Ben ik in mijn boek te streng geweest voor de Islam; is het zo dat de Islam twee à drie generaties verder het westen gaat overspoelen, en dat de ijver waarmede de massa onder hen hun geloof beleven, nog altijd even sterk zal zijn?
IK neem hierin wel een twijfelstelling in, maar de vrees staat er toch, op twee plaatsen zelfs. Is die dan zo reëel dat ik die passages behouden heb?
Toutefois, ce ne sont peut-être que des broutilles, gegeven zijnde dat ik als hoofdgedachte stel dat alles ontstaan is uit de geest, die in den beginne was, dus ook de mens, want ware de mens er niet om te getuigen, of er nu één Universum was, of er nu miljoenen Universums waren, zonder de mens ware dit onbekend gebleven en ongekend is onbestaande.
Dit situeert het belang van de mens in het Universum, er is dus wel sprake, zoals het vermeldt staat in mijn boek, van een Cosmotheandric principal, een drie-eenheid van Kosmos, God of geest, en mens, onafscheidbaar tot een eenheid versmolten. Dat men me hierop aanvalt, en ik weet me te verdedigen.
En om verder te gaan wordt het me ook duidelijk dat het Universum, in zijn totale totaliteit er is opdat de mens er zou kunnen zijn. Deze staat dus centraal. Waarom ons dit gegund is is de vraag die we ons stellen moeten en dan gaan we heel ver.
In de eerste plaats zijn we niet veel meer dan getuige en dan getuige over wat of van wat? Maar, in dit verband zijn we zeker geen toevalligheid.
Wat Monod ook moge aanvoeren om zijn bewering te staven, hij hakkelde op vele plaatsen, hij hield onder meer geen rekening met het enorme ingewikkelde structuur van het atoom en de diverse, tot op heden wellicht nog ongekende elementen en eigenschappen ervan. Van het ogenblik dat we dit niet als beginfase zien kunnen vele stellingen naar voor geschoven worden. Het is maar als we een beeld opvangen van het atoom en aanvaarden dat dit de bouwsteen is van lichamen en sterren dat er een raadsel opduikt dat enkel geest kan genoemd worden, de geest waaruit alles is ontstaan.
Ik plaats dit alles dus tegenover wat ik verklaar over de Islam, zoals ik het ook plaats tegenover de leer van de Kerk.
Hierbij stelt zich natuurlijk de vraag, hoort dit allemaal thuis in een soort roman over, uiteindelijk, wat ontstond in een berghut en een wandeling over een gletsjer.
Mijn vraag als schrijver ervan blijft, ik zal er moeten mee leven en ook met al wat (hopelijk) over mijn boek zal gezegd en geschreven worden.
Dit geschrift hier is reeds een voorbereiding op wat komen kan.
|