 |
|
 |
|
|
 |
08-05-2012 |
San Gimignano |
De duiven huizen in
de torens van San Gimignano, en in de straten wonen de toeristen, verrast over
het aantal, voelen we ons goed er bij te zijn. Goed dat we de muren voelen
kunnen, dat we zien hoe de mossen en de tijd de oude stenen getekend hebben en
hoe het grote licht van Toscane, het licht van het land van Dante me
overrompelt. Wat mij vooral bezig houdt is dat hij er wandelde, dat ik in zijn voetsporen
loop. En, schreef hij er niet aan zijn Commedia, hij was er mee bezig, met het
deel dat reeds geschreven stond en het deel dat in potentie in zijn geest
aanwezig was -, zoals mijn blog al in mijn geest in potentie aanwezig was als
stond er nog geen jota op papier.
Zo komen de grote
momenten op me af, onverwacht maar des te duurbaarder en neem ik met mij, hier
in deze straten, allen die me duurbaar zijn, de vrienden die me lezen en zij
die me niet lezen, maar ik houd ze dicht tegen mijn gedachten aangeleund, hen
omhelzend omdat het zo grandioos is in de straten waar Dante liep en woonde, al
was het maar om een congres, welke ook, bij te wonen en te zeggen wat hij te
zeggen had.
Zijn woorden nog
hangend in de openingen tussen de stenen, klevend in de genen van de sporen van dwergvarens
hier en daar, zoals zijn woorden binnendrongen in de genen van de mensen hier,
de kunstenaar op de hoek met zijn miniatuur-aquarels en wat hij me vertelde
over de levensbomen die hij tekende, maar niemand kocht en ik hem toen zegde :dat
hij Dante tekenen moest: Ulysses en zijn gezellen, zijn boot ondergedompeld in
de baren; of Paolo en Francesca, de innig verliefden; of Graaf Ugolino knagend
aan het hoofd van de bisschop.
Materie te over,
waardevoller voor allen die Dante lazen en meedragen in de vezels van hun hart
dan de levensboom of de minuscule velden zonnebloemen, of wat hij ook tekenen
mocht.
San Gimignano waar
we waren, de duiven huizen er in de torens, de toeristen in de straten en
verheugd dat we een van de velen waren. Maar dan wel met Dante in het bloed.
En dan toch
gevonden wat ik zocht in een verscholen boekenwinkel, de man met een brede
glimlacht toen ik binnenkwam en vroeg of hij Vittorini had. Elio ? antwoordde
hij.
Conversazione
in Sicila, antwoordde hij.
Si
heb ik geantwoord, Conversazione in
Sicilia.
Voor het slapengaan
lees ik van een man in een emotionele toestand, een toestand die ik ook heb
gekend, maar zeker niet vandaag:
La
vita in me come un sordo sogno, e non speranza, quiete.
Of het leven in mij als een doffe droom
en geen verwachten, rust.
Maar ik weet dat
hij vanuit het Noorden van Italië afreizen zal om zijn oude moeder te bezoeken
in Sicilia. En dit bezoek is grote literatuur.
Later, bijna
middernacht, staat de hemel vol sterren en planeten. Is er nu een afspraak
gemaakt met Dante of niet? ik wacht onder de bomen van eeuwen. Het land beneden
mij een donkere rust.
PS.
Ik hoorde van Koen,
mijn schoonzoon blij dat hij me las - dat Toscanië fout is, dat Toscane meer
dan voldoende is, waarvan akte.
08-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-05-2012 |
Zal ik je een brief |
Zal ik je een brief
schrijven van hieruit, een lange brief die uitloopt over de heuvels en de
dorpen verspreid, in een levend schilderij sober gehouden in kleur en tekening,
onder een voile van onvergankelijkheid. En waar ik sta, en waar ik adem met het
land en met de luchten, de regen in de bomen. Mijn stilte dat mijn leven is.
Of schrijf ik
slechts hoe ver het gevorderd is met mij, of hoe goed ik me voel, hoe vol van
dingen en van beseffen.
Of nog, zeg ik je over
wat het ontwaken is in de zang van lijsters en van merels, van verliefde en
verloren tortels in de hoge bomen, van de meesjes en de vinken die ik vermoed, van
het gekende en het ongekende en het licht in brede banden dat de kamer binnenvalt:
Light
enters the room like a gilded Pavlova
schreef ooit Ezra Pound , en ook: but
all that is folly to the world.
Ik weet dus wat
gedacht wordt over de dingen die ik hier verkondig alsof wat ik vertel het hoogste
was dat ik kon achterlaten.
Zo, je weet nu hoe
de dag begonnen is, maar je weet niet hoe uit de open deur van de eetkamer, de
geuren van vers gebakken broden en van donkere koffies me bekoren komen, geuren
lijk gedachten die niet te houden zijn en zich verspreiden nu, in vreemde
vormen over de bomen tot ver over de heuvels tot waar de zeeën zijn.
Ik schrijf je
morgen meer. Misschien vanavond nog, nu ik Dante verwacht, in een donkere
mantel gehuld, woorden schrijvend.
07-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-05-2012 |
Toscanië |
Toen Toscanië tot
ons kwam vandaag heb ik van vele zaken, de zang gehoord van grote winden in i pini, de pijnbomen, zoals Respighi
die hoorde in Rome. Er over geschoven, erin vermengd, de droomgolven van licht,
een gebed gelijk, schuivend lijk de wolken over de heuvels en de landerijen,
tot over de zeeën.
En als de avond
kwam hoe vlug niet de avonden komen hier doorheen een mist van zilver de gloed van de zon tot
rust gekomen.
Zo gebeurde, en een
stilte in overdaad, het kirren van de duiven in de tuinen, gesponnen, geweven ingekaderd
in het castello dei Fiamminghi waar we gasten waren.
En hoe we gasten
waren, verfijnd ontvangen in oude kamers met wijnen die we bij naam noemen
kunnen, een witte Vernaccia, Panizzi 2010 en een Le Corti 2008, een Chianti classico,
bij een maal van Annemie te heerlijk en te verrassend ingewikkeld om te
detailleren, daar zo exquis, zo puur, zo ingenieus voorgeschoteld op een
ondergrond van la cocina povera uitgewerkt en opgesmukt tot een maal
voor Vlaamse fijnproevers.
En hoe gebeurt het,
dat ik, en wie ben ik dat me zo iets overkomt. Onder de pijnbomen en de
eeuwenoude steeneiken, Frank ontmoet, de zoon van een overleden jeugdvriend. En
zeggen dat hij me kende, zeggen dat hij me bij naam te noemen wist, terwijl hij
voor mij een vreemde jonge man was, onbekend en onbemind.
Omwille van zijn
vader, omwille van de vele goede herinneringen aan zijn vader heb ik hem
omhelst met vochtige ogen. Hier in Montenaio, in dat verre en toch dichtbije
Toscanië, het land waarvan we dromen als het mistig is bij ons, koud en
ongezellig. Terwijl hier
06-05-2012, 00:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-05-2012 |
De Adem van de Dagen (34) |
E
quindi uscimmo a riveder le stelle.
Hij beseft dat er
in het Westen, ook onder invloed van de New
Physics een beweging is ontstaan in het religieuze denken die een raakvlak
heeft met de metafysica. Zo heeft de religieuze mens nood aan het onzichtbare
dat te zichtbaar werd en wordt voorgesteld. Die tijd is voorbij, de begrenzing
van het woord maakt plaats voor de ruimte van de geest. De mens overschrijdt
thans de drempel van een totaal nieuwe dimensie, deze van zijn oorsprong als
stof van de sterren.
De Bijbel, het
grote epos van de mens in zijn relatie tot zijn God, die woorden sprak en daden
stelde, is te hernieuwen in een epos van de mens in zijn zoektocht naar zijn integratie
in het kosmische gebeuren.
