij en absoluut niet het
beeld is dat ik draag van mij. Hier wordt me getoond hoe ik overkom. Een beeld
dat me leerde en me ook enigszins verbaasde hoe opvallend oud ik was onder hen,
een grijze man met strikje in plaats van das, in een grijs pak wat mijn
ouderdom nog benadrukte. Ik zag een man die ik amper kende en, die man was ik.
Zo loop ik er dus
bij, dacht ik, zo word ik dus gezien door de anderen, terwijl ik die persoon
niet ken, ik zie me zoals het van binnen met mij is gesteld. Goed en nu vooral,
als iemand met een blog die hij schrijven moet, of geschreven heeft, of reeds
een blog verder denkt, of uitkijkt naar wat een blog zou kunnen worden, iemand met een dagboek ook en een rechterhand,
niet heel stabiel, die een pen houdt. Iemand die geen beeld heeft van zich zelf
als hij spreekt met hen, zich beweegt onder hen, als naar hem gekeken,
geluisterd wordt. Hij zou evengoed een donkere huidskleur kunnen hebben,
evengoed een man met een bril, een man in jeans en met een baard en openstaand
hemd kunnen zijn, al dat heeft geen impact op de geest in hem, geen weerslag op
zijn gevoelens over zichzelf. Maar zeker niet iemand van het type dat hij ontmoet op de fotos. Ik
ken maar wie ik ben binnen in mij, een schrijver of dan toch iemand, die als
voornaamste kenmerk iemand is die schrijft.
Die wel wat last
heeft met zijn lichaam, wat wijst op de jaren die hij heeft, hij kan zelfs die
lasten allemaal opsommen, maar hij neemt die er bij, ze zijn geen punt zoals
hij gisteren schreef ze zijn niet het vermelden waard. Ik weet dat ik mijn
leeftijd heb, ik weet dat mijn dagen beperkt zijn, wat dan wel een punt is.
Maar terwijl hoog
in de lucht het ISS omheen de aarde bleef bewegen, de hemel nu vol
sterren stond, was ik uitermate en onaangenaam verrast over het beeld van de
man op de foto, de man die mijn naam draagt, de man die niet weet dat hij zo is
onder de mensen, want hij is de man met een blog die hij elke dag schrijven
moet, het enige voor hem dat telt, dat hij IS.
20-08-2012, 05:14 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-08-2012 |
Verjaardag |
Wat is er van een
verjaardag?
Is het een vreugde
of een bezinning, een dag om te feesten, om geluk gewenst te worden, of een dag
om diep in zich te zeggen, oef, ik heb het gehaald, ik ben er nog, ik mag nu in
alle sereniteit, een glas te drinken, liefst champagne maar cava mag ook en
een woord van dank te prevelen en te denken, van velen dat ze waren, maar van
jezelf dat je nog groot levend bent onder de levenden.
Hoe het gesteld is
met je lichaam is eigenlijk geen punt. De perfectie is er af, maar je ontwaakt
in het licht van een nieuwe dag en als de zon ondergaat wacht je al op de dag die
komt.
Zo aan allen die
vandaag verjaren, en er is onder hen iemand die me duurbaar is al wordt het
niet zoveel gezegd of geschreven dan toch gevoeld van wie ik zeggen mag, je
bent er nog, God zij dank, al is het me niet duidelijk, wie anders het is die (of
dat) ik danken kan.
En ook het te doen op
de wijze zoals het me deze morgen ingegeven werd, open en bloot voor de wereld.
Zo, aan mijn jongere broer Georges, nog vele intense jaren, zoals hij altijd
geleefd heeft, toegewenst.
Het is niet altijd
rozengeur en maneschijn geweest, noch voor hem, noch voor mij, noch voor ons
beiden, het leven heeft soms vreemde kronkels gelegd opdat we arriveren zouden
waar we staan vandaag, maar het is een warm gevoel te weten dat we er zijn, wij
beiden, de overblijvers niet de overblijfsels van vijf, tussen haakjes het
hadden er ook zes kunnen zijn, een zusje nog, stel je voor, ware er niet die
misval geweest.
Maar dit is
verleden en wat verleden is laat je beter rusten. Ik wou je enkel zeggen,
broer, dat het vandaag, meer dan de andere dagen, een bijzondere dag is, een dag
om te koesteren. Ik hoop er nog vele van dit gehalte mee te maken en je te mogen
en te kunnen gedenken, op de een of andere wijze, en ik hoop ook nog ettelijke
malen samen met jou te kunnen wandelen naar en omheen het Tiegoed, ons pelgrimsoord.
