xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Toen Toscanië tot
ons kwam vandaag heb ik van vele zaken, de zang gehoord van grote winden in i pini, de pijnbomen, zoals Respighi
die hoorde in Rome. Er over geschoven, erin vermengd, de droomgolven van licht,
een gebed gelijk, schuivend lijk de wolken over de heuvels en de landerijen,
tot over de zeeën.
En als de avond
kwam hoe vlug niet de avonden komen hier doorheen een mist van zilver de gloed van de zon tot
rust gekomen.
Zo gebeurde, en een
stilte in overdaad, het kirren van de duiven in de tuinen, gesponnen, geweven ingekaderd
in het castello dei Fiamminghi waar we gasten waren.
En hoe we gasten
waren, verfijnd ontvangen in oude kamers met wijnen die we bij naam noemen
kunnen, een witte Vernaccia, Panizzi 2010 en een Le Corti 2008, een Chianti classico,
bij een maal van Annemie te heerlijk en te verrassend ingewikkeld om te
detailleren, daar zo exquis, zo puur, zo ingenieus voorgeschoteld op een
ondergrond van la cocina povera uitgewerkt en opgesmukt tot een maal
voor Vlaamse fijnproevers.
En hoe gebeurt het,
dat ik, en wie ben ik dat me zo iets overkomt. Onder de pijnbomen en de
eeuwenoude steeneiken, Frank ontmoet, de zoon van een overleden jeugdvriend. En
zeggen dat hij me kende, zeggen dat hij me bij naam te noemen wist, terwijl hij
voor mij een vreemde jonge man was, onbekend en onbemind.
Omwille van zijn
vader, omwille van de vele goede herinneringen aan zijn vader heb ik hem
omhelst met vochtige ogen. Hier in Montenaio, in dat verre en toch dichtbije
Toscanië, het land waarvan we dromen als het mistig is bij ons, koud en
ongezellig. Terwijl hier
|