En hij weet zijn
verbondenheid intens. Als hij elke zondagochtend, langs de weg die hij samen
met enkele vrienden loopt, dezelfde boom groet - zijn hand even op de schors
houdt en dag boom zegt - dan gelooft hij dat de boom deze groet opneemt en
doorgeeft aan de andere bomen. En al weet hij wel dat velen dit geloof niet
delen toch denkt hij dat mens en boom iets gemeen hebben.
Hij kan er opnieuw
Paulus bij roepen die schrijft dat we een tempel Gods zijn en dat de geest van
God in ons woont. Zou hij dan ook niet wonen in die boom die hij groet en
zouden de contacten tussen mens en boom niet gebeuren precies langs het deeltje
God dat boom en mens bezielt en levend houdt?
Het is het doel van
zijn bestaan hier op aarde, wat is van God-Elohim in hem, te benaderen en af te
tasten, te omcirkelen en erin binnen te dringen. Het is zijn queeste naar de
negenennegentig namen van die God, neergeschreven (18 + 81, weliswaar in
Arabische cijfers) in de palm van ons beide handen. Namen die hij ziet, niet
als de negenennegentig eigenschappen van God/Allah, maar als zovele
mogelijkheden om Hem te omschrijven.
Hij weet dat deze
queeste doorlopen moet tot het allerlaatste ogenblik van zijn bestaan. Maar hij
beseft tezelfdertijd dat deze zoektocht niet altijd kan volgehouden worden, dat
er breekpunten zijn, momenten dat hij begaan is met andere zaken waarbij hij
amper de dag ziet opengaan en de dag ziet sluiten.
Maar het is
duidelijk : zijn beeld van God valt niet samen met het beeld dat Paulus ons
voorhoudt. Paulus schrijft trouwens, dat alleen de geest van God het wezen van
God kan kennen. Hij schrijft ook dat we niemand, behalve onszelf, kunnen
kennen.
Paulus echter is
een uitzondering hierop. Hij kent Jezus omdat God besloten had zijn zoon aan hem te openbaren. Wat betekenen
moet dat dankzij deze openbaring
Paulus in de mogelijkheid is te spreken over de Jezus van Jezus en niet, zoals
men logisch denken zou, over de Jezus van Paulus.
Waar deze
openbaring heeft plaatsgevonden en onder welke vorm zal wel niemand weten, want
Paulus aarzelt niet te bekennen dat hij, op de weg naar Damascus, na de roep
van de Heer te hebben gehoord, onmiddellijk,
zonder een mens te raadplegen naar Arabië vertrokken is, om pas drie jaar
later naar Jerusalem te komen waar hij Kefas (Petrus) en Jacobus, de broeder
van de Heer, zal ontmoeten.
Welke Jezus is hij
in Arabië gaan opzoeken. Is het zo dat hij drie jaar als postulant in het
klooster van Qumram zou verbleven hebben, zoals hij het las in The Dead Sea Scrolls Deception van Michael
Baigent en Richard Leigh?
Neen, zijn beeld
van God loopt niet parallel met dit van Paulus omdat zijn opvatting over God,
van binnen in hem vertrekt en niet vanuit de geschriften van Paulus. Hij kan
enkel zijn eigen weg bewandelen doorheen de diepste roerselen van zijn geest.
Aldus kunnen allen
die hem lezen de essentie vernemen van wat levend is binnen in hem. Zoals
anderen in de geschriften van Paulus alles kunnen vernemen over de essentie van
Jezus in Paulus.
*
Maar hij beseft,
aangekomen waar hij zich nu bevindt dat hij een (te) lange omweg heeft gemaakt,
met het godsbegrip als centraal punt, trachtend keer op keer het te belichten
in andere bewoordingen. Maar er zijn er wel die een even lang verhaal bouwen
rond het het. Vandaag voelt hij zich verlost van een zware last. Zoals Dante
zich verlost voelde toen hij zijn pelgrimstocht door de Hel beëindigde met: E quindi uscimmo a riveder le stelle, en toen kwamen we buiten en zagen we de
sterren terug. Ik ook, dacht Ugo, ik ook wil nu terug de de sterren weten
boven mijn hoofd.
05-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-05-2012 |
Frederico Garcia Lorca |
Van Frederico
Garcia Lorca die in Spanje beschouwd wordt als een van de grootste schrijvers
na Cervantes, vond ik in een boekje, uitgegeven in juni 2000 door het poëzie-atelier
van Grupo Anaya, s.a. Madrid, van Benjamin Prado: Siete maneras de decir manzana, of zeven mogelijkheden om over
poëzie te spreken maar Prado vervangt hier poëzie door manzana, appel een even vreemd als prachtig gedicht dat voor mij
de zuiverste poëtische expressie is. Een gedicht dat zijn kracht haalt uit de
eenvoud van de opgeroepen beelden, en dat, alhoewel het kinderlijk schijnt, toch
een zeer dramatische inslag kent, Frederico Garcia Lorca werd immers tijdens de
Spaanse burgeroorlog in augustus 1936 gevangen genomen door de aanhangers van
Franco en enkele dagen later gefusilleerd. Ik vrees zelfs dat zijn graf nog
steeds niet gelokaliseerd werd, maar ik zou me kunnen vergissen.
Ik breng u hier de
originele versie, de vertaling komt verder:
Por
las ramas del laurel
vi
dos palomas oscuras:
la
una era el sol,
la
otra la luna.
Vecinitas,
les dije,
¿Dónde
està mi sepultura?
En
mi cola dijo el sol
En
mi garganta dijo la luna.
Y
yo que estaba caminando
con
la tierra por la cintura
vi
dos aguilas de nieve
y
una muchacha desnuda.
La
una era la otra
y
la muchacha era niguna
Aguilitas,
les dije,
¿Dónde
està mi sepultura?
En
mi cola dijo el sol
En
mi garganta dijo la luna.
Por
las ramas del laurel
vi
dos palomas desnudas
la
una era la otra
y
las dos eran ninguna.
Terwijl Lorca ons
een poëtische mengeling nalaat van woord, beeld en klank, gaat de klank en kleurrijkheid
door de vertaling verloren omdat het woord meer aandacht krijgt dan het
verdient.
Ik dacht er het
volgende van over te houden:
Tussen de takken
van de laurier
zag ik twee donkere
duiven,
de ene was de zon,
de andere de maan.
Lieve buren zegde
ik tot hen:
Waar is mijn graf
gelegen?
In mijn staart
zegde de zon,
In mijn keel
zegde de maan.
En ik, reizend
met de aarde aan
mijn zijde
zag twee arenden
van sneeuw
en een meisje naakt.
De ene was de
andere
en het meisje was
geen ene.
Arendjes zegde
ik:
Waar is mijn graf
gelegen?
In mijn staart
zegde de zon,
In mijn keel
zegde de maan.
Tussen de takken
van de laurier
zag ik twee naakte
duiven.
De ene was de
andere
en de twee waren geen
ene.
Heb ik nu niet
gezondigd tegen het auteursrecht door dit gedicht hier over te nemen?
04-05-2012, 00:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-05-2012 |
TRACK, kunst in Gent |
Op 12 mei opent in
Gent de tentoonstelling TRACK, een kunstmanifestatie buiten de muren van het
museum, waaraan een dertigtal mondiaal gekende kunstenaars deelnemen.
In dit kader plant
de Chinese kunstenaar Tazu Rous hij heeft nog een viertal namen in meer - een
hotelkamer te bouwen rond de toren, met uurwerk, van het Sint-Pietersstation. Hij plant niet
alleen de bouw van een hotelkamer, hij wil er ook de ganse duur van de
tentoonstelling die loopt tot 16 september verblijven.
IK heb er helemaal
niets tegen, trouwens het ligt in zijn aard te bouwen, reeds in 2005, bouwde
hij een slaapkamer rond het bronzen Christusbeeld in het Sint-Anna park, hij is
dus een kunstenaar-bouwer die zich plagieert in Gent.
