Ik heb de boeken die er lagen weggeschoven en in gedachten ben ik weggegaan, gelokt door de vage horizon van het zijn en het niet zijn, van het niet weten en het niet willen weten van wat er is of niet is: ik schrijf vandaag op een donkere achtergrond, ik heb de morgen aan mij laten voorbijgaan.
Vele zaken zijn me eender nu, of ik er ben of er niet meer ben, een leeg liggende akker met de grijze, gesloten luchten erboven of een bloemenweide met bijen en vlinders. Dit is dan wat ik altijd gevreesd heb, mijn ontmoeting met de leegte van het zijn of, er te zijn zonder duidelijke tekenen dat ik er ben. Opgelost, verdwenen, voorlopig toch nog een opening latend om er te keren, je weet maar nooit, zoals ik er was. Maar ook geen zekerheid dat het nog gebeuren zal. Zoals ik ooit uit het niets ben opgedoken, een boom in de vlakte, zo zal ik ook verdwijnen, neergehaald door de wind; vragen nalatend die onbeantwoord zullen vergeten worden: wat gebeurde er, hoe is het zo ver gekomen?
Neer gaan liggen nu om niet meer op te staan. Geen woorden nog die er hoeven te zijn. Een gebed gelijk, het lege blad van een lege geest. Laat me dus waar ik ben. Moe geschreven en gedacht, een stolling is over mij gekomen. Heb nu een andere weg genomen om klaarder te zien maar of het nog helpen kan zal ik pas weten, morgen als ik op zal staan, of de dag erna als die nog komen zal.
Nu, ben ik nog waar ik stond bij het ontwaken, de dag heeft zich nog niet geopend en ik vrees dat ik niet verder komen zal dan wat ik hier aan het verwoorden ben. Het is de uitkomst van het vele dat niet te benaderen is, niet te verwerken is, zelfs niet te vergeten is. Ineens hebben de jaren zich gestapeld, de witheid van de haren is de witheid van het blad dat nog beschreven wil maar dat geen woorden meer nemen zal.
Eigenlijk heeft het niets te maken met wat gisteren was of de dag ervoor, heeft het alleen te maken met mezelf en met de vele dagen die onnodig waren en die ik nu niet meer bezit. Ook daar is een doek overheen gelegd, is er een kruisteken gemaakt, een stilte binnengeschoven, lijk in het theater voor het gordijn wordt opengeschoven (T.S.Eliot).
Adem ik nog, het is uit gewoonte, denk ik nog of ben ik het verleerd te denken. Ik hoef het zelfs niet meer te weten, de donkerte is me genoeg vandaag. Enkel wil ik nog, hoewel dit niet past bij mijn leeftijd, hoewel niets me nog past, gesloten blijven. Ik zal weggaan van hier naar een oord waar ik nog niet was en er blijven tot de avond valt, tot de nacht zal komen. Wachtend op een verrijzenis. Hopende of niet hopende of geen van beide.
|