Mijn goede vriend,
Je stuurde me, vanuit het verre India
een kaart met je warmste groeten, het bewijs dat je daar in die Hindoetempel
aan mij hebt gedacht. Je had gewild dat ik daar bij jou ware geweest om die
tempel - hoe was de naam ook weer? - te betreden en met jou India te
doorkruisen, het land waar, verantwoordde je, de koe - de afbeelding op je
kaart - als heilig wordt aanzien en als dusdanig wordt vereerd: een vreemde
gedachte, komende uit een nog vreemdere traditie.
Ik was, mijn vriend, in betere tijden, voor mij als voor de stad zelve, in Amman. Ik bezocht
er toen, het was op het einde van de XXste eeuw, het archeologisch
museum. Ik stond er lang voor een gouden beeldje van Astarte, Venus, met twee
horens op haar hoofd. En onvermijdelijk stelde ik me de vraag waarom die horens
voor een godin. En verder, tijdens diezelfde reis, in een klein dorpje, een
kerk voor christenen, met op een balk boven het altaar een eeuwenoude rundskop
met horens. Ik moet erover geschreven hebben in mijn dagboek maar de
herinnering eraan is heel duidelijk gebleven. Ik vroeg aan de pater/priester
die Frans sprak, de reden waarom die kop er hing, maar hij wist het niet, die
kop was er altijd geweest zegde hij. Het was immers een heel oude kerk.
En de vraag die ik me gesteld had
verscherpte zich, want hij had nochtans een twijfelpunt, hij had in het
Exodusboek van de Bijbel, het verhaal over het gouden kalf - het stierenkalf -
dat gemaakt werd door Aäron, de broer van Mozes, en aanbeden werd door de
Israëlieten. Ook hier geldt mijn vraag. En ik neem de tekst van Exodus er bij
over wat er zich afspeelde onder de Israëlieten, terwijl Mozes aan het
onderhandelen was met God op de Sinaïberg. Ik citeer, de essentie, uit
hoofdstuk 32: 1 tot 4, uit de Willibrordus van1975:
1.Toen
Mozes maar wegbleef en niet naar beneden kwam verdrong het
volk zich om Aäron en eiste: Kom maak ons een god die voor ons uit kan gaan,
want we weten niet wat er met hem, die ons uit Egypte heeft weggeleid aan de
hand is.
2.Aäron
antwoordde hen: Laat uw vrouwen, uw zonen en uw dochters, de gouden ringen
afdoen die ze in de oren dragen en breng die hier.
3.Toen
deden allen hun gouden oorringen af en brachten die bij Aäron.
4.Deze
nam die in ontvangst en maakte er een stierenbeeld van. En toen riepen ze uit:
Israël, dit is de god die u uit Egypte heeft geleid.
Hoe lezen we dit, hoe begrijpen we dit?
Was er ergens ten tijde van hun tocht uit Egypte, ten tijde van de enorme
catastrofe die Egypte trof - de tien plagen van Egypte - een beeld, een kop met
horens te zien, wellicht in de hemelen, een beeld dat ook gezien werd in India
en op vele plaatsen in het oosten?
Ik zou je geen enkele andere reden
kunnen opgeven, noch voor het gieten van een gouden stierenkalf, noch voor het
aanbidden van de koe, noch voor een Venus met horens op haar hoofd.
Ik stuur je dit, mijn vriend, niet per
e-mail, maar per brief, geprint op zacht papier en, onder een bijzondere omslag
die ik enkel gebruik bij grote gebeurtenissen; daarenboven voorzien van de
nodige postzegels in Belgische Franken uit de vorige eeuw. Ik wil hiermede
bekrachtigen dat, wat ik geschreven heb, het gewone ver overtreft en verdient in overweging genomen
te worden.
Wat ook, mijn vriend, dank dat je aan
mij hebt gedacht in die Hindoe tempel. Ik, zoals je bemerken zult, heb er (goed?)
gebruik van gemaakt.
Ik groet je met warmte. Mijn
hartelijkste gevoelens voor jou vergezellen mijn woorden.
|