Het is natuurlijk
zo dat al degenen die de trein nemen in het Gentse station onvermijdelijk
geconfronteerd worden met het glazen veronderstel ik - kamercomplex omheen de
enorme klok in de toren die de achtergrond wordt van zijn bed in zijn
slaapkamer. Hopelijk verliest hij het uur niet uit het oog, hopelijk is het een
elektrische klok en niet een mechanische, hopelijk houdt hij het vier maanden uit.
Aan lef ontbreekt
het hem dus niet maar, zijn dergelijke manifestaties, kunst te noemen, en als
het kunst is - en dat zal wel, gezien het de bedoeling is van TRACK - zal het
ooit iemand beroeren in de ziel of, zal er naar opgekeken worden met een
glimlach?
Een andere kunstenaar,
Benjamin Verdonck een Antwerpenaar, realiseert in een grote boom in het
Vogelenzangpark een getrouwe replica van een van de bungalows in het park uit
de jaren vijftig. Hier wordt het maar een kopie te klein om te bewonen, wat jammer
is, maar niet voor de boom.
Wat niet belet dat
deze tentoonstelling een excellente gelegenheid is om het waardevolle en het
historische van bepaalde stadsgedeelten een betere bekendheid te geven. In elk
geval is het zo dat een deel van TRACK zich zal situeren in de hoogte.
Hoogstaande kunst
dus.
Wie hierover het
essentiële oprapen wil, surfe naar www.track.be.
03-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-05-2012 |
Literatuur |
Ik denk literatuur
te bedrijven als ik schrijf. Ik denk zelfs dat ik altijd, vanaf ik begonnen
ben met het bijhouden van een dagboek, literatuur heb bedreven.
Maar wat mijn
dagboek betreft is er een wijziging opgetreden. Het is niet veel meer nog dan
het neerschrijven van de gedachten die plots opduiken in mijn vingers,
gedachten die ik zo maar laat vloeien en ik er meer op uit ben
mijn blad te vullen in plaats van toe te zien dat wat ik schrijf, én duidelijk
leesbaar is, én inhoud heeft.
Ik vrees dat noch
aan het ene noch aan het andere wordt voldaan en dat eens opgepropt met
woorden, het materiële aspect van een volgeschreven blad, me volstaat. Ik ben dus in een
stadium terecht gekomen dat mijn dagboek, althans dit van de laatste dagen,
niet meer de waarde heeft die het had in den beginne.
Dit is een
vaststelling, die ik me maakte, heel vroeg deze morgen, vóór het gekweel van de
vogels in de tuin. Het is niet iets om fier over te zijn.
Misschien is het om
deze reden dat al mijn geestelijke krachten gebundeld liggen in mijn blog, en
is dit het enige literaire werk dat ik presteer.
Of het literair is,
zal er iemand opstaan om het me te zeggen?
02-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-05-2012 |
Moedeloosheid |
Moedeloosheid
overvalt me. Het leven is plots een grote onzekerheid, een open vlakte zonder
horizon, een woestijn, een dorheid.
Vanwaar deze
gedachten, terwijl ik gisteren nog aan het dromen was; terwijl ik de vorige
dagen nog een eeuwigheid voor mij had; terwijl ik dacht mijn vijfde maand te
beginnen, met nog zeven voor de boeg; terwijl ik dacht canto 34 van mijn
A.vd.D. in te loggen met als laatste zin de laatste versregel van Dantes Hel?
Vanwaar deze
gevoelens, alles te laten voor wat het is, die moeë lichaam, deze moeë geest,
zijn rust te gunnen. Geen woorden meer, geen gedachten meer, een totale
leegheid van hart en ziel.
Ademen om nog wat
dagen in leven te blijven. Terwijl ik buiten loop, de zon voel in mijn hals, in
mij witte haren, zie hoe alles in kleur komt, hoe een spinnen ei is opengebarsten
met honderden minuscule spinnen tegen het raam, valt alles stil in mij,
opgelost, vergeten, verlaten.
Mijn boeken
waardeloos, alle dingen die ik schreef of tekende, of de stukjes steen en
wortels die ik samen kleefde onder glas, waardeloos, uitingen van de laatste
stuiptrekkingen. En dan, wat me overviel toen ik neer zat om deze woorden te
schrijven, begoocheling te denken dat mijn blog de remedie was die alles
oplossen zou.
De dag die naar
zijn einde neigt: in het minivijvertje één rode vis nog opgedoken, een
vergetelheid van de reiger, en als ik voor mijn klavier zit, een vage schaduw,
een laatste ekster neergestreken op de tafel in de tuin waar ik een hoopje
kaassnippers had neergelegd.
Zeg ik, dat het al
wat beter gaat?
01-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-04-2012 |
Volendam |
Queens Day (Holiday
Netherlands)
zie ik bovenaan de dag van 30 april in mijn Dagboek van The
Economist. En ik denk aan die jonge man, bedolven onder de sneeuwlawine,
roerloos nu in een ziekenhuis in Londen. Ik denk aan de moeder die zal lachen
en lachend handen drukken.
Ik denk ook aan Volendam.
Het was in 1947 dat we, Luc De Landsheer (+) en ik, van uit ons dorp aan de
Schelde met de fiets, Nederland zijn binnengereden, om na zoveel dagen aan te
komen in Volendam, vraag me niet waarom we Volendam hadden uitgekozen. Maar we
waren er, we kampeerder er ergens op een boerenhof denk ik. Het was daar dat ik
Miet ik meen dat het Miet was kennen leerde, dat er tussen ons beide iets
had kunnen groeien dat zich achteraf beperkte tot wat over en weer geschrijf,
een uitwisseling van gedachten, van dromen. Hoe het stil gevallen is weet ik
niet meer, wellicht zoals alle briefwisseling stil valt. Weet ook niet meer of
we elkaar gekust hebben, ooit, geloof van niet, in die tijd was dit nog een
ernstige bezigheid.
Maar ik dacht eraan,
stel dat het nu gebeuren zou. Stel dat ze ook een blog zou bijhouden waarin ze
elke dag iets zou schrijven over haar, stel dat jij haar blog lezen zou en zij
dat van jou. Stel het maar.
Een gevaarlijke
business zou het worden, jij 20, zij 20 en elke dag iets vernemen van elkaar,
wat woorden, wat gevoelens. Vast stellen aan een woord, een zin dat zij je leest; zij, bemerken
dat jij haar leest, maar twijfelen nog.
Dangerous,
hoogst gevaarlijk. Een ondergronds gevoel dat groeien zou, waarvan de groei
niet meer te stoppen is. Een beeld dat zich vormt, verbazing over wat je dag
aan dag te weten komt, kleine dingen, kleine misschien zelfs uitgekozen
gebeurtenissen die je verneemt en die je gaat uitschrijven in gedachten. Die je
gaat ver-dromen tot realiteit. Beiden weten hoe ze elkaar kunnen benaderen,
onschuldig - als blogger smeekt je erom
dat iemand je zou zeggen dat je blog gelezen wordt het voelt aan als een
dagelijks rendez-vous in het woord, dat je niet meer kunt missen, het prille
begin van een amoureus parfum, het meest heerlijke parfum dat er is en elk
woord dat je leest dat je, zelfs al is het uit het dagelijkse leven, zelfs al
is het uit een andere wereld, een aanraking is, een aai, een blik die je
vertedert, die je openbreekt, zoals je een bolster breekt. En je bent twintig
of tweeëntwintig, of welke ouderdom ook: het wonder dat internet is biedt vele
mogelijkheden.
Veertig,
vijftig jaar, een leven later, je bent nog altijd samen en iemand vraagt je, zo
maar, waar je elkaar hebt leren kennen.
Vroeger zou je
gezegd hebben, in Volendam, tijdens het verlof. Nu, wel ons blog, Vrouwe
Fortuna, bracht ons samen, we waren elke dag benieuwd elkaars blog te lezen.
Tot er een e-mail kwam, tot er een ontmoeting kwam, zij komende uit Volendam, hij
uit een boerendorp in Vlaanderen. Wat ze gemeen hadden buiten hun verliefdheid,
waren de klompen die ze droegen in hun kinderjaren.
