Ik kende gisteren even een zwak moment, een dag die me niet paste om hier te zijn. Maar genoeg er over nu, ik ben terug in het land en wat voorbij is, is voorbij en het leven gaat verder. Ik luisterde naar het laatste kwartet dat Joseph Haydn schreef in 1809, op 67 jarige leeftijd. Wist hij, toen hij het schreef, dat het zijn laatste was of was het maar zijn zoveelste en hoopte hij er nog andere te schrijven? Ik veronderstel dat, in de toestand waarin hij zich bevond, hij het wist en dat de dood nakend was.
En ik, denk ik er aan dat wat ik elke dag schrijf, de laatste blog zou kunnen zijn? Neen, zeker niet, maar het ware misschien wenselijk er toch maar even aan te denken dat het wel het geval zou kunnen zijn en, door het inlassen van een woord of, door er nog iets aan toe te voegen, te laten blijken dat ik de mogelijkheid onder ogen heb gezien. In dit geval zou elke blog geschreven en vooral gelezen kunnen worden als een mogelijk afscheid.
Een lezeres die terugkeerde van een veertiendaags verlof in de Lot, riep hoera – ze meldde me dit - toen ze vaststelde dat mijn blog er nog steeds was. Dus hangt de mogelijkheid dat hij verdwijnen zou in de lucht en weet elk van ons dat er op dat punt, geen enkele zekerheid bestaat.
Ikzelf moet er alleen voor zorgen dat elke blog die verschijnt er staat, voldoende waardig om te eindigen zoals voor het ogenblik, de meeste ervan eindigen, hetzij met een vraag die een vraag zal blijven, tenzij met een gegeven dat als een waarheid kan gezien worden.
Ooit zal er dan wel over gezegd worden dat het de laatste blog is geweest die ik geschreven heb, en zal die fungeren als mijn laatste woorden, wat ook zijn waarde bepalen zal. Weet dus, en ik hoef dit niet elke dag te herhalen of te laten blijken dat ik er aan denk dat wat ik schrijf het laatste zou kunnen zijn, en dit moet volstaan. Ik voeg er onmiddellijk aan toe dat ik hoop dat ik nog een pak blogs zal kunnen schrijven. Echter als ik hoor dat de volgende Olympische Spelen zullen doorgaan in 2020 en de daaropvolgende in Parijs, in het jaar 2024. Dan reken ik en dan denk ik, hopelijk deze van 2020, misschien, maar 2024 zeer twijfelachtig en deze van L.A. in 2028, meer dan twijfelachtig. Ik beperk me dus, voorlopig, enkel en alleen uit te kijken naar wat augustus, naar wat de daaropvolgende herfst me brengen zal. Veel is het niet, geen buitengewone verwachtingen zijn me beschoren.
Maurice Roelandts[1] die door niemand nog geciteerd wordt, die als doodgeboren is, schreef over het leven dat het een afstand doen was van dromen en verwachtingen. Ik ga hier niet mee akkoord, ik weet wat ik verwachten kan en ik weet ook dat het niet veel is dat me nog wacht; dat ik hierin heel redelijk moet zijn en vooral dankbaar er nog te zijn en dankbaar omwille van de verwachtingen die ik nog durf hebben. Mijn hopen op – eigenlijk op om het even wat, zelfs op het onmogelijke – is er en blijft er. Maar ik weet dat het maar normaal is dat die hoop er is, dat die inherent is aan het ‘zijn’, tot het daar nog zijn de daaropvolgende dag. We zien dàn wel wat die dààropvolgende dag ons brengen zal, vertrouwend naar de dààropvolgende toe.
Zo lang dit vertrouwen er is kan er weinig gebeuren.
[1] Maurice Roelandts (1895-1966) in zijn ‘Komen en Gaan’ of in ‘Het leven dat we droomden’.
|