 |
|
 |
|
|
 |
30-01-2019 |
Een vlok eeuwigheid |
Wat ik jullie breng zijn geen uit-
maar eerder op-spattingen van de geest. Soms, ontstaan ze bijna spontaan: een
woord, een zin voert me binnen in een andere zin en voor ik het besef sta ik met
beide voeten in een landschap dat ik voorheen niet kende, zo gaat het nu
eenmaal. Het is, zoals bij een tekening die vertrekt uit een lijn, en in die
lijn liggen, in potentie, een gans blad lijnen verscholen die een voor te voorschijn
zullen komen. Het grote wonder, met de nadruk op wonder, van het creatieve dat
schuilt in de mens of de roep die uitgaat van de geest en bevrijding wordt.
Het
houdt niet op, het is veel meer dan een spelen met, het is een noodzaak. Mijn
vrienden: de schilders, beeldhouwers, poëten weten dit, ondergaan deze roep,
kunnen er onmogelijk aan weerstaan. Ik denk dan aan het gedicht, een wankelend,
woord-inventief, schilderend gedicht dat ik elke maand krijg toegestuurd,
letterlijk gezogen uit de foto op de achtergrond. Als poëet is hij een tikje
Teilhard de Chardin, hij tracht door zijn eigen woordkeuze en woordvorming, het
binnenste van wat hij ziet en voelt, bloot te leggen, tezelfdertijd is hij aldus ook een stukje Henri Michaux, waarvan
ik een paar dagen geleden geschreven heb qul
était le poète de lexpérience intérieure, maar hij dan van een andere
geaardheid, dichter bij de natuur die hij interpreteert als hij schrijft:
We zullen
verder wandelen in de bogen
van de trage
dagen, prevelend.
Of
hoe de kleine gemeenschap van vrienden die ik, om mij, heb opgebouwd, geleid en bezeten
wordt of, om het nog bloemrijker te zeggen, opgezweept wordt door het creatieve dat van hun leven is.
Ik
onderga hen en ik nestel me onder hen, er ontbreekt nog een componist om een
bloemlezing te vormen van alle kunstuitingen. Echter is de componist er niet,
de muziek is er: Klara is er die ons verblijdt, deze enorme rijkheid die ons
elk ogenblik van de dag als van de nacht ter beschikking staat. Wat een wereld
we betreden kunnen eens we ons ontdoen van de uiterlijke grenzen ervan en
binnentreden in de velden van Elysium.
Hoef ik er vandaag, nog iets aan toe te voegen, opdat je weten zou hoe
ik me voel en hoe ik in deze ogenblikken heb geleefd, in het licht van de
morgen en de wolk muziek uit het oratorium Davidde
penitente van ons aller vriend Wolfgang Amadeus.
Ik
zeg het maar om je eraan te herinneren over welke exclusieve rijkdom we
beschikken kunnen: woorden betasten gehuld in wat van Mozart is.
Een
vlok eeuwigheid.
30-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-01-2019 |
De wereld van de geest |
Ik voel me niet goed bij wat er
gisteren verschenen is: te ingewikkeld mijn inleiding, om dan uit te komen bij
een simpel (!) gegeven, namelijk dat er Iemand moet geweest zijn, of dan toch
Iets, om de Big Bang te provoceren. En, ik geloof in het bestaan van dit Iets
of die Iemand, een Veiligheidsklep voor het uur van mijn heengaan.
Echter, zonder mijn woorden te
herlezen is er de indruk dat ik, in plaats van duidelijk te zijn geweest,
verwarring heb gesticht; dat mijn introductie naar mijn hoofdgedachte toe, te
ingewikkeld is geweest. Ik heb zo lang mogelijk gewacht om de tekst in te
loggen, zodat ik het vergeten was en het pas in de morgen heb opgemerkt - ik
schrijf mijn blogs bijna altijd de dag ervoor - zo schreef ik deze van vandaag,
op 28 januari in de morgen.
Er zijn er nog die met dit, eerder
onaangenaam, gevoel zitten, die in hun ijver een woord gebruiken, zelfs een dat
Van Dale niet kent, dat verkeerd gekozen werd. Het gebeurt enkel en alleen bij hen
die zich de moeite getroosten te schrijven, niet bij hen die het woord onder
ogen krijgen. Dat dit dan, denk ik, een andere soort troost weze voor de
schrijver van het verkeerde.
Toujours
est-il dat ik elke morgen de handen en vooral
de geest vol heb met mijn blog, que cela
dépasse largement la prière matinale, want het is iets geworden dat me de
ganse dag bezig houdt.
Ik krijg weinig reacties op wat ik
achterlaat en als deze er zijn dan komen ze altijd uit zelfde hoeken. Ik had
reacties verwacht op mijn Vermeersch-blog, omdat ik hierbij een vergelijking
heb gemaakt naar een Teilhard de Chardin - iets wat te ver gegrepen was - maar
het werd gelezen en schijnbaar aanvaard. Ik durf niet veronderstellen dat er van
mijn generatie zouden zijn die Pierre Teilhard niet kennen of van hem hebben
gehoord, maar ik weet en ondervond dat hij voor de jeugd van heden een
illustere onbekende is, zelfs bij hen die universitaire studies hebben gedaan.
Hoe
moet ik hem aan hen voorstellen? Als het niet zou zijn als een verlichte, als
een metafysicus, als iemand die zich bewoog in de wereld van het binnenste die
hij projecteerde in de wereld van het buitenste en hieruit zijn conclusies trok,
conclusies die totaal nieuw waren en nog zijn voor de wereld van vandaag. Hij
was het die een psychische substantie toekende niet alleen aan al wat
leeft, maar ook - en hierin was hij de grote vernieuwer - aan de materie, aan
het atoom, aan de deeltjes hoe minimaal ook.
Keer ik terug naar mijn Big Bang van gisteren
dan is het onweerlegbaar, en Prigogine moet dit ook geweten hebben, dat de
overgang van deeltjes in potentie naar reële deeltjes die zich daarna gevormd
hebben tot atomen en moleculen en verder tot sterren, kennis bezaten, wisten
hoe dit gebeuren moest en, dat ze deze kennis nimmer verloren hebben, nog
bezitten dus. Een elektron op zijn baan rond de kern, weet wat hem te doen
staat als hij, om een of andere impuls
zijn baan verlaat.
We spreken dan over de basis van ons
bestaan, over wat gebeurt binnen de dingen die ons omringen en waar we ons niet
de minste rekenschap van geven. Het was deze wereld die Teilhard voor ons heeft
bloot gewoeld.
Mijn gedachten volgend, is mijn
morgengebed terug een opstijgen geweest in de vreemde wereld die van de geest
is.
Kun je het me vergeven?
29-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-01-2019 |
Big Bang en wat ik er over denk |
Ik begeef me eens te meer op glad ijs,
op een glijbaan die uitloopt tot in het oneindige met de vraag die iedereen
zich ooit eens zou moeten stellen, is er in de dingen die zijn, is er in de
Kosmos, een geborgen aanwezigheid of zijn de dingen in de Kosmos en de Kosmos
zelf, de mens inbegrepen, zijn die er juist maar om er te zijn zonder meer?
Waarom haalde ik gisteren Elya Prigogine
binnen, wie denkt er nog aan die man of wie heeft er ooit aan gedacht? Het is
niet van een Nobelprijswinnaar dat je verwachten moogt dat hij duidelijk, wat
die voor mij eeuwig hangende vraag betreft, een standpunt zou innemen want,
wat de metafysica betreft, en hier gaat het om, zijn er geen duidelijke
standpunten in te nemen, een Nobelprijs waardig. We bevinden er ons niet in het domein van het zichtbare, het
waarneembare, neen, we overstijgen hier de wereld van Michel Onfray, die het
metafysische verwerpt, verbiedt zelfs.
Prigogine is een man die vertrekt van een potentieel Universum - un pré-univers dat hij le vide quantique noemt - waaruit, probablement, zegt hij, hij is
voorzichtig wat ik niet ben, ons Universum is ontstaan[1].
Nu, hij legt dit uit als deeltjes die
er waren in potentie, die overgegaan zijn naar reële deeltjes. Wat hij niet
zegt is dat de overgang gebeurde op het moment van de Big Bang, deze inherent
zijnde aan al wat in potentie aanwezig was, maar ik veronderstel dat de
overgang enkel op dat moment kan gebeurd zijn.
Men zou dan kunnen denken aan een
Aanwezigheid die de overgang van het ene naar het andere in de hand heeft
gehouden, heeft bewerkstelligd. In elk geval echter, blijkt uit de visie van Prigogine dat er een begin was vóór het
begin, a kind of blueprint van een
Universum, vóór de Big Bang, wat Fabre dOlivet meent te kunnen lezen in het
boek Genesis.
Prigogine spreekt natuurlijk niet over
wat de Big Bang veroorzaakt heeft, hij zegt wel que cest probablement ce vide quantique qui par ses fluctuations, a
créé lunivers dans lequel nous nous trouvons.
Het is ons duidelijk dat ook deze
fluctuaties, deze schommelingen deel uitmaken van die potentialiteit die er
was. We kunnen zelfs een naam geven aan deze potentiële aanwezigheid, en ik
denk dat er heel wat zijn die er een naam voor hebben, maar met een naam begint
het opsommen van de hoedanigheden ervan en begint ook het gevaar er aan
verbonden. Voor mij, om het simpel te houden, blijft het ditgene dat schuil
gaat achter de singulariteit, Big Bang.