30-04-2012, 01:25 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-04-2012 |
Inspanning |
Ik vroeg gisteren
een lange inspanning aan mijn lezer, het was een nog langere voor mij om te schrijven
wat ik schreef.
Gaf het me enige
vreugde bij het inloggen, en eens ingelogd, keek ik er met vertrouwen op neer?
Twijfel is mijn
deel, twijfel mijn gegoochel met de naam van God, twijfel mijn gestamel, want
meer is het niet. En jij, je vraagt me of het wel nodig was dergelijke zaken te
verwoorden/verwerken.
Zijnde wie ik
geworden ben, was het nodig en blijft het nodig, want er is droefheid om wat me
werd aangeleerd in mijn jeugd en nu grote twijfel genereert dat het, hoe mooi
en geruststellend het ook moge geweest zijn, niets te maken had met het grote
enigma dat de naam van de Onnoembare omkleedt.
Er is ook grote
kommer, omdat de jeugd geen nood meer heeft aan wat van vroeger was, de
teloorgang van wat gekend staat als de christelijke beschaving is aan de gang, de
Kerk houdt schijnbaar de ogen gesloten voor wat zich aan het afspelen is, alsof
alles, door gebed en door de tussenkomst van de Heer, terug in zijn plooi zal vallen.
Waar ik niet in
geloof. Maar men zou kunnen beginnen met de nadruk te leggen op die meer
diepgaande woorden van een totaal andere gerichtheid die Jezus sprak: Het rijk
Gods zoek je niet, het bevindt zich binnen in jou.
Waaruit we, om te
beginnen, leren konden te leven zoals het hoort te leven: open voor het grote
mysterie dat het leven is; bewust dat je lichaam stof van de sterren is en je
geest, even onsterfelijk als de geest die van de kosmos is.
Maar of we hier ver
zullen mee komen, weet ik niet, misschien brengen de tijden ons zes eeuwen
terug.
Ondertussen vergat
ik dat gisteren, 28 april, in Hong Kong, de geboorte van Buddha werd gevierd.
Heb er hier niets over gelezen.
29-04-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-04-2012 |
De Adem van de Dagen (33) |
En deze morgen
heeft hij Proust gelezen waar deze het
heeft over het evangelie van Lucas, wanneer de dubbelpunten gelezen worden
die de tekst onderbreken. En, schrijft Proust, :
Avant chacun des morceaux presque en forme de cantiques
dont il (het evangelie) est parsemé heb ik de stilte beluisterd van de gelovige die deze teksten luidop las en
bij elk dubbelpunt de lezing even onderbrak om het volgende vers aan te
vatten; alsof het een psalm was die hem herinnerde aan de vroegere psalmen uit
de Bijbel, et plus dune fois, tandis que
je lisais, il mapporta le parfum dune rose que la brise entrant par une porte
ouverte avait répandu dans la salle haute où se tenait lassemblée et qui ne
sétait pas évaporé depuis dix-sept siècles.
En meer dan eens,
terwijl ik las, bracht hij me de geur van een roos die de wind, langs een open
deur had binnengebracht, in de hoge ruimte van de zaal waar de vergadering zich
ophield, een geur die na zeventien eeuwen (!) nog niet verdampt was.
Hij leest dit en
voelt de grote poëtische kracht van Proust, schuilend meer in de klank van het woord
dan in de betekenis ervan en groter nog is het gevoel dat hij onrecht heeft
aangedaan aan het Boek der boeken, dat hij nemen moet en lezen, traag, heel
traag zoals Wittgenstein wenst dat zijn zinnen gelezen worden.
Het goddelijke in
de Bijbel is ontstaan uit de innige verbondenheid van de mens met zijn God en
handelend over deze verbondenheid. Maar waarheden van toen zijn symbolen
geworden en dogmas fossielen. En de groei gaat verder. Nieuwe elementen
sluipen binnen en slingeren zich omheen de oude en niets kan de groei van het
nieuwe tegenhouden. De zoektocht van de mens, in zijn hunker naar het
Allesomvattende, geïnspireerd door de beelden van het Universum die hem thans
bereiken, situeert zich voorbij de dimensie van de God van de bijbel.
En het is hem
duidelijk, de oude banden zijn afgelegd, hij wenst zich niet meer te begeven in
het spoor van de theologen die vertrekken van gegevens waarvan het stramien
opgetekend ligt in boeken waaraan niet mag getornd worden.
Want de mens wil
zich losrukken uit deze bolster van waarheden op vergeelde bladen; wil voor
zich de oneindigheid waarvan hij, dankzij de geest in hem, een immens deel is,
en de geest, de zuivere essentie zijnde van het Universum, hij deel is van deze
essentie. Het is zijn vrijheid te zijn tussen hemel en aarde en hoe verder hij
de hemel binnendrijft hoe rijker, hoe voller, hoe meer geïntegreerd hij zich
voelt en ook hoe inniger zijn band is met al degenen die denken zoals hij.
Het is een leven
vullende harmonie van het kleine in het sublieme en het sublieme dat het kleine
vult en kleurt.
En zo kan hij ook met de pastoor van Crécy uit le Journal dun Curé de Campagne van Bernanos beamen : Les petites choses nont lair de rien mais
elles donnent la paix.
En kan hij eraan
toevoegen dat de kleine dingen van het leven niet alleen rust brengen in ons
maar dat het ook vingerwijzigingen zijn naar het oneindige. Dit te zien, dit
aan te voelen brengt ons in het spoor van de mens die wordende is.
En dan is er de
vraag, vanwaar deze ingesteldheid; ontstaat ze uit hemzelf, is ze inherent aan
ons mens-zijn en volstaat het buiten het alledaagse te treden opdat we terecht
zouden komen in een inspiratiebron die onze wereld van gedachten en gevoelens
bevloeit?
Het is dit magische
gevoel van creativiteit dat een uitwerking zoekt in al degenen die werken aan
een boek, een schilderij, een symfonie, die werken aan om het even welk
kunstwerk. We zijn gelukkig hiermee; het is het doel van ons mens-zijn. Het is
het openrukken van ons mens-zijn op het kosmische, het verhevene, dat de
creativiteit in zich draagt.
Als Schillebeeckx
die hij destijds las, dan schrijft dat God een evolutieve kosmos heeft gewild
om daarin de mogelijkheid voor te bereiden voor een menselijke vrijheid en dus
van liefhebben, dan zijn dit maar wat woorden. En had hij liever in plaats van
lief te hebben, gelezen en gehoopt te zullen lezen: en dus van creatief te
zijn.
Het creatieve dat aanwezig is in een kosmos in
volle evolutie, en het is in dit creatief-zijn dat onze toekomst ligt. dit is
het spoor dat voor ons open ligt.
Trouwens welke
kosmos zou de God die we aanroepen anders kunnen gewild hebben, een statische?
28-04-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-04-2012 |
Hoe het vergaat |
Hoe het vergaat met woorden.
Woorden zijn wispelturig, elke dag vergaat het verschillend met de
woorden. Soms staan ze er, klaar om genomen te worden, soms zitten ze verborgen
en weigeren ze zich te tonen zodat ik er hulpeloos bijzit, want woorden zijn
mijn adem.
Ook vandaag is het geen feestdag wat woorden betreft, gisteren ook
aarzelden ze, maar dan vond ik Pessoa die me ter hulp kwam.
Zo blijft de spanning tot het ogenblik dat ik mijn tekst goed genoeg
acht om hem in te loggen. En het is ook zo dat het belangrijkste deel van de
dag gericht is op mijn blog en dit nu al sedert half 2010. Het is begrijpelijk
dat ik eens op een muur stuit waarachter de woorden zich verbergen.
