Ik vertelde gisteren, mag ik het zeggen, aan een vreemde man, aan iemand waarvan ik niet wist hoe hij dacht over het leven, over de dood, over de Kerk, over de Bijbel, over wie God wordt genoemd. Ik sprak met hem, ik, open en bloot, over wat me bezielde, hoe ik op de wereld stond en nu dit boek van mij op het punt staat te verschijnen zelfs over de gevoelens die ik hierbij kende.
Hoe ben ik uit het onderhoud te voorschijn gekomen bij hem, heb ik hem duidelijk geantwoord op de vraag die hij me stelde wat ik bereiken wou met mijn boek; heeft hij gehoord dat ik als schrijver een vreemd iemand ben, een dromer eigenlijk, iemand die een wereld oproept die er is, zonder er te zijn in de brede lagen van de bevolking; een wereld enkel bestaande bij enkelen, zijnde een beeld van de wereld die op komst is?
Is het zo dat hij me gezien en gehoord heeft?
En wat dat boek betreft, dat even ongewoon boek van mij, heb ik hem duidelijk gezegd dat er in feite twee rode draden in lopen een die gaat in de diepte waarin ik het waag te besluiten dat het Universum er is omdat de mens er moest zijn, de mens en zijn gave om na te denken en nadenkend nader te komen tot de geest, het ego van het Universum en dat dit de hoofdbrok uitmaakt van het boek. En aansluitend dat hieromheen een kader werd opgetrokken getekend door de natuur en de mensen erin opgenomen. Een kader dat vorm geeft aan het verhaal erin.
Ik zegde dit al, maar wat ik nog niet vertelde is dat het ook een poging is een liefdesverhaal te laten ontstaan, alleen al – en ik benadruk dit - omdat de ontmoeting tussen yin en yang plaatsvond in de bergen, bij een tocht van uren over een gletsjer: twee onooglijke punten op het ijs tussen kloven gevuld met kolkend water in een omgeving die aan de gevoelens een dimensie geeft, waarbij, zoals ik het me inbeeld - want het is fictie die ik oproep - een merkteken wordt achtergelaten tot in het jagen van het bloed; een merkteken dat onuitwisbaar is en bij de minste gelegenheid terug opduikt, zoals blijkt tien jaar later.
In het boekt loopt dit niet voluit, blijft het in een heel prille fase, het begin van een schuchter aftasten van wat er rest van die gevoelens van toen, nu gekaderd in het ‘gewone’ leven wat een breuk inhoudt op de geest van hun samenzijn van toen.
Hoewel nog niet wetende hoe de afloop zal zijn, ze toch een kans willen geven aan Anja en Ugo als koppel.
Daarom ook begint het boek slechts als de laatste pagina is omgeslagen. Het is daar dat het een fiasco wordt of een succes, en het is daar ook dat uitgemaakt wordt of het boek sterft of leven lijft.
In het laatste geval blijf ook ik in leven en kan ik verder al is er me nog weinig tijd gelaten.
|