Halsstarrigheid
is een vreemd woord, maar het is toepasselijk op mij. Ik jaag iets na wat niet
te bereiken is en ik blijf maar pogen om het onbereikbare te bereiken. Wie doet
zo iets, wie is zo crazy om hierin te volharden?
Later
- die later komt dichterbij - zal gezegd worden het was iemand die elke dag een
blog schreef die niet door velen gelezen werd, maar wel door enkele getrouwen
die hem volgden in zijn sterk persoonlijke bespiegelingen over wat was en niet
was. Het ene was hem even belangrijk als het andere. Hij was diepgaand en hij
was tezelfdertijd opstijgend, soms moeilijk te volgen, maar we lazen hem omdat
hij verrassen kon, omdat hij schreef over dingen waar niemand anders over schreef
en dan nog in een taal die hem eigen was, een taal die niemand nog gebruikte,
die van een vorige generatie was. Zoals zijn onderwerpen waren, was zijn wijze
van zien, zijn manier om de dingen te benaderen, even aan te raken en dan bloot
te laten liggen, als aas, niet voor de gieren maar voor de mens van goede wil.
Zal
men zeggen we hebben hem lief gehad, of laat ons stellen, geapprecieerd om wat
hij schreef?
Hij
trachtte altijd literatuur te bedrijven, hij was echter (te) weinig verhalend;
hij was geen man van de breedte, hij was er een van de diepte en de hoogte, zoals
Mahler; hij was niet van het aardse, hij was van het landschap van de geest,
een eerder eenzaam oord om te frequenteren maar, beperkt in wat hij wist of kende,
was het de plaats waar hij zich uitleven kon want, in het diepste van zijn
gedachten was hij poëet. Echter de poëzie heeft hem niet ver gebracht, niets
heeft hem ver gebracht en hij besefte het. Hierin toonde hij zijn halsstarrigheid,
een woord dat voor hem werd samengebracht als een vorm van star kijken, zo in
het verleden als in het nog komende, en blijven kijken alsof hij aldus de
dingen beïnvloeden kon, raken kon tot in het merg ervan. Hij zich vergiste
natuurlijk, schromelijk zelfs gezien de tijden waarin hij leefde.
Van
wat hij schreef zal weinig overblijven, wat brijzels hier of daar, vergeten.
Niemand zal er naar uitkijken, te eenzijdig, te weinig vorm, te gelaagd in wat van
de wereld is en dus te voorbij gestreefd, te veel T.S. Eliot en te weinig Paul Auster,
niet meer passend om op te nemen in de massa Letteren die in de etalages liggen.
Zo, de tijd zal er overgaan en alles zal stof worden, het lot dat elk van ons
beschoren is en waaraan maar enkele ontsnappen: een Ovidius, een Dante, een
Shakespeare, een Proust, namen, diep uit de tijd der tijden die ons blijven volgen.
Hij
dacht aan Jules Verne, zijn eerste liefde. Dankzij die ene man, de hoofdonderwijzer
die voelde hoe hij was, die hem die lezen liet. Hij ze las tot in het ovenhuis,
tot in het golvend koren; hij, met het stuifmeel van het woord bestoven van
vroeg in zijn jaren. Zijn heimwee naar wat van het woord toen was, hem lang
heeft nagevolgd.
Te lang hij is blijven dromen.
|