In meer wil ik ook werk maken van
dat fameuze boek van mij. Waarin ik me op het ogenblik op een dwaalspoor
bevind dit is de indruk die ik heb ik schrijf in het ijle weg. Ik ben bezig
met zaken die ik kwijt wil, omdat ze te lang al in mijn rondslingeren. Ik vraag
dus nog wat geduld vooraleer ik aan mijn verhaal als er tenminste een verhaal
gevonden wordt - kan beginnen.
Trouwens ik ben onkundig in het vak wat roman schrijven aangaat. Ik heb immers
de indruk dat de lezer verwacht dat ik iets te vertellen heb. Dat ik
bijvoorbeeld schrijf dat Ugo, een Four Roses is gaan drinken in een bar in de
stad, een literair café, typisch voor Europa, zegt George Steiner, dat hij er
een jonge vrouw ontmoet met wie hij een spel schaak begint, sippend aan zijn
bourbon, dat hij er haar ook een aanbied en dat ze daarna, ja, wat doet men na
schaak te hebben gespeeld, als je je laat gaan als schrijver, zonder enige
belemmering, à la Brusselmans, schrijven tot onder de lakens, met de nasmaak
nog de volgende morgen.
Ik zou dat wel kunnen. Wat Ugo betreft is mijn vrijheid totaal, maar het
schijnt me toe dat het er zo aan toegaat
in alle romans, dat elkeen dit uitschrijven kan of met veel sprekende details,
of met een zekere soberheid in de beschrijving van bepaalde handelingen, wat me
dan doet denken aan de wijze waarop Jacques Prévert dit probleem, als het er
een zou zijn, oploste:
Terwijl ik, voor het ogenblik, Ugo nog iets meer wil laten vertellen
over het Boek der Boeken zo lang het in Europa nog zal mogelijk zijn jij,
als lezer, hoeft het maar over te slaan als het je geen zier interesseert. Maar
voor mij is het belangrijker dat het schaken met een jonge vrouw en het drinken
van een Four Roses.
Later misschien.
27-04-2012, 00:53 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-04-2012 |
Fernando Pessoa |
Over
Fernando Pessoa schrijft Saramago: dat het een man was die talen kende en
verzen maakte. Hij verdiende zijn brood en wijn met het aanbrengen van woorden
op de plaats van woorden, hij maakte verzen zoals verzen gemaakt worden, alsof
het voor het eerst zou zijn dat verzen werden gemaakt.
Hij
schrijft ook dat Pessoa een fenomeen was, nooit voorheen gezien in Portugal,
dat hij een nog grotere was dan Camões en, als hij zich bekeek in de spiegel,
hij dacht dat hij Ricardo Reis was, dat hij Alberto Caeiro was, dat hij Alveiro
de Campos was, dat hij Serrando Soarres was en nog enkele namen in meer, om
uiteindelijk te besluiten dat het thans tijd werd om Fernando Pessoa te zijn, el ridículo
Fernando te zijn en de meest
ridicule liefdesbrieven van de wereld te schrijven. Aldus Saramago.
En la flor de ledad,
op 47-jarige ouderdom stierf Pessoa. Van hem is geweten dat zijn laatste
woorden waren: dadme mis gafas, geef
me mijn bril.
Volgens
Saramago heeft niemand zich ooit de vraag gesteld wat ik betwijfel waarom
hij zijn bril verlangde. Het was niet om zichzelf te bekijken, er was trouwens,
zegt Saramago, geen spiegel in de kamer. En ook, no le dio el tiempo la parca, de schrikgodin liet hem de tijd niet.
Persoonlijk,
maar wie ben ik, wist Pessoa wel wie er aan het sterven was, maar denkend aan
wat ik las van hem, waag ik het vooruit te schuiven dat hij, in een laatste
helder ogenblik ons een afdruk van zijn schalksheid heeft willen achterlaten
door naar zijn bril te vragen.
Wat
ik niet denk is dat hij naar zijn bril vroeg om die mee te nemen in het andere
leven om er als een gebrilde man te verschijnen. Maar je weet maar nooit met
hem.
Ik
denk ook aan dadme mis gaffas,
alsof voor een schrijver als Pessoa, sterven de meest doodgewone zaak was.
Maar
van Fernando Pessoa vergeet ik niet dat ik een koffie dronk in het café waar
hij regelmatig kwam, en dat ik neerzat in de stoel, naast het beeld van hem
geplaatst ter hoogte van het café, in het midden van de rua Garrett in
Lisboa, en dit met zijn boek
in de hand dat nu gesloten voor mij ligt.
26-04-2012, 00:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-04-2012 |
De Adem van de Dagen (32) |
Zo is het eerste grote boek, tenminste wat
hem betreft, de Bijbel gebleven. Hij gaf reeds zijn idee over de schepping en
wenst er niet op terug te komen. Hij heeft ook zijn oordeel over de bevrijding
van Israël uit Egypte en wat deze wel zou kunnen geweest zijn. In een woord het
is voor hem onmogelijk niet geïnteresseerd te zijn in alles wat de Bijbel
betreft, het boek dat de fundering is van onze westerse beschaving de
Getuigen van Jehovah lopen er mee rond in hun binnenzak - en ook omdat de Kerk
dit boek heeft gebruikt om haar stempel te drukken op zijn jeugd en zijn jonge
jaren.
Maar zijn visie op de inhoud ervan heeft zich
met de jaren sterk gewijzigd. Het is begrepen geweest (en vertaald) van uit de
optiek dat de aarde het centrale punt was van het Universum en dat de zon rond
de aarde draaide. Het Universum bestond toen uit hemel en aarde en men kon
alsdan aanvaarden dat de, in zijn zetel rustende God, toekeek, noteerde en
desnoods zou tussenkomen op wat zich hier op aarde aan het afspelen was.
Als we vandaag het scheppingsverhaal hernemen
weten we dat het Heelal in expansie is en dat de schepping, of wat aanving de
zevende dag, nog immer doorloopt; weten we dat na miljarden jaren de mens is
opgedoken als geïntegreerd deel van dit Heelal en dat, met het Universum, ook
de mens in wording is.
En waren we gebleven bij Elohim dan ware er
een opening geweest naar het kosmische, maar zodra Elohim herleid werd tot
Yahwe en Yahwe tot God en die God, die in zijn zetel rustende God, zich zo
gezegd is gaan bezighouden met Abraham en dezes nageslacht, intervenieert in
Sodoma en Gomorra, tien plagen afstuurt op een even religieus en hoogstaand
volk en dan nog, jaren later, zon en maan een maan die hij niet nodig had -
laat stil houden om Josua te plezieren, dan staan we voor een toeziende, een
actieve God.
Hij wil zich niet verder laten gaan. Hij ziet
genoeg de obsederende kracht die uitgaat van de Bijbel en de Evangeliën en, van
het nieuwe boek, de Koran dat zich aankondigt in het westen.
Maar hij wenst vooral zijn geloof in een
kosmische God te behouden, in een God die geen nood heeft aan woorden, geen
nood aan daden, geen behoefte heeft aan offergaven.
En dan dat andere verhaal, het verhaal van Paulus die in zijn Brief aan de Romeinen
schrijft dat door één mens de zonde in de wereld is gekomen en de Osty-Bijbel
die er in een voetnoot aan toevoegt dat het met deze zin is dat de leer van de
erfzonde haar intrede doet in de christelijke gedachte : cest une date dans lhistoire de lhumanité.
Geïntrigeerd gaat hij zoeken in de Dictionnaire théologique van de abbé
Bergier, uitgegeven in 1792, in acht, in leder gebonden delen, om er te lezen
onder Péché originel dat het dogma
van de zonde van Adam en het dogma van de Verlossing nooit te scheiden zijn en
dat het ene innig verbonden is met het andere.
Paulus kan zijn zin over de zonde van Adam
niet gehaald hebben bij Christus, - heeft Jezus wel ooit Adam vernoemd? hij
Ugo, heeft genoeg aan de verklaring van Teilhard de Chardin die stelde, meer
dan een halve eeuw geleden, dat de bestaande dogmas fossielen geworden waren.