Ik weet dat ook die
plaats voor jou belangrijk was, om dezelfde reden als ik of omwille van een
totaal andere reden. Maar het was een plaats uit je jeugd die je nog steeds
voelt kloppen in je aderen.
Het ga je heel
goed, broer, vandaag en morgen en alle dagen die komen nog.
19-08-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-08-2012 |
La escritura del dios (2) |
In een epílogo bij zijn verhaal schreef Borges:
La
escritura del dios werd genereus beoordeeld; de jaguar verplichtte me
kabbalistische of theologische argumenten in de mond van de magiër van de
piramide van Qaholon te leggen .
Nu Tzinacàn, de
magiër, erin geslaagd was de formule van de god te ontcijferen en hij nu
overtuigd was dat hij almachtig wordt als hij de woorden ervan luidop zal
uitspreken, hoe moet het nu verder met zijn verhaal, want Borges weet dat het
uitspreken van de formule zijn verhaal in de verkeerde richting zal sturen?
Wel,
Tzinacàn zal de veertig lettergrepen van de veertien woorden niet uitspreken
want, hij herinnert zich die Tzinacàn niet meer, hij is nu niets of niemand
meer, ese hombre ha sido él, hij is deze mens geweest:
Dat het mysterie
neergeschreven in de pels van de tijger, sterve met hij die niets of niemand
meer is, want wie het Universum heeft aanschouwdin zijn Al, wie de vurige
tekenen van het Universum heeft gezien, kan niet meer de mens zijn met zijn
triviaal geluk of ongeluk, zelfs al weze hij zelf die mens.
En
dan, welk belang heeft deze andere nog, welk belang heeft het volk van deze
andere als hij niemand is.
Het
is daarom dat ik die formule niet zal uitspreken. Que me olviden los
días acostado en la oscuridad, dat, gelegen in de duisternis, de dagen me vergeten.
Het is het einde dat binnen de grenzen van Borges
mogelijkheden lag, de Tzinacàn, de magiër, is niet meer, de
man in de kerker heeft vergeten wie hij was, is Tzinacàn niet meer, deze is
opgelost in de tijd, dus moet er niets meer gered of niets meer gewijzigd
worden en blijft alles zoals het was. De kerker, de man erin en de jaguar erin,
wachtende op niets, verdwenen voor altijd, overgroeid door bomen en planten,
vergeten.
Ikzelf heb het nog
niet voldoende begrepen als er tenminste iets te begrijpen zou zijn - maar
heb dan toch de gelegenheid gehad uit te zwermen en te vertellen over dat
ongelooflijke verhaal van Borges met zijn gegoochel over goden en eeuwigheid en
dingen die er zijn zonder er te zijn.
Maar van Borges
en van de Kabbala - heb ik onthouden dat God en Universum één woord zijn, al
zegt hij het zeer wijselijk en zonder er een vraag van te maken: no sé si estas palabras difieren. Ik
weet niet of deze woorden verschillen.
Ware er niet het
verhaal van Borges dat blijven zal, de eeuwigheid in.
la escritura del dios ha sido generosamente
juzgada; el jaguar me obligó a poner en boca de un mago de la piràmide de
Qaholon, argumentos de cabalista o de teólogo.
18-08-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-08-2012 |
La escritura del dios |
De schriftuur van de god
Het is José Saramago die de aanleiding was voor mijn leven met een blog;
het is Jorge Luis Borges geweest die de aanstoker was voor mijn dagen
doorgebracht met Dante.
Alles heeft zijn reden, ons leven wordt beheerst door dergelijke en
andere ontmoetingen, alsof psalm 139, over het boek van de Heer, het dan toch
bij het rechte eind zou hebben.
En het is vandaag, bij het verzamelen en herwerken van mijn eerste blogs
dat ik terechtkom ook alsof alles zo gepland was bij een verhaal van
Borges, La escritura del dios, Het schriftuur van de god.
Een uiterst vreemd
en mysterieus verhaal over
Tzinacàn, un mago de la piràmide de
Qaholom, gevangen gezet door Pedro de Alvarado in een in de diepte gelegen,
bijna perfect cirkelvormige cel, middendoor verdeeld door een muur met onderaan
een raam beveiligd met staven. In het andere deel van de cel, een jaguar.