Vergeef me als ik op een maandag met
dergelijk gewichtige dingen te voorschijn kom. Weet echter dat ik deze schreef
de zondagmorgen er voor, vóór het licht opkwam, in het nomans gebied tussen
licht en donker en dat mijn woorden het eigene aan dit gebied in zich dragen.
Zeggen we dat het in feite, een spel
is, woorden in te zamelen die op elkaar zijn afgestemd en een vaag beeld
brengen dat overeenstemt met het beeld van die aanwezigheid die op geen
enkele zuiver afgelijnde wijze kan voorop gesteld worden.
Ik ben vertrokken met de glijbaan uit
mijn jeugd, de sleerbaan waar een
vriend me aan herinnerde. Een woord dat is blijven hangen, Vermeersch heeft er
zich op geënt, Onfray en Prigogine, drie speerpunten. Ik heb getracht er een
geheel van te maken omdat ik een blog had te schrijven en omdat ik niet weet
hoe mijn dag er verder zal uitzien en welke andere mogelijkheden ik hebben zal.
Ik denk echter dat ik op iets totaal
nieuw ben uitgekomen, namelijk - en je zult het me moeten vergeven - op de
Aanwezige Aanwezigheid achter de Big Bang.
Om eerlijk te zijn, ik had er voorheen
nog niet aan gedacht.
[1] Et, pour
moi, la transition entre le pré-univers et lunivers est avant tout un problème
de passage du vide qui contient des partcules en puissance à des particules
réelles. Ilya Prigogine: De lêtre au devenir', Edition Alice, Liège, 2000, p.
43
28-01-2019, 06:47 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-01-2019 |
Vertrekkende van Prigogine. |
Ilya Prigogine, Nobelprijs Scheikunde,
waagde het, in zijn tijd te schrijven[1]:
La
période de temps qui nous sépare du big bang est dune brièveté surprenante.
Lexprimer en années signifie que nous prenons pour horloge la rotation de la
terre autour du soleil. Tourner quinze milliards de fois est assez peu de chose
si lon se souvient que dans latome dhydrogène, lélectron tourne pour ainsi
dire à peu près dix mille milliards de fois par seconde.
De exactheid van de getallen heeft
hier weinig belang maar, waar ik toe komen wil: Etienne Vermeersch moet dit ook
gelezen hebben en heeft hij het niet gelezen hij moet toch geweten hebben dat
de elektron in een atoom waterstof zich met een enorme snelheid slingert omheen
de kern en ook, alle proporties in acht genomen, op grote afstand ervan, maar
heeft hij er ooit over nagedacht, hij, zoals hij zelf beweerde, als atheïst,
dat hier iets aan het gebeuren was dat we ons onmogelijk konden voorstellen,
dat dit, zoals de titel van het boek van Prigogine, het einde betekende van
alle zekerheden; dat we ons aldus evenmin met zekerheid konden uitspreken over
het al dan niet bestaan van God, laat staan, van Iets dat boven alles uitsteeg.
Ik denk dat hij niet bezig is geweest
met elektron, proton, neutron, de wereld van de New Physics. Hij heeft, zoals
zovelen, deze wereld geïgnoreerd en zich meer dan blind gestaard op de God van de Kerk, de God van de Bijbel en al wat
ermee verband houdt, wat een uiterst gemakkelijke bedoening was en is: zeggen
dat die God niet bestaat en dus dat je atheïst bent, wat betekent een aanhanger
van het absolute Niets.
Michel Onfray schreef er een boek over.
Ik kocht het in Spanje, het is dus, vertaald in het Spaans dat ik het
(getracht) heb te lezen: Tratado de
ateología[2].
Hij noemt zijn boek wel Física de la Metafísica, maar hij heeft zich in zijn
traktaat nooit ingelaten noch met Prigogine, noch met de New Physics. In zijn
werk komen deze begrippen niet voor. Ik denk dat hij hierin zelfs de New Physics
niet heeft vernoemd. Hij is, zoals Vermeersch, blijven hangen rond al wat de God
van de Kerk en Bijbel betrof maar hij heeft niet verder gekeken en op die basis
was het gemakkelijk, vastgeketend aan een humane God, om te zeggen dat die niet
bestond en te schrijven over het atheïsme.
Het is nochtans pas met de big bang en
de meer dan ingewikkelde, onnavolgbare structuur van het atoom, in het
achterhoofd, dat over het bestaan van een God - een Iets dat alles overtreft -
gesproken kan worden.
Het is het bestaan van deze twee
elementen, maar er zijn er oneindig meer, dat ons toelaat te dromen over het
bestaan van een soort Ego van het Universum, waarbij Spinoza ons voor is
gegaan. Spreken over het atheïst zijn is hierbij een hol woord. En het is
precies dit droomgebied dat Onfray ons wil ontnemen als hij schrijft : la inteligencia, atea a priori, impide
(verbiedt) el pensamiento màgico.
Dit vind ik een verschrikkelijk
standpunt. Je my oppose de toutes mes
forces.
[1] Ilya Prigogine: La fin des certitudes, Editions
Odile Jacob, 1996, p.202
[2] Michel Onfray: Tratado de ateologia, Anagrama,
Barcelona, 2006
27-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-01-2019 |
De strijder, Etienne Vermeersch |
Het is je een kwelling als je slapen
gaat en je niet weet waarover je bij het opstaan schrijven zal, en het gebeurt
nu regelmatig meer dan vroeger. Hoe verdedig ik me, hoe haal ik uit het niets
van de morgenstond wat ik nodig heb. Ik sta wel niet aan de klaagmuur, ik denk
dat dit eigen is aan allen die het wagen op een of andere wijze creatief te
zijn. Dus, zoek het maar uit als je jezelf niet ontgoochelen wilt, want niet
slagen komt neer op een zekere vorm van teleurstelling die je ten allen prijze
vermijden wilt.
Om er iets aan te doen neemt je, als
je naar bed gaat, altijd een boek bij jou. Gisteren had je een biografie over
Henri Michaux,[1]
poète de lexpérience intérieure,
las je, Nul, mieux que lui, par
lécriture ou par la peinture na su explorer ces espaces du dedans.
Het inspireerde je gisteren - de dag
ervoor was het een vriend - om je blog te schrijven, in feite heb je niet veel
nodig, want jij ook volgt, zeer gematigd evenwel, de voetsporen van Henri
Michaux; jij ook bent geneigd meer aandacht te schenken aan wat binnenin de
dingen te ontwaren is dan wat er, van buiten uit, te zien is. Je bent aldus,
niet alleen een beetje Michaux maar ook een beetje Etienne Vermeersch die in
alle stilte op 18 januari van ons is heengegaan.
Zeggen we over Vermeersch dat het een
enorm verlies is voor het landschap van de filosofie in dit land. Zo voel ik
het toch aan. Ook De Morgen die wijdt er vier volle paginas aan. Onlangs had
ik het over het afsterven van de arabist Urbain Vermeulen, een man die de
uitersten van de Islam kende en het agressieve en westers-vreemd erin openlijk
veroordeelde. Vermeersch was even baanbrekend en toonaangevend als het ging
over het leven en het einde ervan. Ik heb hem echter gekend, meer als een
afvallige christen en al wat
hier mee verband hield, dan als een bouwer van nieuwe theorieën over God en
eeuwigheid. Ik heb hem gekend als iemand die elk dogma verwierp en er op
hameren bleef, dan als iemand die, zoals Teilhard de Chardin de dogmas zag als
een archeologisch aspect van een bericht zijn naar God die voor hem ook het
beeld van Spinozas God moet geweest zijn, maar wat hij niet openlijk heeft
willen zeggen omwille, misschien wel,
van zijn verknochtheid aan de figuur van Jezus.
Teilhard kwam, vertrekkende van het
negeren van het dogmatische tot totaal nieuwe begrippen die zich situeerden in
het domein van de metafysica; Vermeersch beet zich stuk op wat al lang geweten
en voorbij gestreefd was. Er zijn er nog heel wat die dit niet laten kunnen,
het thema wordt keer op keer hernomen. Ergens heb ik ooit geschreven dat Hugo
Claus een totaal andere schrijver zou geweest zijn indien hij niet halsstarrig
de Kerk had gezien als de mis-leidende macht. Hij ook is blijven hangen in
het voorbije in plaats van het voorbije te laten voor wat het was en vooruit te
kijken naar wat er anders nog mogelijk was.
Ik ontneem Vermeersch helemaal niets,
integendeel ik heb altijd met aandacht en met bewondering gekeken en geluisterd
naar zijn optredens die uiteindelijk heel wat hebben teweeggebracht op het
belangrijk gebied van euthanasie. Hij was een filosoof maar geen
vooruit-denker, in elk geval ik ken hem niet als dusdanig.
Hij was een strijder, een man van de
westerse beschaving, die met een zorgzaam oog keek naar de infiltratie van de
Islam in West-Europa; een infiltratie, die, in hun verzet tegen rechts, door de
linkse groeperingen oogluikend geduld werd en wordt. Het is vooral als
voorvechter voor wat er rest van de westerse beschaving dat we hem missen
zullen, zoals we trouwens ook Urbain Vermeulen missen.
[1] René
Bertelé: Henri Michaux, Poètes daujourdhui. Seghers, 1973.
26-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-01-2019 |
Wat voorbij is. |
Waarover schrijf je als het land onder de
sneeuw ligt en de morgen, om een of andere reden, je welgevallig is, voorspoedig
schijnt voor wat van je dag zal zijn: een vriend die je halen komt met zijn vier
maal vier, je tocht door de besneeuwde velden onder hoge luchten, hij je brengen
zal tot de vijver en je zien zult - al weet je verbeelden het al - hoe hij er
bij zal liggen, beschermd en van een roerloosheid die verbaast, de roerloosheid
gestold op een doek van Bruegel, of op een schilderij dat je in je gedachten
hebt van een vriend.
In feite, hoef je er niet heen te
rijden, je weet het, je ziet het met de ogen van je verbeelden; van uit de
ruimte binnen in jou beloert je de sneeuw, smaakt je ze, voelt je ze. Het is
meer dan als je er al zou zijn, want je bent er nu al, in de verwachting er te
zijn, er te wandelen, het geluid van je stappen in de sneeuw, de lucht te
voelen en te ademen.
Zo ben je ook ineens op vele andere plaatsen,
ben je boven op de Bieshorn, in de sneeuw op een hoogte van meer dan
vierduizend meter, rillend, bevroren bijna, terwijl je hier losjes over de sneeuw kunt wandelen, meer dan
ontspannen, met een straal van geluk als het grijze oosten een zilveren helderheid
wordt.
Straks zal je er staan, zal de zon er zijn, zal je neerzitten op het
terras, goed ingeduffeld, is er in je gelaat en leden de deugddoende warmte van
de zonnestralen, zoals het vorige week was toen je er zat; zal je vergeten wie je
bent, met een boek voor jou op de tafel, na de sneeuw te hebben weg gekeerd,
maar lezen zal je niet, het boek voor jou is je voldoende. Wel kijken hoe effen
wit nu het water van de vijver is bedekt, jij erop lopen kunt, misschien; peinzend hoe
het vroeger kon en hoe het nimmer meer zijn zal.
Want dit weet je met zekerheid, de
enige zekerheid die je nog houdt: wat voorbij is, is voorbij en voorbij is een
vreselijk woord, soms, een woord dat niets ontziet, een woord dat van het nog komende is, dat ook voorbij zal gaan.
Dit alles is van het momentum vóór het
moment dat van de vijver is als je er aankomt, als je uitstapt, en je de
helderheid van de luchten smaakt op je droge lippen. Je wandelt dan samen omheen de vijver. Op
het verste punt ligt een reiger, de hals, de lange, schichtige poten
uitgestrekt, de ogen open. We halen hem van het ijs, het is te koud om daar te
blijven liggen. Op de plaats waar hij lag is een deel van de sneeuw weg
gesmolten, lang kan hij er niet gelegen hebben. Wat is er met hem gebeurd, wat doen we met het dode lichaam?
De dood heeft ons een ogenblik betoverd. We zijn
binnengegaan in de 'kabuze' - zo noemt de eigenaar, Johan, de oude keet die er
staat - en hebben de kachel aangestoken. Ineens was er zon en zat je buiten op het terras, echter niet lang genoeg om een boek te openen. Je had nochtans Michael Strogoff meegenomen, vraag niet waarom, maar het had ook iets te maken met de dingen die voorbij zijn: de
tijd van jou en Jules Verne.
25-01-2019, 07:35 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-01-2019 |
De sneeuw en de 'sleerbaan'. |
Beelden uit het diepste van mijn jeugd
die een vriend oproept in de mail die hij me stuurt: kijken hoe de sneeuw zich
kleeft aan de takken van de bomen in de tuin, hoe ze zich uitstrekt over de
velden en de bossen, de straten en de huizen, een wit laken van tederheid erover
gelegd en wij de sneeuw en de witheid ademend, even rustig als het land als we
zijn.
We hebben echter geen sneeuwman meer
gemaakt. We hebben de sneeuw niet gevoeld in onze vingertoppen, bijtend in onze
neus en oren. We hebben geen aanloop meer genomen om ons af te zetten op de
glijbaan - gaan sleren op de sleerbaan - om het verst uit te komen. We
hebben er wel aan gedacht, ons wel herinnerd hoe het was, op lange namiddagen
na de school, ongevoelig voor de koude, tot blauw de avond viel, de stemmen o
zo helder en klaar in de vrieslucht. Ik de stemmen nog hoor, nu.
Of ook nog wat we ons herinneren: we
waren in het bos, in de grote geheimenis
van de bomen en het sneeuwde, en we het vallen hoorden van de vlokken, rijzend
uit het niets van de hemel boven de kruinen, en als we ons stil hielden er
niets anders was dan het zacht gereuzel van de vlokken tussen de takken, alsof
ze fezelden met wat van het zwijgend leven van de bomen was en van de wind die
er niet was, alsof ook wij er niet waren, maar hen hoorden omdat we ook boom maar
waren.
Of ook nog wat we ons herinneren, en
dan niet de geluiden van de stemmen in de valavond, en dan niet het gereuzel
van de sneeuw tussen de takken, wel, tintelend van de kou, de klompen afgezet
op de mat aan de deur en op kousenvoeten, het binnenkomen in de huiskamer, de
warmte die ons bedwelmde en te gaan neerzitten bij de Leuvense stoof, onder het
lamplicht. Soms, of bijna altijd, met een boek op de schoot: Jeugd van Ernest
Claes, of zijn Wannes Raps, of Eeuwig zingende Bossen van Gullbranssen, of:
och er waren er heel wat in die dagen.
Je
verliest dit niet, je vergeet dit niet, het zit je in het bloed, komende
uit de kilte van de sneeuwavonden en het binnenkomen in de huiskamer, je zit er
met je kousenvoeten op de rand van de Leuvense stoof, bij moeder, bij vader,
bij je broers en je leest of tracht te lezen, of een andere bezigheid: je
vertelt wat je zag of wat je hoorde, over het gefezel van de bomen, over wat je
las van Wannes Raps.
De avonden, destijds, waren lang in de
winter.
Hoe ver dit alles niet ligt in de
tijd, die toen nog tijd was en, ons bezig zijn met wat de tijd was, of het
verlopen van de uren na het avondmaal; het slapen gaan in de onverwarmde kamer onder
de pannen, tussen de wit als sneeuw kille lakens van het bed. De nacht een gewemel
van sterren en als je buiten keek tussen de ijsbloemen op het raam, altijd
uitzonderlijk, de witte doffe glans van de sneeuw, die alles had toegedekt, tot
de hooimijten, de graanmijten toe, de
mussen, de vinken, de merels.
De sneeuw en de nacht, de roerloosheid
van de dingen rondom jou. De knaap die je was weet het nog allemaal.
24-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-01-2019 |
De koe voor de Hindoe |
Mijn goede vriend,
Je stuurde me, vanuit het verre India
een kaart met je warmste groeten, het bewijs dat je daar in die Hindoetempel
aan mij hebt gedacht. Je had gewild dat ik daar bij jou ware geweest om die
tempel - hoe was de naam ook weer? - te betreden en met jou India te
doorkruisen, het land waar, verantwoordde je, de koe - de afbeelding op je
kaart - als heilig wordt aanzien en als dusdanig wordt vereerd: een vreemde
gedachte, komende uit een nog vreemdere traditie.
Ik was, mijn vriend, in betere tijden, voor mij als voor de stad zelve, in Amman. Ik bezocht
er toen, het was op het einde van de XXste eeuw, het archeologisch
museum. Ik stond er lang voor een gouden beeldje van Astarte, Venus, met twee
horens op haar hoofd. En onvermijdelijk stelde ik me de vraag waarom die horens
voor een godin. En verder, tijdens diezelfde reis, in een klein dorpje, een
kerk voor christenen, met op een balk boven het altaar een eeuwenoude rundskop
met horens. Ik moet erover geschreven hebben in mijn dagboek maar de
herinnering eraan is heel duidelijk gebleven. Ik vroeg aan de pater/priester
die Frans sprak, de reden waarom die kop er hing, maar hij wist het niet, die
kop was er altijd geweest zegde hij. Het was immers een heel oude kerk.
En de vraag die ik me gesteld had
verscherpte zich, want hij had nochtans een twijfelpunt, hij had in het
Exodusboek van de Bijbel, het verhaal over het gouden kalf - het stierenkalf -
dat gemaakt werd door Aäron, de broer van Mozes, en aanbeden werd door de
Israëlieten. Ook hier geldt mijn vraag. En ik neem de tekst van Exodus er bij
over wat er zich afspeelde onder de Israëlieten, terwijl Mozes aan het
onderhandelen was met God op de Sinaïberg. Ik citeer, de essentie, uit
hoofdstuk 32: 1 tot 4, uit de Willibrordus van1975:
1.Toen
Mozes maar wegbleef en niet naar beneden kwam verdrong het
volk zich om Aäron en eiste: Kom maak ons een god die voor ons uit kan gaan,
want we weten niet wat er met hem, die ons uit Egypte heeft weggeleid aan de
hand is.
2.Aäron
antwoordde hen: Laat uw vrouwen, uw zonen en uw dochters, de gouden ringen
afdoen die ze in de oren dragen en breng die hier.
3.Toen
deden allen hun gouden oorringen af en brachten die bij Aäron.
4.Deze
nam die in ontvangst en maakte er een stierenbeeld van. En toen riepen ze uit:
Israël, dit is de god die u uit Egypte heeft geleid.
Hoe lezen we dit, hoe begrijpen we dit?
Was er ergens ten tijde van hun tocht uit Egypte, ten tijde van de enorme
catastrofe die Egypte trof - de tien plagen van Egypte - een beeld, een kop met
horens te zien, wellicht in de hemelen, een beeld dat ook gezien werd in India
en op vele plaatsen in het oosten?
Ik zou je geen enkele andere reden
kunnen opgeven, noch voor het gieten van een gouden stierenkalf, noch voor het
aanbidden van de koe, noch voor een Venus met horens op haar hoofd.
Ik stuur je dit, mijn vriend, niet per
e-mail, maar per brief, geprint op zacht papier en, onder een bijzondere omslag
die ik enkel gebruik bij grote gebeurtenissen; daarenboven voorzien van de
nodige postzegels in Belgische Franken uit de vorige eeuw. Ik wil hiermede
bekrachtigen dat, wat ik geschreven heb, het gewone ver overtreft en verdient in overweging genomen
te worden.
Wat ook, mijn vriend, dank dat je aan
mij hebt gedacht in die Hindoe tempel. Ik, zoals je bemerken zult, heb er (goed?)
gebruik van gemaakt.
Ik groet je met warmte. Mijn
hartelijkste gevoelens voor jou vergezellen mijn woorden.
23-01-2019, 00:11 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-01-2019 |
Civilisation as a fool star |
Ik vrees dat ik in de weekend geen
lectuur ben, geen spek voor lezers bek. Nochtans, week of weekend, het kost me
dezelfde moeite, dezelfde inzet, wat betekent dat ik sedert 2010 geen vrije weekends
meer heb gekend. Vandaag pas geef ik me er rekenschap van. Zijn er columnisten
die zeven dagen op zeven een column te schrijven hebben?
Evenwel, denk ik er wel aan dat ik ook
jullie vrijheid beknot, dat ik er op uit ben om jullie zeven dagen op zeven te
strikken voor mijn blog, ook iets waar ik nog niet heb aan gedacht, er is
jullie ook geen vrijheid gelaten.
Je kunt wel wachten tot de maandag,
want mijn columns (?) zijn niet aaneengesloten, er is telkens een tijdspanne
tussen van 24 uur en mijn onderwerpen liggen meestal uiteen, het is dus
wenselijk ze te nemen, dag na dag, in plaats van op te sparen.
Al heb ik jullie geen raad te geven in
niets, ik kan enkel zeggen wat ik er van denk of niet denk - het komt op
hetzelfde neer - al schijnt het anders.
Het voorval met de maan hield me
gisteren bezig voor een tijd, galmt nog na vandaag, omdat het een gebeuren was
dat van de hemel is en niet van de mens. Voor eenmaal is hij er niet bij
betrokken, hij kan enkel toezien en verrast zijn dat het gebeuren kan dat zon,
aarde en maan, drie hemellichamen, op een zelfde rechte lijn aan de hemel
staan, of zou die lijn helemaal niet
recht zijn, maar gebogen zoals Einstein wist van andere lijnen.
Waar we wel inslagen is, met ons allen,
het Eco-evenwicht van de aarde te storen. Vandaag, liggen deze - behalve bij de
jeugd - schijnbaar nog ver van ons bed, maar niet van de mens op Groenland,
zoals de onverzorgd gebaarde Tom Waas ons aantoonde met zijn beelden (VRT op
zondagavond). Een spektakel, vreemd voor onze ogen dat hij ons bracht, maar o
zo sprekend voor de Inuit mens, die er, en meer nog zijn kinderen, met beide
voeten in staan. Kan het dat deze storing in de natuur, verder reiken zou, en ooit
gevolgen zou hebben voor het op een lijn liggen van zon, aarde en maan? Pas als
het helemaal te laat zal zijn, dan misschien zou er met alle middelen
ingegrepen worden.
Ondertussen schrijf ik over de
beweging in de geest van de mens en wat hij aanziet als kunst. Hier ook schijnt
het Eco systeem in de war, maar
beschaving, civilisation is a fooler star than love or life. We weten maar hoe
het ermee gesteld is als de kerken, de kathedralen leeg lopen en de moskeeën
zich blijven vullen.
22-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-01-2019 |
Afgesloten van de reële wereld. |
Wat weet ik over de diverse
kunsten-stromingen in dit land, in de wereld? Wat over de kunst die de
Hallepoort-tunnel in Brussel opfleurt: abstracte beelden in zwart-wit op de
wanden aangebracht die met behulp van
lichtscenografie gekleurd worden. Wat over Nick Ervinck, de beeldende
kunstenaar, die met een tekening de drie buitenruimtes in het kunstencentrum, Nona,
Mechelen, met elkaar verbindt. Het deel dat thans aan Nona werd toegevoegd is
gevestigd in een voormalige drukkerij en in bepaalde ruimtes ervan wordt ernaar
gerefereerd, wat een authentieke feel
geeft. Aldus Filip Tielens in de Standaard van 18 januari.
Ik lees erover, maar wat weet ik meer
als ik dit niet met mijn eigen ogen aanschouwen kan. Ik verplaats me niet meer,
de reële wereld blijft gesloten.
En wat weet ik over J.R., de jonge
Franse artist van 35, de ogen van de wereld noemt men hem, met zijn geëngageerde
foto- en filmprojecten en zijn fameus werk in de Parijse rand: het fotografische fresco Les chroniques de Clichy-Montfermeil, een grote collage - een
andere dan deze van eergisteren - die 750 inwoners toont uit de banlieues. Ik
lees hierover, ik zie een foto ervan. J.R. specialiseert zich in het maken van
fotocollages en het kleven ervan op de muren van Parijs. Het fresco is een van
de strafste werken op de expo in Parijs: Momentum; la mécanique de lépreuve.
Annelies De Waele weet er heel wat over eveneens in zelfde Standaard:
In
zijn fotoprojecten wil J.R. kijken, doordringen en vooral laten kijken en
reflecteren. Hij begeeft zich op plaatsen waar armoede wint of het conflict
smeult, haalt vergeten mensen voor de camera en projecteert hun blik
levensgroot. Die laat hij letterlijk de wereld afreizen.
Wat kan ik meer doen dan lezen wat er
zo mooi en duidelijk geschreven staat, en de collage, met de ineen
verstrengelde fotos van personen, zien als een uiting van de hedendaagse
stromingen in wat kunst wordt genoemd en hoog geprezen wordt. In elk geval
zoals erover geschreven staat en zoals het wordt opgevoerd, valt er niet aan te
twijfelen.
Ik weet dus, en ik zou het al lang
moeten geweten hebben als een te aanvaarden stellingname, dat de wereld van de
kunst, zich in een richting beweegt, die een ingreep betekent op wat vroeger
was, die niet meer hoeft door te dringen tot in de diepste wortels van wat voorheen
als kunst bestond: de mens in zijn zoektocht naar het schone, het verhevene.
Nu zijn de oude gewaden afgelegd, de
mens als kunstenaar, kijkt naar zijn omgeving, naar zijn woekerende wereld, en
haalt hieruit zijn inspiratie, wat ook die inspiratie moge zijn. Hij heeft het
fijn besnaarde van de natuur, de frappante schoonheid en orde erin, de
sprekende energie erin, vergeten of, opzij geschoven, wat minder erg is, ware
het niet dat het vakmanschap van de kunstenaar niet meer aan bod komt, in feite
blijkbaar overbodig is.
Ik kijk toe van op afstand. Het zijn
maar de uiterste grenzen ervan die ik betasten kan, die ik aanvaarden kan. Ik
weet het, de fout ligt bij mij, ik heb niet meer de kracht mijn visie over
kunst aan te passen en te vernieuwen; ik blijf achterwege bij het oude, het
voorbijgestreefde, ik ben niet van de tijd van nu en zal het niet meer worden.
Collages van uitgekozen, zelf geknipte
kleurvlakken kan ik aanvaarden, met collages van fotos heb ik moeite. Echter,
wie denk ik wel te zijn, geborgen als ik ben in mijn schelp.
*
Uitzonderlijke toemaat:
Deze morgen, volop in de realiteit: de maan, diep in het westen, wijnrood in de schaduw van de aarde. We waren er getuige van.
21-01-2019, 06:24 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-01-2019 |
'Life is a fool star' |
Ik zit in mijn boeken, ik zit in
mijn geschriften, ik leef in een
onwezenlijke wereld. Ik heb weinig te doen met wat er gebeurt rondom mij. De
luchten blijven gesloten, het licht is van een toonloosheid, ik adem wel maar
daar blijft het bij. Zelden ben ik zo neerslachtig geweest als vandaag. Hoe het
komt weet ik niet - of weet ik wel - het is een gevoel dat zich al een tijd aan
het vormen is en dat me nu overvalt en de bovenhand krijgt.
Er zijn nog van die dagen geweest, ik
vind die terug als ik ga wandelen in wat ik vroeger schreef. Vandaag ligt het
allemaal dieper, schijnt er iet geblokkeerd..
Wat ik achterlaat is een beeld van een
gevecht met mezelf, een soort aderlating van wat er omgaat in mij en terug te
brengen is tot niets, tot een leegte, een grote armoede: où sont les neiges dantan? Waar mijn vreugdes, waar mijn
openbloeien, waar mijn dagen in de bergen, waar mijn dagen aan zee, waar is dit
alles gebleven?
En dan waarover schrijf ik nog, welke
collage is er nog die me wakker houden kan nu ik aan het inslapen ben, nu ik
aarzel om verder te gaan, te spreken, te schrijven, te bewegen?