25-04-2012, 00:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-04-2012 |
Waarom Dante? |
Waarom duikt Dante zo
dikwijls op in mijn geschriften; waarom neem ik hem als voorbeeld, citeer ik
hem als het past en misschien ook als het minder past? Is het omdat hij de
grootste was want dat was hij omdat hij met zijn verhaal over zijn tocht
door Hel, Vagevuur en Paradijs het meest fantastische literair werk heeft
voortgebracht,.
Wel ik las zijn Divina Commedia. Gedurende jaren was hij
mijn gezel, las ik hem zoals Jorge Louis Borges hem las, in het Italiaans van
Dante hij werd trouwens de vader van de Italiaanse taal genoemd IN zijn
Italiaans dat ik begrijpen kon dankzij niet alleen een Italiaans woordenboek,
maar eveneens dankzij vertalingen in het Nederlands, het Frans, het Engels.
Aldus kwam ik er toe telkens en telkens beter zijn woorden te begrijpen en binnen
te dringen in zijn visionaire beelden en gedachten.
Ik werd er zo door
getroffen dat ik op een dag besloten heb, er de tijd aan te wijden die ik dacht
nog te leven te hebben, en te gaan schrijven over zijn werk en dit in een
weinig conventionele vorm, alsof ik samen was met hem toen hij, bij zijn
terugkeer op aarde, zijn tocht doorheen
Hel, Vagevuur en Paradijs begon te schrijven. Ik beeldde me in naast hem te
staan terwijl hij schreef, toe te kijken over zijn gebogen rug, zoals hij thans
toekijkt hoe ik aan het schrijven ben over hem.
Het is een groot pak tijd
geworden. Ettelijke jaren waren er nodig om mijn ingebeelde gesprekken met hem
uit te schrijven, te verbeteren, te herschrijven en nogmaals te hernemen wat al
drie of viermaal was geschreven. Om uiteindelijk, moe geschreven en voelende
dat er geen einde aan kwam, ik, halfweg zijn Purgatorio, af te haken. Van zijn Inferno bestaat er een gebundelde versie: Mijn dagen met Dante.
Er nu terug over schrijvend,
overvalt me de gedachte, nog een laatste maal
te herbeginnen, ook zou ik zijn Purgatorio
willen afwerken en zijn Paradiso. Maar
ik heb nu mijn blog en heb mijn fameus boek te schrijven, ik kan het er niet
meer bijnemen, en er zijn nog andere dingen die ik zou willen doen.
Soms denk ik - en de
moeheid overvalt me veel vlugger dan enkele jaren terug dat ik mijn beste
tijd heb gehad. En dat die beste tijd, mijn tijd met Dante was,
24-04-2012, 00:40 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-04-2012 |
Boek |
Over mijn boek : De Adem van de Dagen
Ik schrijf omdat ik
schrijven moet, omdat ik niets anders meer ken of kan. Maar is dit wel correct.
Schrijf ik ook niet opdat ik zou gelezen worden?
Heb meer dan dertig
jaar lang elke dag mijn pagina geschreven, altijd met dezelfde pen zodat deze
nu haar hars- of verflaag heeft verloren en het koper van de huls vrijgekomen
is.
Ik aanzag mijn
dagboek en de beradenheid waarmee ik schreef niet als een doel op zich zelf
maar als een aanloop naar het boek dat ik ooit schrijven zou. Een boek dat gepubliceerd zou worden en uitgestald zou
liggen in de boekenwinkels. In de loop der jaren zijn er enkele manuscripten
naar de uitgever gestuurd, maar, en eigenlijk tot mijn groot geluk, zijn alle
pogingen gestrand.
Een nieuwe poging
is nu aan gang, maar mijn doel is verschillend. IK ben niet meer uit op een
publicatie, het boek zit ingeschakeld in en loopt mee met mijn blog, en dit
volstaat me en het geeft daarenboven, althans voor mij, een bijzondere
meerwaarde aan mijn dagelijkse geschriften omdat het tezelfdertijd de genese
betekent van De Adem van de Dagen.
Een vreemd
gebeuren, de bladzijden van een boek die nu en dan, onregelmatig in elk geval,
worden uitgezet, in de vorm van een feuilleton. Ik bereik aldus wat ik altijd
gedroomd heb te verwezenlijken, schrijven en gelezen worden, zelfs al is het
maar gelezen door een beperkt, maar dan toch een gewaardeerd publiek, dat ik
misschien ruimer wou, maar een publiek dat ik in de hand heb en waarvan de
kritiek uiterst beperkt is
Ik realiseer aldus,
in mijn late dagen wat ik droomde op jonge leeftijd toen ik aan mijn eerste
proefstuk begon en vader dacht dat ik schoolstraf aan het schrijven was.
Ik ben thans aangekomen aan
passage 32. Ik noem dit deze passages geen canti zoals Dante Alighieri, die er
in totaal 1+33+33+33 schreef, maar ik ook wil er 100 schrijven. En ik vermoed
dat Dante, aangekomen bij canto XXXII, niet wist hoe hij ooit tot driemaal
drieëndertig canti komen zou. Ik weet het evenmin, en evenmin als hij, weet ik niet
hoe het verder moet, wat ik er nog in meer kan aan toevoegen en welk verhaal
als er ooit een verhaal zou zijn eruit voortvloeien zal. Maar zoals Hertmans
schreef in zijn meer dan schitterend essay over Adorno, reken
ik ook, zoals Dante, zoals zovelen, op het
enigma van de intuïtie.
23-04-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-04-2012 |
De Adem van de Dagen (31) |
Maar je bent geen
wetenschapper denkt hij, je waagt je op een terrein dat je niet betreden mag,
evenmin als je het gebied van het landgoed betreden mocht, maar je doet het en
zult het je ganse leven blijven doen. Dus, je luistert niet als de
Ecclesiasticus je zegt: Hou je niet
onledig met wat je niet begrijpen kunt.
Je blijft geloven
dat de waarheid moet liggen in wat ongrijpbaar en onzichtbaar is, dat het
aftasten ervan een goede stap is in de richting van wat je intuïtief vermoedt erin
aanwezig te zijn en dat het precies dit aftasten is, dit zoeken naar, dat het
doel is van je bestaan.
En hij wordt
hierbij geholpen door die ene zin uit het evangelie van Lucas, zijnde het
antwoord van Jezus op de vraag waar het Koninkrijk Gods te vinden is:
De
komst van het Rijk Gods kun je niet waarnemen, men kan niet zeggen: kijk hier
is het of daar is het, want het Rijk Gods is binnen in jou.
De vertalingen van
de Willibrordus-Bijbel en van la Bible
Osty spreken van midden onder u.
Terwijl Bruckberger in zijn lEvangile,
categoriek kiest voor het au-dedans de
vous, (het within you van de
King James versie).
De Osty-Bijbel die
aanvoelt dat dit een belangrijke passage is voegt erin een voetnoot aan toe: La traduction au-dedans de vous, qui
exprime une idée juste, semble déconseillée par le contexte.
Wat een probleem
creëert want waar anders dan binnen in ons, binnen in onze geest, kan het Rijk
Gods zich bevinden.
Jacques Monod
kan dan schrijven dat de mens een product is van het toeval: un numéro sorti au jeu de Monte Carlo,
om zich aldus te ontdoen van alle transcendente gevoelens. En een man van nu,
die furore maakt als schrijver, Michel Onfray, wiens Tratado de Ateologìa
hem in Spaanse versie in de handen viel, bij gebrek aan de oorsponkelijke
Franse versie, richt zich tot zijn lezers met het verzoek, zo verstandig te
zijn, de mytische verhalen en deze voor
kinderen te mijden want voegt
hij er aan toe el intelecto, ateo a priori, impide el pensamiento màgico!
Ons intellect, a priori atheïstisch, verbied ons elke magische gedachte. Wat
betekent: geen dromen meer, geen speculaties, geen transcendente gedachten en
zeker geen zoeken naar wat achter de dingen schuil zou kunnen gaan, het
paradigma dus van de atheïst.
