Het is vandaag de dag dat 81 jaar geleden mijn broer Georges geboren werd, zoals ik, in een klein dorpje in Oost-Vlaanderen. Welke herinnering – ik was toen negen – houd ik er aan over? Geen denk ik, hoe vreemd het ook moge blijken. Het is, hoe ik ook zoek in mijn herinneren, onopgemerkt aan mij voorbij gegaan, schijnbaar een gewoon gebeuren zoals er zovele zijn in een leven. Nochtans is het een geboorte, is het een binnenkomen in de wereld, een opgenomen worden in een maatschappij en er te zijn als mens met een opdracht, welke die ook moge zijn, er een rol te vervullen, te huwen en kinderen te verwekken die op hun beurt kinderen zullen verwekken en dit tot in het oneindige. Een geboorte om stamvader te worden, te zijn.
Ik ben er niet fier op me niets meer te herinneren hoe hij er op een morgen in volle zomer gekomen is, of ik me gebogen heb over zijn wieg, of ik hem verwelkomd heb, gezegd heb, broer het is goed dat je er bent; hem op mijn schoot genomen heb om hem de fles te geven. Niets weet ik er nog van, beschamend, tweemaal beschamend.
Ik schrijf hem dit deze morgen, ik ben hem dit verschuldigd op deze dag die niet is zoals de andere dagen. Hoewel niet gebrandmerkt, is het een dag van bezinning, van terugblik tot diep in de tijd. Ook voor mij, om me nte herinneren hoe onze levens verlopen zijn, samen met die andere broer die ons ontglipte in het begin van de eeuwwisseling, na een slepende ziekte.
Ik heb te vroeg, veel te vroeg het ouderlijk huis verlaten. Ik had over hem moeten waken, negen jaar ouder zijnde, en heb het niet gedaan. Ik loop rond – heb het hem nooit gezegd – met een soort schuldgevoel dat stijgt met de jaren, ook omdat, wat het ook was, ik er schuld aan heb als de dingen niet verlopen zijn zoals ze hoorden te verlopen. Ik ben dus een man die hier rondloopt met een gevoel, nu al te vele jaren, die pas nu, als het te laat is, weet hoe hij in zijn jonge jaren had moeten handelen. Het is niet de tijd die raad brengt, het is de tijd die een pijn is, pijn die gedragen wordt: een donkere vlek, een schaduw en een holte die ik meedraag en vandaag opgetekend wordt, een openlijke bekentenis van iets dat normaal gezien, anders had moeten verlopen had ik er anders geweest.
Zo zijn de dagen voorbij gegaan, zo zal blijven wat ooit was, ben ik te vroeg begonnen ‘mijn’ leven te leven en te weinig, het leven van mijn beide broers op het ogenblik dat ze me het meest nodig hadden, dan toch de jongste die vandaag verjaart.
Ik kan vandaag niet anders dan te denken aan hem, dan hem te zeggen hoe mijn gevoelens zijn, feitelijk en ruw gezegd, hoe ik me schaam, uitsluitend aan mezelf te hebben gedacht en we, als gevolg van de negen jaren die tussen ons lagen, een bijna totaal verschillende jeugd hebben gekend. Ik weinig af weet van de jeugd die hij heeft gekend en we feitelijk – dit is de indruk die ik heb - nooit samen zijn opgegroeid. Wat echter niet belet dat hij mijn broer is en mijn broer zal blijven, dat hij een grote plaats in neemt in mijn hart, in mijn gevoelens, vandaag, 19 augustus, duidelijk meer dan op andere dagen.
Het ga je op deze dag en op de dagen die nog komen, heel goed, broer.
|