De gevangenen zitten in de volledige
duisternis, maar op de middag wordt het luik van boven geopend om water en
voedsel, naar beneden te laten, dan stroomt het licht binnen en dit is het
ogenblik dat Tzinacàn de jaguar kan zien.De magiër heeft
geen notie meer van het aantal jaren dat hij opgesloten zit, wachtend op het
lot dat de goden hem hebben voorbehouden. Maar om bezig te zijn in de
duisternis tracht hij zich te herinneren wat hij zich nog herinneren kan. Hij
weet dat de god, op het ogenblik van de schepping, ergens, maar niemand weet
waar, noch in welke lettertekens, een magische zin heeft neergeschreven die in
tijden van hoogste nood gelezen kan worden door een uitverkorene. Hij weet dat
het einde der tijden nakend is en dat hij, als laatste dienaar van de god,
bevoorrecht is om deze zin te ontdekken en te ontcijferen.Hij weet ook dat en el àmbito (binnen) de la tierra hay formas antiguas,
incorruptibles y eternas, dat er op aarde antieke, onaantastbare en
eeuwige vormen bestaan en dat in elk van deze oude vormen kan de zin verscholen
zijn. Het kan een berg zijn, een stroom, een sterrenbeeld. Maar hij weet ook
dat bergen en stromen zich wijzigen, ook de sterren en de hemelen, dat alles in
beweging is Misschien staat het geschreven in zijn gelaat,
misschien is hij zelf het einde van zijn zoektocht. En dan weet hij dat ook de
jaguar een van de werktuigen van de god kan geweest zijn.
Ik kan het verhaal
hier niet overschrijven, ik zou trouwens in mijn woorden niet de pracht van
woord en klank en betekenis van Borges kunnen benaderen, maar als deze gedachte
hem overvalt:
Entonces
mi alma se llenó de piedad, vulde mijn ziel
zich met godsvrucht, en hij beeldt zich in dat de god zijn boodschap kan
toevertrouwd hebben aan de levende pels van de jaguar. En het feit dat in het
andere deel van de cel een jaguar opgesloten zit ziet hij als een geheim teken
van de god.
¿Qué tipa de sentencia (me pregunté) construirà una
mente absoluta? Welke soort zin (vroeg ik me af) zou
een absolute geest kunnen bedenken? En Tzinacàn, de weinige
ogenblikken dat hij de tijger/jaguar kan zien neemt in zich de tekens op die
hij verwerkt in de totale duisternis. En teken na teken dat hij gedurende de
vele jaren in zich heeft opgenomen, brengt hij samen met de idee dat een god,
slechts één woord hoeft te zeggen en dat in dat ene woord de totaliteit, la plenitud , de volheid van alles is. Geen
enkele articulatie van hem kan minder zijn dan het universum of minder dan de
som der tijden.
En dan, na zovele
prachtig geladen zinnen, schrijft Borges, in de moeder van alle verhalen:
Ocurrió lo que no puedo olvidar ni communicar.
Ocurrió la unión con la divinidad con el universo (no sé si estas palabras
difieren). Gebeurde dat wat niet kan vergeten
noch verhaald worden, gebeurde het samengaan van de godheid met het universum
(ik weet niet of deze woorden verschillen).
Tzinacàn is in
extase, er zijn er die God gezien hebben als een schittering, er zijn er die
God gezien hebben in een zwaard, die hem gezien hebben in een roos. Ik zag een
immens groot Wiel, niet voor mijn ogen, niet achter mijn ogen, niet op zij,
maar overal tezelfdertijd. Dit Wiel was gemaakt van water en ook van vuur en
was, (hoewel de boord kon gezien worden), oneindig.
Hij ziet alles, het
universum in zijn totaliteit en de geheime tekenen ervan, ziet de oorsprong van
alles waar het Boek van het Volk over handelt. Hij ziet de god zonder gelaat en
ontcijfert de tekens van de jaguar.
Een formule van
veertien woorden en veertig lettergrepen en het volstaat deze formule luidop
uit te spreken om almachtig te worden, para
ser todopodorosa.
Het verhaal eindigt à la Borges,
maar Ik ga een dag wachten ermee.
17-08-2012, 07:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-08-2012 |
Vader |
In memoriam vader.
Vader overleed op 16
augustus van het jaar 1980, in de ouderdom van zesenzeventig jaar.
Zijn eerst klachten
kwamen in het begin van de lente. Wat nog op te lossen scheen in de aanvang,
toen de huisarts hem verwees naar een
onderzoek in het ziekenhuis in Dendermonde, werd later, - er was nog geen
sprake van palliatieve zorgen - doffe ellende, in het Universitair ziekenhuis
in Gent, waar een gezwel in de keel, verwijderd werd en zijn spreken ophield.
Zijn laatste
maanden, dagen, waren ondraaglijk. Elke dag bezocht hem iemand van ons, maar de
problemen van communicatie waren heel groot, hij kon amper schrijven en kon
enkel nog fluisterwoorden uitbrengen, onderlijnd met gebaren die we niet
begrepen.
Op een dag had ik
hem bezocht en had zijn kamer verlaten, toen ik, op weg naar de wagen, plots
het gevoel had dat hij me terugriep.
Ik ging terug naar
zijn kamer, hij lag blootgewoeld en had de sonde voor de voeding, uitgetrokken.
Hij keek naar mij, hulpeloos en tekende met zijn hand een kruis in de lucht.
Hij overleed enkele dagen erna.
We stonden omheen zijn bed in die kleine kamer waar men hem afgezonderd
had: moeder, mijn broers, Daniël en Georges en ik, wachtende op wat komen ging.
We zagen hoe hij langzaam uitdoofde, zoals een houtblok in de haard die nog
even blijft na smeulen. We telden onbewust de ruimtes tussen zijn steeds maar
trager wordende ademhaling, en terzelfdertijd zijn gelaat dat witter werd en
scherper. Tot er een ruimte kwam van tien, twaalf, vijftien tellen tussen elke
ademstoot, tot alles stilviel. Het was toen tien voor drie in de namiddag.
Hij lag er in het gedempte licht van de kamer,
buiten was het volop zomer. Ik zag hoe zijn gelaat elke vertrouwdheid verloor,
Ik vroeg hem, zonder woorden, vadertje, waar ben je nu en voelde hem aanwezig
in mij, helder en klaar lijk de klank van een piano. Op het bed de resten van
zijn lichaam.
In mijn dagboek van toen:
De morgen is licht, is een wereld van groen met
flarden geluiden van zinderend leven. Ik voel me gelouterd, ontdaan van de pijn
en het verdriet van de voorbije weken en maanden. Vaders pijnen zijn geleden.
Hij is binnen in de ruimte van de geest. Hij is eeuwigheid en licht, het licht
dat over zijn armen, zijn handen, zijn haren lag. Hij is het licht dat tussen
de bomen hangt, over de velden drijft, over de beemden, over de zeeën van de
wereld, hij IS het licht.
*
In de mis werd gelezen uit het boek Wijsheid: 5, 15
en 16, maar weinigen hebben het gehoord zoals het moest gehoord:
De rechtvaardigen echter leven tot in
eeuwigheid
Zij vinden hun loon bij de Heer
en de Allerhoogste draagt zorg voor hen.
Daarom zullen zij de heerlijke kroon
en de schone diadeem
uit de hand van de Heer ontvangen.
Er staan er drie blokjes tekst op de binnenzijde
van het dubbel gevouwen doodsprentje. Ik vereeuwig die woorden hier:
Van zijn twaalfde
kookte hij voor een gezin.
Als puber was hij al
seizoenarbeider.
Hij werkte met zijn
handen, een leven lang.
Hij kende ziekte en
tegenslag.
Hij was niet geniaal
maar positief.
Hij leerde ons de
werklust, de vriendschap, de menslievendheid, de wijn, het eten, het veld, het
bos, de vruchten, het goede, nooit het kwade.
Hij was mijn man.
Hij was onze vader.
*
En, Vader,
nu je spreekt van ver tot ons:
wat is de
dood anders
dan het
betreden
van het
bos in de lente,
en vlekken licht
en vlekken groen
en zoet de
koekoeksroep,
als de roep van de
Heer:
In mijn einde
ligt mijn
herbeginnen.
*
En wij
die zijn wat jij eens waart
en eens zijn zullen wat
jij nu bent,
de geest van jou
verstrengeld,
met die geest van
ons, van allen.
Vervlechtingen
tot in der eeuwigheid.
16-08-2012, 04:24 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-08-2012 |
Het 'Eedgoed' |
Het Eedgoed op de grens van Schellebelle en Serskamp (O.Vl.)