Het doet hem pijn
dit te lezen, het doet hem pijn vast te stellen dat Michel Onfray, samen met
zovele anderen zich nog steeds wentelt en keert in la
época pregalileana.
Ondertussen
proclameert Alain de Botton,
dat we het waardevolle uit de religie moeten halen zonder noodzakelijk weer
gelovig te worden. Wat er in feite op neerkomt dat de mens behoefte heeft aan
een vorm van religieus denken en dat het leven en het omringende moet gezien
worden als sacraal.
En dit is ook wat
hij, Ugo, proclameert. Hij zal alles blijven zetten op dit religieuze, deze
verbondenheid met het Onnoembare dat over alles en in alles tegenwoordig is en
ons voortstuwt in de voor ons nog onbekende richting, die de enige bestaande
richting is, deze naar het Omega-punt toe, zelfs al hebben we maar een klein
besef wat dit punt zou kunnen zijn.
Leven in die geest
is een vorm van religie, een vorm van verbondenheid met al wat is, het aardse
als het kosmische. Dit plaatst hem radicaal aan de overzijde van Jacques Monod voor
wie alles toeval is, en ook in oppositie met Michel Onfray die hem zijn
transcendente gevoelens ontnemen wil.
Trouwens indien hij
Onfray volgen zou, indien hij Monod aankleven zou, indien hij geloven zou, dat de
mens alleen staat in de oneindige
onverschilligheid van het Universum waaruit hij toevallig is ontstaan,
zoals Monod dat ergens met zijn woorden schrijft, dan is de rol die hij hier op
aarde meent te vervullen te hebben, namelijk te leven naar de geest in dit Universum, uitgespeeld.
Hij begrijpt zelfs
niet hoe Monod er kan toekomen te spreken over toeval als alles met elkaar
verweven ligt. Het plots opduiken van iets, uit deze in elkaar verweven massa,
maakt er niet een uitzonderlijk iets van, maar wordt en is een facet van het geheel.
Op trage
ogenblikken als de tijd zich stolt omheen de dingen, is het alsof hij plots op
het punt staat het beeld te grijpen dat alles uitklaren zal, datgene wat niet
te verwoorden is en toch, lijk het geruis van de wind in de bomen, aanwezig is,
ons begin en ons einde verstrengeld.
Hij leeft in de
onbegrensde ruimte van de geest waar alles mogelijk is, droom die realiteit is
en realiteit die droom kan zijn. Waarin hij zijn herinneren vervormen kan en
aanvullen tot een nieuw herinneren, waar hij wegwandelen kan in het landschap
van schijnbaar onbenullige gebeurtenissen, die toch hun belang hebben of zullen
hebben vroeg of laat.
Zoals onze
primitieve(!) schilders op de achtergrond van hun doeken, droom-landschappen
wisten te schilderen om meer intensiteit te geven aan hun onderwerp, om aan te
tonen dat in hun verbeelden er ook een totaal andere wereld aanwezig was, zo
ook wenst hij de aanwezigheid van het niet te verwoorden Andere, te benadrukken.
Hij wil dus dit
zeer conformistisch, kleinburgerlijk leven dat hij gekend heeft en in al zijn
dagelijkse gebeuren nog kent, bemeubelen met de dingen die hij niet bezat,
herbeleven wat geweest is en dit herbeleven schuiven in en over wat hij gewenst
heeft dat het zou geweest zijn.
Hij wil dat de
muren van de woning die hij betrekt doordrongen zouden zijn van alle huizen die
hij heeft bewoond, van alle plaatsen waar hij is geweest en van alle tijden die
hij heeft gekend. Zo wil hij thans alle blanke vlekken kunnen invullen, nu hij
heel goed weet dat in zijn lichaam de krachten aan het minderen zijn, en dat
deze afname enkel gecompenseerd kan worden door een grotere aanwezigheid van
geest.
De tijd van
ledigheid is voorbij. Hij heeft nu een gevecht te leveren tegen die andere
persoon in hem die hem ontmoedigen wil, die hem voortdurend wijst op het
nutteloze van zijn denkpatroon.
Maar de Ugo in hem
die verder wil, houdt vol. Onderaan de titel van het tijdschrift Le troisième Millénaire - waarop hij van
het eerste nummer af geabonneerd is geweest, tot jaren erna heeft hij
gelezen, gedrukt in kleine letters: de
lhomme en devenir, van de mens in
wording. En zo is het ook, de schepping is amper begonnen, ze loopt dwars
door de mens heen. Hij wordt verder geschapen, wat hem immer verder moet voeren
op de weg naar het meer zijn, de
enige weg die er is.
En dan komt de
vraag: is dit ingeschakeld zijn in de evolutie van het Universum een deel van
de waarheid?
Is dit doordringen tot een verinnerlijking van het zijn, de
weg die voor de mens is weggelegd en dit na het overschrijden van de drempel,
duizenden eeuwen terug, tot een zelfbewustzijn; en wacht ons een verder
doordringen, ditmaal tot voorbij dit zelfbewustzijn, tot het punt waar dit van
de mens samenvalt met het zelfbewustzijn van het Universum, is het dit, het
Omega-punt?
Kan dit geen nieuwe
dimensie betekenen voor de mens-in-wording?
For
us there is only the trying, zegt T.S. Eliot en
hij voegt er nog aan toe, the rest is not
our business.
We kunnen enkel
betrachten, en dit is onze opdracht of een deel ervan, namelijk in de
voetsporen van een Universum in evolutie, naderbij
te komen. Begrijpen dat we ingeschakeld zijn in het evolutief karakter van
dit Universum - het zichtbare imago van de God die we zoeken. Is dit dan niet de
opdracht die ingebakken is in onze genen?
En Leo Apostel,
die hij onlangs nog doorbladerde, na een gesprek met een oude vriend van
Apostel, die beweerde dat de mens dit Andere, dit au-delà nimmer bereiken zal en misschien had Apostel ook Eliot
gelezen - dat hij zich tevreden moest stellen met het streven naar dit onbereikbare Andere.
Zo, streef mens, en
heb er geen zorg mee waar je uitkomen zult. Op een dag zul je, zonder het te
beseffen een nieuwe drempel overschrijden en binnentreden in het grote
verblindend Licht om te bereiken wat vandaag nog een wereld verwijderd is.
En hij leest ook
die prachtige zin van de vrijdenker die Apostel was:
Indien
ik slechts zinloosheid aantref dan nog zal ik pogen woestijnen tot vruchtbaar
land te maken ... ook al is er geen objectief vaststelbaar doel dan toch werk
ik van uit de objectieve gegevenheid van zin.
Een objectief vaststelbaar
doel is er niet, of is nog niet zichtbaar. Maar het is niet het zichtbare dat
het leven is, het is het onzichtbare dat zin en inhoud heeft. En Apostel
vermoedde duidelijk de aanwezigheid van zin erin.
22-04-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-04-2012 |
De Adem van de Dagen (30) |
Schrijvend in zijn
dagboek, voelt hij hoe goed en hoe gemakkelijk de woorden, die o zo vreemde
tekens, uit zijn pen vloeien en hij denkt, in een opwelling van vreugde: ik
dank je Adonaï, Heer, of hoe je ook wensen zou dat we je noemen.
Terwijl hij beseft
dat hij niet meer zovele overgangen van winter naar lente beleven zal; dat hij
niet meer so often getuige zal zijn
van het stijgen van de sappen in de bomen en het openbarsten van de botten, en
dat er in zijn geest, blijvend nieuwe gedachten zullen opduiken, vertrekkende
van uit de bronnen van zijn jeugd.
Zoals vandaag, de
beelden die staan te dringen, die hij niet meer houden kan.
