Mijn boek is als een schilderij uit de middeleeuwen: op de voorgrond een rij personages en op de achtergrond het landschap dat bij mij een landschap van de geest is. Het boek is een gaan en keren van de voorgrond naar de achtergrond. De personages die erin optreden zijn fictief, sommige reëel, echter de gesprekken op de achtergrond de handelingen, de verhalen zijn fictie, het boek kreunt onder de fictie, niets of dan heel weinig heeft een reële basis. Zeker niet reëel eens ik me bevind in mijn ‘mindscape’, dan wordt het een zuiver religieus-filosofisch debat met mezelf of met een van mijn personages.
Dit maakt dat mijn boek geen hapklare literatuur is, integendeel, het kan verweten worden te weinig verhaal te zijn en hieruit voortvloeiend te elitair- en vooral nu, in strijd met de move-regels - maar ik heb dit zo gewild, op mijn leeftijd schrijft je geen indringerige roman meer, die tijd is voorbij. Op mijn leeftijd schrijf je een soort van geestelijk testament en onderliggend is dit wat ik gemeend heb te moeten/te mogen doen.
Ik kon alle gegevens die ik heb opgedaan in mijn leven ongeschreven laten, het was een gemakkelijke oplossing geweest, maar mijn geest, eens staande in zijn landschap, kon niet zwijgen, wou zich uiten, wou zichzelf zijn.
Stefan Hertmans die mijn manuscript las, vond het een boek mooi om lezen maar verwittigde me dat de uitgeverijen niet meer op zoek waren naar teksten zoals die van mij. Van dan af, en na enkele pogingen wist ik waaraan me te houden en ben ik ingegaan op een voorstel van ‘Boekscout.nl’ om via hen mijn boek gepubliceerd te zien.
Welke kansen biedt het me om door te dringen tot het grote, nog steeds literatuur minnend publiek? Weinig in feite. Het boek dat zichzelf geschreven heeft zal het nu ook zelf moeten waar maken. Ofwel slaagt het erin omdat het de kwaliteiten ertoe heeft, ofwel is het na verschijnen ten dode opgeschreven en dan sterf ik met het boek. Het is dus van nu af een kwestie van leven of dood geworden, typisch voor een man in zijn geestelijke en lichamelijke toestand zoals ik.
In het begin van mijn schrijversloopbaan, in de jaren vijftig, zestig, verscheen er in de Spectator van toen een bericht over de Vlaamse literatuur die ons ‘in slaap wiegde’.
Ondertussen is Erwin Mortier, is Stefan Hertmans gekomen – de enige die ik ken – wellicht en hopelijk zijn er nog andere, maar een ding is zeker, ik heb nooit literatuur geschreven die deze in-slaap-wiegende kwaliteiten bezat, en ik ben uitgekomen waar ik nu uitgekomen ben, bij een mens die de aarde verlaten heeft en zich genesteld heeft in de Kosmos, waarin zijn geest ooit, maar het mag nog wat wachten, terug zal in opgenomen worden.
|