 |
|
 |
|
|
 |
07-02-2019 |
Wildiers versus Vermeersch |
Mijn
lichaam verstramt, een te grote beweegloosheid speelt me parten. Tot daar nog
toe, maar het gevoel overheerst dat er ook een verstramming aan het optreden is
die mijn geest in zijn greep houdt, wat erger is.
Ik
zal, zo stel ik toch, wellicht niet meer ten volle meemaken wat zich voor het
ogenblik in de wereld van de fysica aan het voltrekken is: de impact van de New Physics en al wat hieruit
voortvloeit, op ons persoonlijk leven en op de samenleving in het algemeen. Een
diepgaande revolutie heeft plaatsgevonden en zet zich onhoudbaar verder. Wat
voorheen, een, hoogstens twee generaties terug, weinig zorgen baarde, de gevolgen
van de industrialisering, is nu onze diepste bekommernis. We zijn er ons van
bewust dat de gevolgen ervan voor onze levenskwaliteit catastrofaal zullen zijn
als er niet ingegrepen wordt. Noties als deze van bijvoorbeeld fijn stof, die
vroeger onopgemerkt bleven, kunnen nu gemeten worden. De impact van onze levensgewoontes
op de natuur wijzen nu, voor velen, in
de richting van een opwarming van de aarde, wat het ergste laat vermoeden voor
de toekomst - zo wordt toch gepredikt en betoogd - als niet wordt ingegrepen. Echter,
of we nog terug kunnen naar de toestand van vroeger, valt te betwijfelen, zoals
ook te betwijfelen valt of we in staat zijn een krachtige halt toe te roepen aan
wat vandaag gaande is.
Het
was echter niet mijn bedoeling hier de aandacht op te vestigen - want onnodig,
de media staat er bol van - wel op het feit dat we in staat zijn mathematisch
en wetenschappelijk de vervuiling vast te stellen en in cijfers uit te drukken
en, als we dit in staat zijn te doen, dit te danken is aan de enorme verfijning
van de kennis hoe de materie is opgebouwd; een kennis die dermate geëvolueerd
is dat we doorgedrongen zijn tot in het hart, zelfs tot in de ziel, het
allerbinnenste, van de materie. Wat ik een paar dagen terug vertelde over Jean Charon
en zijn wereld van het elektron is er een voorbeeld van.
Mijn
betoog van vandaag - niets wetenschappelijk want ik ben geen fysicus - is hier
op gericht dat de verfijning waarvan ik sprak in onze kennis van wat de materie
is, onvermijdelijk ook zijn weerslag moet kennen, eerder vroeg dan laat, op
een verfijning van wat van de geest is en, hieruit voortvloeiend, de impact van
beide op elkaar, met als gevolg - en dit schijnt me bijzonder belangrijk toe -
dat de filosofie die we gekend hebben op het punt staat een meer kosmologisch
gerichte filosofie te worden.
In
feite is deze zich al lang aan het voorbereiden, zelfs niet meer ondergronds,
Alfred North Whitehead (1861-1947), zag het Universum als een organisch geheel,
met de onderliggende metafysische besluitvorming eigen aan een
evolutionistische visie eraan verbonden.
Tegenover
de metafysica van het zijn van Aristoteles, plaatst Whitehead de metafysica
van het worden. Teilhard de Chardin van zijn kant, zal de mens, de homo
sapiens, inschakelijken in deze evolutie.
Ik
lees hierover - en het sterkt me in mijn
bewering dat ook de filosofie deze evolutie volgen zal - bij een belangrijke
filosoof van bij ons, een groot denker, iemand die, in tegenstelling tot een
Vermeersch, de diepte van het worden, tot in de fijnste (kosmische) verwevingen
ervan heeft opgezocht: Max Wildiers[1]
en dit ziet: als een nieuw verbond
tussen mens en universum, een nieuw verbond dat bepalend zal zijn voor de
toekomst.
Er is, mijns
inziens, geen enkel excuus om zijn boek,
De vijf vreugden van de geest dat voor de mens van de XXIste eeuw de spirituele waarde heeft van een
Bijbel, niet te lezen.
Wat
of wie heeft me deze morgen aangezet om dit te schrijven?
[1] Max
Wildiers, 1904-1996, theoloog en cultuurfilosoof: De vijf vreugden van de geest,
uitgeverij Pelckmans, 1995.
07-02-2019, 06:52 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-02-2019 |
De stilte van het zijn |
Er
gebeurde heel wat de laatste dagen, ik ben heel ver geweest, verder dan de Big
Bang ben ik gaan kijken. Je moet het maar doen en het overleven. Thans, nuchter
van geest, blik ik terug op wat enerzijds zwaar, maar ook lichtend van inhoud was. Toch
voel ik dat ik hierover niet alles heb gezegd, is het een onderwerp dat me
altijd bezielen zal, tot in het eindige van mijn dagen, en zeker dan.
Het
is een geluk voor mij, dat dit onderwerp op mijn programma staat omdat het toegankelijk
is en uitgestreken kan worden omdat het oneindig is. Het is een kluif. Het is
meer dan een bos, het is een regenwoud waarin je, o zo gemakkelijk, verdwalen
kunt. Goed dat ik het weet. Goed dat ik nu en dan zeg dat wat ik verklaar
slechts peilingen zijn, slechts een aftasten is van mogelijkheden die zich
aanbieden, met dien verstande evenwel dat ze alle uitlopen op, toch voor mij
althans, één zekerheid: de dood is niet het einde maar een begin, een terugkeer
naar een Eden. Ik wandel aldus in een cirkel, ik vertrek telkens van uit deze
zekerheid en keer er, via een omweg naar terug.
Dit
is mijn publiek geheim, een ander heb ik niet. Ik denk dat het dit is dat maakt
dat ik niet leeg geschreven geraak, dat er nog altijd iets rest om op terug te
vallen en over uit te weiden met andere woorden, vertrekkende uit nieuwere
oorden om eens te meer aan te komen op een plaats waar ik nog niet was. Het is
dit landschap dat ik elke dag betreed, opneem in mij en waarin ik me beweeg, of
het nu realiteit is of inbeelding, het
maakt - buiten het voelen van de kille luchten - helemaal geen verschil, het
resultaat is het zelfde.
Zo
is het, alsof ik elke dag, door de velden die ik zo goed ken - de horizonlijn
heel laag als ik op de heuvel kom - naar
de vijver rijd. Dat ik er ben, er neerzit of er rondloop, wachtend op een
inval, liefst een verwrongen zin. Liefst een regel om er een gedicht, om er wat
proza uit te putten. Wat er op neer komt binnen te gaan in de beweegloosheid der
dingen en er, even beweegloos, even maar te zijn. Ingekeerd er te staan in het licht
dat nog tanend is met nog steeds een groot zwijgen in mij, roerloos, omwikkeld met
de stilte die van de naakte populieren is, van de grassen, van de struiken is,
die van het water is, van de weerspiegeling is, het enige dat hier beweegt,
trillend, ademend.
Hoe
ik ben, als ik er ben, als ik er niet ben: ik ben de stilte zelf, de wind die
van de stilte is, die van al de dingen is: de tafel en de stoelen op het
terras, de zonneschermen dicht gesnoerd, de blauwe zak met blikjes, roerloos kijkend,
niets hoeven ze te zeggen, alles spreekt. Ik er geen eenzaamheid ken, ik er
opgenomen ben om er weinig meer te zijn, immer wachtende tot er iets komen zal.
Ikzelf het wachten zijnde.
Wat
houd ik dan nog, welk verhaal valt er te vertellen nog?
Wat
houd ik nog dat van de lente, dat van de zomer was, van de herfst en het vallen
van de bladeren? En als ik rond de vijver wandel, wat houd ik nog van hier en
daar: de inktzwam sneeuwblank, en recht opgeschoten, een vriend die er niet
meer is, voor wie het heerlijk was, licht gebakken in de boter, zo zegde hij
toch. Een begin het is, een keren naar wat van het reële is.
Andere
beelden duiken op. Ik blijf maar schrijven.
06-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-02-2019 |
Ruimte die ook de tijd is |
Ik
zegde het al, mijn blogs zijn een etmaal van elkaar gescheiden en een etmaal is
niet eentonig, is niet noodzakelijk eensluidend met het vorige, het kan alle
kanten op. Als je me leest met er tussen, dezelfde tijdsspanne, kan er geen
probleem zijn; lees je me sporadisch dan moet je er het etmaal zeker tussen
denken, moet je niet verwachten dat het een aaneensluitende tekst zou zijn.