De knaap die over
de weide rent, onder de ruisende canadabomen naar het wondere bos van zijn
jeugd - Adonaï zorge ervoor dat elk kind een bos moge leren kennen - bedwelmd door de geur van varens, van mossen,
van paddenstoelen, van aarde en rottende blaren. Verhit ook door het plotse
jagen van zijn bloed dat hij niet immer bedwingen kan. Het wilde bloed van de
geslachten die elkaar bezaten, tussen de varens en de struiken op zwoele
zomernachten als de roep er was van de uilen in de eiken.
Hij ziet in zijn
lang verbeelden, de spiegelvijver in het bos met lisdodden en waterlelies - en
met Van Eeden heeft hij de waterlelie lief - met vlekken eendenkroos en
libellen boven de biezen en de bomen die toekijken, wachtend op de plons van
zijn naakt lichaam dat de spiegel breekt in duizend kringen en hij lijk een
grote witte vis onder het watervlak drijft, tussen de watertorren die naar de
diepte duiken, tussen de stekelbaarsjes en de salamanders, drijvend onder het
eendenkroos door, langs de roodgroene stengels van de waterlelie, en daarna als
hij zich aankleedt, het water effen terug en de wind even zacht in de bomen.
Het was hier dat
hij eens gestaan had met vader op een koude novembernacht en hij een deel van
de sterrenhemel weerspiegeld had gezien een voldoende ogenblik, waaraan hij
later terugdenken zou toen hij las dat Solomon een soort zee had laten
plaatsen naast zijn tempel, misschien om in de weerspiegeling, het verschuiven
van de sterren op te volgen. Misschien, want waarom de inkervingen in de rand
van die zee die rustte op de rug van vier maal twee ossen of runderen, hij
wist het niet meer zo precies, maar het zal wel een enorme kuip geweest zijn.
Nu, niet zo lang
geleden, was hij teruggegaan naar het ouderhuis en de plaatsen van zijn jeugd.
De vijver was, net als hij, oud geworden. De put, want meer was het niet, was
bijna vol gegroeid met struiken en biezen, met het wrak van een auto, met
matrassen, met repen behangpapier en nog wat brak water dat rook naar roest en
modder. De prijs van een op hol geslagen beschaving die voor haar afval geen
sluitende oplossing heeft en dit stukje ongerepte natuur had ingepalmd om er
een kunstwerk van te maken in deze voor velen schijnbaar, als hij hun kunst
voor ogen krijgt, zo troosteloze wereld.
Hij hoopte dat
hiermee het punt was bereikt waarop de mens, dankzij de kracht van de geest, de
weg terug zou vinden opdat de komende geslachten, zijn kleinkinderen en hun
kinderen en kleinkinderen, bootjes zouden kunnen maken al was het met de bladen
gescheurd uit zijn dagboeken, om deze uit te zetten in de grachten zoals hij zo
dikwijls had gedaan.
Hij zag in zijn
verbeelden de vergeelde papieren bootjes wegdrijven over het water, de inkt van
het geschrevene zich vermengend met water, de betekenis ervan uitwissend om
aldus de tijd die alles in de vergeethoek duwt, voor te zijn.
Als hij dan
herneemt dat precies vóór de Big Bang, de ganse evolutie van kosmos, naar
aarde, naar mens, naar homo sapiens, in potentie reeds aanwezig was, dan was
ook het negatieve van nu, de vervuiling die we kennen, hierin opgenomen en dus
ook de oplossing die eraan zal gegeven worden.
Of misschien ook
niet, en dan zal de Heer van het Heelal, zoals Hij het misschien voorzien
had herbeginnen met een nieuwe mens op een van de ontelbare
planeten dat zijn Universum rijk is.
21-04-2012, 00:02 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-04-2012 |
Elegie |
Een
dag
was
ook de tijd niet meer,
het
licht was uit en eeuwigheid
het
ogenblik.
Herinneren
we ons, Marc, mijn vriend,
we
waren zonder ouderdom,
bewust
van binnen en van buiten
doordrenkt,
en dronken van het leven.
Wisten
we de Leie verderop,
meanderend, met meerkoeten,
met
aalscholvers, de beemden langs,
de
huizen en de dorpen.
Wisten
we in die vrij gelaten tuin van jou,
de
meesjes ondersteboven.
Herinneren
we ons
die
zomers, de zon, de wolken, de wind,
de
regen, de bramen en de varens
en
er boven uit de kreet:
die
het Universum was
in
totale totaliteit, kerend, draaiend
in
en over ons en wij, wij ingetogen.
En
nu de greep in de keel
die
dichtgesnoerd, de tijd die niet meer is
en
niet meer komen zal.
Hoe
zullen we het noemen
het
gevoel van samenzijn,
gedachten,
niet meer nodig te verwoorden,
wijsheid
die ons handen waren toen.
En
zij die bleven,
de
late wijn religieus geschonken
en
in de flonkering ervan
de
beeltenis gezocht, gevonden
van
wie ging en van wie nog na zal komen.
Elegie,
uit
ons hart gevloeid, je vastgehouden,
toen
de tijd niet meer vast te houden was.
20-04-2012, 23:50 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-04-2012 |
Old men |
Ik
ben altijd een explorer geweest, een zoeker, een vinder soms. Heb altijd
getracht binnen te dringen in die vierde dimensie, in een dieper beleven van
mijn dagen, zoals het bij T.S. Eliot
geschreven staat:
Old men ought to be explorers
Here and there does not matter
We must be still and still moving
Into another intensity
For a further union, a deeper communion
Dit is mijn leven
geweest, ben er zelden van afgeweken al wist ik dat wat ik vinden zou niet
noodzakelijk de waarheid was, dat die waarheid misschien zelfs niet bestond of
als ze bestond niet te begrijpen was, noch door mij, noch door iemand anders.
Ik ben een duiker geweest
naar wat binnen de dingen leeft. Niet wetende waar ik
beginnen moest, niet wetende waar ik aankomen zou. En hoe dieper ik dook hoe
verder ik me verwijderde van wat er te vinden was. Ik zit gewrongen in een
kafkaiaans gevoel dat me overhoop gooit. Maar alles wel overwogen weet ik, en
dit is belangrijk, weet ik dat ik onderweg ben, niet heb gestopt onder een of
andere boom, wachtend, maar uitkijkend naar wat op mij afkomt, in vertrouwen, of het nu hier is of daar, het
positieve dat ik beleef is mijn onderweg zijn naar een grotere
levensintensiteit, gedragen en gevoed
door een diepere vereniging met wat IS, met wat verborgen is. Dit is niet
altijd zo, integendeel dergelijke ogenblikken zijn eerder zeldzaam maar ze zijn
opvallend omdat ze er torenhoog boven uitsteken.
*
Ooit
schreef hij aan zee zijn plaats op de rots is er leeg nu, al is hij er nog in
gedachten, al hoort hij nog de zang van de golven en de wind - een gedicht over
het herderstasje, la bolsa a pastor,
een onooglijk plantje vast geankerd in
de dorre aarde. Een klein wit dingetje, wat bloem, bevrucht door de wind
misschien en tot zaad gekomen zich uitzaaien zal om te overleven, de manifestatie
van het grote leven in het kleine. Een onopgemerkt gebeuren dat tekenend is
voor het onopgemerkt zijn van vele dingen. Op het niveau van het herderstasje
is de bevruchting het summum dat het overkomen kan. Maar wie denkt er aan bevruchting
bij zo een klein nietig ding.
En
hij beseft dat ook zijn leven zich ontrolt en dat zijn gebeuren niet veel meer
is dan wat gebeurt met het herderstasje, opgemerkt alleen misschien door
enkelen.
Zijn
dag komt dat zijn bevruchting deze van de geest - zal stil vallen, op het
einde van een regel misschien, of afgebroken middenin een woord, maar het zaad,
het woord dat hij naliet zal zich uitzaaien, zoals dit van het herderstasje, in
een tijd die voor hem geen tijd meer is, maar het met-lineffable-gevulde is, dat het wat-binnen-in-de-dingen is.
Datgene wat we niet wagen een naam te geven. Soms.
19-04-2012, 00:01 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |