xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
E
quindi uscimmo a riveder le stelle.
Hij beseft dat er
in het Westen, ook onder invloed van de New
Physics een beweging is ontstaan in het religieuze denken die een raakvlak
heeft met de metafysica. Zo heeft de religieuze mens nood aan het onzichtbare
dat te zichtbaar werd en wordt voorgesteld. Die tijd is voorbij, de begrenzing
van het woord maakt plaats voor de ruimte van de geest. De mens overschrijdt
thans de drempel van een totaal nieuwe dimensie, deze van zijn oorsprong als
stof van de sterren.
De Bijbel, het
grote epos van de mens in zijn relatie tot zijn God, die woorden sprak en daden
stelde, is te hernieuwen in een epos van de mens in zijn zoektocht naar zijn integratie
in het kosmische gebeuren.
En hij weet zijn
verbondenheid intens. Als hij elke zondagochtend, langs de weg die hij samen
met enkele vrienden loopt, dezelfde boom groet - zijn hand even op de schors
houdt en dag boom zegt - dan gelooft hij dat de boom deze groet opneemt en
doorgeeft aan de andere bomen. En al weet hij wel dat velen dit geloof niet
delen toch denkt hij dat mens en boom iets gemeen hebben.
Hij kan er opnieuw
Paulus bij roepen die schrijft dat we een tempel Gods zijn en dat de geest van
God in ons woont. Zou hij dan ook niet wonen in die boom die hij groet en
zouden de contacten tussen mens en boom niet gebeuren precies langs het deeltje
God dat boom en mens bezielt en levend houdt?
Het is het doel van
zijn bestaan hier op aarde, wat is van God-Elohim in hem, te benaderen en af te
tasten, te omcirkelen en erin binnen te dringen. Het is zijn queeste naar de
negenennegentig namen van die God, neergeschreven (18 + 81, weliswaar in
Arabische cijfers) in de palm van ons beide handen. Namen die hij ziet, niet
als de negenennegentig eigenschappen van God/Allah, maar als zovele
mogelijkheden om Hem te omschrijven.
Hij weet dat deze
queeste doorlopen moet tot het allerlaatste ogenblik van zijn bestaan. Maar hij
beseft tezelfdertijd dat deze zoektocht niet altijd kan volgehouden worden, dat
er breekpunten zijn, momenten dat hij begaan is met andere zaken waarbij hij
amper de dag ziet opengaan en de dag ziet sluiten.
Maar het is
duidelijk : zijn beeld van God valt niet samen met het beeld dat Paulus ons
voorhoudt. Paulus schrijft trouwens, dat alleen de geest van God het wezen van
God kan kennen. Hij schrijft ook dat we niemand, behalve onszelf, kunnen
kennen.
Paulus echter is
een uitzondering hierop. Hij kent Jezus omdat God besloten had zijn zoon aan hem te openbaren. Wat betekenen
moet dat dankzij deze openbaring
Paulus in de mogelijkheid is te spreken over de Jezus van Jezus en niet, zoals
men logisch denken zou, over de Jezus van Paulus.
Waar deze
openbaring heeft plaatsgevonden en onder welke vorm zal wel niemand weten, want
Paulus aarzelt niet te bekennen dat hij, op de weg naar Damascus, na de roep
van de Heer te hebben gehoord, onmiddellijk,
zonder een mens te raadplegen naar Arabië vertrokken is, om pas drie jaar
later naar Jerusalem te komen waar hij Kefas (Petrus) en Jacobus, de broeder
van de Heer, zal ontmoeten.
Welke Jezus is hij
in Arabië gaan opzoeken. Is het zo dat hij drie jaar als postulant in het
klooster van Qumram zou verbleven hebben, zoals hij het las in The Dead Sea Scrolls Deception van Michael
Baigent en Richard Leigh?
Neen, zijn beeld
van God loopt niet parallel met dit van Paulus omdat zijn opvatting over God,
van binnen in hem vertrekt en niet vanuit de geschriften van Paulus. Hij kan
enkel zijn eigen weg bewandelen doorheen de diepste roerselen van zijn geest.
Aldus kunnen allen
die hem lezen de essentie vernemen van wat levend is binnen in hem. Zoals
anderen in de geschriften van Paulus alles kunnen vernemen over de essentie van
Jezus in Paulus.
*
Maar hij beseft,
aangekomen waar hij zich nu bevindt dat hij een (te) lange omweg heeft gemaakt,
met het godsbegrip als centraal punt, trachtend keer op keer het te belichten
in andere bewoordingen. Maar er zijn er wel die een even lang verhaal bouwen
rond het het. Vandaag voelt hij zich verlost van een zware last. Zoals Dante
zich verlost voelde toen hij zijn pelgrimstocht door de Hel beëindigde met: E quindi uscimmo a riveder le stelle, en toen kwamen we buiten en zagen we de
sterren terug. Ik ook, dacht Ugo, ik ook wil nu terug de de sterren weten
boven mijn hoofd.
|