xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Het
impromptu van de hoge winden om het huis, winden die van verre komen, van
landen en van oceanen. Hoge winden in de bomen die zijn hart beroeren, die hem
beelden brengen, vader, moeder, afscheid nemen.
De tijd,
omzwachteld door de tijd, de enige levende en hij die erin geborgen zit,
meegenomen. De tijd die hij was en is, hij, Ugo, zoals hij genummerd getekend
staat in vele registers, ergens in kasten of in kamers of op harde schijven,
zijn naam uitgeschreven voor altijd, alsof hij enkel naam was, drie
lettertekens, een te weinig, of drie te veel, en te zijn wat hij in feite is, niet
zoveel, verlatenheid zelf en hoge winden die hem wegnemen zullen en niets
nog blijven zal. Van al dit bestaan hier, dat hij zo koestert, dat hij
omlijsten wil met guirlandes, enkel de tijd zal overblijven, de grote levende
tijd.
Wat hij nu
ook weet, omdat plots een naam opduikt, de zachtheid van een blik in hem
geboord, dat hij bemind heeft en dat de voren die dit beminnen in hem getrokken
heeft nog open liggen.
Bevreemdend
is, en dit wordt hem duidelijk, bevreemdend is dat hij het waagt al deze zaken
nog op te zoeken in deze wereld waar de miserie van afdruipt: een door elkaar
schuiven van gewapende conflicten, van uiteengereten lichamen, van corruptie en
uitbuiting, van kinder- en vrouwenverkrachting, van hongersnood, van
natuurcatastrofen.
En dichter
bij hem, het gebazel van de politiekers die zonder het minste schaamrood dit
land waar hij geboren is en opgegroeid, inspiratieloos hebben achtergelaten
door destijds, onder meer, een openbare schuld te laten groeien tot een niveau
dat een intrestlast genereert die een rem betekent voor tal van noodzakelijke
investeringen en een noodzakelijke
belastingdruk oplegt die boven het normale uitstijgt.
Terwijl
langzamerhand het westen overspoeld wordt door een golfbeweging die in zich de kiemen
draagt eigen aan wat kenmerkend was voor onze veertiende, vijftiende, zestiende
eeuw en hij zich de vraag kan stellen, hoe lang nog een Koningin- Elisabeth-wedstrijd
voor viool of piano, als hij donker gebaarde mannen hoort en wat ze honderdvoudig
gemeend, te zeggen hebben? Of hoe
lang nog Shostakovich, Beethoven, Bach, Mozart?
Slaapt de politiek in het westen, is hun roes van
eeuwenlange heerschappij dan blijven hangen, hen verblindend tot het te laat
zal zijn, of is het al te laat?
|