 |
|
 |
|
|
 |
20-01-2019 |
'Life is a fool star' |
Ik zit in mijn boeken, ik zit in
mijn geschriften, ik leef in een
onwezenlijke wereld. Ik heb weinig te doen met wat er gebeurt rondom mij. De
luchten blijven gesloten, het licht is van een toonloosheid, ik adem wel maar
daar blijft het bij. Zelden ben ik zo neerslachtig geweest als vandaag. Hoe het
komt weet ik niet - of weet ik wel - het is een gevoel dat zich al een tijd aan
het vormen is en dat me nu overvalt en de bovenhand krijgt.
Er zijn nog van die dagen geweest, ik
vind die terug als ik ga wandelen in wat ik vroeger schreef. Vandaag ligt het
allemaal dieper, schijnt er iet geblokkeerd..
Wat ik achterlaat is een beeld van een
gevecht met mezelf, een soort aderlating van wat er omgaat in mij en terug te
brengen is tot niets, tot een leegte, een grote armoede: où sont les neiges dantan? Waar mijn vreugdes, waar mijn
openbloeien, waar mijn dagen in de bergen, waar mijn dagen aan zee, waar is dit
alles gebleven?
En dan waarover schrijf ik nog, welke
collage is er nog die me wakker houden kan nu ik aan het inslapen ben, nu ik
aarzel om verder te gaan, te spreken, te schrijven, te bewegen?
Ik ben zoals elke morgen vroeg
opgestaan, vandaag te vroeg. Ik voel dat ik beter had gewacht tot het oosten -
het zuidoosten - kleurde. Ik voelde dat er enkel die dofheid was waaruit niets
te halen was, maar alles te verliezen. Ook mezelf te verliezen, het ergste wat
er zijn kan.
Er is een licht gefluit in mijn oor,
moeder zegde me dat het iemand was die aan jou dacht. Het kan dat er zijn die
wakker worden/liggen en denken aan wat ik zou kunnen geschreven hebben op een
plaats in de ether, een toch wel wondere plaats die je zo maar kunt gaan halen,
of laten waar ze is. Er zijn zovele plaatsen waar je de dag van vandaag heen
kunt gaan als je maar zoekt. Rijkere, weelderige dan die van mij, een plaats
die je zo maar, zonder meer, kunt laten, zo veelzeggend is ze niet en of ze nog
veelzeggend worden zal weet ik niet als ik voel hoe het thans met mij is
gesteld.
Lees me en vergeet me: life is a fool star, een variatie op wat
een Amerikaans dichter schreef. Hij zal het ook geweten hebben, hij zal zich
gevoeld hebben zoals ik me voel. Ik heb er niets meer aan toe te voegen.
Het is Carl Sandberg die dit schreef
maar wellicht in een andere context:
You
and a ring of stars
May
mention my name
And
then forget me,
Love
is a fool star.
20-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-01-2019 |
Collage 2019 |
Ik
schuif binnen in de tijd, in de maand, in het jaar, en de tijd schuift binnen
in mij. In alle delen van mijn lichaam is hij op een of andere wijze aanwezig.
Hij is zelfs begonnen binnen te dringen in mijn geest, wat erger is en
moeilijker te bestrijden als ik tevergeefs ga zoeken naar een naam, zoals deze
van gisteren, Michel Onfray.
Om
verrassingen te voorkomen, stop ik niet als mijn blog geschreven staat, weet ik
dat dit maar een tijdelijke verlossing is en dat ik beter doorschrijf als de
flow er is van de woorden die aanrollen zoals de golven op het strand.
Hemmingway,
wachtte ermee tot de volgende dag, zo wist hij hoe te beginnen. Ik riskeer het
niet, ik ga onmiddellijk verder, zelfs al wordt het bloggen-schrijven op deze
wijze, een werk ohne Ende.
Ik
moet ook, en dit weet ik al heel lang, elk voorval gebruiken om te komen tot mijn,
bij benadering, 500 words a day. Zo
vond ik in mijn bus een kaart, zoals er zovele worden geschreven en verstuurd
rond de jaarwisseling, een eenvoudige collage, à la Anne Bonnet, niet meer dan
enkele vlakken kleur, en dan nog kleuren, heel sober gehouden, en dan nog
vlakken eerder onhandig gesneden dan met overleg rechtlijnig geknipt. Een werk
dat, zo gewild, even goed van een volwassene kon geweest zijn, maar bleek te
zijn van een kind nog, George Geers, maar dan, zeer kunstzinnig, en daar gaat
het om, ingekleed door de moeder en ingeleid met de woorden:
Always believe in
your soul
Youve got the power
to know
Youre indestructible
Always believe in,
that you are
Gold (gold)
Of
wat een moeder zegt tot haar zoon die Gouden is - die meer is dan goud is. Wat
heeft een mens, kunstenaar in de ziel, die
weet als dusdanig onverwoestbaar te zijn, meer nodig, om op te stijgen uit de massa
en met het uitbrengen van een o zo simpele collage, haar liefde voor haar zoon - inbegrepen voor haar
twee andere kinderen - uit te tekenen, uit te beelden, uit te roepen, te
verwoorden met letters die gouden zijn.
Het
is maar een witte kaart met een simpele
kindercollage, maar het is een immens iets dat me overvalt.
De
kaart, nu naast mij spreekt. Zegt me que
les petites choses nont lair de rien mais elles donnent la paix[1]. Ze zal er nog een
tijdje blijven liggen als kunstwerk dat normaliter zou moeten ingekaderd worden
en opgehangen in de beste plaats om ons te herinneren dat kunst een werk is van
de ziel en dat de ziel van een kind ons meer kan vertellen dan wat is van de
kunst van een volwassene.
De
moeder, Leen Persoons beklemtoonde dit op een sprekende wijze, een
vingerwijzing, zeker voor mij.
[1] Le curé
de Crécy in Le Journal dun Curé de Campagne van George Bernanos
19-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-01-2019 |
Medicijn voor de geest. |
Schrijft John Vervoort: Lezen is
voedsel voor de ziel, het medicijn voor de geest, en boeken zijn de
eeuwige vrienden van de mens. En, of ik dit beaam?
Als ik mijn Don-epos in het rek
schuif tussen de andere boeken, weet ik dat het een vriend is die ik er plaats,
dat het iemand is, meer dan dat het iets is. Dit geldt voor alle boeken die
er staan, ik weet het maar als ik er een ga zoeken die ik niet terugvind,
hoewel ik hem zeker niet heb uitgeleend en dat hij er dus ergens zijn moet. Maar
ik kan hem niet roepen, kan er niet op fluiten, en ik mis hem, zoals ik een
vriend mis die nu al een jaar is heengegaan.
Ik denk de rug van het boek te kennen
en het is die rug die ik zoek bij het overlopen van de rijen boeken, mijn ogen
gaan van boek tot boek. Maar tevergeefs,
ik moet er over kijken en ook, hoe meer ik er naar zoek hoe meer ik weet dat ik
het mis al is het maar een boek dat ik lezen wil, dat ik nu in de hand wil
houden.
Voor mij is het heel duidelijk, boeken
zijn, eens gelezen, vrienden geworden. Zelfs deze die referentiepunten geworden
zijn waarmede ik niet akkoord ga, met Monod bijvoorbeeld dat de mens een louter
toeval zou zijn, met Onfray, dat we het best onze dromen, onder meer over God, zouden
achterlaten, en er zijn er andere, maar ook deze blijven me, in een zekere zin,
duurbaar, ook deze haal ik regelmatig in mijn gedachten, in mijn woorden terug.
Ik schreef gisteren aan een vriend dat
er in mijn leven twee schrijvers waren geweest die me diep geraakt hadden:
Velikovsky en Salibi. Ze hadden me geraakt, niet zo zeer zoals Sholokhov, op de
wijze waarop ze schreven, maar om hun visie op het verleden, die baanbrekend
was. Hun werken staan bij elkaar, ze hebben me in hun ban gehouden omwille van
de vernieuwing die ze binnenschoven in mijn kennis van wat de geschiedenis is.
Er is ook een De Telder, maar die kwam op een ogenblik dat ik me te oud voelde
om me te gaan verdiepen in zijn visie op de Bijbel als boek van de geschiedenis
van de oudheid, meer dan een boek over de geschiedenis van God, voor dit
laatste had ik weliswaar Karen Armstrong.
Het wordt me allemaal te veel.
Wat me niet te veel is, is te blijven beweren
- de bewijzen zijn er maar men wil ze niet zien - dat de Oedipus van Sophocles
gebaseerd is op feiten en niet op fictie en dus moet gelezen worden als een
deel van de Egyptische geschiedenis, deze van Akhnaton, de God vernieuwer. Maar
dit ook wordt me te veel, zoals me te veel wordt, het te hebben over God, of
over de dood of over wat er is, zou kunnen zijn, na de dood.
