Ik
sluit de maand zoals ik ze begonnen ben, niet wijzer, maar ook niet armer, niet
uitgelatener, maar ook niet gelatener. De dagen zijn over mij heengegaan - in
een boog, zoals Gaby Desmyter het zegt - lijk de wolken over de velden en de
huizen, ze hebben me amper geraakt, me niet leeg gehaald, me niet verrijkt. Ik
ben gebleven wie ik was, en hoop het nog een tijd te blijven: een man van
jaren.
Uitzonderlijk
is dat ik een dagboek bijhoud, maar dan een dat ik waag rond te strooien lijk
bladeren in de herfst. Er zijn er die terecht komen in de leestuin van hen die
vrienden geworden zijn, andere blijven vallen tot in het oneindige, het
oneindige van het van het niet-meer-zijn.
Ik
wil evenwel geen rekening houden met waar mijn woorden terecht komen of waar
niet, het relaas ervan, als ik bezig ben, zou me te ver leiden tot voorbij de
grenzen van het aangename. Ik houd
het zoals het is, gebaseerd op een
zwijgende overeenkomst: hun getrouwheid om even met mij te vertoeven in de
warmte van mijn woning of in de wandelgangen van wat van de wereld is. Met dit
voor ogen sta ik sterk.
Wel
vraag ik me af wat ik, in het tiende jaar dat ik bezig ben nog weet te
schrijven wat ik nog niet zou gezegd hebben. Maar ik ken ook schilders die al
een gans leven aan het schilderen zijn en toch regelmatig, nu en dan, met een
nieuw doek te voorschijn komen die relieken dragen die wijzen naar hun vorige
werken. Van mij kun je dan ook niet blijvend het tegengestelde verwachten, ik
ook heb er nood aan terug te blikken op wat van vroegere dagen was, in het
bijzonder van de vroegere werken die ik las.
Het
gebeurde immers dat ik steeds minder en
minder ben gaan lezen, dat ik de nieuwe, opkomende literatuur, op zij heb
gehouden omdat ik toegespitst was op w at
ik te schrijven had en dat elke nieuwe lectuur tijdverlies betekende voor mij. Ik
meende dat ik voldoende gelezen had
Ik
communiceer dus met een bagage aan werken van schrijvers die ver in de tijd
liggen. Mijn houvast is wel noch Jules Verne, noch Ernest Claes of Walschap, ik heb een tijd lang de
volgende generatie gevolgd, ik citeer nog altijd T.S. Eliot, Maurice Gilliams,
Saint John Perse, maar ik waag me niet aan de schrijvers van nu, uitgezonderd
Stefan Hertmans misschien, Houellebecq misschien. Maar dit is nu ook al een tijd geleden, de
tijd gaat heel vlug voorbij in dit land.
Ik
vergeet er natuurlijk, zo erg is het nu ook niet gesteld met mij, maar ik
herhaal, veel lees ik niet meer, ik schrijf en ik lees mezelf achteraf, niet
eenmaal maar ettelijke malen, soms tot vervelens toe. Echter,
eens dat stadium voorbij, me herlezen doe ik enkel uit noodzaak bij gebrek aan
beters. Zo
ligt er nog altijd het manuscript zoals ik het verlaten heb. Het dringt
nochtans dat ik het herneem en kuis van al het overtollige.
Het
is op deze beschouwing dat ik mijn zoveelste maand januari afsluit, men zegge
het voort.
|