Ik begroet hier in het bijzonder mijn lezers van het allereerste uur die me trouw gevolgd hebben van 2010 tot op heden. Moet ik dan voor hen zo een goed schrijver geweest zijn dat ze me al die tijd zijn blijven volgen en me al die tijd zijn blijven lezen?
Misschien niet een goed schrijver maar een schrijver van vreemde zaken die ze nergens anders te lezen kregen, en ook het was niet zo veel amper een vijfhonderdtal woorden en ze hadden me ontmoet, ze hadden een deel van mijn gedachten opgenomen en het moet hen voedsel geweest zijn om hun dag op te vullen met iets bijzonders dat van mij kwam, van mij en van niemand anders. Terwijl de dagbladen vol staan met speciale berichten, nemen ze deze van mij erbij.
Wel, in een zekere zin, het ontroert me. Ik ken er enkele met zekerheid maar anderen zijn om een of andere reden in de schaduw gebleven. Ik verwacht ook niet dat ze zich bekend maken, enkel dat ze me blijven volgen door dik en dun, want ik heb nood aan hun interesse, vooral nu ik in een moeilijke periode ben terecht gekomen.
Ik weet ook dat ik met hen op eenzelfde golflengte moet zitten, dat ik dus een geschrift binnen schuif in hun dagen die ze om een of andere reden appreciëren en ze aldus de gewoonte hebben aangeleerd om me telkens weer te gaan opzoeken.
Is dit niet uniek, lezers die je trouw blijven, bij wie je elke dag binnen komt en voor wie je je inspant om, op uw beurt, hen ook trouw te blijven en zeker niet te versagen?
Het is voor mij duidelijk dat het voor hen is dat ik volhard. Duidelijk ook, dat ik allicht nu en dan, een dag zou overslaan ware het niet dat ik hen niet wil ontgoochelen, want hen ontgoochelen ware een grote ontgoocheling voor mij. Deze gedachte alleen al, is de maatstaf voor mijn dagelijks optreden.
Ik heb vandaag mijn fiat gegeven aan de drukproef die me werd voorgelegd, een beetje de ogen gesloten na de talloze uren die ik er heb over gedaan om de tekst foutenvrij af te leveren.
Ben ik erin geslaagd, in eerste instantie samen met Roger Tas, ik betwijfel het, maar ik had voor ogen de oude Bijbel, geëtaleerd in de parochiekerk in Rye, een oud havenstadje, het bezoeken waard, in het zuiden van Engeland.
De Bijbel ligt daar geborgen in een schrijn, geopend op de enige fout erin, een fout die aan de Bijbel zijn naam geeft. Misschien dacht ik, geeft de fout die misschien overblijft in mijn manuscript en overgenomen zal worden, ooit een meerwaarde – de enige? – aan het foute boek in kwestie?
|