Het
gebeurt zelden dat mijn morgen zonder schrijven voorbij gaat, gisteren was zo
een van die dagen, een indigestie hield me lang
in bed. Het effect van de nieuwe sneeuw ontging me, ook als het licht
van de helle winterzon erover gleed, was er geen reactie in mij, de gloed
raakte me niet. Een gevaarlijk precedent als het lichaam de geest in bedwang
houdt op een ogenblik dat je ziet als een nieuw beginnen. Want het schijnt me
toe dat terug gaan van 31 naar 1 een afsluiten en een herbeginnen is. Hoewel het
maar inbeelding is, het gevoel is er toch, het houdt me bezig omdat ik weet dat
deze overgangen minder en minder zullen voorkomen. Dit is wel voor iedereen het
geval maar als de balans te ver overhelt
naar wat het einde is, schept dit een licht ongemak dat wordt opgemerkt, vooral
als je aan het schrijven bent. Het houdt je vast, meer dan wenselijk is.
Dit
is zo als je self-awareness aan het
woord is: als je ziet hoe het met jou is gesteld en het met jezelf is dat je
begaan bent, meer dan met wat je doet of wenst te doen; als je toekijkt op wat
binnen in jou aan het gebeuren moet zijn, een soort van aftakeling waar je
enkel naar het gissen hebt, maar dat onvermijdelijk plaats moet vinden, er zijn
voortekenen genoeg voorhanden; eigenlijk de moeite niet ze op te sommen, beter
is dat elkeen ze voor zijn eigen lichaam zoeken gaat.
Laat
ik zeggen dat het geen al te grote zorg is, zolang het geen beletsel is om te
gaan halen wat ik brengen wil elke dag, als er geen muur wordt opgetrokken die
me scheidt van het echte leven dit dat van de geest is. Hier sla ik elke
beweging gade, verontrustend is als ik zoeken moet naar een naam die ik
honderdmaal heb vernoemd en plots verdwenen schijnt, dit is dan een ander
voorteken, een dat me wel zorgen baart.
Ik
ben nu, in mijn betoog van vandaag aangekomen waar ik hoegenaamd niet dacht aan
te komen, in de verste verte niet, het was my
self-awareness dat aan het schrijven was, aan het toezien was op hoe het
gesteld is met de persoon, de schrijver die ik nog ben. Alles bij elkaar
genomen schijnt er weinig gewijzigd, ik kom nog altijd terecht als ik maar een
eerste zin heb om me aan vast te houden, om de zin toe te laten zich te
ontwikkelen, zich uit te smeren over mijn blad. Het is dan de zin zelf die het
werk doet, ik zelf hoef maar op te tekenen wat hij me zegt en, ik blijf me
afvragen wie of wat het is die me de woorden dicteert, iets dat is van het
bevreemdende dat van het leven is, en niet alleen van het leven, maar van het
feit dat we er zijn om dit te zeggen. Ik denk dan ook aan de 'dove' Beethoven die
zijn negende, noot na noot, ritme en volume, instrument na instrument optekent, enkel en alleen geleid door zijn levende geest.
Wat
mijn schrijven betreft, het is telkens
zo - of het enkel en alleen die van mij is, en die van Beethoven, weet ik niet
- maar ik word het gewoon.
|