Er
is telkens een voldoening als ik sluiten kan op een zin die hangen
blijft, een zin die daarenboven een herinnering oproept aan wat ik vroeger las nu
al enkele tientallen jaren terug. Zo is er van Erskine Caldwell ook zijn Sanctuary dat ik las. Het was de
periode dat ik elke dag de trein nam naar de hoofdstad en ik telkens,
weggedoken in een hoek van het compartiment - soms in het gezelschap van Louis
Paul Boon - aan het lezen was. Ik kan ze nog noemen wie ik toen las, Faulkner, Steinbeck,
Hemingway, Mailer, Capote... Ik was meer gericht op de Engelstalige literatuur
dan op de Franse of de Nederlandstalige maar vraag me niet waarom. Een vriend
van me was een fervente lezer van de Franse literatuur en via hem ben ik die
later ook deze gaan frequenteren. De boeken die ik toen gelezen heb zijn me als
kostbare herinneringen bijgebleven. Het kon niet anders dan dat ik van toen af
besmet ben geweest met de gedachte ooit zelf een boek te schrijven.
Waar
een wil is, is een weg wordt er gezegd en mij overkwam wat aan velen van ons
overkomt. Ik herinner me op basis van een artikel in De Standaard, in een blog ooit
geschreven te hebben dat er dagelijks dertigduizend Vlamingen aan het schrijven
zijn. Ik ben er een van, echter niet veel meer dan de meesten onder hen, een
sukkelschrijver. Want ik geef me er vandaag ten volle rekenschap van dat er
amper, ruim gezien, een honderdtal van die dertigduizend, kans maken op slagen,
dit wil zeggen, kans maken ooit hun boek
te zien liggen in de uitstalramen van een of andere boekenwinkel. Er is moed
toe nodig te bekennen dat het zo is en niet anders, moed om de werkelijkheid
onder ogen te zien en verder te doen alsof er helemaal niets gebeurd was of is.
Zo
zeg me waarom ik verder ga met dit dagelijks gesprek met jou, mijn lezer. Wat
is het dat me bindt aan jou en jou aan mij: een geheime overeenkomst, een soort
verdrag, een belofte die gegroeid is buiten ons weten om en waarmede we,
beiden, nu geconfronteerd worden?
Het
zal wel dat er iets is, anders zou het niet blijven duren want zonder jou
heeft het geen zin verder te gaan op de ingeslagen weg. Je moet dit weten,
zelfs als ik aan de Klaagmuur ga staan, of is het een Smeekmuur?
Hoe
verder de dagen schuiven, schreef ik een paar dagen terug, hoe minder er nog
zijn. Waarom dan deze kwelling, want dit is het, de kwelling van het schrijven
in de hoop gelezen te worden? En waarom dan eens te meer aan de Klaagmuur gaan
staan als ik bij voorbaat al wist dat wat ik naliet na mijn tocht van 115 dagen,
ontoereikend zou zijn.
Het
wordt tijd dat ik die muur, welke ook, voor altijd vergeten ga. Of, duidelijker, dat ik stop met me te beklagen.
|