Ik ben zoals elke morgen vroeg
opgestaan, vandaag te vroeg. Ik voel dat ik beter had gewacht tot het oosten -
het zuidoosten - kleurde. Ik voelde dat er enkel die dofheid was waaruit niets
te halen was, maar alles te verliezen. Ook mezelf te verliezen, het ergste wat
er zijn kan.
Er is een licht gefluit in mijn oor,
moeder zegde me dat het iemand was die aan jou dacht. Het kan dat er zijn die
wakker worden/liggen en denken aan wat ik zou kunnen geschreven hebben op een
plaats in de ether, een toch wel wondere plaats die je zo maar kunt gaan halen,
of laten waar ze is. Er zijn zovele plaatsen waar je de dag van vandaag heen
kunt gaan als je maar zoekt. Rijkere, weelderige dan die van mij, een plaats
die je zo maar, zonder meer, kunt laten, zo veelzeggend is ze niet en of ze nog
veelzeggend worden zal weet ik niet als ik voel hoe het thans met mij is
gesteld.
Lees me en vergeet me: life is a fool star, een variatie op wat
een Amerikaans dichter schreef. Hij zal het ook geweten hebben, hij zal zich
gevoeld hebben zoals ik me voel. Ik heb er niets meer aan toe te voegen.
Het is Carl Sandberg die dit schreef
maar wellicht in een andere context:
You
and a ring of stars
May
mention my name
And
then forget me,
Love
is a fool star.
20-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-01-2019 |
Collage 2019 |
Ik
schuif binnen in de tijd, in de maand, in het jaar, en de tijd schuift binnen
in mij. In alle delen van mijn lichaam is hij op een of andere wijze aanwezig.
Hij is zelfs begonnen binnen te dringen in mijn geest, wat erger is en
moeilijker te bestrijden als ik tevergeefs ga zoeken naar een naam, zoals deze
van gisteren, Michel Onfray.
Om
verrassingen te voorkomen, stop ik niet als mijn blog geschreven staat, weet ik
dat dit maar een tijdelijke verlossing is en dat ik beter doorschrijf als de
flow er is van de woorden die aanrollen zoals de golven op het strand.
Hemmingway,
wachtte ermee tot de volgende dag, zo wist hij hoe te beginnen. Ik riskeer het
niet, ik ga onmiddellijk verder, zelfs al wordt het bloggen-schrijven op deze
wijze, een werk ohne Ende.
Ik
moet ook, en dit weet ik al heel lang, elk voorval gebruiken om te komen tot mijn,
bij benadering, 500 words a day. Zo
vond ik in mijn bus een kaart, zoals er zovele worden geschreven en verstuurd
rond de jaarwisseling, een eenvoudige collage, à la Anne Bonnet, niet meer dan
enkele vlakken kleur, en dan nog kleuren, heel sober gehouden, en dan nog
vlakken eerder onhandig gesneden dan met overleg rechtlijnig geknipt. Een werk
dat, zo gewild, even goed van een volwassene kon geweest zijn, maar bleek te
zijn van een kind nog, George Geers, maar dan, zeer kunstzinnig, en daar gaat
het om, ingekleed door de moeder en ingeleid met de woorden:
Always believe in
your soul
Youve got the power
to know
Youre indestructible
Always believe in,
that you are
Gold (gold)
Of
wat een moeder zegt tot haar zoon die Gouden is - die meer is dan goud is. Wat
heeft een mens, kunstenaar in de ziel, die
weet als dusdanig onverwoestbaar te zijn, meer nodig, om op te stijgen uit de massa
en met het uitbrengen van een o zo simpele collage, haar liefde voor haar zoon - inbegrepen voor haar
twee andere kinderen - uit te tekenen, uit te beelden, uit te roepen, te
verwoorden met letters die gouden zijn.
Het
is maar een witte kaart met een simpele
kindercollage, maar het is een immens iets dat me overvalt.
De
kaart, nu naast mij spreekt. Zegt me que
les petites choses nont lair de rien mais elles donnent la paix[1]. Ze zal er nog een
tijdje blijven liggen als kunstwerk dat normaliter zou moeten ingekaderd worden
en opgehangen in de beste plaats om ons te herinneren dat kunst een werk is van
de ziel en dat de ziel van een kind ons meer kan vertellen dan wat is van de
kunst van een volwassene.
De
moeder, Leen Persoons beklemtoonde dit op een sprekende wijze, een
vingerwijzing, zeker voor mij.
[1] Le curé
de Crécy in Le Journal dun Curé de Campagne van George Bernanos
19-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-01-2019 |
Medicijn voor de geest. |
Schrijft John Vervoort: Lezen is
voedsel voor de ziel, het medicijn voor de geest, en boeken zijn de
eeuwige vrienden van de mens. En, of ik dit beaam?
Als ik mijn Don-epos in het rek
schuif tussen de andere boeken, weet ik dat het een vriend is die ik er plaats,
dat het iemand is, meer dan dat het iets is. Dit geldt voor alle boeken die
er staan, ik weet het maar als ik er een ga zoeken die ik niet terugvind,
hoewel ik hem zeker niet heb uitgeleend en dat hij er dus ergens zijn moet. Maar
ik kan hem niet roepen, kan er niet op fluiten, en ik mis hem, zoals ik een
vriend mis die nu al een jaar is heengegaan.
Ik denk de rug van het boek te kennen
en het is die rug die ik zoek bij het overlopen van de rijen boeken, mijn ogen
gaan van boek tot boek. Maar tevergeefs,
ik moet er over kijken en ook, hoe meer ik er naar zoek hoe meer ik weet dat ik
het mis al is het maar een boek dat ik lezen wil, dat ik nu in de hand wil
houden.
Voor mij is het heel duidelijk, boeken
zijn, eens gelezen, vrienden geworden. Zelfs deze die referentiepunten geworden
zijn waarmede ik niet akkoord ga, met Monod bijvoorbeeld dat de mens een louter
toeval zou zijn, met Onfray, dat we het best onze dromen, onder meer over God, zouden
achterlaten, en er zijn er andere, maar ook deze blijven me, in een zekere zin,
duurbaar, ook deze haal ik regelmatig in mijn gedachten, in mijn woorden terug.
Ik schreef gisteren aan een vriend dat
er in mijn leven twee schrijvers waren geweest die me diep geraakt hadden:
Velikovsky en Salibi. Ze hadden me geraakt, niet zo zeer zoals Sholokhov, op de
wijze waarop ze schreven, maar om hun visie op het verleden, die baanbrekend
was. Hun werken staan bij elkaar, ze hebben me in hun ban gehouden omwille van
de vernieuwing die ze binnenschoven in mijn kennis van wat de geschiedenis is.
Er is ook een De Telder, maar die kwam op een ogenblik dat ik me te oud voelde
om me te gaan verdiepen in zijn visie op de Bijbel als boek van de geschiedenis
van de oudheid, meer dan een boek over de geschiedenis van God, voor dit
laatste had ik weliswaar Karen Armstrong.
Het wordt me allemaal te veel.
Wat me niet te veel is, is te blijven beweren
- de bewijzen zijn er maar men wil ze niet zien - dat de Oedipus van Sophocles
gebaseerd is op feiten en niet op fictie en dus moet gelezen worden als een
deel van de Egyptische geschiedenis, deze van Akhnaton, de God vernieuwer. Maar
dit ook wordt me te veel, zoals me te veel wordt, het te hebben over God, of
over de dood of over wat er is, zou kunnen zijn, na de dood.
Zeg ik liever dat ik moe geschreven
ben en dat ik het er moeilijk mee heb, er verder mee te gaan. Toch volhard ik
nog, blijf ik de tijd van jou als lezer, gebruiken opdat ik gelezen zou worden,
een soort tiran die niet nalaten kan je aandacht op te eisen. Ik stel me dan soms
voor wat het betekenen zou als ik morgen wegval en je terecht zou komen op een
leeg blad.
Better
no Brexit than a bad Brexit, claimt men in
Groot-Brittannië. Ik denk er aan. en het is het probleem waar ik dagelijks mee
begaan ben als ik begin: dat het beter is een leeg blad te vinden dat een slechte
tekst.
Ik blijf het betrachten hieraan te
voldoen. Ik zie dat het aantal lezers stabiel blijft, het neemt niet toe, maar
ook het mindert niet. Ik wil het nog altijd zo houden, misschien is het dan
toch wat John Vervoort schreef in de Standaard - welke heeft geen belang - een
medicijn voor de geest.
Vergeef me als ik het altijd heb over
mezelf, als ik denk dat dit ook van jullie kan zijn.
18-01-2019, 07:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-01-2019 |
Gregor's einde. |
Werkend aan De Ladder van Jaap
Scholten, lag Sholokhov naast mij, waren er de vier, vijf paginas die ik nog
te lezen had, de laatste woorden die het grote epos dat zich afspeelde in de
steppen langs de Don, in het begin van de jaren 1920 - de tijd van mijn grootvader,
de tijd van de oorlogsjeugd van mijn
vader waar hij me nooit iets over vertelde - zou afsluiten.
Het secreet van een boek naast jou dat
je op het punt staat te ontdekken. En het boek wacht om het bloot te geven.
Maar je wacht nog, je wilt je eerst verlossen
van een totaal andere tekst die je heel wat moeite vergt om te weten wat je wel
en wat je niet erover gaat vertellen. Het gebeuren met Aksinia en Gregor hangt
ondertussen in de lucht, je weet dat ze, te paard, in de nacht bij maanlicht, hun
dorp verlaten hebben? Het staat te gebeuren. En na enkele uren rijden:
Not
far from a little bridge, Gregor halted. A midnoight silence wrapped the
village
He did not like riding across the bridge. He did not trust this
silence, and was afraid of it. They had just turned into a narrow lane when a
man rose from a ditch, three men behind him.