In mijn gedachten
leeft, van in mijn verre jeugd, een uitgestrekt domein, op kaarten getekend als
het eedgoed,
met nog een resterende oude hoeve, gelegen in een verwaarloosd park, omgeven
door een slotgracht.
Als jonge knaap
droomde ik er te wonen, en het park te kunnen doorkruisen in alle richtingen.
Ik droomde zelfs het ooit te kunnen kopen van de oudere bewoners, allen broers
en zusters. Ik zou de gebouwen, met de toren boven de inrijpoort in hun vroegere
glans herstellen en zou er een boek schrijven in de schemerkamers, voor de open
haard gezeten aan een brede tafel. Later na Elias van Maurice Gilliams gelezen
te hebben - ik was toen al achttien - zag ik het domein met de vroegere herenwoning
als dat van Elias en Aloysius en tante Henriette.
Ik zou het zeker
niet omringd hebben met een meterhoge omheining - deze waarvan ik later lezen
zou bij Houellebecq omheen zijn bos van 500 Ha - ik zou het park, als
onbetreden bos open en bloot laten met alleen de slotgracht die ik zou laten
uitdiepen om het brakke water te vervangen door een spiegel voor de bomen erover.
Maar heel wat
verwachtingen blijven dromen. Ondertussen is het domein verkocht en niet alleen
verbouwd en de grachten uitgediept maar ook zorgvuldig omheind en de hoge omheining
begroeid met klimop. Maar mijn droom is gebleven, mijn boek, tot waar ik kwam,
draagt er de sporen van.
Het gebeurt
regelmatig dat mijn broer Georges en ik, na het bezoek aan het graf van vader
en moeder in Serskamp, een deelgemeente van Schellebelle, er nog eens heen
wandelen. Ik kijk dan uit naar het prieeltje binnen het domein, het enige dat
nog overblijft van de vroegere herenwoning, dat in het park stond, maar nu
verborgen blijft als men geen opening vindt in de klimophaag.
In mijn verre jeugd
toen er nog een zekere toegankelijkheid was ben ik ooit eens over de
uitgedroogde gracht doorgedrongen tot de muren ervan en toen ik door het
stofferige venster keek, ik in de donkere waterogen keek van een vrouw met
verwarde haren en een man, naakt over haar gebogen, zodat ik een schreeuw liet
en hals over kop weggelopen ben, tot in moeders armen.
Maar dat is lang
geleden al. Te lang opdat ik mijn schreeuw van toen nog horen zou als ik er
langs kom. Het kan ook best dat het beeld dat ik er van over houd, een deel van
mijn droom is geweest en nog is.
15-08-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-08-2012 |
Houellebecq en ik |
Ik vraag me af waaraan
Houellebecq nu aan het werken is. Schrijft hij een nieuwe roman, heeft hij
genoeg van romans en wil hij nu iets totaal anders of, misschien bouwt hij een
verlengstuk aan zijn La Carte et le
Territoire en dan vooral wat betreft het 500 Ha groot, omheinde bos waar
niemand anders dan hij zelf een voet kan zetten?
Want ik kan niet
aannemen dat iemand zoals Houellebecq zou kunnen leven zonder te schrijven, misschien
niet de hoeveelheid van een Stendhal die destijds vijf à zes uren schrijven
moest opdat zijn dag volledig zou geweest zijn. Maar ik weet dat
schrijven voor Houellebecq evenzeer zijn adem is als die van mij.
Alhoewel, alhoewel
wat mij aangaat er terug de eerste tekenen zijn van een vertraging wat mijn
ademen als schrijver betreft. Diverse redenen
hiervoor zou ik kunnen aanhalen. Het mislukken van een blog dat ik schrijven
wou over een verhaal van Borges, de inspanning dat het vergen zou, gemeten aan
het succes ervan scheen me te groot, une défaite donc; vooral het publiceren
van een blog, om een beroep waar ik vertrouwd mee ben te verdedigen, dat ik
beter niet had gedaan, wellicht heb ik er iemand mee gekwetst; en ook de indruk
die ik heb dat mijn ideeën niet meer komen zoals ik zou willen dat ze kwamen.
Maar ik zal nog wel
zulke dagen gekend te hebben, voorlopig gaat het nog. En goed ook want ik heb
in de komende dagen twee blogs te schrijven waar ik al een tijdje mee begaan
ben. Twee verjaardagen die ik wil herop roepen.
14-08-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |