Wat ik ook zal geschreven hebben, het kwam zoals het gekomen is, ik heb er geen verdienste aan. Ik was maar een pen en wat inkt, een hand door anderen vastgehouden. Of dacht je dat het anders kon?
Er zijn hier van die dagen dat alles, van het eenvoudige tot het ingewikkelde, o zo gemakkelijk kan, zo losweg voor de hand liggend. Dat je eraan begint, niet aarzelt, over zaken uitweidt waar je voorheen niet aan dacht en pas ophoudt als je laatste woord geschreven staat.
Vandaag echter wil je voorzichtiger te werk gaan, wil je gaan naar een vooropgesteld einde toe, een einde dat we allen ooit eens zullen kennen. Vandaag wil je een tekst die, al is hij het niet, toch zou kunnen fungeren als de laatste die je geschreven hebt. Wil je hem, een betekenis meegeven, een geheime inhoud waarvan achteraf zou kunnen gezegd worden dat hij, die dit schreef, wist dat hij zijn laatste blog aan het schrijven was. Hij wist het zonder het te laten blijken maar hij had een voorgevoel en hij handelde op basis van dit voorgevoel, alsof dergelijke voorgevoelens zouden kunnen bestaan.
Eigenlijk is het een gewaagd iets, maar ik weet dat het eens gebeuren moet, dat het eens gebeuren zal. Dat ik stil zal vallen en, ik wil dat dit gebeurt met geheven hoofd, zoals ik gisteren, of de dag ervoor, schreef in mijn gedicht: ‘niet de witte vlag gehesen’, maar klaar en duidelijk er voor gaan. Stellend wat het betekenen kan: de overgang van de dode levende, naar de levende dode; van het leven van nu, het tijdelijke, naar het leven van het eeuwige, het echte leven. Het ganse proces zijnde, de metamorfose van de geest.
Een Arabische filosoof en dichter wist het bevattelijker: ‘Life itself is only a death running his course. A person’s clothes are his shroud, his house is his grave, his life his death, and his death his true life.’[1]
Er kan dan ook geen droefheid zijn om wat we verlaten, zorg misschien om wie we achterlaten, maar wat ons betreft, een blijheid en een hoog verwachten. Blijheid ook omdat het ogenblik gekomen is, het ogenblik van de verpopping - zoals van de monarch vlinder, niet deze van Kafka - van het leven dat we te leven hadden om aan het echte leven te kunnen beginnen. Het ene noodzakelijk voor het andere: het opstijgen en het zich vermengen met de massa geest, die de essentie is van het zijn en het worden, de essentie van het ‘wordende zijn’. Zoals het Universum is en tezelfdertijd wordende is.
Beeldt men zich in wat dit betekent, het zijn dat een worden is, dat een grote massale beweging is, het ene voortvloeiend uit het voorgaande; keer op keer, een langgerekte beweging.
Het totaalbeeld van de dingen die zijn, inbegrepen de mens als dusdanig. Het is deze beweging en het is dit ‘worden’ dat betekenis draagt. We zijn hier op aarde als deel van het wordende en waar dit ons voeren zal weten we niet, hoeven we niet te weten ook. Want of we het weten of niet het is de beweging die het weet voor ons. Maar een zaak weten we: dit wordende is een fantastisch iets, we zijn er deel van. De dood, van ons stoffelijk lichaam, kan geen hinder zijn voor het voortbestaan van onze 400 verschillende deeltjes (cfr Feynman) die onze essentie zijn – die er misschien al waren vóór het Universum er was – onze essentie die geest is.
Blindelings vertrouwen we, het hoofd geheven.
[1] Adonis: ‘An introduction to Arabs poetics’, translation from the Arabic by Catherine Cobham, Saqi books, London, 1990, pag.65.
|