Rondom mij sterven ze, de vrienden, de
kennissen en zij die ik nooit heb gekend. Ik kijk naar hun geboortedatum. Ik
zit werkelijk in de meer dan gevaarlijke zone. Met mijn 1927 zit ik er zelfs bijna
buiten of lijkt het toch zo. Wat er ook van is, ik ga aan mijn cijfers voorbij
alsof er helemaal niets verkeerd aan was, alsof ik weg zou geraken lijk een vis
tussen de mazen van het net, al weet ik dat de mazen heel dicht bij elkaar zijn
gaan liggen.
Vandaag, vanmorgen, leef ik in de
luwte van een paar boeken die me bezighielden; heb ik nog altijd een paar
paginas die ik te lezen heb vooraleer verder te gaan, en die ik nog niet zal
lezen, alsof ik me straffen wilde, alsof ik niet weten wilde wat er te gebeuren
staat, zoals ik ook niet weten wil hoe het met mij aflopen zal, dit, zeker niet
wil weten. Alleen is er de hoop dat ik de kracht, de luciditeit en de noodzaak
om te schrijven zal behouden tot het laatste ogenblik.
Ook vandaag, vanmorgen, heb ik Max
Wildiers[1] meegenomen
naar een plaats waar ook koningen heen moeten: een dun ingebonden ietsje van
een boek met een prachtige titel: Het
verborgen leven van de cultuur, verloren tussen de andere boeken en zo
maar meegenomen. Ken je dit gevoel, dit gebaar van het nemen van een boek waar
je blik opvalt?
Wildiers schrijft dat wat ons treft
bij het studeren van de oudheid, het hun streven is naar schoonheid en harmonie
en er andere hoedanigheden kunnen aan toegevoegd: de rechtsopvatting en de
levenslust, de moed en de dapperheid van hun helden. Deze ethisch-esthetische traditie waarvan de zin tot schoonheid, het
duidelijkst tot uiting komt, heeft geleid tot het tot stand komen van de polyfonische
muziek - de muziek van planeten en sterren - en later, tot de bouw van de
eerste gotische kathedralen waarin, zo lees ik bij Wildiers: de geest der middeleeuwen het best tot
uiting komt als synthese van alle kunsten en symbolische uitdrukking van het
christelijk levensgevoel.
Ik ben een, volgens mij, belangrijke
stap verder gegaan. Er was meer aan de hand dan het christelijk levensgevoel. De
verknochtheid ermee kreeg een nieuwe impuls: het kosmisch gebeuren: de
meesterbouwer die zich ingeschakeld wist in het fenomenale van de kosmos en
zijn kathedraal er wilde op afstemmen. De
eerste gotische kathedralen waren dan ook kosmisch-religieuze
bouwwerken, als Notre Dame van Chartres,
afgesteld op de geheime krachten van de natuur en de immense orde in de kosmos.
Dit kosmische gevoel is later weg geëbd, en de kathedralen gebouwd in de XIVde,
XVde eeuw kenden niet meer die kosmische geladenheid, behoudens misschien, veel
later, de Sagrada Familia van Gaudi.
Deze kosmiciteit was eigen aan de
middeleeuwen. De eeuwen erna gebeurde de aftakeling en kwamen we - dit is waar
we ons thans bevinden - de wereld binnen van de volstrekte eenzijdigheid en ik
citeer hierover Wildiers p. 46:
Waar
het hier om gaat, en uitsluitend om gaat, is efficiëntie, organisatie en macht.
Het technologische project is gewild eenzijdig en laat de mens, het humane, de
hele rijke gevoelswereld buiten beschouwing. Alles wat wij cultuur noemen, in
de bevoorrechte betekenis van het woord, schijnt hier onbestaande. Voor de
dichter en de musicus is hier geen plaats en evenmin voor de metafysicus. Het
kenmerk van de technologische wereld is haar geestelijke armoede, haar
ontologische leegte, haar louter materiële instelling.
En Wildiers vraagt zich af, en terecht,
of we bij machte zijn meester te blijven
over de geesten die we hebben opgeroepen?
We zijn nu een generatie verder. Het
is duidelijk, de krachten die inbeuken op deze blinde vervreemding zijn er
niet. De metafysische gedachte die zo broodnodig is, werd niet her-opgewekt,
zeker niet door het laatste boek van Houellebecq, hij die er iets had kunnen
aan verhelpen. We dalen verder af naar het diepste dal, naar voor Dante, het
centrale punt van de aarde.
,
[1] Max
Wildiers: Het verborgen leven van de
cultuur, Davidsfonds en Kredietbank, 1988.
|