Zeg ik liever dat ik moe geschreven
ben en dat ik het er moeilijk mee heb, er verder mee te gaan. Toch volhard ik
nog, blijf ik de tijd van jou als lezer, gebruiken opdat ik gelezen zou worden,
een soort tiran die niet nalaten kan je aandacht op te eisen. Ik stel me dan soms
voor wat het betekenen zou als ik morgen wegval en je terecht zou komen op een
leeg blad.
Better
no Brexit than a bad Brexit, claimt men in
Groot-Brittannië. Ik denk er aan. en het is het probleem waar ik dagelijks mee
begaan ben als ik begin: dat het beter is een leeg blad te vinden dat een slechte
tekst.
Ik blijf het betrachten hieraan te
voldoen. Ik zie dat het aantal lezers stabiel blijft, het neemt niet toe, maar
ook het mindert niet. Ik wil het nog altijd zo houden, misschien is het dan
toch wat John Vervoort schreef in de Standaard - welke heeft geen belang - een
medicijn voor de geest.
Vergeef me als ik het altijd heb over
mezelf, als ik denk dat dit ook van jullie kan zijn.
18-01-2019, 07:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-01-2019 |
Gregor's einde. |
Werkend aan De Ladder van Jaap
Scholten, lag Sholokhov naast mij, waren er de vier, vijf paginas die ik nog
te lezen had, de laatste woorden die het grote epos dat zich afspeelde in de
steppen langs de Don, in het begin van de jaren 1920 - de tijd van mijn grootvader,
de tijd van de oorlogsjeugd van mijn
vader waar hij me nooit iets over vertelde - zou afsluiten.
Het secreet van een boek naast jou dat
je op het punt staat te ontdekken. En het boek wacht om het bloot te geven.
Maar je wacht nog, je wilt je eerst verlossen
van een totaal andere tekst die je heel wat moeite vergt om te weten wat je wel
en wat je niet erover gaat vertellen. Het gebeuren met Aksinia en Gregor hangt
ondertussen in de lucht, je weet dat ze, te paard, in de nacht bij maanlicht, hun
dorp verlaten hebben? Het staat te gebeuren. En na enkele uren rijden:
Not
far from a little bridge, Gregor halted. A midnoight silence wrapped the
village
He did not like riding across the bridge. He did not trust this
silence, and was afraid of it. They had just turned into a narrow lane when a
man rose from a ditch, three men behind him.
Halt,
who goes there?
De vier mannen kwamen traag naar hen
toe, een ervan stak zelfs een sigaret
op. Gregor started at the shout as though
before a blow and pulled on the rains. At once mastering himself, he cried: Friends, and sharplly turning his horse, managed to
whisper to Aksinia: Back ! Follow me.
Ze vluchten in galop, kogels vliegen
hen om de oren. Na tweehonderd meters komt Gregor ter hoogte van Aksinia en
roept haar toe zich voorover te buigen, maar ze doet het niet, ze is getroffen
door een kogel.
Some
two miles outside the village he turned sharply off the road, made towards a
ravine, dismounted and lifted Aksinia off the horse gently, laying her on the
ground
She died in his arms a little before dawn. She did not recover
consciousness.
Hij graaft met zijn sabel en zijn
handen een graf in de vochtige, zachte aarde, en dan: Gregor buried his Aksinia by the brilliant morning light. As she lay in
the grave, he folded her deathly pale, yet swartly arms across her chest, and
covered her face with a kerchief, so that the earth should not fill her
glazing, half-open eyes as they gazed immovably
at the sky. Daarna duwt hij met zijn handen de
vochtige gele aarde over het lichaam en op zijn knieën blijft hij lang zitten
bij het graf, his body swaying lightly
Now he had nothing to hurry for. Everything ,was finished.
Mickhail Sholokhov zal me niet ten kwade nemen dat ik
zijn vertaalde woorden hier heb herhaald;
Ik zie en beleef de smart van Gregor, wat Sholokhov gewenst heeft; Hij sluit
hier op een passende, glorieuze wijze zijn epos af, op de enige wijze waarop
het epos eindigen kon, door de dood.
Er volgt nog a chapter 9
In de vroege lente smelt de sneeuw, de
grassen drogen, de steppe staat in brand. De wind wakkert de vlammen aan en
de geur van brandend gras hangt over de steppe. Maar het leven herneemt op andere plaatsen: all around, the young gras is showing merrily green, innumerable
skylarks are fluttering in the azur heaven. Maar waar
de brand heeft gewoed is de aarde zwart, geen vogelnesten, alleen de verkoolde
aarde en de brandgeur erover: Like the
steppe scorched with fire, Gregors life also turned black. De onbarmhartige
dood had hem alles ontnomen.
Na de dood van Aksinia is hij
dagenlang blijven ronddolen. Daarna steekt hij de Don over en komt in het bos
terecht waar de rest van de bende opstandelingen, waar hij vroeger deel van uitmaakte,
zich ophoudt in een boshut. Hij blijft bij hen voor een tijd en beslist dan
plots, in de lente, terug te keren naar zijn dorp. Hij gooit geweer en kogels
in het water van de Don en gaat terug naar zijn woning, waar zijn zoontje Michenska aan
het spelen is, die vermoedt dat hij zijn vader moet zijn. Hij hoort dat zijn
dochtertje overleden is, maar dat zijn zuster Dunia het goed stelt;
And
now that little thing of which Gregor had dreamed of ,so many sleepless nights
had come to pass. He stood at the gate of his own house, holding his son by the
hands. Dit was alles dat het leven hem had
overgehouden, al dit gaf hem kinship
met de aarde en de ruime wereld, die er glinsterend bij lag onder de kilte van
de zon.
Sholokhov eindigt zoals hij eindigen
moest, op heel wat resterende vragen, die eigenlijk voor het epos dat nu
geleefd is, voltrokken is, vragen blijven zullen. over het epos dat van Gregor en
het Kozakkenvolk was. Voor de lezer, en dan toch voor mij, zal voor altijd de
vraag blijven hoe het leven verder lopen zal voor Gregor, een vraag die
verbonden blijft aan het boek. Het boek dat nu, gesloten op zijn vergeelde
bladen, naast mij nog ligt en dat ik straks terug ga plaatsen in zijn rek.
17-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-01-2019 |
De Ladder |
Ik voel me gelukkig en in een zekere
zin, een tikje jaloers, als iemand me vertelt dat hij op een bepaalde dag uit
een antiquariaat in Triëst dat geledigd werd van zijn boeken, een ladder heeft
meegenomen waar voorzeker James Joyce[1], een eeuw geleden, nog heeft op gestaan om een
boek te nemen.
Het verhaal van de ladder is van Jaap
Scholten, het verscheen in NRC Handelsblad op 24 december 2018 en werd overgenomen
door De Standaard op 4 januari 2019.
Het was bij het eerste bezoek van
Scholten en zijn echtgenote, Ilonka, aan de havenstad. Ze hadden geen reisplan,
Triëst was toeval. En in de morgen waren ze gewandeld naar het antiquariaat van
Umberto Saba, een Italiaans dichter en schrijver, waar Scholten over gelezen
had. Toen ze er aankwamen zagen ze dat verhuizers de boekenkasten aan het
ledigen waren, de winkel van Umberto
Saba werd gestript schrijft
Scholten, die was binnengegaan. Toen zag
ik de ladder, de ranke licht gebogen ladder om de hoogste planken te bereiken.
Hoe hij die genomen heeft, hoe hij er mee vertrokken is: ik vroeg een van de slopers of ik de ladder
kopen kon, Ik pakte een biljet van vijftig euro, hield het biljet in de lucht
en wees naar de ladder. En wat later wandelde hij met de ladder over zijn
schouder door straten van Triëst.
Ik verlaat hier even zijn toch wel
boeiend verhaal over de ladder want er loopt nog een ander verhaal, dat gaat over
de boeken die hij erfde uit de bibliotheek van Coen Stork, oud Nederlands diplomaat[2], een
overleden achteroom van hem; een verhaal gekleurd door een hoogst interessante
opsomming en korte beschrijving van de door hem meegenomen boeken, maar dat is
een andere geschiedenis. Mij is het om de ladder te doen. Scholten had die vier jaar eerder met ijzerdraad tussen de twee voorstoelen van onze
open Peugeot vastgezet en er het halve Habsburgse rijk mee doorkruist naar
Hongarije.
De boeken van Coen Stork en de ladder
- doordrenkt van Joyce (en van de andere Italiaanse schrijvers/dichters, Italo
Svevo en Umberto Saba), zijn nu in de woonst van Jaap Scholten, hij
met een gerust hart teruggetrokken, op het Hongaarse platteland waar hij werkt
aan een roman met twee honden als gezelschap.
s Nachts is er het gejank van jakhalzen, s morgens reeën in de tuin.
Ik vraag mij af waar hij de ladder
heeft geplaatst. Als ik er aan denkt dan zou ik deze, zoals een schilderij,
opgehangen hebben naast de rekken boeken. De ladder een soort relikwie zijnde, zou
aldus een waardevolle inspiratiebron zijn voor het boek dat wordende is.
