Ik
schuif binnen in de tijd, in de maand, in het jaar, en de tijd schuift binnen
in mij. In alle delen van mijn lichaam is hij op een of andere wijze aanwezig.
Hij is zelfs begonnen binnen te dringen in mijn geest, wat erger is en
moeilijker te bestrijden als ik tevergeefs ga zoeken naar een naam, zoals deze
van gisteren, Michel Onfray.
Om
verrassingen te voorkomen, stop ik niet als mijn blog geschreven staat, weet ik
dat dit maar een tijdelijke verlossing is en dat ik beter doorschrijf als de
flow er is van de woorden die aanrollen zoals de golven op het strand.
Hemmingway,
wachtte ermee tot de volgende dag, zo wist hij hoe te beginnen. Ik riskeer het
niet, ik ga onmiddellijk verder, zelfs al wordt het bloggen-schrijven op deze
wijze, een werk ohne Ende.
Ik
moet ook, en dit weet ik al heel lang, elk voorval gebruiken om te komen tot mijn,
bij benadering, 500 words a day. Zo
vond ik in mijn bus een kaart, zoals er zovele worden geschreven en verstuurd
rond de jaarwisseling, een eenvoudige collage, à la Anne Bonnet, niet meer dan
enkele vlakken kleur, en dan nog kleuren, heel sober gehouden, en dan nog
vlakken eerder onhandig gesneden dan met overleg rechtlijnig geknipt. Een werk
dat, zo gewild, even goed van een volwassene kon geweest zijn, maar bleek te
zijn van een kind nog, George Geers, maar dan, zeer kunstzinnig, en daar gaat
het om, ingekleed door de moeder en ingeleid met de woorden:
Always believe in
your soul
Youve got the power
to know
Youre indestructible
Always believe in,
that you are
Gold (gold)
Of
wat een moeder zegt tot haar zoon die Gouden is - die meer is dan goud is. Wat
heeft een mens, kunstenaar in de ziel, die
weet als dusdanig onverwoestbaar te zijn, meer nodig, om op te stijgen uit de massa
en met het uitbrengen van een o zo simpele collage, haar liefde voor haar zoon - inbegrepen voor haar
twee andere kinderen - uit te tekenen, uit te beelden, uit te roepen, te
verwoorden met letters die gouden zijn.
Het
is maar een witte kaart met een simpele
kindercollage, maar het is een immens iets dat me overvalt.
De
kaart, nu naast mij spreekt. Zegt me que
les petites choses nont lair de rien mais elles donnent la paix[1]. Ze zal er nog een
tijdje blijven liggen als kunstwerk dat normaliter zou moeten ingekaderd worden
en opgehangen in de beste plaats om ons te herinneren dat kunst een werk is van
de ziel en dat de ziel van een kind ons meer kan vertellen dan wat is van de
kunst van een volwassene.
De
moeder, Leen Persoons beklemtoonde dit op een sprekende wijze, een
vingerwijzing, zeker voor mij.
[1] Le curé
de Crécy in Le Journal dun Curé de Campagne van George Bernanos
|