Veel
betekent dit niet, elke blog is verantwoordelijk voor wat er staat, het werd me
ingegeven en ik heb het opgenomen. Van waar het komt weet ik niet, zal ik
nimmer weten. Ooit schreef ik, en ik dacht het toen ook, dat het kwam van
buiten mij, dat het kwam van de golven die er zijn omheen mijn lichaam en dat
in die golven ook mijn herinneringen aanwezig kon zijn. Maar een zekerheid,
zelfs niet een halve zekerheid - als zo iets zou bestaan - is dit niet. Een
normaal mens stelt dergelijke vragen niet echter, voor iemand zoals ik, die op
zoek is naar materie om over uit te weiden is het altijd een dankbaar onderwerp
geweest en gebleven.
Ik
heb hierover weinig gelezen. Wel weet ik van een schrijver, Jean E. Charon, fysicus
en filosoof, iemand die we plaatsen kunnen in het zog van Teilhard de Chardin, dat
hij elke elektron van ons lichaam ziet als een minuscuul black hole dat een
andere ruimte en een andere tijd bevat;
een ruimte-tijd die een deel geest bezit, die hierin alle gebeurtenissen
opslaat en ordonneert. Elke (denkende) elektron, elke eon van ons lichaam, beweert
hij, beschikt over de totaliteit aan kennis/aan herinneringen van ons.
Indien
hij het juist heeft gezien - en gaat het tegengestelde maar bewijzen - leven
we, zonder er enig benul van te hebben, gevat in een ontstellende oceaan van
elektronen, leven we in een niet te begrijpen wereld circulerend in en rondom ons.
Hij
ging nog verder en hij titelde zijn boek: Mort,
voici ta défaite, omdat, zo schreef hij,
volgens de wetten van de fysica deze deeltjes om zo te zeggen een eeuwig
leven kennen, zo in het verleden als in de toekomst:
Cela signigie que notre esprit prend ses
racines dans un passé aussi vieux que lUnivers lui-même et continuera, après
notre mort corporelle, à partager laventure du monde jusquà la fin des
temps.[1]
Ik
las hierover veertig jaar geleden en van dan af is deze idee altijd latent
aanwezig geweest in mij; heb ik er naar geleefd als ik schrijven/denken ging en
is al wat er uit mij ontstaan is, enigszins gedragen door de idee van de onsterfelijkheid, uitgetekend door Charon. Ik
kan me geen beeld vormen van wat is een eon/elektron; Ik weet alleen dat het
vreemde dingen zijn die de basiselementen vormen van het Universum; dat we van
daar uit moeten vertrekken om te weten, hoe we zijn, wat we zijn en waarom we
zijn.
Het
begon, wat ons betreft, allemaal met de Bijbel, deze in een boek - cfr. een
zekere Dimitri Verhulst - belachelijk maken is van het kleinste en het laagste
dat er is. Want het is van uit de Bijbel, wat er ook moge geschreven staan, dat
we vertrokken zijn om te komen tot wat Charon ons voorhoudt, terecht of
onterecht, maar in elk geval hoopgevend, en daar komt het op neer.
Ik
eindigde gisteren met de zin die vertrok van in het begin der tijden. Hij had
iets te maken met Carl Jung die vond dat we ons allen toch ooit ééns de vraag moesten stellen over wat de dood wel kon zijn. Deze gedachte uitstrijkend, denk
ik dat hij die nooit een mogelijk
verband heeft gezien tussen wat niet te
noemen is en de Big Bang, een
wanhopig iemand is.
[1]
Jean E. Charon: Mort voici ta
défaite, Albin Michel, 1979
05-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-02-2019 |
Waar ik vandaag ben terechtgekomen? |
Ik
heb geen wijsheden te verkondigen, geen levensregels op te stellen, ik heb
enkel te zijn en te weten dat ik ben, wat of wie ik ben en hoe ik ben, en van
hier uit te vertrekken om te weten waarom ik er ben. Het is een hele opdracht
die een gans leven in beslag neemt. Een leven van vragen en antwoorden; Van
vragen die zijn en van antwoorden die niet verder reiken dan gissingen. Carl
Popper wist dit heel duidelijk: er zijn geen antwoorden die geen nieuwe vragen oproepen. Hiermede moeten we rond komen. Het is weinig beloftevol maar, het houdt ons
levend en dit is al heel wat, we zijn geen dode levenden.
Het
is altijd mijn betrachten geweest - trouwens de uiting ervan is het feit dat
deze blog er is - een zoeker te zijn, een pelgrim naar wat is van het Woord dat
in den beginne was. Was ik het niet in mijn dagelijks doen en laten, ik was het
in de eenzaamheid van de geest, eens teruggetrokken in mijn oase, mijn huis - ook
dit van Khalil Gibran - in de woestijn. Pas eens daar, en ik ben er altijd als
ik aan het schrijven sla, ben ik ingesteld op vraag en antwoord en poog ik te
formuleren in welke innerlijke wereld ik er rondwandel. Ik word dan een andere
Ugo, iemand die buiten de realiteit der dingen fungeert. Getekend door het feit
dat ik gedoopt werd en opgegroeid ben, gericht naar een God die ook zegde dat
hij de enige was. Ik had aldus van in
den beginne een toevlucht. Wie
ware ik geweest indien ik deze niet had gehad, indien ik op de wereld ware
gekomen met een totaal lege hemel boven mij, een leerling van Boeddha, van Lao
Tseu? Dikwijls stel ik me deze vraag.
Of, wat indien ik vertrokken was vanuit de leegte boven mij, zou ik uitgekomen zijn
zoals ik ben, zou ik een oase in de woestijn gekend hebben, de drang om bezig
te zijn met woorden, zoals anderen bezig zijn met beeldhouwen, schilderen, componeren?
Ik denk dat ik een ander iemand ware geweest, iemand die geen behoefte had om
verder te kijken dan de leegte die hij voor zekerheid hield, zoals er velen
zijn en hen treft geen schuld, ze zijn er omdat ze er zijn. Maar ik, ik ben er
omdat, zoals me werd bijgebracht, geschapen werd door een God, wat het begin is
van elke redenering omdat ik deze regel, dit gegeven zo maar niet verbannen kan
uit mij, het zit er in gemetst. Eerder aanvaarden dat het zo wel zou kunnen
zijn om me toe te spitsen, van dat ogenblik af, Wie die God wel zou kunnen
zijn opdat ik zou kunnen begrijpen waarom hij het nodig heeft gevonden van mij
er bij te betrekken. Het geeft me, zoals ik het voel, een grotere
verantwoordelijkheid, dan ware ik geschapen uit het Niets van het Eeuwige, echter,
zelfs dan zou er in mij de neiging aanwezig zijn me af te vragen of ik ontstaan
ben uit de Big Bang of, wat heel wat anders is, ontstaan ben op het ogenblik
van de Big Bang.
In
het eerste geval kan ik zeggen - het is heel wat meer dan een geneigd zijn -
dat God de Big Bang was/is.
-
04-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-02-2019 |
Dagboek en wat over poëzie |
Ik
zegde het al, wat ik schrijf is mijn dagboek, iets waarmede ik begonnen ben in
1978 en nog altijd doorloopt. Het gaat wel niet over wat ik doe, waar ik mee
bezig ben, het gaat hem in de eerste plaats om de gedachten die ik had/heb op
een bepaald moment van de dag of van de nacht. Het is meer dan een gewoonte
geworden, het is een noodzaak.
Ik
zeg dit ook omdat ik begonnen ben met het herzien van mijn manuscript dat ik
afsloot op einde december. Het is tot nu toe onaangeroerd blijven liggen, maar
om te redden wat nog kan moet ik er nu werk van maken. A rato van tien paginas
per uur, zal het me dertig uren werk vergen en ik wil dat het af is voor ik
begin te denken aan de lente. Hoewel jij er, als lezer, niets aan hebt, ik heb
het toch neergezet opdat ik me herinneren zou waar ik aan toe ben.
Eigenlijk
- nog zo een vreemd woord - was ik deze morgen opgestaan ,hopende op een zin
die het zaad zou zijn voor een gedicht. Il
fut un temps dat dit heel spontaan gebeurde, dat de zin plots opdook en
uitliep tot een vel poëzie. Dit is iets dat ik kwijt ben, ik ben er niet meer
op ingesteld, ik ben heel arm geworden wat dit spontaan opwellen betreft; het
is moeite geworden en voor poëzie is dit verkeerd, poëzie is spontaneïteit, het
is er of het is er niet, er is geen tussenweg.
Ik kan het weten, heb al honderd gedichten geschreven, ze ontstonden
allemaal in een minimum van tijd, daarna bleven ze liggen; omfloerst met de
tijd werden ze van tijd tot tijd herzien, wat verkeerd was, want het magische
van het moment van de creatie was er niet meer, het had zich opgelost en het
volstond een woord ervan te wijzigen opdat het een ander gedicht worden zou.
Mijn
gedichten zijn dus een zorg in meer, een zorg die ik niet heb wat mijn
manuscript aangaat. Wat niet belet dat er nood is om ze in een zo beperkte mate
als nodig, aan te passen, beter in te schakelen in de trend die zich voor het
ogenblik aftekent in het gebruik van beelden die, inspelend op elkaar, een andere
vorm van poëzie kunnen brengen.
Ik
heb echter voorbeelden genoeg als ik de poëzie besprekingen volg in de Standaard
der Letteren, om te weten dat ik nimmer toetreden zal tot de trend die daar
besproken wordt. Volgens mij wordt daar het spontane het (te) ver gezochte, het
bijna ongepaste, wat weinig te maken heeft met het magische aspect eigen aan de
poëzie die ik aankleven wil en wens.
Ik
blijf uiteindelijk bij het gevoel dat ik mijn gedichten uitzuiveren moet, er is
teveel van het overtollige in opdat ze enige
kans zouden kunnen maken mee te gaan met de poëzie van het ogenblik. Of ik dit
nog kan weet ik niet, mijn stijl van schrijven zit vastgeroest, zoals de draad
van de afsluiting, gegroeid zit in de wilgen, een beeld dat me bijblijft.
Na
mijn kwelling van gisteren is dit een andere kwelling die oprijst, weliswaar van
een totaal andere aard.
03-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-02-2019 |
Zelfbeeld bij het 'rijzen' van de sneeuw |
Halsstarrigheid
is een vreemd woord, maar het is toepasselijk op mij. Ik jaag iets na wat niet
te bereiken is en ik blijf maar pogen om het onbereikbare te bereiken. Wie doet
zo iets, wie is zo crazy om hierin te volharden?
Later
- die later komt dichterbij - zal gezegd worden het was iemand die elke dag een
blog schreef die niet door velen gelezen werd, maar wel door enkele getrouwen
die hem volgden in zijn sterk persoonlijke bespiegelingen over wat was en niet
was. Het ene was hem even belangrijk als het andere. Hij was diepgaand en hij
was tezelfdertijd opstijgend, soms moeilijk te volgen, maar we lazen hem omdat
hij verrassen kon, omdat hij schreef over dingen waar niemand anders over schreef
en dan nog in een taal die hem eigen was, een taal die niemand nog gebruikte,
die van een vorige generatie was. Zoals zijn onderwerpen waren, was zijn wijze
van zien, zijn manier om de dingen te benaderen, even aan te raken en dan bloot
te laten liggen, als aas, niet voor de gieren maar voor de mens van goede wil.
Zal
men zeggen we hebben hem lief gehad, of laat ons stellen, geapprecieerd om wat
hij schreef?
Hij
trachtte altijd literatuur te bedrijven, hij was echter (te) weinig verhalend;
hij was geen man van de breedte, hij was er een van de diepte en de hoogte, zoals
Mahler; hij was niet van het aardse, hij was van het landschap van de geest,
een eerder eenzaam oord om te frequenteren maar, beperkt in wat hij wist of kende,
was het de plaats waar hij zich uitleven kon want, in het diepste van zijn
gedachten was hij poëet. Echter de poëzie heeft hem niet ver gebracht, niets
heeft hem ver gebracht en hij besefte het. Hierin toonde hij zijn halsstarrigheid,
een woord dat voor hem werd samengebracht als een vorm van star kijken, zo in
het verleden als in het nog komende, en blijven kijken alsof hij aldus de
dingen beïnvloeden kon, raken kon tot in het merg ervan. Hij zich vergiste
natuurlijk, schromelijk zelfs gezien de tijden waarin hij leefde.
Van
wat hij schreef zal weinig overblijven, wat brijzels hier of daar, vergeten.
Niemand zal er naar uitkijken, te eenzijdig, te weinig vorm, te gelaagd in wat van
de wereld is en dus te voorbij gestreefd, te veel T.S. Eliot en te weinig Paul Auster,
niet meer passend om op te nemen in de massa Letteren die in de etalages liggen.
Zo, de tijd zal er overgaan en alles zal stof worden, het lot dat elk van ons
beschoren is en waaraan maar enkele ontsnappen: een Ovidius, een Dante, een
Shakespeare, een Proust, namen, diep uit de tijd der tijden die ons blijven volgen.
Hij
dacht aan Jules Verne, zijn eerste liefde. Dankzij die ene man, de hoofdonderwijzer
die voelde hoe hij was, die hem die lezen liet. Hij ze las tot in het ovenhuis,
tot in het golvend koren; hij, met het stuifmeel van het woord bestoven van
vroeg in zijn jaren. Zijn heimwee naar wat van het woord toen was, hem lang
heeft nagevolgd.
Te lang hij is blijven dromen.
02-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-02-2019 |
Gewoonte |
Het
gebeurt zelden dat mijn morgen zonder schrijven voorbij gaat, gisteren was zo
een van die dagen, een indigestie hield me lang
in bed. Het effect van de nieuwe sneeuw ontging me, ook als het licht
van de helle winterzon erover gleed, was er geen reactie in mij, de gloed
raakte me niet. Een gevaarlijk precedent als het lichaam de geest in bedwang
houdt op een ogenblik dat je ziet als een nieuw beginnen. Want het schijnt me
toe dat terug gaan van 31 naar 1 een afsluiten en een herbeginnen is. Hoewel het
maar inbeelding is, het gevoel is er toch, het houdt me bezig omdat ik weet dat
deze overgangen minder en minder zullen voorkomen. Dit is wel voor iedereen het
geval maar als de balans te ver overhelt
naar wat het einde is, schept dit een licht ongemak dat wordt opgemerkt, vooral
als je aan het schrijven bent. Het houdt je vast, meer dan wenselijk is.
Dit
is zo als je self-awareness aan het
woord is: als je ziet hoe het met jou is gesteld en het met jezelf is dat je
begaan bent, meer dan met wat je doet of wenst te doen; als je toekijkt op wat
binnen in jou aan het gebeuren moet zijn, een soort van aftakeling waar je
enkel naar het gissen hebt, maar dat onvermijdelijk plaats moet vinden, er zijn
voortekenen genoeg voorhanden; eigenlijk de moeite niet ze op te sommen, beter
is dat elkeen ze voor zijn eigen lichaam zoeken gaat.
Laat
ik zeggen dat het geen al te grote zorg is, zolang het geen beletsel is om te
gaan halen wat ik brengen wil elke dag, als er geen muur wordt opgetrokken die
me scheidt van het echte leven dit dat van de geest is. Hier sla ik elke
beweging gade, verontrustend is als ik zoeken moet naar een naam die ik
honderdmaal heb vernoemd en plots verdwenen schijnt, dit is dan een ander
voorteken, een dat me wel zorgen baart.
Ik
ben nu, in mijn betoog van vandaag aangekomen waar ik hoegenaamd niet dacht aan
te komen, in de verste verte niet, het was my
self-awareness dat aan het schrijven was, aan het toezien was op hoe het
gesteld is met de persoon, de schrijver die ik nog ben. Alles bij elkaar
genomen schijnt er weinig gewijzigd, ik kom nog altijd terecht als ik maar een
eerste zin heb om me aan vast te houden, om de zin toe te laten zich te
ontwikkelen, zich uit te smeren over mijn blad. Het is dan de zin zelf die het
werk doet, ik zelf hoef maar op te tekenen wat hij me zegt en, ik blijf me
afvragen wie of wat het is die me de woorden dicteert, iets dat is van het
bevreemdende dat van het leven is, en niet alleen van het leven, maar van het
feit dat we er zijn om dit te zeggen. Ik denk dan ook aan de 'dove' Beethoven die
zijn negende, noot na noot, ritme en volume, instrument na instrument optekent, enkel en alleen geleid door zijn levende geest.
Wat
mijn schrijven betreft, het is telkens
zo - of het enkel en alleen die van mij is, en die van Beethoven, weet ik niet
- maar ik word het gewoon.
01-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-01-2019 |
De maand die zich sluit |
Ik
sluit de maand zoals ik ze begonnen ben, niet wijzer, maar ook niet armer, niet
uitgelatener, maar ook niet gelatener. De dagen zijn over mij heengegaan - in
een boog, zoals Gaby Desmyter het zegt - lijk de wolken over de velden en de
huizen, ze hebben me amper geraakt, me niet leeg gehaald, me niet verrijkt. Ik
ben gebleven wie ik was, en hoop het nog een tijd te blijven: een man van
jaren.
Uitzonderlijk
is dat ik een dagboek bijhoud, maar dan een dat ik waag rond te strooien lijk
bladeren in de herfst. Er zijn er die terecht komen in de leestuin van hen die
vrienden geworden zijn, andere blijven vallen tot in het oneindige, het
oneindige van het van het niet-meer-zijn.
Ik
wil evenwel geen rekening houden met waar mijn woorden terecht komen of waar
niet, het relaas ervan, als ik bezig ben, zou me te ver leiden tot voorbij de
grenzen van het aangename. Ik houd
het zoals het is, gebaseerd op een
zwijgende overeenkomst: hun getrouwheid om even met mij te vertoeven in de
warmte van mijn woning of in de wandelgangen van wat van de wereld is. Met dit
voor ogen sta ik sterk.
Wel
vraag ik me af wat ik, in het tiende jaar dat ik bezig ben nog weet te
schrijven wat ik nog niet zou gezegd hebben. Maar ik ken ook schilders die al
een gans leven aan het schilderen zijn en toch regelmatig, nu en dan, met een
nieuw doek te voorschijn komen die relieken dragen die wijzen naar hun vorige
werken. Van mij kun je dan ook niet blijvend het tegengestelde verwachten, ik
ook heb er nood aan terug te blikken op wat van vroegere dagen was, in het
bijzonder van de vroegere werken die ik las.
Het
gebeurde immers dat ik steeds minder en
minder ben gaan lezen, dat ik de nieuwe, opkomende literatuur, op zij heb
gehouden omdat ik toegespitst was op w at
ik te schrijven had en dat elke nieuwe lectuur tijdverlies betekende voor mij. Ik
meende dat ik voldoende gelezen had
Ik
communiceer dus met een bagage aan werken van schrijvers die ver in de tijd
liggen. Mijn houvast is wel noch Jules Verne, noch Ernest Claes of Walschap, ik heb een tijd lang de
volgende generatie gevolgd, ik citeer nog altijd T.S. Eliot, Maurice Gilliams,
Saint John Perse, maar ik waag me niet aan de schrijvers van nu, uitgezonderd
Stefan Hertmans misschien, Houellebecq misschien. Maar dit is nu ook al een tijd geleden, de
tijd gaat heel vlug voorbij in dit land.
Ik
vergeet er natuurlijk, zo erg is het nu ook niet gesteld met mij, maar ik
herhaal, veel lees ik niet meer, ik schrijf en ik lees mezelf achteraf, niet
eenmaal maar ettelijke malen, soms tot vervelens toe. Echter,
eens dat stadium voorbij, me herlezen doe ik enkel uit noodzaak bij gebrek aan
beters. Zo
ligt er nog altijd het manuscript zoals ik het verlaten heb. Het dringt
nochtans dat ik het herneem en kuis van al het overtollige.
Het
is op deze beschouwing dat ik mijn zoveelste maand januari afsluit, men zegge
het voort.
31-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-01-2019 |
Een vlok eeuwigheid |
Wat ik jullie breng zijn geen uit-
maar eerder op-spattingen van de geest. Soms, ontstaan ze bijna spontaan: een
woord, een zin voert me binnen in een andere zin en voor ik het besef sta ik met
beide voeten in een landschap dat ik voorheen niet kende, zo gaat het nu
eenmaal. Het is, zoals bij een tekening die vertrekt uit een lijn, en in die
lijn liggen, in potentie, een gans blad lijnen verscholen die een voor te voorschijn
zullen komen. Het grote wonder, met de nadruk op wonder, van het creatieve dat
schuilt in de mens of de roep die uitgaat van de geest en bevrijding wordt.
Het
houdt niet op, het is veel meer dan een spelen met, het is een noodzaak. Mijn
vrienden: de schilders, beeldhouwers, poëten weten dit, ondergaan deze roep,
kunnen er onmogelijk aan weerstaan. Ik denk dan aan het gedicht, een wankelend,
woord-inventief, schilderend gedicht dat ik elke maand krijg toegestuurd,
letterlijk gezogen uit de foto op de achtergrond. Als poëet is hij een tikje
Teilhard de Chardin, hij tracht door zijn eigen woordkeuze en woordvorming, het
binnenste van wat hij ziet en voelt, bloot te leggen, tezelfdertijd is hij aldus ook een stukje Henri Michaux, waarvan
ik een paar dagen geleden geschreven heb qul
était le poète de lexpérience intérieure, maar hij dan van een andere
geaardheid, dichter bij de natuur die hij interpreteert als hij schrijft:
We zullen
verder wandelen in de bogen
van de trage
dagen, prevelend.
Of
hoe de kleine gemeenschap van vrienden die ik, om mij, heb opgebouwd, geleid en bezeten
wordt of, om het nog bloemrijker te zeggen, opgezweept wordt door het creatieve dat van hun leven is.
Ik
onderga hen en ik nestel me onder hen, er ontbreekt nog een componist om een
bloemlezing te vormen van alle kunstuitingen. Echter is de componist er niet,
de muziek is er: Klara is er die ons verblijdt, deze enorme rijkheid die ons
elk ogenblik van de dag als van de nacht ter beschikking staat. Wat een wereld
we betreden kunnen eens we ons ontdoen van de uiterlijke grenzen ervan en
binnentreden in de velden van Elysium.
Hoef ik er vandaag, nog iets aan toe te voegen, opdat je weten zou hoe
ik me voel en hoe ik in deze ogenblikken heb geleefd, in het licht van de
morgen en de wolk muziek uit het oratorium Davidde
penitente van ons aller vriend Wolfgang Amadeus.
Ik
zeg het maar om je eraan te herinneren over welke exclusieve rijkdom we
beschikken kunnen: woorden betasten gehuld in wat van Mozart is.
Een
vlok eeuwigheid.
30-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-01-2019 |
De wereld van de geest |
Ik voel me niet goed bij wat er
gisteren verschenen is: te ingewikkeld mijn inleiding, om dan uit te komen bij
een simpel (!) gegeven, namelijk dat er Iemand moet geweest zijn, of dan toch
Iets, om de Big Bang te provoceren. En, ik geloof in het bestaan van dit Iets
of die Iemand, een Veiligheidsklep voor het uur van mijn heengaan.
Echter, zonder mijn woorden te
herlezen is er de indruk dat ik, in plaats van duidelijk te zijn geweest,
verwarring heb gesticht; dat mijn introductie naar mijn hoofdgedachte toe, te
ingewikkeld is geweest. Ik heb zo lang mogelijk gewacht om de tekst in te
loggen, zodat ik het vergeten was en het pas in de morgen heb opgemerkt - ik
schrijf mijn blogs bijna altijd de dag ervoor - zo schreef ik deze van vandaag,
op 28 januari in de morgen.
Er zijn er nog die met dit, eerder
onaangenaam, gevoel zitten, die in hun ijver een woord gebruiken, zelfs een dat
Van Dale niet kent, dat verkeerd gekozen werd. Het gebeurt enkel en alleen bij hen
die zich de moeite getroosten te schrijven, niet bij hen die het woord onder
ogen krijgen. Dat dit dan, denk ik, een andere soort troost weze voor de
schrijver van het verkeerde.
Toujours
est-il dat ik elke morgen de handen en vooral
de geest vol heb met mijn blog, que cela
dépasse largement la prière matinale, want het is iets geworden dat me de
ganse dag bezig houdt.
Ik krijg weinig reacties op wat ik
achterlaat en als deze er zijn dan komen ze altijd uit zelfde hoeken. Ik had
reacties verwacht op mijn Vermeersch-blog, omdat ik hierbij een vergelijking
heb gemaakt naar een Teilhard de Chardin - iets wat te ver gegrepen was - maar
het werd gelezen en schijnbaar aanvaard. Ik durf niet veronderstellen dat er van
mijn generatie zouden zijn die Pierre Teilhard niet kennen of van hem hebben
gehoord, maar ik weet en ondervond dat hij voor de jeugd van heden een
illustere onbekende is, zelfs bij hen die universitaire studies hebben gedaan.
Hoe
moet ik hem aan hen voorstellen? Als het niet zou zijn als een verlichte, als
een metafysicus, als iemand die zich bewoog in de wereld van het binnenste die
hij projecteerde in de wereld van het buitenste en hieruit zijn conclusies trok,
conclusies die totaal nieuw waren en nog zijn voor de wereld van vandaag. Hij
was het die een psychische substantie toekende niet alleen aan al wat
leeft, maar ook - en hierin was hij de grote vernieuwer - aan de materie, aan
het atoom, aan de deeltjes hoe minimaal ook.
Keer ik terug naar mijn Big Bang van gisteren
dan is het onweerlegbaar, en Prigogine moet dit ook geweten hebben, dat de
overgang van deeltjes in potentie naar reële deeltjes die zich daarna gevormd
hebben tot atomen en moleculen en verder tot sterren, kennis bezaten, wisten
hoe dit gebeuren moest en, dat ze deze kennis nimmer verloren hebben, nog
bezitten dus. Een elektron op zijn baan rond de kern, weet wat hem te doen
staat als hij, om een of andere impuls
zijn baan verlaat.
We spreken dan over de basis van ons
bestaan, over wat gebeurt binnen de dingen die ons omringen en waar we ons niet
de minste rekenschap van geven. Het was deze wereld die Teilhard voor ons heeft
bloot gewoeld.
Mijn gedachten volgend, is mijn
morgengebed terug een opstijgen geweest in de vreemde wereld die van de geest
is.
Kun je het me vergeven?
29-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-01-2019 |
Big Bang en wat ik er over denk |
Ik begeef me eens te meer op glad ijs,
op een glijbaan die uitloopt tot in het oneindige met de vraag die iedereen
zich ooit eens zou moeten stellen, is er in de dingen die zijn, is er in de
Kosmos, een geborgen aanwezigheid of zijn de dingen in de Kosmos en de Kosmos
zelf, de mens inbegrepen, zijn die er juist maar om er te zijn zonder meer?
Waarom haalde ik gisteren Elya Prigogine
binnen, wie denkt er nog aan die man of wie heeft er ooit aan gedacht? Het is
niet van een Nobelprijswinnaar dat je verwachten moogt dat hij duidelijk, wat
die voor mij eeuwig hangende vraag betreft, een standpunt zou innemen want,
wat de metafysica betreft, en hier gaat het om, zijn er geen duidelijke
standpunten in te nemen, een Nobelprijs waardig. We bevinden er ons niet in het domein van het zichtbare, het
waarneembare, neen, we overstijgen hier de wereld van Michel Onfray, die het
metafysische verwerpt, verbiedt zelfs.
Prigogine is een man die vertrekt van een potentieel Universum - un pré-univers dat hij le vide quantique noemt - waaruit, probablement, zegt hij, hij is
voorzichtig wat ik niet ben, ons Universum is ontstaan[1].
Nu, hij legt dit uit als deeltjes die
er waren in potentie, die overgegaan zijn naar reële deeltjes. Wat hij niet
zegt is dat de overgang gebeurde op het moment van de Big Bang, deze inherent
zijnde aan al wat in potentie aanwezig was, maar ik veronderstel dat de
overgang enkel op dat moment kan gebeurd zijn.
Men zou dan kunnen denken aan een
Aanwezigheid die de overgang van het ene naar het andere in de hand heeft
gehouden, heeft bewerkstelligd. In elk geval echter, blijkt uit de visie van Prigogine dat er een begin was vóór het
begin, a kind of blueprint van een
Universum, vóór de Big Bang, wat Fabre dOlivet meent te kunnen lezen in het
boek Genesis.
Prigogine spreekt natuurlijk niet over
wat de Big Bang veroorzaakt heeft, hij zegt wel que cest probablement ce vide quantique qui par ses fluctuations, a
créé lunivers dans lequel nous nous trouvons.
Het is ons duidelijk dat ook deze
fluctuaties, deze schommelingen deel uitmaken van die potentialiteit die er
was. We kunnen zelfs een naam geven aan deze potentiële aanwezigheid, en ik
denk dat er heel wat zijn die er een naam voor hebben, maar met een naam begint
het opsommen van de hoedanigheden ervan en begint ook het gevaar er aan
verbonden. Voor mij, om het simpel te houden, blijft het ditgene dat schuil
gaat achter de singulariteit, Big Bang.
Vergeef me als ik op een maandag met
dergelijk gewichtige dingen te voorschijn kom. Weet echter dat ik deze schreef
de zondagmorgen er voor, vóór het licht opkwam, in het nomans gebied tussen
licht en donker en dat mijn woorden het eigene aan dit gebied in zich dragen.
Zeggen we dat het in feite, een spel
is, woorden in te zamelen die op elkaar zijn afgestemd en een vaag beeld
brengen dat overeenstemt met het beeld van die aanwezigheid die op geen
enkele zuiver afgelijnde wijze kan voorop gesteld worden.
Ik ben vertrokken met de glijbaan uit
mijn jeugd, de sleerbaan waar een
vriend me aan herinnerde. Een woord dat is blijven hangen, Vermeersch heeft er
zich op geënt, Onfray en Prigogine, drie speerpunten. Ik heb getracht er een
geheel van te maken omdat ik een blog had te schrijven en omdat ik niet weet
hoe mijn dag er verder zal uitzien en welke andere mogelijkheden ik hebben zal.
Ik denk echter dat ik op iets totaal
nieuw ben uitgekomen, namelijk - en je zult het me moeten vergeven - op de
Aanwezige Aanwezigheid achter de Big Bang.
Om eerlijk te zijn, ik had er voorheen
nog niet aan gedacht.
[1] Et, pour
moi, la transition entre le pré-univers et lunivers est avant tout un problème
de passage du vide qui contient des partcules en puissance à des particules
réelles. Ilya Prigogine: De lêtre au devenir', Edition Alice, Liège, 2000, p.
43
28-01-2019, 06:47 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-01-2019 |
Vertrekkende van Prigogine. |
Ilya Prigogine, Nobelprijs Scheikunde,
waagde het, in zijn tijd te schrijven[1]:
La
période de temps qui nous sépare du big bang est dune brièveté surprenante.
Lexprimer en années signifie que nous prenons pour horloge la rotation de la
terre autour du soleil. Tourner quinze milliards de fois est assez peu de chose
si lon se souvient que dans latome dhydrogène, lélectron tourne pour ainsi
dire à peu près dix mille milliards de fois par seconde.
De exactheid van de getallen heeft
hier weinig belang maar, waar ik toe komen wil: Etienne Vermeersch moet dit ook
gelezen hebben en heeft hij het niet gelezen hij moet toch geweten hebben dat
de elektron in een atoom waterstof zich met een enorme snelheid slingert omheen
de kern en ook, alle proporties in acht genomen, op grote afstand ervan, maar
heeft hij er ooit over nagedacht, hij, zoals hij zelf beweerde, als atheïst,
dat hier iets aan het gebeuren was dat we ons onmogelijk konden voorstellen,
dat dit, zoals de titel van het boek van Prigogine, het einde betekende van
alle zekerheden; dat we ons aldus evenmin met zekerheid konden uitspreken over
het al dan niet bestaan van God, laat staan, van Iets dat boven alles uitsteeg.
Ik denk dat hij niet bezig is geweest
met elektron, proton, neutron, de wereld van de New Physics. Hij heeft, zoals
zovelen, deze wereld geïgnoreerd en zich meer dan blind gestaard op de God van de Kerk, de God van de Bijbel en al wat
ermee verband houdt, wat een uiterst gemakkelijke bedoening was en is: zeggen
dat die God niet bestaat en dus dat je atheïst bent, wat betekent een aanhanger
van het absolute Niets.
Michel Onfray schreef er een boek over.
Ik kocht het in Spanje, het is dus, vertaald in het Spaans dat ik het
(getracht) heb te lezen: Tratado de
ateología[2].
Hij noemt zijn boek wel Física de la Metafísica, maar hij heeft zich in zijn
traktaat nooit ingelaten noch met Prigogine, noch met de New Physics. In zijn
werk komen deze begrippen niet voor. Ik denk dat hij hierin zelfs de New Physics
niet heeft vernoemd. Hij is, zoals Vermeersch, blijven hangen rond al wat de God
van de Kerk en Bijbel betrof maar hij heeft niet verder gekeken en op die basis
was het gemakkelijk, vastgeketend aan een humane God, om te zeggen dat die niet
bestond en te schrijven over het atheïsme.
Het is nochtans pas met de big bang en
de meer dan ingewikkelde, onnavolgbare structuur van het atoom, in het
achterhoofd, dat over het bestaan van een God - een Iets dat alles overtreft -
gesproken kan worden.
Het is het bestaan van deze twee
elementen, maar er zijn er oneindig meer, dat ons toelaat te dromen over het
bestaan van een soort Ego van het Universum, waarbij Spinoza ons voor is
gegaan. Spreken over het atheïst zijn is hierbij een hol woord. En het is
precies dit droomgebied dat Onfray ons wil ontnemen als hij schrijft : la inteligencia, atea a priori, impide
(verbiedt) el pensamiento màgico.
Dit vind ik een verschrikkelijk
standpunt. Je my oppose de toutes mes
forces.
[1] Ilya Prigogine: La fin des certitudes, Editions
Odile Jacob, 1996, p.202
[2] Michel Onfray: Tratado de ateologia, Anagrama,
Barcelona, 2006
27-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-01-2019 |
De strijder, Etienne Vermeersch |
Het is je een kwelling als je slapen
gaat en je niet weet waarover je bij het opstaan schrijven zal, en het gebeurt
nu regelmatig meer dan vroeger. Hoe verdedig ik me, hoe haal ik uit het niets
van de morgenstond wat ik nodig heb. Ik sta wel niet aan de klaagmuur, ik denk
dat dit eigen is aan allen die het wagen op een of andere wijze creatief te
zijn. Dus, zoek het maar uit als je jezelf niet ontgoochelen wilt, want niet
slagen komt neer op een zekere vorm van teleurstelling die je ten allen prijze
vermijden wilt.
Om er iets aan te doen neemt je, als
je naar bed gaat, altijd een boek bij jou. Gisteren had je een biografie over
Henri Michaux,[1]
poète de lexpérience intérieure,
las je, Nul, mieux que lui, par
lécriture ou par la peinture na su explorer ces espaces du dedans.