De enige bronnen die ik heb zijn een
paar schilderijen en een paar tekeningen van vrienden, ze hebben niet de impact
van de grote schrijvers van deze aarde, maar ze voldoen amplement voor de dingen die ik schrijf, dan toch tot nu toe.
[1] James
Joyce woonde vanaf 1905, tien maanden op de verdieping boven het antiquariaat, toen
hij leraar was aan de Berlitz School in het huis ernaast, aldus Jaap Scholten.
[2] Coen Stork (1928-2017) was
in zijn ruim dertig jaar lange diplomatieke carrière onder andere diplomaat in
Zuid-Afrika en ambassadeur op Cuba en in Roemenië. Tijdens de opstand tegen de
Roemeense dictator Ceausescu nam hij het openlijk op voor dissidenten. (De Volkskrant-Google.)
16-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-01-2019 |
Rondom mij |
Rondom mij sterven ze, de vrienden, de
kennissen en zij die ik nooit heb gekend. Ik kijk naar hun geboortedatum. Ik
zit werkelijk in de meer dan gevaarlijke zone. Met mijn 1927 zit ik er zelfs bijna
buiten of lijkt het toch zo. Wat er ook van is, ik ga aan mijn cijfers voorbij
alsof er helemaal niets verkeerd aan was, alsof ik weg zou geraken lijk een vis
tussen de mazen van het net, al weet ik dat de mazen heel dicht bij elkaar zijn
gaan liggen.
Vandaag, vanmorgen, leef ik in de
luwte van een paar boeken die me bezighielden; heb ik nog altijd een paar
paginas die ik te lezen heb vooraleer verder te gaan, en die ik nog niet zal
lezen, alsof ik me straffen wilde, alsof ik niet weten wilde wat er te gebeuren
staat, zoals ik ook niet weten wil hoe het met mij aflopen zal, dit, zeker niet
wil weten. Alleen is er de hoop dat ik de kracht, de luciditeit en de noodzaak
om te schrijven zal behouden tot het laatste ogenblik.
Ook vandaag, vanmorgen, heb ik Max
Wildiers[1] meegenomen
naar een plaats waar ook koningen heen moeten: een dun ingebonden ietsje van
een boek met een prachtige titel: Het
verborgen leven van de cultuur, verloren tussen de andere boeken en zo
maar meegenomen. Ken je dit gevoel, dit gebaar van het nemen van een boek waar
je blik opvalt?
Wildiers schrijft dat wat ons treft
bij het studeren van de oudheid, het hun streven is naar schoonheid en harmonie
en er andere hoedanigheden kunnen aan toegevoegd: de rechtsopvatting en de
levenslust, de moed en de dapperheid van hun helden. Deze ethisch-esthetische traditie waarvan de zin tot schoonheid, het
duidelijkst tot uiting komt, heeft geleid tot het tot stand komen van de polyfonische
muziek - de muziek van planeten en sterren - en later, tot de bouw van de
eerste gotische kathedralen waarin, zo lees ik bij Wildiers: de geest der middeleeuwen het best tot
uiting komt als synthese van alle kunsten en symbolische uitdrukking van het
christelijk levensgevoel.
Ik ben een, volgens mij, belangrijke
stap verder gegaan. Er was meer aan de hand dan het christelijk levensgevoel. De
verknochtheid ermee kreeg een nieuwe impuls: het kosmisch gebeuren: de
meesterbouwer die zich ingeschakeld wist in het fenomenale van de kosmos en
zijn kathedraal er wilde op afstemmen. De
eerste gotische kathedralen waren dan ook kosmisch-religieuze
bouwwerken, als Notre Dame van Chartres,
afgesteld op de geheime krachten van de natuur en de immense orde in de kosmos.
Dit kosmische gevoel is later weg geëbd, en de kathedralen gebouwd in de XIVde,
XVde eeuw kenden niet meer die kosmische geladenheid, behoudens misschien, veel
later, de Sagrada Familia van Gaudi.
Deze kosmiciteit was eigen aan de
middeleeuwen. De eeuwen erna gebeurde de aftakeling en kwamen we - dit is waar
we ons thans bevinden - de wereld binnen van de volstrekte eenzijdigheid en ik
citeer hierover Wildiers p. 46:
Waar
het hier om gaat, en uitsluitend om gaat, is efficiëntie, organisatie en macht.
Het technologische project is gewild eenzijdig en laat de mens, het humane, de
hele rijke gevoelswereld buiten beschouwing. Alles wat wij cultuur noemen, in
de bevoorrechte betekenis van het woord, schijnt hier onbestaande. Voor de
dichter en de musicus is hier geen plaats en evenmin voor de metafysicus. Het
kenmerk van de technologische wereld is haar geestelijke armoede, haar
ontologische leegte, haar louter materiële instelling.
En Wildiers vraagt zich af, en terecht,
of we bij machte zijn meester te blijven
over de geesten die we hebben opgeroepen?
We zijn nu een generatie verder. Het
is duidelijk, de krachten die inbeuken op deze blinde vervreemding zijn er
niet. De metafysische gedachte die zo broodnodig is, werd niet her-opgewekt,
zeker niet door het laatste boek van Houellebecq, hij die er iets had kunnen
aan verhelpen. We dalen verder af naar het diepste dal, naar voor Dante, het
centrale punt van de aarde.
,
[1] Max
Wildiers: Het verborgen leven van de
cultuur, Davidsfonds en Kredietbank, 1988.
15-01-2019, 06:54 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-01-2019 |
Na Salibi, Sholokhov |
Mikhail
Sholokhov, Nobelprijswinnaar 1965, is een groot en gevoelig schrijver, is een
groot schilder met woorden als het de natuur en de mens betreft. Zijn boek, waar ik het een paar dagen geleden over had,
The Don Flows Home to the Sea is
een donker, maar machtig epos over een bewogen
fase in het leven van het Russische volk, in het bijzonder het leven van een
Kozakkenfamilie in een klein dorpje aan de Don, met als hoofdpersoon, Gregor
Antelevitch, die opstond tegen het Sovjetregime van de eerste jaren, daarna
overliep en om de gevangenis te ontlopen, zich genoodzaakt zag eens te meer de
zijde te kiezen van de opstandelingen.
Ik
had het boek jaren geleden gelezen, had het nu teruggenomen, hoe of waarom weet
ik niet, maar er was een ogenblik dat ik het in mijn handen hield en ik ben
beginnen lezen, ongeveer van bladzijde 500 af naar het einde toe. Ik heb nu, na
300 paginas er nog vier te lezen en ik
wacht met een zekere spanning op het einde, dat ik houden wil voor de volgende
dag.
Morgen
ken ik het einde dat ik me niet meer zo goed herinner, al vermoed ik al hoe dit
einde zal zijn. Wellicht zoals in For
whom the Bell tolls, met de dood van Roberto, de hoofdpersoon. Hier, wellicht
met de dood van Gregor en/of Aksinia, zijn geliefde, met wie hij nu, opgejaagd
als hij is door de Sovjet autoriteiten, op de vlucht is hopende aldus
definitief zijn geboortestreek te kunnen verlaten.
Ik
weet nu terug wat het is een goede roman te lezen/te schrijven, een roman die
alles inhoudt, zelfs een gesprek over de God, die overal en in alle gesprekken regelmatig
aanwezig is - zoals het ook bij ons was in de jaren, nu ook een eeuw geleden.
Ik
had de wil te stoppen met lezen, hoewel het einde nabij was, de moed een dag te
wachten om verder te gaan, nieuwsgierig maar ook met een zekere gelatenheid om
wat ik vernemen ga dat voorzeker eerder dramatisch zijn zal dan geruststellend,
want ik voel dat het boek niet anders eindigen kan dan op een drama en zeker
niet met: en ze leefden nog lang en gelukkig.
Het
verhaal over de dagen van Gregor van de laatste 300 paginas hangt in mij, het
vergezelt me. Ik weet wat hij besliste, ik ken zijn voorbereidingen om te
vluchten met Aksinia. Hij is zo-even ongezien via het venster binnengekomen bij
haar, heeft haar verrast omdat ze hem niet meer verwachtte, hij was al zo lang
weg van haar. Er is nog het afscheid nemen van zijn slapende zoon - zijn
dochtertje is ondertussen overleden - die hij achterlaat bij zijn zuster Dunia.
Ik
weet dit allemaal en nu, zoals bij de films of programmas van VTM, houd ik een
lange pagina publiciteit. Ik wacht gewild tot morgen als de stemming van het schrijven
en het herschrijven over Salibi zal weg zijn omdat ik ook weet dat wat ik over
hem schreef enerzijds te veel en anderzijds te weinig was.