Halt,
who goes there?
De vier mannen kwamen traag naar hen
toe, een ervan stak zelfs een sigaret
op. Gregor started at the shout as though
before a blow and pulled on the rains. At once mastering himself, he cried: Friends, and sharplly turning his horse, managed to
whisper to Aksinia: Back ! Follow me.
Ze vluchten in galop, kogels vliegen
hen om de oren. Na tweehonderd meters komt Gregor ter hoogte van Aksinia en
roept haar toe zich voorover te buigen, maar ze doet het niet, ze is getroffen
door een kogel.
Some
two miles outside the village he turned sharply off the road, made towards a
ravine, dismounted and lifted Aksinia off the horse gently, laying her on the
ground
She died in his arms a little before dawn. She did not recover
consciousness.
Hij graaft met zijn sabel en zijn
handen een graf in de vochtige, zachte aarde, en dan: Gregor buried his Aksinia by the brilliant morning light. As she lay in
the grave, he folded her deathly pale, yet swartly arms across her chest, and
covered her face with a kerchief, so that the earth should not fill her
glazing, half-open eyes as they gazed immovably
at the sky. Daarna duwt hij met zijn handen de
vochtige gele aarde over het lichaam en op zijn knieën blijft hij lang zitten
bij het graf, his body swaying lightly
Now he had nothing to hurry for. Everything ,was finished.
Mickhail Sholokhov zal me niet ten kwade nemen dat ik
zijn vertaalde woorden hier heb herhaald;
Ik zie en beleef de smart van Gregor, wat Sholokhov gewenst heeft; Hij sluit
hier op een passende, glorieuze wijze zijn epos af, op de enige wijze waarop
het epos eindigen kon, door de dood.
Er volgt nog a chapter 9
In de vroege lente smelt de sneeuw, de
grassen drogen, de steppe staat in brand. De wind wakkert de vlammen aan en
de geur van brandend gras hangt over de steppe. Maar het leven herneemt op andere plaatsen: all around, the young gras is showing merrily green, innumerable
skylarks are fluttering in the azur heaven. Maar waar
de brand heeft gewoed is de aarde zwart, geen vogelnesten, alleen de verkoolde
aarde en de brandgeur erover: Like the
steppe scorched with fire, Gregors life also turned black. De onbarmhartige
dood had hem alles ontnomen.
Na de dood van Aksinia is hij
dagenlang blijven ronddolen. Daarna steekt hij de Don over en komt in het bos
terecht waar de rest van de bende opstandelingen, waar hij vroeger deel van uitmaakte,
zich ophoudt in een boshut. Hij blijft bij hen voor een tijd en beslist dan
plots, in de lente, terug te keren naar zijn dorp. Hij gooit geweer en kogels
in het water van de Don en gaat terug naar zijn woning, waar zijn zoontje Michenska aan
het spelen is, die vermoedt dat hij zijn vader moet zijn. Hij hoort dat zijn
dochtertje overleden is, maar dat zijn zuster Dunia het goed stelt;
And
now that little thing of which Gregor had dreamed of ,so many sleepless nights
had come to pass. He stood at the gate of his own house, holding his son by the
hands. Dit was alles dat het leven hem had
overgehouden, al dit gaf hem kinship
met de aarde en de ruime wereld, die er glinsterend bij lag onder de kilte van
de zon.
Sholokhov eindigt zoals hij eindigen
moest, op heel wat resterende vragen, die eigenlijk voor het epos dat nu
geleefd is, voltrokken is, vragen blijven zullen. over het epos dat van Gregor en
het Kozakkenvolk was. Voor de lezer, en dan toch voor mij, zal voor altijd de
vraag blijven hoe het leven verder lopen zal voor Gregor, een vraag die
verbonden blijft aan het boek. Het boek dat nu, gesloten op zijn vergeelde
bladen, naast mij nog ligt en dat ik straks terug ga plaatsen in zijn rek.
17-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-01-2019 |
De Ladder |
Ik voel me gelukkig en in een zekere
zin, een tikje jaloers, als iemand me vertelt dat hij op een bepaalde dag uit
een antiquariaat in Triëst dat geledigd werd van zijn boeken, een ladder heeft
meegenomen waar voorzeker James Joyce[1], een eeuw geleden, nog heeft op gestaan om een
boek te nemen.
Het verhaal van de ladder is van Jaap
Scholten, het verscheen in NRC Handelsblad op 24 december 2018 en werd overgenomen
door De Standaard op 4 januari 2019.
Het was bij het eerste bezoek van
Scholten en zijn echtgenote, Ilonka, aan de havenstad. Ze hadden geen reisplan,
Triëst was toeval. En in de morgen waren ze gewandeld naar het antiquariaat van
Umberto Saba, een Italiaans dichter en schrijver, waar Scholten over gelezen
had. Toen ze er aankwamen zagen ze dat verhuizers de boekenkasten aan het
ledigen waren, de winkel van Umberto
Saba werd gestript schrijft
Scholten, die was binnengegaan. Toen zag
ik de ladder, de ranke licht gebogen ladder om de hoogste planken te bereiken.
Hoe hij die genomen heeft, hoe hij er mee vertrokken is: ik vroeg een van de slopers of ik de ladder
kopen kon, Ik pakte een biljet van vijftig euro, hield het biljet in de lucht
en wees naar de ladder. En wat later wandelde hij met de ladder over zijn
schouder door straten van Triëst.
Ik verlaat hier even zijn toch wel
boeiend verhaal over de ladder want er loopt nog een ander verhaal, dat gaat over
de boeken die hij erfde uit de bibliotheek van Coen Stork, oud Nederlands diplomaat[2], een
overleden achteroom van hem; een verhaal gekleurd door een hoogst interessante
opsomming en korte beschrijving van de door hem meegenomen boeken, maar dat is
een andere geschiedenis. Mij is het om de ladder te doen. Scholten had die vier jaar eerder met ijzerdraad tussen de twee voorstoelen van onze
open Peugeot vastgezet en er het halve Habsburgse rijk mee doorkruist naar
Hongarije.
De boeken van Coen Stork en de ladder
- doordrenkt van Joyce (en van de andere Italiaanse schrijvers/dichters, Italo
Svevo en Umberto Saba), zijn nu in de woonst van Jaap Scholten, hij
met een gerust hart teruggetrokken, op het Hongaarse platteland waar hij werkt
aan een roman met twee honden als gezelschap.
s Nachts is er het gejank van jakhalzen, s morgens reeën in de tuin.
Ik vraag mij af waar hij de ladder
heeft geplaatst. Als ik er aan denkt dan zou ik deze, zoals een schilderij,
opgehangen hebben naast de rekken boeken. De ladder een soort relikwie zijnde, zou
aldus een waardevolle inspiratiebron zijn voor het boek dat wordende is.
De enige bronnen die ik heb zijn een
paar schilderijen en een paar tekeningen van vrienden, ze hebben niet de impact
van de grote schrijvers van deze aarde, maar ze voldoen amplement voor de dingen die ik schrijf, dan toch tot nu toe.
[1] James
Joyce woonde vanaf 1905, tien maanden op de verdieping boven het antiquariaat, toen
hij leraar was aan de Berlitz School in het huis ernaast, aldus Jaap Scholten.
[2] Coen Stork (1928-2017) was
in zijn ruim dertig jaar lange diplomatieke carrière onder andere diplomaat in
Zuid-Afrika en ambassadeur op Cuba en in Roemenië. Tijdens de opstand tegen de
Roemeense dictator Ceausescu nam hij het openlijk op voor dissidenten. (De Volkskrant-Google.)
16-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-01-2019 |
Rondom mij |
Rondom mij sterven ze, de vrienden, de
kennissen en zij die ik nooit heb gekend. Ik kijk naar hun geboortedatum. Ik
zit werkelijk in de meer dan gevaarlijke zone. Met mijn 1927 zit ik er zelfs bijna
buiten of lijkt het toch zo. Wat er ook van is, ik ga aan mijn cijfers voorbij
alsof er helemaal niets verkeerd aan was, alsof ik weg zou geraken lijk een vis
tussen de mazen van het net, al weet ik dat de mazen heel dicht bij elkaar zijn
gaan liggen.
Vandaag, vanmorgen, leef ik in de
luwte van een paar boeken die me bezighielden; heb ik nog altijd een paar
paginas die ik te lezen heb vooraleer verder te gaan, en die ik nog niet zal
lezen, alsof ik me straffen wilde, alsof ik niet weten wilde wat er te gebeuren
staat, zoals ik ook niet weten wil hoe het met mij aflopen zal, dit, zeker niet
wil weten. Alleen is er de hoop dat ik de kracht, de luciditeit en de noodzaak
om te schrijven zal behouden tot het laatste ogenblik.
Ook vandaag, vanmorgen, heb ik Max
Wildiers[1] meegenomen
naar een plaats waar ook koningen heen moeten: een dun ingebonden ietsje van
een boek met een prachtige titel: Het
verborgen leven van de cultuur, verloren tussen de andere boeken en zo
maar meegenomen. Ken je dit gevoel, dit gebaar van het nemen van een boek waar
je blik opvalt?
Wildiers schrijft dat wat ons treft
bij het studeren van de oudheid, het hun streven is naar schoonheid en harmonie
en er andere hoedanigheden kunnen aan toegevoegd: de rechtsopvatting en de
levenslust, de moed en de dapperheid van hun helden. Deze ethisch-esthetische traditie waarvan de zin tot schoonheid, het
duidelijkst tot uiting komt, heeft geleid tot het tot stand komen van de polyfonische
muziek - de muziek van planeten en sterren - en later, tot de bouw van de
eerste gotische kathedralen waarin, zo lees ik bij Wildiers: de geest der middeleeuwen het best tot
uiting komt als synthese van alle kunsten en symbolische uitdrukking van het
christelijk levensgevoel.
Ik ben een, volgens mij, belangrijke
stap verder gegaan. Er was meer aan de hand dan het christelijk levensgevoel. De
verknochtheid ermee kreeg een nieuwe impuls: het kosmisch gebeuren: de
meesterbouwer die zich ingeschakeld wist in het fenomenale van de kosmos en
zijn kathedraal er wilde op afstemmen. De
eerste gotische kathedralen waren dan ook kosmisch-religieuze
bouwwerken, als Notre Dame van Chartres,
afgesteld op de geheime krachten van de natuur en de immense orde in de kosmos.
Dit kosmische gevoel is later weg geëbd, en de kathedralen gebouwd in de XIVde,
XVde eeuw kenden niet meer die kosmische geladenheid, behoudens misschien, veel
later, de Sagrada Familia van Gaudi.
Deze kosmiciteit was eigen aan de
middeleeuwen. De eeuwen erna gebeurde de aftakeling en kwamen we - dit is waar
we ons thans bevinden - de wereld binnen van de volstrekte eenzijdigheid en ik
citeer hierover Wildiers p. 46:
Waar
het hier om gaat, en uitsluitend om gaat, is efficiëntie, organisatie en macht.
Het technologische project is gewild eenzijdig en laat de mens, het humane, de
hele rijke gevoelswereld buiten beschouwing. Alles wat wij cultuur noemen, in
de bevoorrechte betekenis van het woord, schijnt hier onbestaande. Voor de
dichter en de musicus is hier geen plaats en evenmin voor de metafysicus. Het
kenmerk van de technologische wereld is haar geestelijke armoede, haar
ontologische leegte, haar louter materiële instelling.
En Wildiers vraagt zich af, en terecht,
of we bij machte zijn meester te blijven
over de geesten die we hebben opgeroepen?
We zijn nu een generatie verder. Het
is duidelijk, de krachten die inbeuken op deze blinde vervreemding zijn er
niet. De metafysische gedachte die zo broodnodig is, werd niet her-opgewekt,
zeker niet door het laatste boek van Houellebecq, hij die er iets had kunnen
aan verhelpen. We dalen verder af naar het diepste dal, naar voor Dante, het
centrale punt van de aarde.
,
[1] Max
Wildiers: Het verborgen leven van de
cultuur, Davidsfonds en Kredietbank, 1988.
15-01-2019, 06:54 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-01-2019 |
Na Salibi, Sholokhov |
Mikhail
Sholokhov, Nobelprijswinnaar 1965, is een groot en gevoelig schrijver, is een
groot schilder met woorden als het de natuur en de mens betreft. Zijn boek, waar ik het een paar dagen geleden over had,
The Don Flows Home to the Sea is
een donker, maar machtig epos over een bewogen
fase in het leven van het Russische volk, in het bijzonder het leven van een
Kozakkenfamilie in een klein dorpje aan de Don, met als hoofdpersoon, Gregor
Antelevitch, die opstond tegen het Sovjetregime van de eerste jaren, daarna
overliep en om de gevangenis te ontlopen, zich genoodzaakt zag eens te meer de
zijde te kiezen van de opstandelingen.
Ik
had het boek jaren geleden gelezen, had het nu teruggenomen, hoe of waarom weet
ik niet, maar er was een ogenblik dat ik het in mijn handen hield en ik ben
beginnen lezen, ongeveer van bladzijde 500 af naar het einde toe. Ik heb nu, na
300 paginas er nog vier te lezen en ik
wacht met een zekere spanning op het einde, dat ik houden wil voor de volgende
dag.
Morgen
ken ik het einde dat ik me niet meer zo goed herinner, al vermoed ik al hoe dit
einde zal zijn. Wellicht zoals in For
whom the Bell tolls, met de dood van Roberto, de hoofdpersoon. Hier, wellicht
met de dood van Gregor en/of Aksinia, zijn geliefde, met wie hij nu, opgejaagd
als hij is door de Sovjet autoriteiten, op de vlucht is hopende aldus
definitief zijn geboortestreek te kunnen verlaten.
Ik
weet nu terug wat het is een goede roman te lezen/te schrijven, een roman die
alles inhoudt, zelfs een gesprek over de God, die overal en in alle gesprekken regelmatig
aanwezig is - zoals het ook bij ons was in de jaren, nu ook een eeuw geleden.
Ik
had de wil te stoppen met lezen, hoewel het einde nabij was, de moed een dag te
wachten om verder te gaan, nieuwsgierig maar ook met een zekere gelatenheid om
wat ik vernemen ga dat voorzeker eerder dramatisch zijn zal dan geruststellend,
want ik voel dat het boek niet anders eindigen kan dan op een drama en zeker
niet met: en ze leefden nog lang en gelukkig.
Het
verhaal over de dagen van Gregor van de laatste 300 paginas hangt in mij, het
vergezelt me. Ik weet wat hij besliste, ik ken zijn voorbereidingen om te
vluchten met Aksinia. Hij is zo-even ongezien via het venster binnengekomen bij
haar, heeft haar verrast omdat ze hem niet meer verwachtte, hij was al zo lang
weg van haar. Er is nog het afscheid nemen van zijn slapende zoon - zijn
dochtertje is ondertussen overleden - die hij achterlaat bij zijn zuster Dunia.
Ik
weet dit allemaal en nu, zoals bij de films of programmas van VTM, houd ik een
lange pagina publiciteit. Ik wacht gewild tot morgen als de stemming van het schrijven
en het herschrijven over Salibi zal weg zijn omdat ik ook weet dat wat ik over
hem schreef enerzijds te veel en anderzijds te weinig was.
Zo
is het evenwicht tussen wat en wat niet, ook nu bij Sholokhov en bij mij
aanwezig. Houd ik de spanning nog voor een tijdje om te weten hoe Sholokhov
zijn epos eindigen zal. Ik weet wat het is een manuscript te eindigen, het zal
wel voor hem ook een vraag en een afmeten geweest zijn.,
14-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-01-2019 |
Kamal Salibi |
Wat
ben ik als ik geen beroep kan doen op mijn boeken, hoe kom ik te voorschijn,
hoe gedraag ik me?
I have to
reconsider what I have said and written about Kamal Sulieman Salibi, (1929-2011)
- salibi betekent kruisvaarder, het eerste wat de Arabist Urbain Vermeulen
erover kwijt wou. Nu, ik ben niet over een dag ijs gegaan. Ik heb Salibis
eerste boek La Bible est née en Arabie
gelezen, heb zelfs een jaar Arabisch gestudeerd om me vertrouwd te maken met de
eigenschappen van de taal en het geschrift; heb heel wat gecorrespondeerd met
hem, eerst per brief, hij verbleef toen in Beiroet als hoofd van de Amerikaanse
Universiteit. Na zijn verhuis (zijn vlucht) naar Amman in Jordanië gebeurde het
per e-mail. Omdat ik hem Immanuel Vellikovsky wou leren kennen stuurde ik hem
dezes Ages in Chaos, waarvoor hij
me wel bedankte maar dat hij, naar ik vermoed, nimmer gelezen heeft. Hij was
ten stelligste overtuigd van zijn theorie als zou het land van Abraham, van
Mozes, van Joshua zich bevonden hebben in het zuidwesten van Mekka, in de
streek die nu Asir heet. Hij aanvaardde wel het feit dat na hun terugkeer uit
ballingschap in Babylonië, heel wat Israëlieten blijven hangen zijn in
Jerusalem, la Nouvelle Sion, maar
oorspronkelijk kwamen ze uit de Asirregio.
De
twee andere werken van Salibi - hij schreef ook heel wat over Jezus - die ik gisteren vermeld heb, heb ik slechts
doorbladerd. Want het is moeilijk hem te volgen zonder een voldoende kennis van
het Arabisch en zeker zonder te beschikken over een gedetailleerde authentieke
(oude) kaart van de regios in Saudi Arabië die door hem werden bezocht en
beschreven staan.
Meer
dan opvallend is de door hem, in Saudi Arabië geïdentificeerde plaats van de
grotten van Makfella en het bestaan van een Kyriat Arba, waar volgens de Bijbel, Sarah en
Abraham, Jacob en Israël begraven werden. Plaatsen die hij bezocht en waarvan
de naam nog altijd dezelfde is in het Arabisch.
Ik
had met hem ook een lange e-mail correspondentie, niet over zijn boek, maar wel
over de Farao Shishak van de Bijbel[1]. Voor
hem was dit de Farao Sheshonk (-Xde eeuw) die leefde in de tijd van Rehoboam, de
opvolger van Koning Salomon. De discussie die ik had met hem ging precies over
de identificatie van die Shishak. Ik volgde hierbij de stelling van Velikovsky en
van Robert De Telder die beweerden dat hij Ahmenhotep III was, de opvolger van
koningin Hathsepsut - omdat ik graag van hem had gehoord dat op de lijst van de
overwonnen steden op de muren van zijn tempel, ook de buit gemaakte voorwerpen
voorkwamen - maar hij weigerde deze Shishak te zien als Ahmenhotep III. Er
waren voor hem twee verschillende veldtochten van twee verschillende faraos geweest
deze van Ahmenhotep in de -XVde eeuw en deze van Sheshonk in de -Xde eeuw.
Die
e-mail-discussie - de gegevens ervan zijn spijtig genoeg niet bewaard - die
lang aansleepte situeerde zich tot zijn
plots afsterven op 1 september 2011. Misschien zijn hierover nog overblijfselen
te vinden in mijn blogs van 2010 of 2011. Want ik denk er in mijn blogs van die
jaren over geschreven te hebben.
Moraliteit
van dit alles: heeft Salibi gelijk en speelde het Oude Testament zich
grotendeels af in Saudi Arabië in en omheen de streek te zuiden van Mekka, of
zijn dit maar begoochelingen van een Bijbel- en Korankenner die het Arabisch
even meester was als het Hebreeuws.
Toujours
est-il dat ook de Saudis vast in zijn
theorie geloofden. Er waren ook voor hen voldoende bewijzen voorhanden. Een
passage bij Google spreekt hierover:
The Saudis,
true to their fears that the Israelis might
consider to take Salibi seriously and colonize the mountains of Sarawat
(which Salibi believed was the real Jordan valley of the Bible) sent hundreds
of bulldozers to dozens of Saudi villages which contained buildings or
structures of biblical antiquity. All this ancient abodes were crushed to
rubble in order to safeguard the land of Muslim Arabia and the House of
Saud.
Salibi
moet de dorpen die door de Saudis met de grond werden gelijk gemaakt bezocht
hebben. Nu zullen de namen van de dorpen op de kaarten gewist zijn, elk spoor
ervan verdwenen, behalve in de boeken
van Salibi.
Hiermede
heb ik alles, maar ook heel weinig, gezegd over het fenomeen dat Salibi op zijn
gebeid was. Ook Velikovsky was een fenomeen maar op zijn gebied dan.
[1] I Kon.
14: 25, 26 en II Kron. 12: 2-9
13-01-2019, 07:21 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-01-2019 |
Hoe moet het vandaag |
Hoe
moet het vandaag: niet met mij, dit is maar doodgewoon, maar met de wereld, nu, naar het me voorkomt,
de jeugd is opgestaan in dit land? De schoolgaande jeugd die wil dat met meer
ernst en inzicht gekeken en gehandeld wordt opdat de natuur zijn evenwicht
terugvinden zou. En ze zeggen te willen volharden.
Hoe
zouden politieke leiders reageren indien de reactie van gisteren, 10 januari,
begonnen door enkelen, zich verspreiden zou over West-Europa en, een
dag op de week, alle scholen - leerlingen vanaf 16, 17 jaar - zouden leeglopen
om hier of daar te gaan betogen?
Ik
zie het gebeuren, misschien als een spel in den beginne, maar ik denk dat de
jeugd van heden er toe in staat is om dit vol te houden en op te volgen voor
een tijd, tenminste zo het geen spijbelen wordt, voor zij die er van profiteren
willen.
Of
het zo ver en zo algemeen worden zal weet ik niet, maar het kan. En zeker, het
zou origineel zijn, het zou iets totaal nieuw zijn: de volwassenen die niet
weten hoe er mee om te gaan en de jeugd die zich verzet, die haar wereld niet
wil zien ten onder gaan. Dit zou eens een echte staking kunnen zijn, deze voor
het levensbehoud van wat zo kostbaar is en niet om enkele centen meer.
En
dan, wat de televisie ons brengt, de mens, de kinderen, in het stuk geschoten
land van Yemen, het land dat je, na Kamal Salibi[1] te
hebben gelezen, het Bijbelland heb genoemd; het land - toen Noord-Yemen - dat
je doorkruiste met vrienden; dat je ongerept en prachtig vond, historisch wat
de gebouwen betrof en na Salibi, een soort Heilig land geworden, het land van
Abraham en de Bijbel.
Het was aan de Rode Zee dat je La Bible est née en Arabie ten
geschenke heb gekregen, de dag van je verjaardag, de avond en de nacht dat je
slapend op een brits op het strand, in open lucht, Sirius, het sterrenbeeld van
Orion en de planeten Venus en Jupiter, geleidelijk, naar mate de nacht vorderde,
hebt zien ondergaan in de Rode Zee, met als stilte over mij de geluiden van het
op en neer gaan van het water.
Je
vergeet zo iets niet, evenmin de vele plaatsen die je bezocht, Saana, Ibb,
Mahreb, Kawkaban, tijdens de veertien dagen dat je er waart. Beelden die achteraf
in een totaal nieuw daglicht werden geplaatst door Salibi, een verloren ziel -
wie vernoemt hem nog? - Diepe voren zijn het, getrokken in je herinneren, niet
uit te wissen door de tijd. Maar hoe moet het met het leven in het stuk
geschoten Yemen, waarvan VTM ons nu de beelden toont.
Dit
alles is van je ochtend, zal van je dag zijn en van de dagen die komen. Niet
overheersend, maar toch aanwezig, zoals het verhaal van Sholokov over Gregor Pantalevich:
over het leven van de Kozakken in de steppes aan de Don. En hun opstand tegen
het Rode leger, honderd jaar geleden, het boek dat eveneens zijn sporen nalaat,
al was het maar slechts één detail ervan, toen er geen papier meer was, het
opgebruiken van het papier van de Bijbel en andere heilige boeken om hun
sigaretten te rollen.
Maar,
wat de verwoesting van Yemen betreft, deze van de hoofdstad, Saana, onder de
bescherming van de UNESCO is er het ergst aan toe. Het beeld dat ik er van
overgehouden heb, dat van een volk en een cultuur, de patina ervan is nog enkel
van de postkaarten af te lezen.
Dit
staat ons ooit, misschien ook te wachten. In elk geval, we leven ermee in ons
achterhoofd.
[1] Kamal Salibi:
La Bible est née en Arabie', Bernard Grasset, 1986; Het ware land van Abraham,
Elsevier,1985; The Historicity of Biblical Israel, Nabu publications, London,
1995;.
12-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-01-2019 |
Troost |
Er
staat weinig op mijn programma vandaag dat er gisteren niet opstond. Ik ben ook
niet anders ingesteld. Het weer raakt me niet en het nieuws evenmin. Ik kijk
alleen uit naar wat ik schrijven zal en dit is me voldoende want ik heb ook nog
Sholokhov die me wacht - Aksinia die herrezen uit haar ziekte terug thuis is en
na de dood van de grootmoeder, de kinderen van Gregor bij haar heeft genomen en
nu wacht op zijn terugkeer - of hoe je geboeid kunt worden door het leven van
anderen in een land dat je niet kent gelegen aan een stroom, de Don, waarvan je
in je verbeelding het water ziet en hoort bijwijlenvloeien tussen de gesprekken
door. Ik hoef dus vandaag geen radio, geen televisie, ik heb de Don en Aksinia.
Ik zal vergeten wie ik ben om te zijn wie ik niet ben, maar dat is voor straks.
Ik
heb naast mij het boek The English Year[1], fragmenten
genomen uit de dagboeken van Engelse schrijvers voor elke dag van het jaar.
Vandaag 11 januari is Francis Kilvert (1872) aan de beurt:
The air this
morning was as warm as the air of a hot-house and the thrushes singing like mad
thinking that spring had come.[2]
Er
is weinig nieuws onder de zon. Ik was daar even buiten, er waren wel geen
lijsters die zongen, ook omdat er geen meer zijn. Maar ik zou kunnen zeggen dat
het zuidoosten, een rode gloed was tot hoog in de luchten, de bomen duidelijk
getekend, ogenblikken lang, om dan in eens kleurloos grijs te worden en te
blijven de morgen voorbij.
Hierbij
drie beelden samen brengend in enkele lijnen, niet alleen wat is van tijd en plaats,
maar ook wat is van de mens die schrijvend zijn dagen vult, en dan zeker Sholokhov,
als ik lees hoe gedetailleerd hij zijn wereld tekent, een film die zich
afspeelt.
Dit
is van de mens en zijn mogelijkheden, alles te omvatten, alles uit te spitten
en te herzaaien op nieuwe gronden met nieuwe oogsten, onbeperkt tot in der
eeuwigheid toe.
We
houden niet op ons deze mogelijkheden toe te eigenen en er op in te gaan, telkens
vernieuwend te zijn, ons te situeren in de tijd die we wensen, in het nu of het
voorbije of het nog komende; op de plaats die we uitkiezen, het hier of het
ginder en in de mood waarin we
verkeren, opgeruimd of neerslachtig, verwachtend of ontgoocheld.
Rondom
ons staat de wereld stil, we hebben er geen oog voor, we zitten weggedoken in onze
eigen wereld een speldekop groot, voldoende voor wie we zijn, dan toch deze
morgen, uitverkoren onder de vele morgens van ons bestaan.
Zo,
we schreven wat en wat we schreven zal er morgen nog zijn, zal er nog zijn als
wij nog enkel de woorden ervan zullen zijn. Waarmede we ons nog lang troosten
zullen.
[1] The English
Year compiled by Geoffrey Grigson, Oxford University Press, 1967.
[2] Voor 10
januari, 1825, lees ik vanJohn Clare: The arum just appearing under the hedges
as in April; and the Avens (het nagelkruid?) has never lost its leaves but
appears as green as in Spring.
11-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |