Als lezer, heb je het al lang begrepen: telkens wil ik iets brengen dat je niet lezen zult in de dagbladen, noch horen zult op radio of tv, want mijn doel is je te voeren naar een totaal andere, niet evidente wereld, deze die zich situeert op het randje van het zichtbare en zelfs een stap verder nog, over de rand ervan in het onzichtbare. Ik vraag me af waarom ik zo ben ingesteld, wat is er verkeerd met mij? Waarom die drang, altijd maar te gaan overhellen naar wat achter de realiteit aanwezig is?
Is er daar dan iets dat levend is, zo belangrijk is om er regelmatig over te spreken?
Het is maar dat ik me altijd laat verleiden een stap te ver te gaan, het voor de hand liggende schijnt me te min toe, en nochtans dat is niet zo, ik hou van de kleine dingen des levens, maar ik schrijf er zelden over, ik heb er de woorden wel voor als ik spreek maar niet als ik ga schrijven, dan glijd ik weg, kom ik terecht in de coulissen.
Zo gebeurt het dat wat ik schrijf weinig of geen vaste voet heeft in de aarde, alsof al wat geschreven wordt vaste voet zou moeten hebben. Echter, wat ik hierover wel weet is dat we, meer en meer gaan toeleven naar wat nu nog een karakter heeft van ver gezocht en dat dit ver gezochte dichter en dichter komt, enkele jaren nog – want alles gaat heel vlug nu - en wat nu nog utopisch lijkt, zal stilaan realiteit gaan worden.
Ik weet niet in welke richting dit voorlopig nog utopische zich ontwikkelen zal, maar we gaan steeds maar verder en verder, spitsvondigheden gaan zich enten op andere spitsvondigheden, die voor de jeugd eerder dan voor de mensen op leeftijd, vlugger gemeen goed gaan worden. Met als gevolg dat een belangrijk deel van de bevolking riskeert als achterlijk beschouwd te worden. Ik zie me nu al als achterlijk, wat wordt het later nog enkele jaren verder. Een geluk, veel verder tot in het verwacht utopische geraak ik wellicht niet meer.
Tot hier dan wat de hitte me toeliet te schrijven vandaag.
|