Zo
is het evenwicht tussen wat en wat niet, ook nu bij Sholokhov en bij mij
aanwezig. Houd ik de spanning nog voor een tijdje om te weten hoe Sholokhov
zijn epos eindigen zal. Ik weet wat het is een manuscript te eindigen, het zal
wel voor hem ook een vraag en een afmeten geweest zijn.,
14-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-01-2019 |
Kamal Salibi |
Wat
ben ik als ik geen beroep kan doen op mijn boeken, hoe kom ik te voorschijn,
hoe gedraag ik me?
I have to
reconsider what I have said and written about Kamal Sulieman Salibi, (1929-2011)
- salibi betekent kruisvaarder, het eerste wat de Arabist Urbain Vermeulen
erover kwijt wou. Nu, ik ben niet over een dag ijs gegaan. Ik heb Salibis
eerste boek La Bible est née en Arabie
gelezen, heb zelfs een jaar Arabisch gestudeerd om me vertrouwd te maken met de
eigenschappen van de taal en het geschrift; heb heel wat gecorrespondeerd met
hem, eerst per brief, hij verbleef toen in Beiroet als hoofd van de Amerikaanse
Universiteit. Na zijn verhuis (zijn vlucht) naar Amman in Jordanië gebeurde het
per e-mail. Omdat ik hem Immanuel Vellikovsky wou leren kennen stuurde ik hem
dezes Ages in Chaos, waarvoor hij
me wel bedankte maar dat hij, naar ik vermoed, nimmer gelezen heeft. Hij was
ten stelligste overtuigd van zijn theorie als zou het land van Abraham, van
Mozes, van Joshua zich bevonden hebben in het zuidwesten van Mekka, in de
streek die nu Asir heet. Hij aanvaardde wel het feit dat na hun terugkeer uit
ballingschap in Babylonië, heel wat Israëlieten blijven hangen zijn in
Jerusalem, la Nouvelle Sion, maar
oorspronkelijk kwamen ze uit de Asirregio.
De
twee andere werken van Salibi - hij schreef ook heel wat over Jezus - die ik gisteren vermeld heb, heb ik slechts
doorbladerd. Want het is moeilijk hem te volgen zonder een voldoende kennis van
het Arabisch en zeker zonder te beschikken over een gedetailleerde authentieke
(oude) kaart van de regios in Saudi Arabië die door hem werden bezocht en
beschreven staan.
Meer
dan opvallend is de door hem, in Saudi Arabië geïdentificeerde plaats van de
grotten van Makfella en het bestaan van een Kyriat Arba, waar volgens de Bijbel, Sarah en
Abraham, Jacob en Israël begraven werden. Plaatsen die hij bezocht en waarvan
de naam nog altijd dezelfde is in het Arabisch.
Ik
had met hem ook een lange e-mail correspondentie, niet over zijn boek, maar wel
over de Farao Shishak van de Bijbel[1]. Voor
hem was dit de Farao Sheshonk (-Xde eeuw) die leefde in de tijd van Rehoboam, de
opvolger van Koning Salomon. De discussie die ik had met hem ging precies over
de identificatie van die Shishak. Ik volgde hierbij de stelling van Velikovsky en
van Robert De Telder die beweerden dat hij Ahmenhotep III was, de opvolger van
koningin Hathsepsut - omdat ik graag van hem had gehoord dat op de lijst van de
overwonnen steden op de muren van zijn tempel, ook de buit gemaakte voorwerpen
voorkwamen - maar hij weigerde deze Shishak te zien als Ahmenhotep III. Er
waren voor hem twee verschillende veldtochten van twee verschillende faraos geweest
deze van Ahmenhotep in de -XVde eeuw en deze van Sheshonk in de -Xde eeuw.
Die
e-mail-discussie - de gegevens ervan zijn spijtig genoeg niet bewaard - die
lang aansleepte situeerde zich tot zijn
plots afsterven op 1 september 2011. Misschien zijn hierover nog overblijfselen
te vinden in mijn blogs van 2010 of 2011. Want ik denk er in mijn blogs van die
jaren over geschreven te hebben.
Moraliteit
van dit alles: heeft Salibi gelijk en speelde het Oude Testament zich
grotendeels af in Saudi Arabië in en omheen de streek te zuiden van Mekka, of
zijn dit maar begoochelingen van een Bijbel- en Korankenner die het Arabisch
even meester was als het Hebreeuws.
Toujours
est-il dat ook de Saudis vast in zijn
theorie geloofden. Er waren ook voor hen voldoende bewijzen voorhanden. Een
passage bij Google spreekt hierover:
The Saudis,
true to their fears that the Israelis might
consider to take Salibi seriously and colonize the mountains of Sarawat
(which Salibi believed was the real Jordan valley of the Bible) sent hundreds
of bulldozers to dozens of Saudi villages which contained buildings or
structures of biblical antiquity. All this ancient abodes were crushed to
rubble in order to safeguard the land of Muslim Arabia and the House of
Saud.
Salibi
moet de dorpen die door de Saudis met de grond werden gelijk gemaakt bezocht
hebben. Nu zullen de namen van de dorpen op de kaarten gewist zijn, elk spoor
ervan verdwenen, behalve in de boeken
van Salibi.
Hiermede
heb ik alles, maar ook heel weinig, gezegd over het fenomeen dat Salibi op zijn
gebeid was. Ook Velikovsky was een fenomeen maar op zijn gebied dan.
[1] I Kon.
14: 25, 26 en II Kron. 12: 2-9
13-01-2019, 07:21 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-01-2019 |
Hoe moet het vandaag |
Hoe
moet het vandaag: niet met mij, dit is maar doodgewoon, maar met de wereld, nu, naar het me voorkomt,
de jeugd is opgestaan in dit land? De schoolgaande jeugd die wil dat met meer
ernst en inzicht gekeken en gehandeld wordt opdat de natuur zijn evenwicht
terugvinden zou. En ze zeggen te willen volharden.
Hoe
zouden politieke leiders reageren indien de reactie van gisteren, 10 januari,
begonnen door enkelen, zich verspreiden zou over West-Europa en, een
dag op de week, alle scholen - leerlingen vanaf 16, 17 jaar - zouden leeglopen
om hier of daar te gaan betogen?
Ik
zie het gebeuren, misschien als een spel in den beginne, maar ik denk dat de
jeugd van heden er toe in staat is om dit vol te houden en op te volgen voor
een tijd, tenminste zo het geen spijbelen wordt, voor zij die er van profiteren
willen.
Of
het zo ver en zo algemeen worden zal weet ik niet, maar het kan. En zeker, het
zou origineel zijn, het zou iets totaal nieuw zijn: de volwassenen die niet
weten hoe er mee om te gaan en de jeugd die zich verzet, die haar wereld niet
wil zien ten onder gaan. Dit zou eens een echte staking kunnen zijn, deze voor
het levensbehoud van wat zo kostbaar is en niet om enkele centen meer.
En
dan, wat de televisie ons brengt, de mens, de kinderen, in het stuk geschoten
land van Yemen, het land dat je, na Kamal Salibi[1] te
hebben gelezen, het Bijbelland heb genoemd; het land - toen Noord-Yemen - dat
je doorkruiste met vrienden; dat je ongerept en prachtig vond, historisch wat
de gebouwen betrof en na Salibi, een soort Heilig land geworden, het land van
Abraham en de Bijbel.
Het was aan de Rode Zee dat je La Bible est née en Arabie ten
geschenke heb gekregen, de dag van je verjaardag, de avond en de nacht dat je
slapend op een brits op het strand, in open lucht, Sirius, het sterrenbeeld van
Orion en de planeten Venus en Jupiter, geleidelijk, naar mate de nacht vorderde,
hebt zien ondergaan in de Rode Zee, met als stilte over mij de geluiden van het
op en neer gaan van het water.
Je
vergeet zo iets niet, evenmin de vele plaatsen die je bezocht, Saana, Ibb,
Mahreb, Kawkaban, tijdens de veertien dagen dat je er waart. Beelden die achteraf
in een totaal nieuw daglicht werden geplaatst door Salibi, een verloren ziel -
wie vernoemt hem nog? - Diepe voren zijn het, getrokken in je herinneren, niet
uit te wissen door de tijd. Maar hoe moet het met het leven in het stuk
geschoten Yemen, waarvan VTM ons nu de beelden toont.
Dit
alles is van je ochtend, zal van je dag zijn en van de dagen die komen. Niet
overheersend, maar toch aanwezig, zoals het verhaal van Sholokov over Gregor Pantalevich:
over het leven van de Kozakken in de steppes aan de Don. En hun opstand tegen
het Rode leger, honderd jaar geleden, het boek dat eveneens zijn sporen nalaat,
al was het maar slechts één detail ervan, toen er geen papier meer was, het
opgebruiken van het papier van de Bijbel en andere heilige boeken om hun
sigaretten te rollen.
Maar,
wat de verwoesting van Yemen betreft, deze van de hoofdstad, Saana, onder de
bescherming van de UNESCO is er het ergst aan toe. Het beeld dat ik er van
overgehouden heb, dat van een volk en een cultuur, de patina ervan is nog enkel
van de postkaarten af te lezen.
Dit
staat ons ooit, misschien ook te wachten. In elk geval, we leven ermee in ons
achterhoofd.
[1] Kamal Salibi:
La Bible est née en Arabie', Bernard Grasset, 1986; Het ware land van Abraham,
Elsevier,1985; The Historicity of Biblical Israel, Nabu publications, London,
1995;.
12-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-01-2019 |
Troost |
Er
staat weinig op mijn programma vandaag dat er gisteren niet opstond. Ik ben ook
niet anders ingesteld. Het weer raakt me niet en het nieuws evenmin. Ik kijk
alleen uit naar wat ik schrijven zal en dit is me voldoende want ik heb ook nog
Sholokhov die me wacht - Aksinia die herrezen uit haar ziekte terug thuis is en
na de dood van de grootmoeder, de kinderen van Gregor bij haar heeft genomen en
nu wacht op zijn terugkeer - of hoe je geboeid kunt worden door het leven van
anderen in een land dat je niet kent gelegen aan een stroom, de Don, waarvan je
in je verbeelding het water ziet en hoort bijwijlenvloeien tussen de gesprekken
door. Ik hoef dus vandaag geen radio, geen televisie, ik heb de Don en Aksinia.
Ik zal vergeten wie ik ben om te zijn wie ik niet ben, maar dat is voor straks.
Ik
heb naast mij het boek The English Year[1], fragmenten
genomen uit de dagboeken van Engelse schrijvers voor elke dag van het jaar.
Vandaag 11 januari is Francis Kilvert (1872) aan de beurt:
The air this
morning was as warm as the air of a hot-house and the thrushes singing like mad
thinking that spring had come.[2]
Er
is weinig nieuws onder de zon. Ik was daar even buiten, er waren wel geen
lijsters die zongen, ook omdat er geen meer zijn. Maar ik zou kunnen zeggen dat
het zuidoosten, een rode gloed was tot hoog in de luchten, de bomen duidelijk
getekend, ogenblikken lang, om dan in eens kleurloos grijs te worden en te
blijven de morgen voorbij.
Hierbij
drie beelden samen brengend in enkele lijnen, niet alleen wat is van tijd en plaats,
maar ook wat is van de mens die schrijvend zijn dagen vult, en dan zeker Sholokhov,
als ik lees hoe gedetailleerd hij zijn wereld tekent, een film die zich
afspeelt.
Dit
is van de mens en zijn mogelijkheden, alles te omvatten, alles uit te spitten
en te herzaaien op nieuwe gronden met nieuwe oogsten, onbeperkt tot in der
eeuwigheid toe.
We
houden niet op ons deze mogelijkheden toe te eigenen en er op in te gaan, telkens
vernieuwend te zijn, ons te situeren in de tijd die we wensen, in het nu of het
voorbije of het nog komende; op de plaats die we uitkiezen, het hier of het
ginder en in de mood waarin we
verkeren, opgeruimd of neerslachtig, verwachtend of ontgoocheld.
Rondom
ons staat de wereld stil, we hebben er geen oog voor, we zitten weggedoken in onze
eigen wereld een speldekop groot, voldoende voor wie we zijn, dan toch deze
morgen, uitverkoren onder de vele morgens van ons bestaan.
Zo,
we schreven wat en wat we schreven zal er morgen nog zijn, zal er nog zijn als
wij nog enkel de woorden ervan zullen zijn. Waarmede we ons nog lang troosten
zullen.
[1] The English
Year compiled by Geoffrey Grigson, Oxford University Press, 1967.
[2] Voor 10
januari, 1825, lees ik vanJohn Clare: The arum just appearing under the hedges
as in April; and the Avens (het nagelkruid?) has never lost its leaves but
appears as green as in Spring.
11-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-01-2019 |
Wat anderen schrijven. |
Venus
in het zuidoosten: een roep in de morgen als ik de gordijnen open schuif, maar
geen vreugde, geen gedachte die plots mee opduikt, enkel de gedachte aan
mezelf, hoe ik aarzelde om op te staan en neer te gaan zitten om te schrijven.
Maar ik had enkel mezelf om over te schrijven, waar ik nu al dagen mee begaan
ben. Zeg ik dan dat ik niet meer klaar zie in mezelf, dat ik een vat vol
tegenstrijdigheden ben, dat het slecht
gaat met mij, slechter dan het ooit is geweest.
Vanmorgen
aarzelde ik, het gebeurt zelden, om op te staan en te kijken hoe mijn blog er
stond die ik gisteren had ingelogd. Ik aarzelde omdat ik geen eerste zin had,
geen weg die ik inslaan kon; ik aarzelde omdat er enkel mezelf was.
Er
was wel het nieuwe boek van Michel Houellebecq waarover ik gisteren las[1], een
zwartgallig boek wist Marijke Arijs, en ik lees geen zwartgallige boek over de
ondergang van het Avondland. Ik houd het nog altijd bij zijn La Carte et le Territoire, over Jordan,
die enkele schilderijen had gemaakt, de prijs ervan, toereikend om een bos te
kopen van 500 Ha en dit volledig te omheinen, zodat het niet meer toegankelijk
was voor de jagers uit de streek. Aldus de waarde van een exorbitant doek
plaatsend tegenover de waarde van een uitgestrekt bos, wat velen de ogen zou
moeten openen.
En
er was ook iets over een dichtbundel van
Maria Barnas, Nachtboot. De
recensent Jeroen Dera[2], schreef
er heel wat over, maar ik heb er geen snars van begrepen, evenmin van het overgenomen
gedicht. Barnas wijkt te ver af van de poëzie, dit is nu een algemene regel,
die ik ken - et qui gâta ma vie,
zoals het Francis Jammes overkwam, maar dit heb ik al gezegd - en met haar lyriek blijkt ze uitstekend met
een rauw register uit de voeten te
kunnen : ze verschuilt zich achter een boom om te plassen, maar haar
broek niet goed achteruit schuift zodat ze: en ik over mijn schoenen zeek.
Waarop Dera het waagt te schrijven:
Door het rauwe pissen zo expliciet te benoemen, komt Barnas in haar poëzie
intussen alsnog achter de boom uit. Het is poëzie voor mij waarvan de
woorden, omwille van de rauwheid ervan, niet blijven hangen, toch niet bij mij
als ik tracht me voor te stellen wat er staat. Maria Barnas mag dan nog
schrijven:
Het is die
glibberige vis wellicht
die van
wateren naar water de ogen in
zwemt zich als
latente voorstelling
opdringt. Mijn
hoofd uitspat.
Ik
haal er niets uit dat me even verheffen of verfrissen zou. Maar nogmaals, ikzelf dacht dat
poëzie in een ander landschap gelegen was.
Dit
alles om mezelf even te vergeten en uit
te kijken naar wat buiten mij aan het zich stollen is, het vele dat gebeurt in
de wereld en dat doordringt op een of andere wijze tot mijn schelp, tot mijn
huis in de woestijn. In feite ben ik de heremiet die leeft met het schuiven van
de zandkorrels, het enige waarover hij niet uitgesproken geraakt, het enige ook
dat hem niets oplevert.
Moeder,
waarom leven we? van Lode Zielens is geworden: Moeder, waarom schrijf ik? En
dan ben ik terug bezig met mezelf, met een vraag die ik me niet te stellen heb
want er is geen antwoord op. Ik doe eenvoudig weg wat ik nodig heb te doen,
omdat het deel is van mijn leven. En ik sta niet alleen, integendeel, ik
ondervind het dagelijks. Vrienden die gedichten schrijven, die schilderen, die
beeldhouwen, ze zijn allen bezig. Bij allen is het een vorm van leven waaraan
ze verslaafd zijn. Ik ben geen uitzondering.
[1] De Standaard van 4 januari 2019: Marijke Arijs: De Boer op met Michel
[2] Idem: Jeroen Dera: Een Boegbeeld op een voorwaarts stuwend Schip.
10-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-01-2019 |
Woorden en nog woorden |
Een
ogenblik van zwakheid dat alle voorbije, verborgen ogenblikken van zwakheid
overstijgt en je schrijft wat je schreef. En je begrijpt dat verder leven
zonder schrijven waardeloos is, dat je zo maar niet uit de arena stappen moogt
zonder het gevecht ten minste te hebben aangegaan en af te wachten hoe het
verder verlopen zal. Want dit is, hoe je het ook inkleed, een strijd, zijn of
niet zijn.
Je
manuscript is een mislukking, je weet dit ook, nu je Sholokov terug genomen
hebt , nu je weet wat grote literatuur betekent; weet hoe je boeien kunt als je
over grote dingen schrijft, hoe je maken kunt dat de lezer aan je lippen hangt die
angstig is om te weten hoe het verhaal verder lopen zal.