Het inspireerde je gisteren - de dag
ervoor was het een vriend - om je blog te schrijven, in feite heb je niet veel
nodig, want jij ook volgt, zeer gematigd evenwel, de voetsporen van Henri
Michaux; jij ook bent geneigd meer aandacht te schenken aan wat binnenin de
dingen te ontwaren is dan wat er, van buiten uit, te zien is. Je bent aldus,
niet alleen een beetje Michaux maar ook een beetje Etienne Vermeersch die in
alle stilte op 18 januari van ons is heengegaan.
Zeggen we over Vermeersch dat het een
enorm verlies is voor het landschap van de filosofie in dit land. Zo voel ik
het toch aan. Ook De Morgen die wijdt er vier volle paginas aan. Onlangs had
ik het over het afsterven van de arabist Urbain Vermeulen, een man die de
uitersten van de Islam kende en het agressieve en westers-vreemd erin openlijk
veroordeelde. Vermeersch was even baanbrekend en toonaangevend als het ging
over het leven en het einde ervan. Ik heb hem echter gekend, meer als een
afvallige christen en al wat
hier mee verband hield, dan als een bouwer van nieuwe theorieën over God en
eeuwigheid. Ik heb hem gekend als iemand die elk dogma verwierp en er op
hameren bleef, dan als iemand die, zoals Teilhard de Chardin de dogmas zag als
een archeologisch aspect van een bericht zijn naar God die voor hem ook het
beeld van Spinozas God moet geweest zijn, maar wat hij niet openlijk heeft
willen zeggen omwille, misschien wel,
van zijn verknochtheid aan de figuur van Jezus.
Teilhard kwam, vertrekkende van het
negeren van het dogmatische tot totaal nieuwe begrippen die zich situeerden in
het domein van de metafysica; Vermeersch beet zich stuk op wat al lang geweten
en voorbij gestreefd was. Er zijn er nog heel wat die dit niet laten kunnen,
het thema wordt keer op keer hernomen. Ergens heb ik ooit geschreven dat Hugo
Claus een totaal andere schrijver zou geweest zijn indien hij niet halsstarrig
de Kerk had gezien als de mis-leidende macht. Hij ook is blijven hangen in
het voorbije in plaats van het voorbije te laten voor wat het was en vooruit te
kijken naar wat er anders nog mogelijk was.
Ik ontneem Vermeersch helemaal niets,
integendeel ik heb altijd met aandacht en met bewondering gekeken en geluisterd
naar zijn optredens die uiteindelijk heel wat hebben teweeggebracht op het
belangrijk gebied van euthanasie. Hij was een filosoof maar geen
vooruit-denker, in elk geval ik ken hem niet als dusdanig.
Hij was een strijder, een man van de
westerse beschaving, die met een zorgzaam oog keek naar de infiltratie van de
Islam in West-Europa; een infiltratie, die, in hun verzet tegen rechts, door de
linkse groeperingen oogluikend geduld werd en wordt. Het is vooral als
voorvechter voor wat er rest van de westerse beschaving dat we hem missen
zullen, zoals we trouwens ook Urbain Vermeulen missen.
[1] René
Bertelé: Henri Michaux, Poètes daujourdhui. Seghers, 1973.
26-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-01-2019 |
Wat voorbij is. |
Waarover schrijf je als het land onder de
sneeuw ligt en de morgen, om een of andere reden, je welgevallig is, voorspoedig
schijnt voor wat van je dag zal zijn: een vriend die je halen komt met zijn vier
maal vier, je tocht door de besneeuwde velden onder hoge luchten, hij je brengen
zal tot de vijver en je zien zult - al weet je verbeelden het al - hoe hij er
bij zal liggen, beschermd en van een roerloosheid die verbaast, de roerloosheid
gestold op een doek van Bruegel, of op een schilderij dat je in je gedachten
hebt van een vriend.
In feite, hoef je er niet heen te
rijden, je weet het, je ziet het met de ogen van je verbeelden; van uit de
ruimte binnen in jou beloert je de sneeuw, smaakt je ze, voelt je ze. Het is
meer dan als je er al zou zijn, want je bent er nu al, in de verwachting er te
zijn, er te wandelen, het geluid van je stappen in de sneeuw, de lucht te
voelen en te ademen.
Zo ben je ook ineens op vele andere plaatsen,
ben je boven op de Bieshorn, in de sneeuw op een hoogte van meer dan
vierduizend meter, rillend, bevroren bijna, terwijl je hier losjes over de sneeuw kunt wandelen, meer dan
ontspannen, met een straal van geluk als het grijze oosten een zilveren helderheid
wordt.
Straks zal je er staan, zal de zon er zijn, zal je neerzitten op het
terras, goed ingeduffeld, is er in je gelaat en leden de deugddoende warmte van
de zonnestralen, zoals het vorige week was toen je er zat; zal je vergeten wie je
bent, met een boek voor jou op de tafel, na de sneeuw te hebben weg gekeerd,
maar lezen zal je niet, het boek voor jou is je voldoende. Wel kijken hoe effen
wit nu het water van de vijver is bedekt, jij erop lopen kunt, misschien; peinzend hoe
het vroeger kon en hoe het nimmer meer zijn zal.
Want dit weet je met zekerheid, de
enige zekerheid die je nog houdt: wat voorbij is, is voorbij en voorbij is een
vreselijk woord, soms, een woord dat niets ontziet, een woord dat van het nog komende is, dat ook voorbij zal gaan.
Dit alles is van het momentum vóór het
moment dat van de vijver is als je er aankomt, als je uitstapt, en je de
helderheid van de luchten smaakt op je droge lippen. Je wandelt dan samen omheen de vijver. Op
het verste punt ligt een reiger, de hals, de lange, schichtige poten
uitgestrekt, de ogen open. We halen hem van het ijs, het is te koud om daar te
blijven liggen. Op de plaats waar hij lag is een deel van de sneeuw weg
gesmolten, lang kan hij er niet gelegen hebben. Wat is er met hem gebeurd, wat doen we met het dode lichaam?
De dood heeft ons een ogenblik betoverd. We zijn
binnengegaan in de 'kabuze' - zo noemt de eigenaar, Johan, de oude keet die er
staat - en hebben de kachel aangestoken. Ineens was er zon en zat je buiten op het terras, echter niet lang genoeg om een boek te openen. Je had nochtans Michael Strogoff meegenomen, vraag niet waarom, maar het had ook iets te maken met de dingen die voorbij zijn: de
tijd van jou en Jules Verne.
25-01-2019, 07:35 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-01-2019 |
De sneeuw en de 'sleerbaan'. |
Beelden uit het diepste van mijn jeugd
die een vriend oproept in de mail die hij me stuurt: kijken hoe de sneeuw zich
kleeft aan de takken van de bomen in de tuin, hoe ze zich uitstrekt over de
velden en de bossen, de straten en de huizen, een wit laken van tederheid erover
gelegd en wij de sneeuw en de witheid ademend, even rustig als het land als we
zijn.
We hebben echter geen sneeuwman meer
gemaakt. We hebben de sneeuw niet gevoeld in onze vingertoppen, bijtend in onze
neus en oren. We hebben geen aanloop meer genomen om ons af te zetten op de
glijbaan - gaan sleren op de sleerbaan - om het verst uit te komen. We
hebben er wel aan gedacht, ons wel herinnerd hoe het was, op lange namiddagen
na de school, ongevoelig voor de koude, tot blauw de avond viel, de stemmen o
zo helder en klaar in de vrieslucht. Ik de stemmen nog hoor, nu.
Of ook nog wat we ons herinneren: we
waren in het bos, in de grote geheimenis
van de bomen en het sneeuwde, en we het vallen hoorden van de vlokken, rijzend
uit het niets van de hemel boven de kruinen, en als we ons stil hielden er
niets anders was dan het zacht gereuzel van de vlokken tussen de takken, alsof
ze fezelden met wat van het zwijgend leven van de bomen was en van de wind die
er niet was, alsof ook wij er niet waren, maar hen hoorden omdat we ook boom maar
waren.
Of ook nog wat we ons herinneren, en
dan niet de geluiden van de stemmen in de valavond, en dan niet het gereuzel
van de sneeuw tussen de takken, wel, tintelend van de kou, de klompen afgezet
op de mat aan de deur en op kousenvoeten, het binnenkomen in de huiskamer, de
warmte die ons bedwelmde en te gaan neerzitten bij de Leuvense stoof, onder het
lamplicht. Soms, of bijna altijd, met een boek op de schoot: Jeugd van Ernest
Claes, of zijn Wannes Raps, of Eeuwig zingende Bossen van Gullbranssen, of:
och er waren er heel wat in die dagen.
Je
verliest dit niet, je vergeet dit niet, het zit je in het bloed, komende
uit de kilte van de sneeuwavonden en het binnenkomen in de huiskamer, je zit er
met je kousenvoeten op de rand van de Leuvense stoof, bij moeder, bij vader,
bij je broers en je leest of tracht te lezen, of een andere bezigheid: je
vertelt wat je zag of wat je hoorde, over het gefezel van de bomen, over wat je
las van Wannes Raps.
De avonden, destijds, waren lang in de
winter.
Hoe ver dit alles niet ligt in de
tijd, die toen nog tijd was en, ons bezig zijn met wat de tijd was, of het
verlopen van de uren na het avondmaal; het slapen gaan in de onverwarmde kamer onder
de pannen, tussen de wit als sneeuw kille lakens van het bed. De nacht een gewemel
van sterren en als je buiten keek tussen de ijsbloemen op het raam, altijd
uitzonderlijk, de witte doffe glans van de sneeuw, die alles had toegedekt, tot
de hooimijten, de graanmijten toe, de
mussen, de vinken, de merels.
De sneeuw en de nacht, de roerloosheid
van de dingen rondom jou. De knaap die je was weet het nog allemaal.
24-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-01-2019 |
De koe voor de Hindoe |
Mijn goede vriend,
Je stuurde me, vanuit het verre India
een kaart met je warmste groeten, het bewijs dat je daar in die Hindoetempel
aan mij hebt gedacht. Je had gewild dat ik daar bij jou ware geweest om die
tempel - hoe was de naam ook weer? - te betreden en met jou India te
doorkruisen, het land waar, verantwoordde je, de koe - de afbeelding op je
kaart - als heilig wordt aanzien en als dusdanig wordt vereerd: een vreemde
gedachte, komende uit een nog vreemdere traditie.
Ik was, mijn vriend, in betere tijden, voor mij als voor de stad zelve, in Amman. Ik bezocht
er toen, het was op het einde van de XXste eeuw, het archeologisch
museum. Ik stond er lang voor een gouden beeldje van Astarte, Venus, met twee
horens op haar hoofd. En onvermijdelijk stelde ik me de vraag waarom die horens
voor een godin. En verder, tijdens diezelfde reis, in een klein dorpje, een
kerk voor christenen, met op een balk boven het altaar een eeuwenoude rundskop
met horens. Ik moet erover geschreven hebben in mijn dagboek maar de
herinnering eraan is heel duidelijk gebleven. Ik vroeg aan de pater/priester
die Frans sprak, de reden waarom die kop er hing, maar hij wist het niet, die
kop was er altijd geweest zegde hij. Het was immers een heel oude kerk.
En de vraag die ik me gesteld had
verscherpte zich, want hij had nochtans een twijfelpunt, hij had in het
Exodusboek van de Bijbel, het verhaal over het gouden kalf - het stierenkalf -
dat gemaakt werd door Aäron, de broer van Mozes, en aanbeden werd door de
Israëlieten. Ook hier geldt mijn vraag. En ik neem de tekst van Exodus er bij
over wat er zich afspeelde onder de Israëlieten, terwijl Mozes aan het
onderhandelen was met God op de Sinaïberg. Ik citeer, de essentie, uit
hoofdstuk 32: 1 tot 4, uit de Willibrordus van1975:
1.Toen
Mozes maar wegbleef en niet naar beneden kwam verdrong het
volk zich om Aäron en eiste: Kom maak ons een god die voor ons uit kan gaan,
want we weten niet wat er met hem, die ons uit Egypte heeft weggeleid aan de
hand is.
2.Aäron
antwoordde hen: Laat uw vrouwen, uw zonen en uw dochters, de gouden ringen
afdoen die ze in de oren dragen en breng die hier.
3.Toen
deden allen hun gouden oorringen af en brachten die bij Aäron.
4.Deze
nam die in ontvangst en maakte er een stierenbeeld van. En toen riepen ze uit:
Israël, dit is de god die u uit Egypte heeft geleid.
Hoe lezen we dit, hoe begrijpen we dit?
Was er ergens ten tijde van hun tocht uit Egypte, ten tijde van de enorme
catastrofe die Egypte trof - de tien plagen van Egypte - een beeld, een kop met
horens te zien, wellicht in de hemelen, een beeld dat ook gezien werd in India
en op vele plaatsen in het oosten?
Ik zou je geen enkele andere reden
kunnen opgeven, noch voor het gieten van een gouden stierenkalf, noch voor het
aanbidden van de koe, noch voor een Venus met horens op haar hoofd.
Ik stuur je dit, mijn vriend, niet per
e-mail, maar per brief, geprint op zacht papier en, onder een bijzondere omslag
die ik enkel gebruik bij grote gebeurtenissen; daarenboven voorzien van de
nodige postzegels in Belgische Franken uit de vorige eeuw. Ik wil hiermede
bekrachtigen dat, wat ik geschreven heb, het gewone ver overtreft en verdient in overweging genomen
te worden.
Wat ook, mijn vriend, dank dat je aan
mij hebt gedacht in die Hindoe tempel. Ik, zoals je bemerken zult, heb er (goed?)
gebruik van gemaakt.
Ik groet je met warmte. Mijn
hartelijkste gevoelens voor jou vergezellen mijn woorden.
23-01-2019, 00:11 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-01-2019 |
Civilisation as a fool star |
Ik vrees dat ik in de weekend geen
lectuur ben, geen spek voor lezers bek. Nochtans, week of weekend, het kost me
dezelfde moeite, dezelfde inzet, wat betekent dat ik sedert 2010 geen vrije weekends
meer heb gekend. Vandaag pas geef ik me er rekenschap van. Zijn er columnisten
die zeven dagen op zeven een column te schrijven hebben?
Evenwel, denk ik er wel aan dat ik ook
jullie vrijheid beknot, dat ik er op uit ben om jullie zeven dagen op zeven te
strikken voor mijn blog, ook iets waar ik nog niet heb aan gedacht, er is
jullie ook geen vrijheid gelaten.
Je kunt wel wachten tot de maandag,
want mijn columns (?) zijn niet aaneengesloten, er is telkens een tijdspanne
tussen van 24 uur en mijn onderwerpen liggen meestal uiteen, het is dus
wenselijk ze te nemen, dag na dag, in plaats van op te sparen.
Al heb ik jullie geen raad te geven in
niets, ik kan enkel zeggen wat ik er van denk of niet denk - het komt op
hetzelfde neer - al schijnt het anders.
Het voorval met de maan hield me
gisteren bezig voor een tijd, galmt nog na vandaag, omdat het een gebeuren was
dat van de hemel is en niet van de mens. Voor eenmaal is hij er niet bij
betrokken, hij kan enkel toezien en verrast zijn dat het gebeuren kan dat zon,
aarde en maan, drie hemellichamen, op een zelfde rechte lijn aan de hemel
staan, of zou die lijn helemaal niet
recht zijn, maar gebogen zoals Einstein wist van andere lijnen.
Waar we wel inslagen is, met ons allen,
het Eco-evenwicht van de aarde te storen. Vandaag, liggen deze - behalve bij de
jeugd - schijnbaar nog ver van ons bed, maar niet van de mens op Groenland,
zoals de onverzorgd gebaarde Tom Waas ons aantoonde met zijn beelden (VRT op
zondagavond). Een spektakel, vreemd voor onze ogen dat hij ons bracht, maar o
zo sprekend voor de Inuit mens, die er, en meer nog zijn kinderen, met beide
voeten in staan. Kan het dat deze storing in de natuur, verder reiken zou, en ooit
gevolgen zou hebben voor het op een lijn liggen van zon, aarde en maan? Pas als
het helemaal te laat zal zijn, dan misschien zou er met alle middelen
ingegrepen worden.
Ondertussen schrijf ik over de
beweging in de geest van de mens en wat hij aanziet als kunst. Hier ook schijnt
het Eco systeem in de war, maar
beschaving, civilisation is a fooler star than love or life. We weten maar hoe
het ermee gesteld is als de kerken, de kathedralen leeg lopen en de moskeeën
zich blijven vullen.
22-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-01-2019 |
Afgesloten van de reële wereld. |
Wat weet ik over de diverse
kunsten-stromingen in dit land, in de wereld? Wat over de kunst die de
Hallepoort-tunnel in Brussel opfleurt: abstracte beelden in zwart-wit op de
wanden aangebracht die met behulp van
lichtscenografie gekleurd worden. Wat over Nick Ervinck, de beeldende
kunstenaar, die met een tekening de drie buitenruimtes in het kunstencentrum, Nona,
Mechelen, met elkaar verbindt. Het deel dat thans aan Nona werd toegevoegd is
gevestigd in een voormalige drukkerij en in bepaalde ruimtes ervan wordt ernaar
gerefereerd, wat een authentieke feel
geeft. Aldus Filip Tielens in de Standaard van 18 januari.
Ik lees erover, maar wat weet ik meer
als ik dit niet met mijn eigen ogen aanschouwen kan. Ik verplaats me niet meer,
de reële wereld blijft gesloten.
En wat weet ik over J.R., de jonge
Franse artist van 35, de ogen van de wereld noemt men hem, met zijn geëngageerde
foto- en filmprojecten en zijn fameus werk in de Parijse rand: het fotografische fresco Les chroniques de Clichy-Montfermeil, een grote collage - een
andere dan deze van eergisteren - die 750 inwoners toont uit de banlieues. Ik
lees hierover, ik zie een foto ervan. J.R. specialiseert zich in het maken van
fotocollages en het kleven ervan op de muren van Parijs. Het fresco is een van
de strafste werken op de expo in Parijs: Momentum; la mécanique de lépreuve.
Annelies De Waele weet er heel wat over eveneens in zelfde Standaard:
In
zijn fotoprojecten wil J.R. kijken, doordringen en vooral laten kijken en
reflecteren. Hij begeeft zich op plaatsen waar armoede wint of het conflict
smeult, haalt vergeten mensen voor de camera en projecteert hun blik
levensgroot. Die laat hij letterlijk de wereld afreizen.
Wat kan ik meer doen dan lezen wat er
zo mooi en duidelijk geschreven staat, en de collage, met de ineen
verstrengelde fotos van personen, zien als een uiting van de hedendaagse
stromingen in wat kunst wordt genoemd en hoog geprezen wordt. In elk geval
zoals erover geschreven staat en zoals het wordt opgevoerd, valt er niet aan te
twijfelen.
Ik weet dus, en ik zou het al lang
moeten geweten hebben als een te aanvaarden stellingname, dat de wereld van de
kunst, zich in een richting beweegt, die een ingreep betekent op wat vroeger
was, die niet meer hoeft door te dringen tot in de diepste wortels van wat voorheen
als kunst bestond: de mens in zijn zoektocht naar het schone, het verhevene.
Nu zijn de oude gewaden afgelegd, de
mens als kunstenaar, kijkt naar zijn omgeving, naar zijn woekerende wereld, en
haalt hieruit zijn inspiratie, wat ook die inspiratie moge zijn. Hij heeft het
fijn besnaarde van de natuur, de frappante schoonheid en orde erin, de
sprekende energie erin, vergeten of, opzij geschoven, wat minder erg is, ware
het niet dat het vakmanschap van de kunstenaar niet meer aan bod komt, in feite
blijkbaar overbodig is.
Ik kijk toe van op afstand. Het zijn
maar de uiterste grenzen ervan die ik betasten kan, die ik aanvaarden kan. Ik
weet het, de fout ligt bij mij, ik heb niet meer de kracht mijn visie over
kunst aan te passen en te vernieuwen; ik blijf achterwege bij het oude, het
voorbijgestreefde, ik ben niet van de tijd van nu en zal het niet meer worden.
Collages van uitgekozen, zelf geknipte
kleurvlakken kan ik aanvaarden, met collages van fotos heb ik moeite. Echter,
wie denk ik wel te zijn, geborgen als ik ben in mijn schelp.
*
Uitzonderlijke toemaat:
Deze morgen, volop in de realiteit: de maan, diep in het westen, wijnrood in de schaduw van de aarde. We waren er getuige van.
21-01-2019, 06:24 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-01-2019 |
'Life is a fool star' |
Ik zit in mijn boeken, ik zit in
mijn geschriften, ik leef in een
onwezenlijke wereld. Ik heb weinig te doen met wat er gebeurt rondom mij. De
luchten blijven gesloten, het licht is van een toonloosheid, ik adem wel maar
daar blijft het bij. Zelden ben ik zo neerslachtig geweest als vandaag. Hoe het
komt weet ik niet - of weet ik wel - het is een gevoel dat zich al een tijd aan
het vormen is en dat me nu overvalt en de bovenhand krijgt.
Er zijn nog van die dagen geweest, ik
vind die terug als ik ga wandelen in wat ik vroeger schreef. Vandaag ligt het
allemaal dieper, schijnt er iet geblokkeerd..
Wat ik achterlaat is een beeld van een
gevecht met mezelf, een soort aderlating van wat er omgaat in mij en terug te
brengen is tot niets, tot een leegte, een grote armoede: où sont les neiges dantan? Waar mijn vreugdes, waar mijn
openbloeien, waar mijn dagen in de bergen, waar mijn dagen aan zee, waar is dit
alles gebleven?
En dan waarover schrijf ik nog, welke
collage is er nog die me wakker houden kan nu ik aan het inslapen ben, nu ik
aarzel om verder te gaan, te spreken, te schrijven, te bewegen?
Ik ben zoals elke morgen vroeg
opgestaan, vandaag te vroeg. Ik voel dat ik beter had gewacht tot het oosten -
het zuidoosten - kleurde. Ik voelde dat er enkel die dofheid was waaruit niets
te halen was, maar alles te verliezen. Ook mezelf te verliezen, het ergste wat
er zijn kan.
Er is een licht gefluit in mijn oor,
moeder zegde me dat het iemand was die aan jou dacht. Het kan dat er zijn die
wakker worden/liggen en denken aan wat ik zou kunnen geschreven hebben op een
plaats in de ether, een toch wel wondere plaats die je zo maar kunt gaan halen,
of laten waar ze is. Er zijn zovele plaatsen waar je de dag van vandaag heen
kunt gaan als je maar zoekt. Rijkere, weelderige dan die van mij, een plaats
die je zo maar, zonder meer, kunt laten, zo veelzeggend is ze niet en of ze nog
veelzeggend worden zal weet ik niet als ik voel hoe het thans met mij is
gesteld.
Lees me en vergeet me: life is a fool star, een variatie op wat
een Amerikaans dichter schreef. Hij zal het ook geweten hebben, hij zal zich
gevoeld hebben zoals ik me voel. Ik heb er niets meer aan toe te voegen.
Het is Carl Sandberg die dit schreef
maar wellicht in een andere context:
You
and a ring of stars
May
mention my name
And
then forget me,
Love
is a fool star.
20-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-01-2019 |
Collage 2019 |
Ik
schuif binnen in de tijd, in de maand, in het jaar, en de tijd schuift binnen
in mij. In alle delen van mijn lichaam is hij op een of andere wijze aanwezig.
Hij is zelfs begonnen binnen te dringen in mijn geest, wat erger is en
moeilijker te bestrijden als ik tevergeefs ga zoeken naar een naam, zoals deze
van gisteren, Michel Onfray.
Om
verrassingen te voorkomen, stop ik niet als mijn blog geschreven staat, weet ik
dat dit maar een tijdelijke verlossing is en dat ik beter doorschrijf als de
flow er is van de woorden die aanrollen zoals de golven op het strand.
Hemmingway,
wachtte ermee tot de volgende dag, zo wist hij hoe te beginnen. Ik riskeer het
niet, ik ga onmiddellijk verder, zelfs al wordt het bloggen-schrijven op deze
wijze, een werk ohne Ende.
Ik
moet ook, en dit weet ik al heel lang, elk voorval gebruiken om te komen tot mijn,
bij benadering, 500 words a day. Zo
vond ik in mijn bus een kaart, zoals er zovele worden geschreven en verstuurd
rond de jaarwisseling, een eenvoudige collage, à la Anne Bonnet, niet meer dan
enkele vlakken kleur, en dan nog kleuren, heel sober gehouden, en dan nog
vlakken eerder onhandig gesneden dan met overleg rechtlijnig geknipt. Een werk
dat, zo gewild, even goed van een volwassene kon geweest zijn, maar bleek te
zijn van een kind nog, George Geers, maar dan, zeer kunstzinnig, en daar gaat
het om, ingekleed door de moeder en ingeleid met de woorden:
Always believe in
your soul
Youve got the power
to know
Youre indestructible
Always believe in,
that you are
Gold (gold)
Of
wat een moeder zegt tot haar zoon die Gouden is - die meer is dan goud is. Wat
heeft een mens, kunstenaar in de ziel, die
weet als dusdanig onverwoestbaar te zijn, meer nodig, om op te stijgen uit de massa
en met het uitbrengen van een o zo simpele collage, haar liefde voor haar zoon - inbegrepen voor haar
twee andere kinderen - uit te tekenen, uit te beelden, uit te roepen, te
verwoorden met letters die gouden zijn.
Het
is maar een witte kaart met een simpele
kindercollage, maar het is een immens iets dat me overvalt.
De
kaart, nu naast mij spreekt. Zegt me que
les petites choses nont lair de rien mais elles donnent la paix[1]. Ze zal er nog een
tijdje blijven liggen als kunstwerk dat normaliter zou moeten ingekaderd worden
en opgehangen in de beste plaats om ons te herinneren dat kunst een werk is van
de ziel en dat de ziel van een kind ons meer kan vertellen dan wat is van de
kunst van een volwassene.
De
moeder, Leen Persoons beklemtoonde dit op een sprekende wijze, een
vingerwijzing, zeker voor mij.
[1] Le curé
de Crécy in Le Journal dun Curé de Campagne van George Bernanos
19-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |