Mijn
lichaam verstramt, een te grote beweegloosheid speelt me parten. Tot daar nog
toe, maar het gevoel overheerst dat er ook een verstramming aan het optreden is
die mijn geest in zijn greep houdt, wat erger is.
Ik
zal, zo stel ik toch, wellicht niet meer ten volle meemaken wat zich voor het
ogenblik in de wereld van de fysica aan het voltrekken is: de impact van de New Physics en al wat hieruit
voortvloeit, op ons persoonlijk leven en op de samenleving in het algemeen. Een
diepgaande revolutie heeft plaatsgevonden en zet zich onhoudbaar verder. Wat
voorheen, een, hoogstens twee generaties terug, weinig zorgen baarde, de gevolgen
van de industrialisering, is nu onze diepste bekommernis. We zijn er ons van
bewust dat de gevolgen ervan voor onze levenskwaliteit catastrofaal zullen zijn
als er niet ingegrepen wordt. Noties als deze van bijvoorbeeld fijn stof, die
vroeger onopgemerkt bleven, kunnen nu gemeten worden. De impact van onze levensgewoontes
op de natuur wijzen nu, voor velen, in
de richting van een opwarming van de aarde, wat het ergste laat vermoeden voor
de toekomst - zo wordt toch gepredikt en betoogd - als niet wordt ingegrepen. Echter,
of we nog terug kunnen naar de toestand van vroeger, valt te betwijfelen, zoals
ook te betwijfelen valt of we in staat zijn een krachtige halt toe te roepen aan
wat vandaag gaande is.
Het
was echter niet mijn bedoeling hier de aandacht op te vestigen - want onnodig,
de media staat er bol van - wel op het feit dat we in staat zijn mathematisch
en wetenschappelijk de vervuiling vast te stellen en in cijfers uit te drukken
en, als we dit in staat zijn te doen, dit te danken is aan de enorme verfijning
van de kennis hoe de materie is opgebouwd; een kennis die dermate geëvolueerd
is dat we doorgedrongen zijn tot in het hart, zelfs tot in de ziel, het
allerbinnenste, van de materie. Wat ik een paar dagen terug vertelde over Jean Charon
en zijn wereld van het elektron is er een voorbeeld van.
Mijn
betoog van vandaag - niets wetenschappelijk want ik ben geen fysicus - is hier
op gericht dat de verfijning waarvan ik sprak in onze kennis van wat de materie
is, onvermijdelijk ook zijn weerslag moet kennen, eerder vroeg dan laat, op
een verfijning van wat van de geest is en, hieruit voortvloeiend, de impact van
beide op elkaar, met als gevolg - en dit schijnt me bijzonder belangrijk toe -
dat de filosofie die we gekend hebben op het punt staat een meer kosmologisch
gerichte filosofie te worden.
In
feite is deze zich al lang aan het voorbereiden, zelfs niet meer ondergronds,
Alfred North Whitehead (1861-1947), zag het Universum als een organisch geheel,
met de onderliggende metafysische besluitvorming eigen aan een
evolutionistische visie eraan verbonden.
Tegenover
de metafysica van het zijn van Aristoteles, plaatst Whitehead de metafysica
van het worden. Teilhard de Chardin van zijn kant, zal de mens, de homo
sapiens, inschakelijken in deze evolutie.
Ik
lees hierover - en het sterkt me in mijn
bewering dat ook de filosofie deze evolutie volgen zal - bij een belangrijke
filosoof van bij ons, een groot denker, iemand die, in tegenstelling tot een
Vermeersch, de diepte van het worden, tot in de fijnste (kosmische) verwevingen
ervan heeft opgezocht: Max Wildiers[1]
en dit ziet: als een nieuw verbond
tussen mens en universum, een nieuw verbond dat bepalend zal zijn voor de
toekomst.
Er is, mijns
inziens, geen enkel excuus om zijn boek,
De vijf vreugden van de geest dat voor de mens van de XXIste eeuw de spirituele waarde heeft van een
Bijbel, niet te lezen.
Wat
of wie heeft me deze morgen aangezet om dit te schrijven?
[1] Max
Wildiers, 1904-1996, theoloog en cultuurfilosoof: De vijf vreugden van de geest,
uitgeverij Pelckmans, 1995.
|