Je
manuscript had geen verhaal, dan toch niet over grote gebeurtenissen, jij
boeide niet, toch niet in een voldoende mate, jij overviel de lezer met je
onophoudende gesprekken over wat van het leven is en wat van de dood zou kunnen
zijn. Je ijlde maar wat, je verloor jezelf in discussies, in vooropstellingen,
in gezapigheid wat het gebeuren zelf betrof. En je bent verdwaald in je eigen
woorden, je bent nergens aangekomen. Weinig respectvol ben je geweest en
gebleven.
Je
hebt nu je honderdduizend woorden, ze staan geschreven. Heeft het nog wel zin
te doen alsof ze vol leven zouden zitten en waard zijn herlezen te worden en
opgekuist om er aldus nog eens enkele maanden aan te besteden?
Je
zult, zoals altijd, misschien je voornemen het te doen; je zult er aan
beginnen, zoals je keer op keer begonnen bent aan het bundelen van je blogs,
maar je zult het niet afmaken. En toch, toch ben je soms verbaasd als je gaat
herlezen wat je schreef de jaren er voor. Maar dit gaat over het voorbije, maar
wat over de woorden die je nog overblijven, zijn er nog wel?
Waar
ik gisteren was aangekomen heeft zich niet opgelost, is holte gebleven, concentratie
is moeilijk, brengt heel weinig op. Maar ik herhaal me, het is een kwestie van,
to be or not to be, maar ook, to be able or not to be able?
Eens
je gaat twijfelen over wat je kunt of niet, ben je een verloren man; het kan
ook dat je twijfel een ander draagvlak heeft, dat je twijfelt over het nut
ervan en deze twijfel zit dieper, is moeilijker te overwinnen zo lang er geen
klaarheid is om verder te gaan: kan ik, of kan ik het niet. De tijd zal het
uitwijzen, ikzelf zie het vandaag niet.
09-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-01-2019 |
Waar ik aangekomen ben. |
Dit
is een fragment van een dagboek dat meer loopt over wie ik ben dan over wat ik
doe. Ik ken al enkele dagen het gevoel van een nieuw beginnen want ik heb me,
de laatste drie, vier maanden leeg geschreven. En wat ik vreesde voltrekt zich
nu: de vreugde van het schrijven heeft me verlaten. Na mij blog van gisteren, dit
is dan wat me overrompelde, dit is wat in mijn kleren hangen bleef: de geur van
het gedoofde vuur dat me jaren lang heeft bezield en bezeten. Ik dramatiseer
niet, dit zijn mijn gevoelens, ik kan er niet omheen schrijven, zoals ik al een
tijdje aan het doen ben, ze houden me in hun greep en, voor het ogenblik, ik
weet niet of ik er meester over word.
Ik
ben niet alleen inspiratieloos, maar er is ook de pijn van het inspiratieloos
zijn die me in een zekere mate bedwelmt en het is die pijn die overheerst, die
donkere wolk die voor mij uitdrijft. Ik wil hier komaf mee maken maar ik word
opgejaagd, ik word bezeten door spijt. Spijt dat het zo ver gekomen is.
Er
is de dood geweest die mijn drempel heeft overschreden, er is nu ook bij iemand
die ik even lief heb als mijn dochter, een geboorte geweest. Ik voelde o, zo
duidelijk, de afstand die er was tussen mij en het kind dat daar lag, de ogen dicht, roerloos nog, zuiver, en een
ganse leven dat haar wachtte, dat geleidelijk aan zou beantwoord worden,
terwijl mijn leven op zijn einde liep en er in mij een zwijgen was gekomen dat
me tegemoet kwam uit het einde van de lange smalle gang waar ik in mijn droom
had voor gestaan, de ene zijde, de muur vol met boekenruggen. Dit is het beeld
dat ik meedroeg als ik het moederhuis verlaten heb.
Ik
weet het, dit is een holle tekst, maar ditmaal heeft de holte de bovenhand
genomen. Ze was er al enkele tijd, ze hing in de lucht, maar ik slaagde erin ze weg te houden, de
holte weg te duwen uit mijn gezichtsveld. Vanmorgen ben ik er niet in
geslaagd, had ik de moed niet meer, er tegen op te gaan, is ze opgestaan uit de
nacht en heeft ze de bovenhand genomen.
Hoe
het verder moet weet ik niet, nu de dag zich openen gaat. Het is wellicht, zoals
er zovele al zijn geweest, een momentopname. Het schrijven ervan kost me heel
wat, misschien ook is het, het begin van een bevrijding. We zien wel wie het
halen zal. De dag is nog jong.
08-01-2019, 06:19 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-01-2019 |
Sir James Frazer |
Momentopnames
zijn het maar, you tubes in woorden die te voorschijn komen als opgeschoten
uit de volle aarde die hier de geest is. Hoe ontstaan ze, welke werking vindt
er plaats, welke kiemkracht is er nodig opdat ze zich tonen zouden? Je staat
telkenmale verbaasd over de het tot stand komen ervan, over het aantal woorden
en de kleur ervan. En nog, een vreemde vraag: heeft die kiemkracht iets te
maken met de bevruchting die negen maanden later leiden zal tot een geboorte?
Zo
wat gisteren zo dringend pijn was is het vandaag wat minder, de helende tijd is
er over heen gegaan, de wonde is zich aan het dichten en ook er is me geen rust
toegestaan.
Deze
nacht, naar de morgen toe, droomde ik. Ik liep in Gent in secondhand bookshop. Ik was in een lange smalle gang, een rechte
lijn die ergens doodliep. De wand links stond vol met boeken op rekken. De wand
rechts had kleine inhammen met mensen die er zaten of stonden. Iemand sprak me
aan, hij vroeg me of ik het werk van Frazer kende en of ik de 12 volumes van
zijn Golden Bough niet wou kopen en
hij toonde me de in glanzend leder gebonden volumes. Ik heb er geen plaats voor
moet ik geantwoord hebben want hij werd kwaad en duwde me de deur uit, zeggende
dat ik niet waardig was zijn winkel te betreden want zegde hij Sir James Frazer
is een inspiratie bron geweest voor die dichter van jou, T.S.Eliot en je weigert
hem te kopen.
Daarna
was ik in een andere boekenwinkel waar een jonge man me wees op een pak
aquarellen, er waren er 34 zegde hij en elke aquarel is een afbeelding van de
34 canti van het Inferno van Dante.
Hij toonde me de bladen en citeerde in het Italiaans, zo dacht ik toch, de verzen
van Dante. Of ik ze gekocht heb of niet weet ik niet. Ik ben wakker geworden
met de Italiaanse woorden nog in de oren.
Dit
was, hoe vreemd ook, mijn morgen vandaag. Dit is het enige dat ik te schrijven
heb, enkele flarden van een droom waarvoor ik geen enkel aanleiding kan vinden.
Frazer is niet veel meer dan een naam, Dante ligt wat dichter bij. Wel bezit ik
de Italiaanse tekst van Dantes Inferno én
de verkorte uitgave - 750 bladzijden kleine tekst - van The Golden Bough van Sir James Frazer, die ik niet gelezen heb, hoogstens
doorbladerd en op basis van de 30 bladzijden lange Index, opzoekingen die ik gedaan
heb, maar daar blijft het bij.
Het
werk ontstond, zoals ik droomde, in 12 volumes die verschenen van 1890 tot
1915. Frazer zelf maakte er een abridgement
van dat verscheen in 1922. Het
is een literair document van wereld formaat. Op de rugzijde van de/het omslag lees ik:
Remarkable
for its vast assembly of facts and its charm of presentation, it offers the
thesis that man progresses from magic
through religious belief to scientific thought. It discusses fertility
rites, human sacrifice, the dying god, the scapegoat and many other symbols and
pratices which have influenced a whole generation of 20th century writers,
including D.H.Lawrence, Ezra Pound and T.S.Eliot.
Na
mijn droom die ik zag als een teken, een omen, kon ik niet anders dan Sir James
Frazer, even terug halen. Was hij het niet - een man met een volle witte
baard - die me opwachtte deze nacht, naar de morgen toe, in een inham van die
lange gang in die boekenwinkel die ik zelf moet uitgevonden hebben?
07-01-2019, 06:01 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-01-2019 |
Vervreemding |
Ik
heb van vele zaken weinig begrepen. Heb ze aanvaard zoals ze zich voordeden, me
geen vragen erbij gesteld, maar, al beken ik het niet graag, heel wijs is mijn
leven niet geweest en, voor het ogenblik het dooft uit, het is me aan het
verlaten, al is er hierover nog geen zekerheid, enkel vermoeden, gestoeld op
diverse feiten als ik zie hoeveel er nog overblijven van de vrienden van mijn
geboortejaar, of van de jaren er in een krans omheen.
Echter
het is vandaag geen dag om veel te schrijven dat morgen zal te lezen staan. Het
is een dag om te zwijgen en neer te zien op al wat van mijn dagen was: geborgen
in een hoek van de kamer, met de gordijnen dicht geschoven, met geen muziek om
te dromen of te rouwen, geen boek om weg te gaan op vreemde wegen, geen tekening,
geen ets dat van mijn stilte was, maar neer te liggen, de ogen gesloten, alsof
het al voorbij was en ik kijken kon hoe het voorbij-zijn is gegaan, de laatste
daad die ik nog te stellen heb.
Het
is wat het is, een vreemde morgen. Het is wat het is, een rustpoos op een geborgen
plaats, in de schemer die mist is en gelatenheid, de twee vermengd tot een wit
doek met een naam erin geborduurd, de naam van iemand die was en nu is heengegaan.
Je
schreef er woorden over, ontoereikend om te zeggen hoe het voelde, maar toereikend
om te vertellen, hoe het doorgedrongen is tot in je aderen.
Je
wenst er nog niet uit te komen, je houdt de sfeer, de geest ervan nog een tijd
die een dag kan zijn met nog een nasleep van dagen als je verder zult gaan met
het zoeken van woorden: op te staan of neer te liggen, te zijn een schamelte
nog van wat je waart, een nageboorte.
Het
leven heeft je geraakt tot in de diepte van het zijn; Je verzet je niet, je
ondergaat, omdat het goed is te ondergaan wat van het heengaan is en zo te
weten waar je staat.
Morgen,
of de dag erna, zal je wellicht over andere woorden beschikken. Maar zeker is
het niet.
06-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-01-2019 |
Op de dag van 5 januari, later |
Later
op de dag van 5 januari:
Schrijft
je op deze dag over de Dood, over de begrafenis, over de lichaam-verbranding
van een meer dan duurbare die je gekend hebt als kind, als knaap, als jonge man,
als volwassene; die van je bloed was, van je geaardheid, van je stiltes, van je
vreugdes, van je zorgen was?
Je
hart houdt je in zijn greep, laat je niet los, kruipt tot in je ogen. Het
schommelt van pijn tot aanvaarden, dat de Dood - de ziekte die je gevangen
hield - de meester is, de baatzuchtige die geen oog heeft noch voor jeugd noch
voor ouderdom maar toeslaat als het past, onwederroepelijk.
En
vluchten naar Isfahan helpt niet, integendeel het helpt Hem, Hij is de
beslisser, ontkomen doe je niet, zelfs al wou je het houden bij wat is.
Hoe
moet het dan met zij die overblijven na het vertrek, na de plechtigheid die de
begrafenis is , de crematie is, of wat ook; na het heengaan dat de verdwijning
is. Hoe sluiten we af wat niet af te sluiten is?
De
mist is over het land, een vage regen die de woorden klem houdt, geborgen in een krans witte rozen op een lichter van
eikenhout die het dode lichaam bergt. We
houden nog wat we houden kunnen voor een korte tijd en zullen blijven gedenken
wat was van hem en van zijn tederheid als hij je zag: zijn ogen en zijn handen,
zijn bereidheid je te dragen waar je ging al was het nog niet nodig.
Je
houdt zijn kind zijn vooral, zijn speelse onbezorgdheid. Toen kende je hem nog
heel goed, daarna minder naar zijn volwassenheid toe. Zo, Christophe, zo gaat
het nu eenmaal in het leven: weet dat we je houden, dicht bij ons, we nemen je
mee, zoals je waart, waar we ook gaan zullen.
Maar,
waar die geest van jou, is die mee geschoven?
05-01-2019, 10:34 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Hoogtepunten |
Het
is dus zo gesteld met mij dat de enige grote voldoening die ik nog ken deze van
het schrijven is, een grote hulp die me heel wat negatieve zaken vergeten doet.
Zo, neem ik dit weg en er rest me een normaal leven, dat van opstaan en slapen
gaan en de last te dragen van een lichaam dat, om te beginnen, soepelheid te
kort komt, maar toch zijn best doet om het binnen aanvaardbare perken te
houden. Daarenboven word ik hierbij geholpen door een zorgzame echtgenote en
voel ik me omringd door familie en vrienden, wat meer kan ik nog verlangen.
Maar
het schrijven wijzigt heel wat, het verdooft het dagelijkse, het verwazigt de
realiteit. Hoe de dag zich ook opent, of het nu is op grijze luchten, op regen
tegen de ramen of de wind om het huis, of het nu is op vuurrode ochtenden, het
weer zelf heeft bij het schrijven niet de minste impact op mij, evenmin de
omstandigheden, ik leef naar binnen toe, ik leef naar wat zich in mij aan het
vormen is, een ingesteldheid om op het gepaste ogenblik op te tekenen wat waard
is opgetekend te worden.
Er
is dus voortdurend, enerzijds de dagelijkse realiteit en anderzijds de
afzondering in mezelf die gewoonlijk vruchtbaar, de ene dag wat beter dan de
andere, uitvalt. Dit is het gewone kader,
waarin ik functioneer.
Er zijn ook de ogenblikken van de muziek. Daar
zo-even was er een symfonie van Brahms en dacht ik aan de vele kerkhoven rondom
Ieper; een ander moment was er Beethoven, zijn sonate Les Adieux. De muziek een afwisseling zijnde, in een zekere mate een
doorgang naar inspiratie, een opening naar wat geschreven zal worden.
Er
zijn ook de ogenblikken van de literatuur, naast mij lag er The Don Flows Home to the Sea van
Mikhail Sholokov (Penguin Modern Classics, 1972), hoe het boek er gekomen is
weet ik niet; het boek lag er, en ben even gaan bladeren in de vergeelde paginas. Ik heb gelezen hoe Gregor
Pantalievich zijn vrouw Aksinia, getroffen door tyfus, achter moet laten in een
vreemd dorp bij vreemde mensen, en hij verder reist met zijn ordonance: The days dragged by grey and joyless. Een verhaal van vroeger dat
ik terug opneem, waarbij de spanning hoe het verder verlopen zal met haar en
hem, terug oploopt, zodat ik het verder lezen zal de komende uren/dagen. Me
afvragend hoe hij ooit de vrouw die hij achtergelaten heeft in een dorp in de
steppe, gaat terugvinden, want hij reist maar verder, dag na dag, van dorp tot
dorp met de slede door de sneeuw
Het
zijn zaken die ik in lang niet meer gedaan heb een boek lezen, ik was er niet
meer op ingesteld, vandaag schijnbaar wel.
Dit
ook zal me onderhuids bezig houden. Het bewijst de grote kracht van Sholokov
als schrijver. Het verhaal van een paar Kozakken in de steppe van het Rusland
van de jaren 1920. En toch boeit het me, vind ik details terug die me dertig,
veertig jaren terug hebben beziggehouden. Wie was ik toen, hoe leefde ik toen
en wie ben ik geworden om terug een boek op te nemen waar niemand vandaag nog
oog voor heeft.
Muziek
en literatuur, hoogtepunten die opduiken en zich oplossen, echter niet
onopgemerkt.
05-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-01-2019 |
Aan de Klaagmuur |
Er
is telkens een voldoening als ik sluiten kan op een zin die hangen
blijft, een zin die daarenboven een herinnering oproept aan wat ik vroeger las nu
al enkele tientallen jaren terug. Zo is er van Erskine Caldwell ook zijn Sanctuary dat ik las. Het was de
periode dat ik elke dag de trein nam naar de hoofdstad en ik telkens,
weggedoken in een hoek van het compartiment - soms in het gezelschap van Louis
Paul Boon - aan het lezen was. Ik kan ze nog noemen wie ik toen las, Faulkner, Steinbeck,
Hemingway, Mailer, Capote... Ik was meer gericht op de Engelstalige literatuur
dan op de Franse of de Nederlandstalige maar vraag me niet waarom. Een vriend
van me was een fervente lezer van de Franse literatuur en via hem ben ik die
later ook deze gaan frequenteren. De boeken die ik toen gelezen heb zijn me als
kostbare herinneringen bijgebleven. Het kon niet anders dan dat ik van toen af
besmet ben geweest met de gedachte ooit zelf een boek te schrijven.
Waar
een wil is, is een weg wordt er gezegd en mij overkwam wat aan velen van ons
overkomt. Ik herinner me op basis van een artikel in De Standaard, in een blog ooit
geschreven te hebben dat er dagelijks dertigduizend Vlamingen aan het schrijven
zijn. Ik ben er een van, echter niet veel meer dan de meesten onder hen, een
sukkelschrijver. Want ik geef me er vandaag ten volle rekenschap van dat er
amper, ruim gezien, een honderdtal van die dertigduizend, kans maken op slagen,
dit wil zeggen, kans maken ooit hun boek
te zien liggen in de uitstalramen van een of andere boekenwinkel. Er is moed
toe nodig te bekennen dat het zo is en niet anders, moed om de werkelijkheid
onder ogen te zien en verder te doen alsof er helemaal niets gebeurd was of is.
Zo
zeg me waarom ik verder ga met dit dagelijks gesprek met jou, mijn lezer. Wat
is het dat me bindt aan jou en jou aan mij: een geheime overeenkomst, een soort
verdrag, een belofte die gegroeid is buiten ons weten om en waarmede we,
beiden, nu geconfronteerd worden?
Het
zal wel dat er iets is, anders zou het niet blijven duren want zonder jou
heeft het geen zin verder te gaan op de ingeslagen weg. Je moet dit weten,
zelfs als ik aan de Klaagmuur ga staan, of is het een Smeekmuur?
Hoe
verder de dagen schuiven, schreef ik een paar dagen terug, hoe minder er nog
zijn. Waarom dan deze kwelling, want dit is het, de kwelling van het schrijven
in de hoop gelezen te worden? En waarom dan eens te meer aan de Klaagmuur gaan
staan als ik bij voorbaat al wist dat wat ik naliet na mijn tocht van 115 dagen,
ontoereikend zou zijn.
Het
wordt tijd dat ik die muur, welke ook, voor altijd vergeten ga. Of, duidelijker, dat ik stop met me te beklagen.
04-01-2019, 07:21 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-01-2019 |
Voren in het landschap |
Er
zijn in dit land door allerlei gebeurtenissen en omstandigheden, voren
getrokken die leiden naar het verleden. Ook in mij, met in het bijzonder, voren
getrokken door de boeken die ik las. Boeken die hebben geleid tot wie ik ben en
wie ik niet zou geweest zijn waren die boeken er niet geweest. Als ik schrijf,
en vooral wat en hoe ik schrijf, ware niet geweest wat het nu is zonder de
geest in die boeken waaruit ik ben opgestaan en opgegroeid. Er zijn er niet zo
heel veel. Ik zou ze kunnen opnoemen om duidelijker dan ooit te tonen wie ik
ben en hoe ik geworden ben wie ik ben.
Ik
weet dat als ik het doe, het me te zeer afzonderen zal, me te zeer plaatsen zal
als een vreemde, eenzame boom in het landschap. Want, wie
las er Fabre dOlivet, en wie las er Fulcanelli, wie Gilliams en wie T.S.Eliot,
wie Velikovsky en wie Kamal Salibi, wie Pasternak en Ouspenski, wie Capra en
Shelldrake? Ik noem er, samen met de Bijbel, enkele maar die er boven uit
steken.
Was
het verkeerde lectuur dan ben ik, volledig van A tot Z op een verkeerd spoor
gezet, want ik heb gedacht en geschreven van uit hun aanwezigheid in mij. Het
zijn zij die de voren hebben getrokken in mijn
gedachten en mijn woorden hebben bepaald, het zijn zij die ik op bepaalde
plaatsen heb uitgediept en op andere amper heb aangeraakt.
Met
een blik gericht in de toekomst is het nodig dat ik me hier rekenschap van
geef. Het manuscript dat achter mij ligt - het ligt er om, eventueel, nog eens
herzien te worden - is er de résumé van zoals Le
Sacre du Printemps van Igor Strawinsky de résumé is van de muziek die na
hem zou komen, dit voor wie het nog niet bemerkt zou hebben.
Het
is in begindagen zoals deze dat ik dit vermelden moet, in het vooruitzicht dat
ik misschien de einddagen ervan niet zien zal. Maar wat ook, hoe ook de voren
verder getrokken worden, het hoefde eens gezegd te worden, om mijn
autobiografie te voleindigen, want deze blogs die ik schrijf zijn niet veel
meer dan een autobiografische berichtgeving.
Wat
het me ook kosten moge, welke negatieve gedachten ik ook te confronteren heb,
en er zijn er heel wat, diepgaande zelfs, mijn betrachten is verder te gaan, te
blijven spitten in mijn achtertuin, zoals de man uit Erskine Caldwells Gods little acre - 1933 - in zijn tuin spitten
bleef naar de goudklomp die er niet was.
03-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-01-2019 |
Psalm 139 en Pierre Aimé Bergher. |
Hoe vind ik nu het
ritme terug van a blog a day; waar
haal ik de inspiratie nu ik zo lang ben weg geweest, zoals ik onterecht schreef
misschien in een spooklandschap?
Vooreerst wens ik
even terug te gaan naar het boek dat de Jane uit mijn manuscript, op een
bepaalde dag heeft binnengebracht - waar of niet waar het staat toch zo
geschreven - Les Mystères de La
Chartreuse de Parme van Pierre Alain Bergher[1],
handelend over het bevreemdende, het mysterieuze uit la Chartreuse, de roman van Stendhal waarvan Proust wist dat het le plus beau roman du monde was.
Ik zal het hier niet
hebben over La Chartreuse zelf, een
boek dat een vriend voor mij ontleende - enkel deel II was beschikbaar - in de
(Franstalige) Bibliotheek in Gent en dat ik in een ruk heb uitgelezen met het
werk van Bergher in de hand. Een boek waarin ik geconfronteerd werd met de
tarotkaarten-symboliek, gebruikt door Stendhal om zijn verhaal te ontwikkelen
en tezelfdertijd in zijn werk de rijke symboliek van de Vrijmetselarij binnen
te halen om zijn werk kleur en aanzien te geven. Het was ook om deze reden dat
op het couvert de vermelding stond to
the happy few, zijnde zijn broeders in
de Vrijmetselarij: de Farnèse-toren die een belangrijke rol speelt in
het werk was gebouwd op een acacia, een boom die een belangrijke spirituele
waarde heeft voor deze geestes-beweging die ontstond, ver in de tijd. Dante, maakte
deel van deze geheime beweging in haar beginfaze, hij ook schreef voor: o voi chavete glintelletti sani.[2]
Ik wil dus maar even
uitweiden over wat ik bij Bergher ontdekte in een van zijn voetnoten, namelijk
wat hij vertelde over dat fameuze boek waarvan sprake in vers 16 van Psalm 139.
Ik heb er in de voorbije maanden, enkele malen naar verwezen omdat het een
passage is die me intrigeerde en blijft intrigeren. Bergher daarenboven haalt
de tekst ervan uit de King James versie van de Bijbel, deze van 1611, en het
is met een onverholen vreugde - omwille van deze versie die me zeer genegen is
- dat ik hier het volledige vers 16 wens
aan te halen:
'Thine eyes did see my substance, yet being unperfect; and in thy book all
my members were written, which in continuance were fashioned, when as yet there
was none of them.'
Of - een deel ervan - in de Franse versie van Bergher:
Et sur ton livre étaient inscrits tous les jours qui métaient réservés,
avant quun seul de ces jours existât.
Of, zoals ik dit lees: Alles wat mij betreft, Heer, staat al
opgetekend in je boek, hoewel alles er
nog niet is, hoewel het nog komen moet, het ligt al opgetekend in je boek.
Alleen
al met deze vondst, heeft Bergher me geënthousiasmeerd met zijn boek over de
mysteries in La Chartreuse de Parme.
Welk ander boek kan in de Psalmen bedoeld worden dan het levensboek dat van elk
van ons is en dat van bij ons geboorte geschreven zou staan als een soort
predestinatie.
Ik
denk echter niet dat de auteur ervan aan dit woord heeft gedacht als hij het
Boek bedoelde. Volgens mij was het hem duidelijk dat het de omstandigheden
waren die het verloop van ons leven zouden bepalen; dat we deze omstandigheden,
niet ontlopen konden, dat ze waren wat ze waren en hoe ze waren en dat deze,
gezien we er niets aan veranderen konden, voorkwamen alsof ze reeds geschreven
stonden.
Wat
hij wel heeft willen zeggen, niet als dusdanig, dat, hoewel de omstandigheden
waarin we zullen opgroeien nog niet vastliggen, ze ons evenwel geleidelijk aan
zullen aangrijpen en ons leven en bepalen zullen naarmate de dagen vorderen.
Het
is om er duizelig bij te worden, wat een wereld er al geschreven staat in de
boeken. En wat heb ik er nog aan toe te voegen, niets in meer, ik kan enkel
herhalen, kan het enkel verhalen op een andere wijze, een betere of een minder
goede. Dit is het enige dat ik vermag. Hernemen is een noodzaak voor mij,
hernemen en herschikken in andere verbanden. Dit is mijn leven, het woord is
mijn adem, is mijn bloed, is wat me nog rest in mijn oude dagen.
Natuurlijk,
niemand leest nog La Chartreuse de
Parme of Le Rouge et le Noir,
twee meesterwerken uit de vroegere eeuw, zo, waarom zouden we Bergher gaan
lezen als het niet zou zijn om te weten hoe La Chartreuse werd opgebouwd. Dit alles zijnde van een vorige
generatie waar ik nog nipt heb deel van uit gemaakt. Een voordeel dat ik had
maar nu aan het wegkwijnen is.
Echter
niet voorbij is de wijsheid die besloten ligt in vers 16 van Psalm 139; Het is
nog steeds even wijs dit vers eens te herlezen van tijd tot tijd en te trachten
de juiste betekenis ervan mee te nemen al was het maar om te zien hoe alles met
alles verweven is in dit leven.
[1] Pierre Alain Bergher: Les Mystères de la Chartreuse de Parme
Gallimard, 2010.
[2] Inferno, Canto IX, 61
02-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |