Geschriften
Inhoud blog
  • Afscheid
  • Opgenomen.
  • Hoe ik er sta, vandaag?
  • Waar ben ik mee bezig?
  • Gesprek op zondag.

    Zoeken in blog



    02-01-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Psalm 139 en Pierre Aimé Bergher.

        


    Hoe vind ik nu het ritme terug van ‘a blog a day’; waar haal ik de inspiratie nu ik zo lang ben weg geweest, zoals ik onterecht schreef misschien in een spooklandschap?


    Vooreerst wens ik even terug te gaan naar het boek dat de Jane uit mijn manuscript, op een bepaalde dag heeft binnengebracht - waar of niet waar het staat toch zo geschreven - ‘Les Mystères de La Chartreuse de Parme’ van Pierre Alain Bergher[1], handelend over het bevreemdende, het mysterieuze uit la Chartreuse, de roman van Stendhal waarvan Proust wist dat het ‘le plus beau roman du monde’ was.


    Ik zal het hier niet hebben over La Chartreuse zelf, een boek dat een vriend voor mij ontleende - enkel deel II was beschikbaar - in de (Franstalige) Bibliotheek in Gent en dat ik in een ruk heb uitgelezen met het werk van Bergher in de hand. Een boek waarin ik geconfronteerd werd met de tarotkaarten-symboliek, gebruikt door Stendhal om zijn verhaal te ontwikkelen en tezelfdertijd in zijn werk de rijke symboliek van de Vrijmetselarij binnen te halen om zijn werk kleur en aanzien te geven. Het was ook om deze reden dat op het couvert de vermelding stond ‘to the happy few’, zijnde zijn broeders in  de Vrijmetselarij: de Farnèse-toren die een belangrijke rol speelt in het werk was gebouwd op een acacia, een boom die een belangrijke spirituele waarde heeft voor deze geestes-beweging die ontstond, ver in de tijd. Dante, maakte deel van deze geheime beweging in haar beginfaze, hij ook schreef voor: o voi ch’avete gl’intelletti sani’.[2]

     

    Ik wil dus maar even uitweiden over wat ik bij Bergher ontdekte in een van zijn voetnoten, namelijk wat hij vertelde over dat fameuze boek waarvan sprake in vers 16 van Psalm 139. Ik heb er in de voorbije maanden, enkele malen naar verwezen omdat het een passage is die me intrigeerde en blijft intrigeren. Bergher daarenboven haalt de tekst ervan uit de King James’ versie van de Bijbel, deze van 1611, en het is met een onverholen vreugde - omwille van deze versie die me zeer genegen is -  dat ik hier het volledige vers 16 wens aan te halen:

    'Thine eyes did see my substance, yet being unperfect; and in thy book all my members were written, which in continuance were fashioned, when as yet there was none of them.'


    Of - een deel ervan -  in de Franse versie van Bergher:


    ‘Et sur ton livre étaient inscrits tous les jours qui m’étaient réservés, avant qu’un seul de ces jours existât’.


    Of, zoals ik dit lees: ‘Alles wat mij betreft, Heer, staat al opgetekend in je boek,  hoewel alles er nog niet is, hoewel het nog komen moet, het ligt al opgetekend in je boek.’


    Alleen al met deze vondst, heeft Bergher me geënthousiasmeerd met zijn boek over de mysteries in ‘La Chartreuse de Parme’. Welk ander boek kan in de Psalmen bedoeld worden dan het levensboek dat van elk van ons is en dat van bij ons geboorte geschreven zou staan als een soort predestinatie.


    Ik denk echter niet dat de auteur ervan aan dit woord heeft gedacht als hij het Boek bedoelde. Volgens mij was het hem duidelijk dat het de omstandigheden waren die het verloop van ons leven zouden bepalen; dat we deze omstandigheden, niet ontlopen konden, dat ze waren wat ze waren en hoe ze waren en dat deze, gezien we er niets aan veranderen konden, voorkwamen alsof ze reeds geschreven stonden. 


    Wat hij wel heeft willen zeggen, niet als dusdanig, dat, hoewel de omstandigheden waarin we zullen opgroeien nog niet vastliggen, ze ons evenwel geleidelijk aan zullen aangrijpen en ons leven   en bepalen zullen naarmate de dagen vorderen.


    Het is om er duizelig bij te worden, wat een wereld er al geschreven staat in de boeken. En wat heb ik er nog aan toe te voegen, niets in meer, ik kan enkel herhalen, kan het enkel verhalen op een andere wijze, een betere of een minder goede. Dit is het enige dat ik vermag. Hernemen is een noodzaak voor mij, hernemen en herschikken in andere verbanden. Dit is mijn leven, het woord is mijn adem, is mijn bloed, is wat me nog rest in mijn oude dagen.

    Natuurlijk, niemand leest nog ’La Chartreuse de Parme’ of ‘Le Rouge et le Noir’, twee meesterwerken uit de vroegere eeuw, zo, waarom zouden we Bergher gaan lezen als het niet zou zijn om te weten hoe ‘La Chartreuse’ werd opgebouwd. Dit alles zijnde van een vorige generatie waar ik nog nipt heb deel van uit gemaakt. Een voordeel dat ik had maar nu aan het wegkwijnen is.


    Echter niet voorbij is de wijsheid die besloten ligt in vers 16 van Psalm 139; Het is nog steeds even wijs dit vers eens te herlezen van tijd tot tijd en te trachten de juiste betekenis ervan mee te nemen al was het maar om te zien hoe alles met alles verweven is in dit leven.




    [1] Pierre Alain Bergher: ‘Les Mystères de la Chartreuse de Parme’ Gallimard, 2010.

    [2] Inferno, Canto IX, 61


    02-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    01-01-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Vervolg


     

    De weersomstandigheden van vandaag zijn het vervolg op deze van gisteren, zoals de gebeurtenissen van gisteren de aanleiding zijn tot deze van vandaag. Er is, zoals de Ecclesiasticus ons leert, niets nieuws onder de zon, niets nieuws dat zijn wortels niet hebben zou in wat er voorheen gebeurde. Alles, maar dan ook de totaliteit van het ‘alles’ vloeit in elkaar. Het is een oceaan van feiten, toestanden en gebeurtenissen tot zelfs het opstijgen van de  ‘monarch butterfly’ in Mexico: momenten schuivend in momenten, vormend nieuwe momenten en zo tot in der eeuwigheid.


    Het feit van over te schakelen naar een ander getal als jaardatum wijzigt hieraan geen jota, zelfs al denken we dat we kunnen beginnen op een nieuwe lei, we blijven geankerd in wat was en het is van daar uit dat we de nieuwe dag zien opengaan en zich zullen zien sluiten op de nacht. We schrijven erover, al weten we niet, waarom we het doen en het blijven doen - het schijnt ons een opdracht toe - en, wat tussen de lijnen staat, wat ondergronds is verzwijgen we, al denken we eraan dat elke dag in meer, onherroepelijk een dag in min is.


    Dit is wat is. En wij zijn dit ‘wat is’; we zijn het zijnde dat weet wat dit ‘wat is’ is.


    Ik ben deze morgen opgestaan uit een lange ingesteldheid die meer dan honderd dagen heeft geduurd. Dit ingesteld-zijn hangt nog, onvermijdelijk, in mijn leden als in mijn geest, het zal wellicht de tijd niet meer krijgen om er uit te groeien.


    Het omvat, al heeft het weinig inhoud, de echo van wat ik uit mijn lange pelgrimstocht heb overgehouden. Uiteindelijk, onverbloemd gezegd, een spookweg  in een spooklandschap om er thans, gelouterd of niet, uit op te staan en, zoals het schijnbaar hoort, verder te gaan op de voorheen ingeslagen weg. Want, ondanks alles, is het duidelijk dat ik nog steeds het effect voel van de zweepslag die José Saramago me toen, in 2010, gegeven heeft en het begin betekende van wat zich nu nog altijd aan het voltrekken is, alsof het een boom was, liefst een linde, in de open vlakte van de geest.


    Hieruit is ten dele het boek ontstaan dat nu achter mij ligt. Het is, in een zekere mate, een antwoord op de versregels die Dante legt in de mond van Vergilius, zijn gids en zijn meester, zijn toeverlaat. Verzen die we hier, uit groot respect willen overnemen zoals ze staan opgetekend[1] 

     

    ‘Omai convien che tu cosi ti spoltre’,

    Disse il maestro, ‘che seggendo in piuma,

    In fama no se vien, né sotto coltre:

    Sanza la qual chi sua vita consuma,

    cotal vestigio in terra di sé lascia

    Qual fummo in aere ed in aqua la schiuma

     

    Of, vrij vertaald:

     

    ‘Alle luiheid moet je voortaan van je afschudden’, zegde de meester, ‘want het is noch zittend op het dons, noch onder de dekens dat je roem verwerft. Hij die zijn leven op deze wijze doorbrengt laat evenveel sporen na als rook in de lucht en schuim op het water’. 


    Dit zijn wijze woorden - woorden om aan te brengen op de buitenmuren van alle scholen in dit land - We hebben er voortdurend aan gedacht. Wellicht ook omdat we, eerlijk gezegd, er op uit waren roem te verwerven maar ook omdat het niet in onze genen zat, neer te zitten op het dons of neer te liggen onder de dekens.




    [1] Inferno, Canto XX IV, 46-51.


    01-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    31-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag 115: Ademend de stilte van het Huis.



    In de namiddag nam hij over uit zijn dagboek wat hij die morgen geschreven had; nam hij over wat hij wenselijk achtte. Het was wel degelijk een brief aan haar gericht: 


    Lieve Anja, na je telefoon van deze nacht, ben ik van ochtend naar de vijver gereden. Het ontluikende leven greep me aan. Ik was water en land, was luchten en bomen, was deel van alles en alles was deel van mij. Ineens waren alle uren zonder jou opgelost. Ik hoorde je, ik beluisterde terug je woorden in de klank ervan, ik hoorde je lichaam, je tederheid, je tasten naar mij.


    Zevenvoudig is de echo van je naam gebleven zoals ik ooit schreef in mijn dagboek van het jaar van onze eerste ontmoeting, toen ik rondzwierf met tent en slaapzak, samen met vrienden en gids, in het ‘Bijbel-land’ van Noord-Yemen en ik, staande op de hoogvlakte naar Kawkaban toe, met de vallei ver onder mij, plots je naam riep, of dacht te roepen en ik de echo hoorde of dacht te horen, zevenvoudig weerkaatst, in kringen weerkerend tot mij.


    Heel die reis was er de volheid van ons samenzijn, de volheid van bergen en lucht en gletsjer en het vloeien van water in de kloven; was er die grote volheid van die enkele uren die we samen gekend hadden.


    Thans is Kawkaban een naam die zingt omwille van jou en van het toen onbekende dat bekend werd en ook, omwille van de muezzin die me wekte, zodat ik de slaap niet meer vinden kon, opgestaan ben en geruisloos weggegaan uit de kamer waar we allen, gehuld in onze slaapzak, die nacht hadden doorgebracht. Weggegaan ben om in de kilte van drieduizend meter door de straten te lopen en nog steeds je naam te horen. Je boom was toen in mij aan het groeien. Ik sprak met jou, je liep met mij langs de huizen met de vreemd getekende gevels, grijs nog in het eerste licht, tot plots de zon over de bergkam gleed en alles betoverde met kracht en klank.


    Dit alles en meer nog schreef ik neer die gouden morgen in Kawkaban. Kinderen stonden om me heen, verbaasd kijkend hoe mijn pen van links naar rechts over mijn blad liep. Het was allemaal wel niet zo heel veel maar je bewoog in mij en ik geloofde in de aanwezigheid van Hem die ik niet noemen kan, maar voelen kon, jij er in opgelost. Meer was het niet, enkel nog dat de tijd toen heeft stil gestaan: ik schrijvend, jij toekijkend over mij gebogen, met de kinderen om je heen. 


    Dit alles, Anja, terwijl ik als een jonge man zonder ouderdom, door de velden reed, niet meer wetende welke dag het was, welke straat het was, waar het oosten was, maar vooruitkijkend naar het ogenblik dat je aanbellen zou en je voor mij zou staan, stralend, open en o zo vurig met je ganse wezen, de totale vrouw in jou, naar mij gekeerd.


    En ik, hoe bemin ik je, Anja, kan ik nog wel?


    Aan wie kan ik dit vertellen? Ik weet trouwens niet hoe het verder moet deze namiddag en morgen. De echte dag zal pas beginnen als jij bij mij zult zijn. En daarna, het ogenblik dat van alle ogenblikken zal zijn die nog komen zullen, als je voor mij zult staan, als de roep van de geest zich versmelten zal met de roep van het lichaam. Ik neem je dan mee in mijn kamer met het grote bed. Ik kleed je uit terwijl ik je kussen blijf: mijn handen over jou, over je groot verwachten. Je kleed dat op de grond zal glijden. Je lichaam dat ik voelen zal en je stilte die deze van het levende is, van het woekerende, het zilte, open en week en vochtig; die deze is van het tedere, het aangrijpende, het verbrijzelende, het alles opzuigende, het alles innemende, waarin ik verdwijnen zal.


    Waarin ik verdwijnen wil omdat ik zo lang al heb gewacht, zovele lange avonden of blekende ochtenden, of middagen van zon en van regen, van moeheid en van niet weten wat. Dit teken ik nog op als toegift, terwijl ik je deze ochtend enkel zeggen wou hoe gelukkig ik was toen ik door de straten ben gereden, langs velden en weiden en gesloten huizen en ik de beloften heb gedroomd waar de luchten vol van waren.


    En thans, met de stapel pagina’s voor mij op de tafel, wachtend op het ogenblik van je handen, Anja, over mij en je ogen. En het kan niet, lieve Anja, dat ik prijs zou geven wat nu ons leven is. Het kan niet dat ik schrijven zou over je binnen treden in dit huis, waar ik je wacht met een nieuw bruisend hart.


    Het boek zelf sluit zich hier. Het sluit zich op zijn paradigma, op zijn droomgedachten, op zijn verwijzingen en op wat tussen de lijnen geschreven staat. Het sluit zich op zijn onvolmaaktheden, op zijn twijfels en zijn zekerheden. Het sluit zich op deze laatste pagina die de laatste droppels inkt opneemt.


    De rest is stilte. De stilte van het ongelezen woord, opgesloten, tot het opgenomen wordt, tot het open bloeit in de talloze facetten die het meegekregen heeft.


    Ademend.

     


     


    Het Huis, 31 december van het jaar des Heren 2018.


    31-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    30-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag 114: De vijver en Johan.


    Vroeg in de morgen is hij naar de vijver gereden, over het trage herboren land, met een vreugde in hem, omwille van het landschap en ook om de beslissing die hij nam.


    Hij heeft het hekken geopend – gewoonlijk staat het open – is tot aan de ‘kabuze’ gereden en is gaan neerzitten  aan de tafel buiten. Achter hem, hoog opgeschoten, de lange rij populieren, ruisend alsof ze spraken, en voor hem uit de vijver. Hij wist dit allemaal, de ogen dicht, hij wist ook de witte band van de meidoorn en de bomen groot en donker in het pure blauwe van de luchten, ideaal voor het schrijven. Het is dus hier dat het zou gebeuren. Het stond klaar getekend. Het was hier dat hij een kruis zou maken over zijn boek, een kruis zoals zijn moeder maakte met het broodmes telkens ze een nieuw brood aansneed.


    Hij schreef lang en zonder op te zien. Hij had zijn inktpot meegebracht omdat hij wist dat de oude, getrouwe vulpen niet veel inkt meer hield, zodat hij ze herhaaldelijk vullen moest. Maar hij schreef, geïnspireerd, over wat hij nalaten wou voor hen die hem ooit zouden lezen op heldere dagen of op donkere nachten.


    Toen hij dacht dat het laatste woord geschreven stond, is hij opgestaan en heeft hij, rond de vijver, zijn zevenhonderd passen gedaan. Hij voelde wel de pijn onderaan de rug, maar hij voelde vooral de voldaanheid, na al die dagen, aangekomen te zijn waar hij aankomen wou. En nu wandelend in een cirkel om de vijver: de bomen en de struiken, de luchten en de wolken, de wind in kleine golven spelend met de weerspiegeling ervan; in de geur van meidoorn en van water. Hij wou van al wat hij zag en rook en hoorde een foto, een foto voor het slot van zijn boek.


    Hij was terug op de plaats waar zijn dagboek nog open lag, naast zijn pen en bril, naast het potje inkt Herbin, toen Johan aankwam, zag hoe hij er stond en hem toe riep doorheen het open raam van de wagen: ‘Zo vroeg al, Ugo, heb je hier soms geslapen?’


    ‘Nog niet, nog niet, Johan, zo ver is het nog niet gekomen, ik had nood aan wat van de morgen is, naar je plaats hier, naar je vijver die inspireert. Ik heb wat zitten schrijven.’


    Johan, met krachtige stoppelbaard, stond voor hem: ‘Mijn beste vriend, wat vertel je me nu, wat heb je nu allemaal geschreven, hier aan de vijver, die ook mijn droomplaats is?’


    ‘Wel, ik heb je vijver, noch min noch meer, vereeuwigd in mijn geschriften. Hij staat er getekend als de slotscene van een boek. Want ik was hier vanmorgen, opgeslorpt door het woord in mij’


    ‘Het Woord dat in den beginne was?’


    ‘Ook dat, maar hier, vooral dat van de vijver en de bomen en de luchten.’


    ‘Kom, ik ga een tas koffie zetten en ondertussen gaan we eens rond de vijver, kom je mee?’


    Ze gingen samen de vijver rond, hun spiegelbeeld volgde hen, maar dat zagen ze niet: Ugo kijkend naar de groei van heesters en struiken en de soorten bloemen op de berm naast de gracht, Johan lettend op elk teken in het water. Zijn vissen, zegde hij, hadden de ziekte van de nawinter, vooral onder de spiegelkarpers. Hij had deze bestreden met een bijzonder product, dat hij met moeite bekomen had, maar hij dacht dat nu de ziekte overwonnen was.


    Ze zaten aan tafel met een kop koffie voor hen. In enkele lijnen, waarom hij het deed wist hij niet, vertelde Ugo over Anja, waar hij haar het eerst had ontmoet en hoe hij nu haar had weer gezien.


    ‘Maar mijn goede vriend Ugo toch’, had hij gezegd, ‘en dat overkomt je nu, je bent toch niet verliefd? Ik vond het al vreemd dat je hier aan het schrijven was zo vroeg, is het een liefdesbrief die je schreef?’


    ‘Neen, geen brief, of eigenlijk wel, een brief als slot van een boek’.


    ‘Mag ik van jou horen hoe een dergelijk slot geschreven wordt?


    ‘Neen, het spijt me, want als ik het lees is het geen slot meer, maar het begin van een nieuw boek dat niet zal geschreven worden.’


    ‘Zoals je het wenst, Ugo, maar het is goed dat een man een vrouw heeft, vooral een eenzame man zoals jij. Hoe moet het nu verder?’


    ‘Ik zie haar morgen en een van deze dagen kom ik hier naar de vijver met haar. Maar hoe en of het zich gaat verankeren weet ik nog niet. Goed hoop ik, zoals je vijver en je vissen. Je hebt ze lief en ze springen op van vreugde als ze je zien of als ze voelen dat je er bent.’


    ‘Wel, Ugo, weet dat Anja welgekomen is, het zal wel niet de eerste de beste dame zijn die je uitverkoren hebt, maar wat met je boek, ga je er werkelijk mee stoppen?’


    ‘Het boek, Johan, staat geschreven, het is af. Of liever het begint nu, het boek van het nieuwe leven begint nu.’


    ‘Ik kan je niets anders wensen dan peis en rust, maar denk er aan, je zult niet meer de vrijheid kennen waar je nu over beschikt want vrijheid is eenzaamheid, is doen wat je wenst te doen. Maar ik ken je als een wijs man en een wijs man denkt na over wat hij doet. En ook, en hier vooral hebt je over na te denken, hoe gaan de kinderen reageren, en vergeet niet, de tijd stopt niet, noch vandaag, noch morgen, maar het gebeurt dat gevoelens de tijd ondergaan, wees dus sterk en zeker van de stappen die je zetten gaat’.


    Ugo luisterde, hij keek naar Johan, voor hem, de kop koffie in de hand, een stoere man: ‘Je bent een echte vriend, Johan, je bent bezorgd om mij, meer dan ik om mij, ik onthoud je woorden.’


    30-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag 114: Johan en de vijver.


     

    Vroeg in de morgen is hij naar de vijver gereden, over het trage herboren land, met een vreugde in hem, omwille van het landschap en ook om de beslissing die hij nam.


    Hij heeft het hekken geopend – gewoonlijk staat het open – is tot aan de ‘kabuze’ gereden en is gaan neerzitten  aan de tafel buiten. Achter hem, hoog opgeschoten, de lange rij populieren, ruisend alsof ze spraken, en voor hem uit de vijver. Hij wist dit allemaal, de ogen dicht, hij wist ook de witte band van de meidoorn en de bomen groot en donker in het pure blauwe van de luchten, ideaal voor het schrijven. Het is dus hier dat het zou gebeuren. Het stond klaar getekend. Het was hier dat hij een kruis zou maken over zijn boek, een kruis zoals zijn moeder maakte met het broodmes telkens ze een nieuw brood aansneed.


    Hij schreef lang en zonder op te zien. Hij had zijn inktpot meegebracht omdat hij wist dat de oude, getrouwe vulpen niet veel inkt meer hield, zodat hij ze herhaaldelijk vullen moest. Maar hij schreef, geïnspireerd, over wat hij nalaten wou voor hen die hem ooit zouden lezen op heldere dagen of op donkere nachten.


    Toen hij dacht dat het laatste woord geschreven stond, is hij opgestaan en heeft hij, rond de vijver, zijn zevenhonderd passen gedaan. Hij voelde wel de pijn onderaan de rug, maar hij voelde vooral de voldaanheid, na al die dagen, aangekomen te zijn waar hij aankomen wou. En nu wandelend in een cirkel om de vijver: de bomen en de struiken, de luchten en de wolken, de wind in kleine golven spelend met de weerspiegeling ervan; in de geur van meidoorn en van water. Hij wou van al wat hij zag en rook en hoorde een foto, een foto voor het slot van zijn boek.


    Hij was terug op de plaats waar zijn dagboek nog open lag, naast zijn pen en bril, naast het potje inkt Herbin, toen Johan aankwam, zag hoe hij er stond en hem toe riep doorheen het open raam van de wagen: ‘Zo vroeg al, Ugo, heb je hier soms geslapen?’


    ‘Nog niet, nog niet, Johan, zo ver is het nog niet gekomen, ik had nood aan wat van de morgen is, naar je plaats hier, naar je vijver die inspireert. Ik heb wat zitten schrijven.’


    Johan, met krachtige stoppelbaard, stond voor hem: ‘Mijn beste vriend, wat vertel je me nu, wat heb je nu allemaal geschreven, hier aan de vijver, die ook mijn droomplaats is?’


    ‘Wel, ik heb je vijver, noch min noch meer, vereeuwigd in mijn geschriften. Hij staat er getekend als de slotscene van een boek. Want ik was hier vanmorgen, opgeslorpt door het woord in mij’


    ‘Het Woord dat in den beginne was?’


    ‘Ook dat, maar hier, vooral dat van de vijver en de bomen en de luchten.’


    ‘Kom, ik ga een tas koffie zetten en ondertussen gaan we eens rond de vijver, kom je mee?’


    Ze gingen samen de vijver rond, hun spiegelbeeld volgde hen, maar dat zagen ze niet: Ugo kijkend naar de groei van heesters en struiken en de soorten bloemen op de berm naast de gracht, Johan lettend op elk teken in het water. Zijn vissen, zegde hij, hadden de ziekte van de nawinter, vooral onder de spiegelkarpers. Hij had deze bestreden met een bijzonder product, dat hij met moeite bekomen had, maar hij dacht dat nu de ziekte overwonnen was.


    Ze zaten aan tafel met een kop koffie voor hen. In enkele lijnen, waarom hij het deed wist hij niet, vertelde Ugo over Anja, waar hij haar het eerst had ontmoet en hoe hij nu haar had weer gezien.


    ‘Maar mijn goede vriend Ugo toch’, had hij gezegd, ‘en dat overkomt je nu, je bent toch niet verliefd? Ik vond het al vreemd dat je hier aan het schrijven was zo vroeg, is het een liefdesbrief die je schreef?’


    ‘Neen, geen brief, of eigenlijk wel, een brief als slot van een boek’.


    ‘Mag ik van jou horen hoe een dergelijk slot geschreven wordt?


    ‘Neen, het spijt me, want als ik het lees is het geen slot meer, maar het begin van een nieuw boek dat niet zal geschreven worden.’


    ‘Zoals je het wenst, Ugo, maar het is goed dat een man een vrouw heeft, vooral een eenzame man zoals jij. Hoe moet het nu verder?’


    ‘Ik zie haar morgen en een van deze dagen kom ik hier naar de vijver met haar. Maar hoe en of het zich gaat verankeren weet ik nog niet. Goed hoop ik, zoals je vijver en je vissen. Je hebt ze lief en ze springen op van vreugde als ze je zien of als ze voelen dat je er bent.’


    ‘Wel, Ugo, weet dat Anja welgekomen is, het zal wel niet de eerste de beste dame zijn die je uitverkoren hebt, maar wat met je boek, ga je er werkelijk mee stoppen?’


    ‘Het boek, Johan, staat geschreven, het is af. Of liever het begint nu, het boek van het nieuwe leven begint nu.’


    ‘Ik kan je niets anders wensen dan peis en rust, maar denk er aan, je zult niet meer de vrijheid kennen waar je nu over beschikt want vrijheid is eenzaamheid, is doen wat je wenst te doen. Maar ik ken je als een wijs man en een wijs man denkt na over wat hij doet. En ook, en hier vooral hebt je over na te denken, hoe gaan de kinderen reageren, en vergeet niet, de tijd stopt niet, noch vandaag, noch morgen, maar het gebeurt dat gevoelens de tijd ondergaan, wees dus sterk en zeker van de stappen die je zetten gaat’.


    Ugo luisterde, hij keek naar Johan, voor hem, de kop koffie in de hand, een stoere man: ‘Je bent een echte vriend, Johan, je bent bezorgd om mij, meer dan ik om mij, ik onthoud je woorden.’


    30-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    29-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag 113: Het afsluiten


     

    Ze wisten niet hoe laat het geworden was, maar de haard was uitgedoofd. Hij hoorde met tussenpozen de uilen in het bos dichtbij. Het oude huis dat geluisterd had, dat alles neergeschreven had in zijn gebinten en verheugd dat alles gekomen was zoals het geschreven stond in het eeuwige Boek van psalm 139.


    Het was na middernacht. Hij vroeg haar waar ze was, van waar ze telefoneerde. Zegde ze: ‘ik ben hier in de woning. Ik ga hier slapen op de sofa in een deken gewikkeld. Ik kan ook niet meer terug, ik had het hotel verwittigd. Ik wou het gevoel kennen hoe het huis reageerde op de stilte van de nacht, op de hoogte hier op weg naar Anzy-Le-Duc, waar jij ooit was.


    ‘Ik wist trouwens dat ik je bellen ging, en ik wist dat het een lang gesprek zou worden met jou. En à propos er is hier in een dorp dichtbij, een kerkje met een Onze-Lieve-Vrouw die de borst geeft aan het kindje Jezus, een beeldhouwwerk boven de kerkdeur, wist je dat?


    Hij wist het, hij herinnerde zich er gestaan te hebben met Pierre. Er zijn weinig romaanse kerken die we toen niet bezocht hebben, het was onze pelgrimstocht. Wij moeten die tocht verder zetten, doorheen gans Frankrijk. Ik wil alle kerken terugzien met jou om te beginnen met La Chaise-Dieu en het Vlaams wandtapijt van dertig meter lang en die kamer waar je met elkaar spreken kunt, staande met het gezicht naar de muur toe, elk in een tegenovergestelde hoek, wist je dat. Neen, ze wist het niet. Maar zeg me eens wat jij niet weet. Heel wat had hij geantwoord, maar wat ik zeker weet is dat je leeft in mij. 


    * 


    In de nacht, bij volle maan, de sterren, dacht hij, in een gunstige positie, heeft hij besloten, nu zij er actief deel van uitmaakt, zijn boek af te sluiten. Want, het is nu geen boek meer over hem zelf, maar over hen beiden. Een valabele reden om niet verder te gaan, omdat wat nu nog komt, gunstig of niet, niet kan worden vrijgegeven. Hij zou het haar niet vragen, hij zou het sluiten vóór haar betreden van de woning.


    29-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    28-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag 112: Luisterend naar Brahms.




    Op Klara, een symfonie van Brahms, lang en breed uitgestreken en hij, hopende op een telefoon van haar, uitgestrekt op de sofa voor de haard die aan het uitdoven was. Toen hij haar niet meer verwachtte is ze daar. Ze had zich niet vroeger kunnen vrij maken, zegde ze, haar stem was als van velours, als kwam ze uit een andere wereld, uit een ander Universum. Eindelijk, had ze gezegd, is de kuisploeg weg. Haar werk was af. De woning, ons kasteel, zegde ze, lag er bij als nieuw, klaar om de eigenaars te ontvangen en die kwamen morgen in de namiddag. Ze hoopte, zegde ze, dat hij klaar was om haar te ontvangen en dat was hij.


    Hij luisterde. Hij voelde haar enthousiasme volbracht te hebben wat van haar werd verwacht. Ze vertelde hem over de vele moeilijkheden die ze gekend had, met de gordijnen en overgordijnen, met de stukadoors en de schilders, met elektriciteit en verwarming. Honderd zaken had ze in het oog te houden. Ze vertelde hem over de vele kleine voorvallen die ze gekend had, ook sommige werken die opnieuw moesten gedaan worden en de moeilijkheden die dit met zich bracht hen te overtuigen om te herbeginnen maar, ze had bereikt wat ze bereiken wou en godzijdank, alles was nu voorbij.


    Ik wou je komen halen, zegde ze, ik wou komen om je lief te hebben en je daarna te tonen wat ik van dit huis gemaakt heb, deze droomwoning die ik in gedachten ingericht heb voor ons beiden. Je was er niet, maar je was er toch in mijn gedachten, en zo is het gebeurd en werd het, met wat ik nu weet, de woning die ik klaar wou voor ons beiden. De jongste dagen heb ik vooral aan jou gedacht, aan jouw kamer met muren vol boekenrekken, je bureau in die kamer waarvan je me ooit sprak: die kamer in Varykino, waar Zhivago werken wilde aan een groot boek dat het boek van zijn leven zou worden. Wel die kamer is er, die moet je zien, met een ruim venster dat uitgeeft op de wijngaarden die aflopen naar het diepere land toe, en opklimmend naar het spel van de wolken er boven, en het licht, Ugo, het wondere licht van Bourgondië, nergens is er een licht zoals hier.


    Intuïtief, en je moet me geloven, heb ik gezorgd dat er een dergelijke kamer was. Zonder het te beseffen, heb ik al die tijd jou in mijn gedachten gehad, zelfs, dit weet ik nu, als ik het eerste concept heb voorgelegd aan de nieuwe eigenaars. En thans ben ik gelukkig, weet ik dat jij me geïnspireerd hebt om te handelen zoals jij gehandeld zou hebben, of dan toch, hoe jij het zou gewenst hebben. En vandaag, als het resultaat is wat het is, dan is het omdat ik er aan gewerkt heb met liefde en met al het inzicht dat ik in mij voelde en, in de jongste dagen een opstoot heeft gekregen die ik nimmer zou gekend hebben ware jij niet plots opgedoken.


    Weet, Ugo, ik geef er me, nu dat je er bent, rekenschap van, dat ik van bij de aanvang aan de woning gedacht en gewerkt heb alsof het voor jou was, al wist ik niets af van jou, al wist ik niet of je nog leefde, of je nog vrij was, maar nu, nu weet ik dat alles zijn begin heeft gekend op de gletsjer, in het immense licht van de namiddag, wij beiden, klein, nietig, twee stippen zoals je twee vrienden in de helikopter ons toen moeten gezien hebben.


    Om kort te zijn ik weet nu dat ik eraan gewerkt heb omdat ik wist wat er komen ging of, zoals jij het zou gezegd hebben, het is gebeurd omdat we er voortdurend aan gedacht hebben, je moet er lange tijd mee bezig zijn opdat wat gedacht wordt en verhoopt zich realiseren zou.


    Er moet aan die deur van Schleiper een koperen plaat worden aangebracht met de aanduiding dat het hier was, dat Ugo en Anja elkaar gevonden hebben na een lange scheiding, en er voldoende gelouterd uit te voorschijn zijn gekomen om er uit op te staan, en om het later te vertellen als het onwaarschijnlijke dat gebeurde.


    Het was een lange monoloog die ze hield, zegde ze. Ugo, het is de monoloog die ik hield telkens ik hier aan het werk was van morgen tot avond, een gesprek met jou over wat ik deed en hoe en waarom ik het deed, zelfs toen je er nog niet was, terwijl, in ondergrondse stromingen, alles geregeld werd opdat ik buiten komen zou bij Schleiper precies op het ogenblik dat jij er binnen wou gaan.


    Ze raakte hem diep, heel diep met haar woorden. Het huis was over hem lijk een volheid van verwachten, de haard die nog eens opflakkerde met de laatste vlammen, in de grote stilte van meubels en boeken, de muren en de zucht van de winden omheen het huis, de nacht en de sterren erover, de volle maan en het schuiven van de wolken en, groot levend haar stem. Alles doordrenkt van haar stem en Brahms in sourdine. En hij luisterend, jong, oneindig jong, jonger dan hij ooit geweest was..


    En ze sprak verder en vertelde hem al wat ze zo lang ingehouden had, al haar twijfels, al haar alleen zijn, dit alles nu een humus waaruit haar geluk was opgestaan, duizendvoudig zegde ze, exponentieel zegde ze, zoals je me vertelde van je vriend de beeldhouwer en zijn formule van Einstein. Ze staat symbool, zegde ze, voor de ommekeer in mij: hoe ik me voelde na ons plots terugzien, hoe ik gaan leven ben, het leven dat openbarstte in mij, jeugdig, met nieuw bloed en een groot verwachten.


    Hij luisterde maar, hij lag er zoals Dante er zou gelegen hebben, luisterend naar zijn Beatrice of Don Quijote luisterend naar zijn Dulcinea.


    Hij kon weinig inbrengen, ze had er ook geen nood aan. Ze sprak voor hen beiden. Wat ze zegde was een afspiegeling van wat hij zou verteld hebben over wat hem overkomen was sinds hij herbegonnen was aan zijn boek dat hij nu wenste te sluiten omdat wat nu gebeuren ging niet toevertrouwd kon worden aan het papier, niet neergeschreven kon worden als deel van een verhaal dat plots een reële wending kreeg.


    Het boek stopte hier. Wat nu gebeuren zou kon niet gevoegd worden aan wat er was aan vooraf gegaan. Zijn realiteit was nu deze van hen beiden en kon of mocht niet worden bekend gemaakt.


    Elke verbeelding stopte hier. Het echte leven hernam zijn rechten en het echte leven kon niet worden geminimaliseerd alsof het een vervolg was op een dagboek. Hij had er ook geen behoefte meer aan, zijn schrijven hield op hier. Hij had haar om te lezen, en door haar gelezen te worden, niet in gedachten maar in gevoelens en in betasten en samen zijn van morgen tot avond tot laat in de nacht in het grote bed dat weer bewoond kon worden zoals het hoorde dat het bewoond werd.


    Hij vertelde haar dit en het was zij die luisterde zonder hem te onderbreken. Ik hoor je, zegde ze, ik hoor je en ik voel je en hoe je me betast op elke plaats van mijn lichaam met je woorden, dat lichaam dat sinds lang niet meer betast werd begint nu een nieuw leven. Hoe lang dit aanhouden zal weet ik niet, hoef ik niet te weten, maar het is lente en de lente die ik nu ken is de vrucht van vele dagen herfst en van vele dagen winter.


    28-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    27-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag 111: The cosmotheandric principle.



    The Mind of God van Paul Davies* op zijn tafel. De tekening van figuur 7: een kegel op zijn punt, in drie horizontale lijnen gesneden. De punt, ervan, de apex, vertegenwoordigt het Big Bang-ogenblik en elke cirkellijn op de kegel geeft het volume aan van de zich steeds maar verder uit deinende kosmos. Als hij deze uitdeining verbeeldt door een ononderbroken lijn die zich, eveneens vertrekkend vanuit de apex, slingert omheen de kegel, en daarna deze lijn gaat bekijken van uit de hoogte, dan komt hij aan bij een spiraal waarvan kring na kring het symbool is van deze expansie.


    We kunnen ook, omgekeerd, de loop van de lijnen van de spiraal naar binnen toe zien en begrijpen dat alles terug te brengen is tot de apex, het Elohim-punt van de spiraal. Het is aldus dat hij de spiraal op de linkerknie en de rechterdij van de Christus-God figuur in het nartex-timpaan van Vézelay, lezen wil. 


    * 


    Anja, hoe verwoord ik de volheid die ik ken en die zijn oorsprong vindt enerzijds, aanwezig te zijn in de apex van de spiraal en tevens, in een plaats op de winding ervan. En anderzijds, wat mijn volheid nog voller maakt, aanwezig te zijn in jou en in mijn verlangen op weg te zijn naar jou. Rust te zijn en beweging naar jou toe.


    Anja, vóór ik je weerzag, waren mijn dagen van een grote eenvoud. Gedachten en beelden waren lijk de golven van de zee die aanspoelden en zich terugtrokken, en als een centrale punt, was er het boek dat mijn dagen vulde. Het boek dat mijn adem was, het enig belangrijke dat mijn geestelijk leven zin gaf. En plots sta jij op de drempel van mijn deur, terwijl je al binnen bent in mij. Ik moet nu mijn verlangen naar jou, mijn niet te stuiten verlangen naar jou, weg schrijven uit mij, als ware dit verlangen te schuwen. Terwijl mijn begeren niet ophoudt je beeld terug te brengen, je stem, je glimlach, je mond, zodat ik het, als een jonge man, soms niet houden kan, zodat ik alles wegduwen wil, een lege tafel wil zien en neerliggen. Neerliggen onder de oude, verweerde, vermolmde balken van het huis. Wachtende.


    De zaadkorrel die je achterliet in mijn bloed had effectief een boom gebaard. Ik had hem nog steeds niet opgemerkt. Thans hoor ik voortdurend het geruis van de wind in de bladeren en het zingen van de vogels. En waar ik ook ga, wat ik ook doe of schrijf, het geruis en het gezang  is er.


    Het boek leeft in zijn lettertekens, in zijn komma’s, punten en vraagtekens. Mijn zorg om de toekomst ervan is minimaal. Het is maar wat geschrijf, het zijn maar wat gedachten. Vele ervan zijn wel autonoom ontstaan om achteraf te ontdekken dat anderen, ver, heel ver voor mij, - tot bij Akhnaton misschien - deze hadden gedacht en verwoord in tekens. Niets in dit boek is nieuw buiten de voorstelling ervan. Het ligt hier voor mij, verzameld in een hoop getypte pagina’s, op de hoek van de tafel voor de haard. Een windvlaag door het open raam en de bladen vliegen rond in de kamer zoals de bladen van de partituur van Shostakovich’s Negende in de zaal werden gegooid. Zoveel is het maar en uiterst kwetsbaar is het en eigenlijk zal het me verbazen indien het ooit boven water komt.

     

    *

     

    Het boek stolde zich in wat transcendent was. Het heeft een opening geschapen naar wat Raimundo Panikkar** noemt the cosmotheandric principle waarbij Kosmos, God en Mens - Cosmos, Theos en Anthropos - een nieuwe Drievuldigheid vormen, een nieuwe, zich bundelende, zich osmoserende eenheid, ontstaan uit elkaar en met elkaar, in een beweging naar buiten en naar binnen. David Steindle-Rast voegt eraan toe:  All three belong together. That is the basis for what we call the new paradigm in theology.

    Het fenomenale is, dat dit cosmotheandric principle steunt op de mens en door de mens, de denkende, creërende mens wordt gedragen. Zonder zijn aanwezigheid, zonder zijn getuigenis, zijn de begrippen God en Universum van een schrijnende eenzaamheid.



     

    *Paul Davies :  ‘The Mind of God’,  Simon and Schuster, 1992, , pag. 65

    **The cosmotheandric principle:  Fritjof Capra and Steindl-Rast with Thoma Matus:  Belonging to the Universe,   Penguin Books 1992

    ‘We should emphasize that in the new-paradigm theology, the cosmos, God and humans are interrelated. Raimundo Panikkar, who is a kind of theologian’s theologian, calls this the cosmotheandric principle, Cosmos, theos, anthropos. In other words, you cannot speak about God except in the context of cosmos and humans. You cannot speak about humans except in the context of God and cosmos. You cannot even speak about the cosmos except in the context of God as the horizon and humans as the observers. All three belong together. That is the basis for what we call the new paradigma in theology.’


    27-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    26-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag 110: Naar het slot toe



     

    Hij gaat dit boek kunnen beëindigen. Hij zal het voor de zoveelste maal herlezen, zaken schrappen en andere eraan toevoegen maar hij weet dat het zich voldoende heeft geschreven, dat er niets in meer kan aan toegevoegd worden. Dat het klaar is om verder te leven in de geest en de droom van hen die hem lezen zullen. If ever.


    Toch wil hij steeds een stap verder gaan. Hij weet dat hij schrijven zal tot zolang zijn lichaam in staat zal zijn de Heer van de Geest te dienen en te loven. Want het is aan Hem dat hij rekenschap verschuldigd is. De vrijheid die hem gelaten werd, is het deeltje Elohim in hem op te zoeken of niet op te zoeken. Dit is nu de verantwoording die hij af te leggen heeft, bewijzen dat hij niet is blijven hangen in het tijdelijke, het materiële, maar het eeuwige heeft opgezocht.


    Of hij het gevonden heeft of niet is not his business. Hij heeft gezocht om het te vinden. En het is hem duidelijk geworden dat waar het in onze samenleving op aan komt, het niet enkel het ‘recht op leven’ is, waar de Kerk op hameren blijft, maar het ‘recht op spiritueel leven’, het recht op een materiële toestand en een sociale verwevenheid die de mens de mogelijkheid biedt zich te ontplooien tot een wezen dat in staat is het ‘landschap van de geest’ op te zoeken en te bewandelen.


    De stof is vergankelijk, als het is om stof te blijven, een dode levende, en niet open te bloeien; als het is om ingeslapen te blijven in het grote licht - waar las hij: assoupi dans la lumière de Dieu* - is het duidelijk dat we als stof terugkeren tot stof.


    De vergankelijkheid van zijn lichaam is hem duidelijk maar het is precies op de vergankelijkheid van dit lichaam dat hij zijn heil in de geest, die dit lichaam bewoont en omhult, heeft gebouwd.


    Trouwens welke weg heeft de mens nog af te leggen in de millennia die volgen zullen. Zal hij in staat zijn, volledig door te dringen tot het secreet van de bouwstenen van het Heelal die ook de bouwstenen zijn van ons lichaam. Stel dat het een van de subatomaire deeltjes is die thans beschreven en besproken worden, stel dat de probabiliteit die thans hun bestaan kleur geeft en smaak, wordt omgezet in een wiskundige formule, en stel dan dat er nog minimalere deeltjes worden ontdekt of zelfs worden vermoed te bestaan – het Higgs deeltje - waar zal dan de scheiding, als er ooit een zou geweest zijn, tussen fysica en metafysica, tussen materie en geest, tussen Universum en de of het ‘Onnoembare’, getrokken worden?


    Ik heb er geen zorg mee, denkt hij, ik ben enkel een minieme maar noodzakelijke schakel naar ‘de’ mens die zoekende, vergroeid is met het Universum als met het Allesomvattende. 


    Zo, als hij al die tijd de of het Onnoembare omkleed heeft met de naam Elohim dan is dit uit respect voor ‘Bereshit bara Elohim’ - de drie eerste woorden van Genesis - is het uit respect voor Hij die de oermaterie bezat en bevruchtte. Het visioen van Zijn onbegrensdheid, weerspiegelt zich in de orde die Hij schiep, die Hij scheppende is in de Orionnevel, in de niet te noemen andere nevels; weerspiegelt zich in het onbegrensde van het minimale, het onooglijk deeltje Heelal dat wemelt in de mens, wemelt in het atoom. Dit visioen van Zijn onbegrensdheid, van Zijn onaantastbaarheid, heeft zich vastgezet in elke kronkel van zijn gedachten.


    En het is in feite even zinvol Elohim te noemen met de naam van Jahwe, of God of Allah of Boeddha of Tao, of met welke andere naam ook, als we maar weten in het diepste van onszelf, in Zijn Koninkrijk binnen in ons, dat Zijn onnoembaar-zijn eigenlijk nimmer in te dijken is met woorden. 


    Als we maar weten dat Hij geen nood heeft aan een voorraad ‘hagel’-stenen**, geen nood aan verankering, geen nood aan om het even welke vorm van fundamentalisme.


    Hij is het wordende dat het zijnde is. Het kosmisch gebeuren is Zijn gebeuren en onze levensvisie wordt door de beweging ervan en erin geïnspireerd en gevoed. Het is een optiek die aan het leven betekenis geeft. Dit te weten, dit te schrijven treden we schroomvallig Zijn oneindigheid binnen.


     


    * Marie Madeleine Davy : Assoupie dans la lumière de Dieu. 

    **Hagelstenen: Job : 38, 22-23,  met in de Osty Bijbel, volgende noten, pag. 1151:  22: on les imaginait déposées dans des magasins situés au-dessus du firmament ;   23 :“pour les jours de combat et de bataille”, où ils constituaient des armes terribles aux mains de Jahwé.


    26-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    25-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag 109: Et je trouve la femme...

     


    Et je trouve la femme plus amère que la mort, parce qu’elle est un piège et son cœur est un filet, et ses bras sont des liens…*


    Aldus leert ons de Ecclesiasticus in la bible Osty, maar als hij er de King James Bible op naslaat komt het hem voor dat dit niet geldt voor ‘de’ vrouw maar voor ‘de vrouw die een valstrik is haar hart een vangnet en haar armen banden zijn’.


    Maar de zin werd toch neergeschreven en opgenomen in het Boek der Boeken. Hij kan denken wie dat schreef en het is een zin om, bovenaan een paragraaf te schrijven: ‘Is de vrouw bitterder dan de dood?


    Hij ziet haar in gedachten, in het dorp Zinal, naar hem toekomen. Haar slank lichaam gegrepen in een witte bloes die een knoopje te ver onachtzaam open is op haar bruine hals, gehuld in een lange gebloemde rok die neervalt tot op haar enkels en elke handeling van het lichaam opvangt in een golfbeweging die keer op keer haar been bloot laat tot aan de knie.


    Hij ziet de lach in haar heldere ogen. Hij ziet haar lippen licht geopend, haar losse haren dansend over haar schouders, hij ziet de levensvreugde die ze uitstraalt, die ze rondstrooit naar hem toe. Hij ziet haar zo duidelijk, zo intens, omgeven met een rand van licht, in de straat van het dorp met de Blanc de Moming op de achtergrond, met de Besso en de besneeuwde kam die doorloopt over de Col Durand tot la Pointe de Zinal.


    Hij weet hoe het aanvoelen zou als hij haar tegen zich houden zou. Hij weet hoe haar mond zich openen zou als hij haar kussen zou met een grote tederheid, om haar, met zijn verlangen te doorboren. En hij weet dat deze vrouw niet bitterder is dan de dood maar dat het binnendringen in haar, in de zachte vochtige wijding van haar schoot, te maken heeft met de dood maar veel meer, oneindig meer, met het leven, het zwellende, sidderende leven. Zich storten in haar is zich storten in de ijlte, een verdovende val in het oneindige, de dood rakend.


    Neen, denkt hij, de vrouw is niet bitterder dan de dood en ook is de dood niet bitterder dan de vrouw maar de twee-eenheid van man en vrouw is als de twee-eenheid van leven en dood.


    Droom maar denkt hij: ze staat voor hem, hij opent zijn armen om haar te ontvangen. Zo vol is zijn eenzaamheid. Maar, denkt hij nog, als je haar leest, weet dat ze geen boek is dat je dan daarna terug in de kast kunt plaatsen.


     

    * Ecclesiasticus : 7, 26

     

     

    NOTA wat het vervolg betreft:

     

    Ik heb, zoals Stefan Hertmans in zijn ‘Bekeerlinge’, bijna de nacht door geschreven - dan toch een lange dag en een halve nacht - en ik kan stellen, de dagen van 26 tot 31 december zijn af. Het laatste woord staat geschreven Het einde van het boek zal nu, in de komende dagen tot en met de laatste dag van het jaar 2018, worden vrijgegeven.


    ‘Was nun, kleiner Mann’, zou Hans Fallada schrijven in 1932.


    Ja wat nu? Hoe vul ik mijn dagen, wat doe ik bijvoorbeeld met dit manuscript van meer dan driehonderd pagina’s dat ik nog eens volledig te herlezen heb om er de zwakheden uit te halen? En, mag het een doorlopende tekst zijn, of moet ik met hoofdstukken werken?


    Een tekst waaraan ik ook nog de nodige verwijzingen moet toevoegen, hetzij onderaan de pagina zelf, wat storend is, hetzij achteraan het boek wat meer passend is.


    En dan is er vooraf de hamvraag: ‘is het waard er nog een maand over te doen om het grondiger dan ooit te herzien. Heeft het manuscript enige toekomst, is er iemand die er zich zal over ontfermen?’


    Daarna, wat met mijn blogprogramma dat stopte, honderd en zovele dagen terug, heb ik nu nog iets te schrijven dat ik nog niet zou geschreven hebben? Ik ben met mijn dagelijkse blogs begonnen in mei 2010, meer dan acht jaren geleden. Ik heb me gek geschreven. Welke krachten, hoeveel inspiratie rest(en) me nog tot het einde van mijn dagen en wie voelt er zich nog geroepen om  me verder te lezen dag in dag uit, eens te meer, naar de lente toe, naar de zomer toe, naar de herfst toe. Wie?


    Dit is waar ik aangekomen ben op deze 25 december 2018, dit met een hoop vragen die ik zelf niet waag te beantwoorden. Zeker nu niet.


    25-12-2018, 08:07 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    24-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag 108: Anzy-le-Duc

     


    Haar telefoon deze morgen uit wat ze noemt haar kasteel in Bourgondië. Haar stem klinkt zacht. Ze verlangt hem terug te zien maar heeft nog enkele dagen werk vooraleer ze weg kan. Er is vreugde in hem. Hij vraagt waar haar kasteel gelegen is. Ze geeft hem de naam van een dorpje op gelegen dichtbij Anzy-le-Duc. Ze geeft meer details maar zegt hem ook dat het eigenlijk een grote herenwoning is in een prachtig park gelegen. Hij moet het dorp eens opzoeken op de kaart.


    En dan vraagt ze hem: ‘Ugo, denk je aan mij?’


    Hoe jong hij wel is: ‘Anja, ik werk, ik lees en schrijf met jou omheen mij, kom vlug, ik heb je nodig.’


    ‘Ik kom, Ugo, ik kom, ik verlang naar jou.’


    De klank van haar stem blijft de kamer vullen lang nadat ze heeft opgelegd. Hij tracht verder te werken maar ze duikt altijd op tussen de regels, zodat hij buiten moet in de tuin met de merel die laag opvliegt van onder de struiken. Wordt Anja zijn bestemming. Is het met haar dat hij verder wil? Is het, zoals hij soms denkt, dat het de wetten van het Universum zijn die hen hebben samengebracht en dat dit Universum welwillend toeziet op hen beiden. Maar is dit niet te ver gedacht, te veel verhoopt?


    En het boek, is het omwille van hun her-ontmoeting dat het boek zich geschreven heeft en is dit gebeuren het einde ervan? Hij durft in elk geval vooropstellen dat hij zonder het boek niet de Ugo ware geweest die hij geworden is. En, hij moet Eluard bijtreden, besluiten dat al wat is geweest van de dag van zijn schrijven in het bos, een afspraak was.


    Hij zoekt naar het dorp op de Michelin-kaart. Hij kan er zijn vinger op plaatsen alsof hij haar aldus raken kan. Hij ziet dat het gelegen is in de streek die hij jaren geleden heeft bezocht met Pierre H., zijn vriend , in feite, op zoek naar de Romaanse kerken in elk dorp. Pierre om er een schets van te maken - een potloodschets van Chapaise hangt naast het rek met zijn boeken - en hij om nota’s te nemen in zijn dagboek. Haar plaatsje ligt dicht bij Anzy-le-Duc, waar ze uren hadden vertoefd binnen en omheen de kerk met de prachtigste (en meest gewaagde) kapitelen uit de twaalfde, dertiende eeuw.


    Hij herinnerde zich dat er op de weg naar Anzy-le-Duc, een ruim herenhuis te koop stond, gelegen midden een verwaarloosd park met waardevolle bomen, zelfs een ginkgo biloba. Pierre was er zeer door geboeid en ze hadden het bezocht. Het gebouw zelf dat totaal verlaten was, had ruime kamers en een heerlijke woonruimte met een breed venster dat uitgaf op de tuin en op het heuvelende landschap. Hij had toen gedacht aan Zhivago en het grote raam in de kamer van Varykino. Het was het huis dat hij had willen bewonen had hij het geld gehad en dan nog de moed om zijn moeder te verlaten, de kinderen en kleinkinderen en ook de vrienden en kennissen. Maar het zal wel dit huis niet geweest zijn dat de allures had van een klein kasteel, dat ze nu aan het herinrichten was voor landgenoten die zich daar wilden vestigen.


    Droom maar, denkt hij, droom maar dat je er wonen gaat met haar, dat je daar, licht en land en luchten helpende, werken gaat aan een totaal ander boek, met haar aanwezigheid in het huis.


    Droom maar, het is heerlijk zich eens te laten gaan: jij werkend aan je nieuw boek en zij tekenend en plannen makend in de kamer ernaast; je wilt haar zelfs de kamer laten met het weidse uitzicht, om dan, de hunker naar elkaar op een punt gekomen dat deze niet meer te houden is, gelijktijdig naar elkaar toe komen en jij haar houden zou op het grote bed.


    Haar zo houden dat de kracht van al wat hij uitgewerkt had zou binnendringen in haar en al het creatieve in haar zich mengen zou met het creatieve in hem. Lijk zijn bloed en verlangen zich mengen zouden met haar bloed en haar verlangen en aldus de vrucht van hun opgaan in elkaar, een nieuwe stuwkracht geven zou aan de scheppende roerselen diep in hen. Enkele woorden van haar zouden voldoende zijn. Ze zou zich om hem heen slingeren en aldus ook omheen dit nieuw te schrijven boek van hem.


    Maar het is goed even te dromen dat hij werkelijk aan het schrijven was, met Anja werkend in de plaats ernaast, en bij tussenpozen de muziek die hen bereikte vanuit de woonkamer vermengd met het knetteren van de vlammen in de haard en de geur van eikenhout.


    24-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    23-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag 107: Who brought this yearning on me?



    Hij denkt, moet alles nu geschreven worden in functie van haar, alles, van morgen tot nacht of, is het te verwachten dat ook deze tweede ontmoeting wegebben zal om uit te deinen over de dagen en de jaren die hij nog tegoed heeft?


    Echter onmiskenbaar is het dat zijn donker hart, lichter geworden is, dat er een groot verlangen in rondhangt. Als hij dan ziet hoe de natuur met kracht de aarde bevrucht en hoe de tuin in enkele dagen tot leven gekomen is, dan woelen ook in hem nieuwe energieën. Hij had haar duidelijk gezegd dat zijn eenvoudig huis wagenwijd voor haar openstond en hij had er mee bedoeld dat dit hart van hem, dat al zovele malen vlugger had geklopt, vrij was voor haar en vooral dat ze doorgedrongen was tot in zijn geest; dat zijn gedachten omfloerst waren met haar, ze groeide al lijk een kamperfoelie om al wat hij was en zou zich blijven slingeren om wat komen zou.


    In feite, dacht hij, is ze nooit, sinds die lange afdaling over de gletsjer, over het pad in de berghelling, langs de metalen ladder tegen de wand, over het moreen, via de cabane du petit Mountet, is ze nooit volledig uit mijn gedachten geweest. Is ze mijn enige toevlucht geweest op gesloten dagen en donkere nachten.


    Hij gaat zoeken naar de lange tekst, een novelle bijna, die hij geschreven had de laatste dagen van die uitzonderlijke maand augustus, gezeten aan de oneffen stenen tafel op het terras, met het licht dat zachter wordt naar de avond toe als de zon gaat dalen en de zaden van het wilgenroosje, lijk lichtende vliegjes door de lucht gaan zweven.


    Maar niets ervan vindt hij terug. En als hij zoekt in zijn dagboek van die dagen, een blanco pagina met in het midden, lijk een foto van haar, een gedicht dat hij overgeschreven had uit het tijdschrift van het personeel van de Bank of England, zonder naamvermelding van de schrijver ervan: 


    Yearning is on me now

    wonder comes in a wave

    Amazement and joy are rising

    As a foaming wave in my breast

    And enchantement comes to drive me

    Half drunk and belovedly mad.


    Who brought this yearning on me

    And knocked me drunk and crazy?

    ’t was you, hope, none but you.

     

    Maar verder bladerend vindt hij haar naam terug op elke pagina, omweven met woorden die verlangen zijn en pijn en vreugde, ook omdat er een warmte gekomen was in hem, een roze gloed waarin ze hem bleef tegemoet komen in het licht van elke morgen. En thans, hij, wachtend op een telefoon, een teken van leven van haar. Wie is het die dit grote verwachten binnenschoof in hem?

     

    *

     

    De mens en zijn niet te stelpen verlangen dat hem gevangen houdt: zijn gedachten murw gehouden in een cirkel waarin alles opgezogen wordt naar het centrumpunt dat zij geworden is. Hij sprak tot haar: je bent Rilke en je bent Eliot, en ik dank Wie of Wat ik danken moet al weet ik niet wie die Wie of dat Wat zijn kunnen, maar alles is dank om wat ik ben, om wat ik doe, om wat ik schrijf. En mijn dank ben jij die thans moet denken aan mij, zoals ik denk aan jou.


    Anja, voor jou is ook deze middag, een schittering van licht en rijdt je misschien naar je droomhuis toe denkend aan mij, om me te omhelzen en me te houden. En durf ik blijven vooropstellen dat mijn terugkeer naar Schleiper, omwille van dat ene potje inkt een beslissing was die niet van mezelf uitging en dat onze ontmoeting zeker geen toeval was. Of, heeft het in feite wel zin een bepaald gebeuren in je leven centraal te stellen. En zijn niet alle daden en gedachten, zijn niet alle beslissingen, hoe onbeduidend ook, even noodzakelijk opdat alles zou convergeren in een gebeuren waarvan we denken dat het ons leven zal veranderen?


    23-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    22-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag 106: Hoe het begon




    En dan vertelde ze hem hoe ze dacht dat alles begonnen was. Er was geen gids voorhanden en de gardien van de cabane had haar gewaarschuwd dat de beklimming van de Besso alleen, wel kon, maar dat de afdaling, zonder begeleiding, heel gevaarlijk was. Op dat ogenblik ben je teruggekomen met Robert en Gustave en zag ik je met je rugzak, de touwen er los over. Ik zag je als een echte alpinist. Misschien was dit ‘het’ moment, misschien nog niet, maar daarna kwam alles in een stroomversnelling: de gardien die de vraag stelde aan Robert die instemde, een cordée van vier voor de Besso kon, had hij gezegd en, we hebben kennis gemaakt, herinner je. En hij herinnerde zich, een goed uitziende dame, vijf en dertig misschien, bruin gebrand, gezicht en armen, uitnodigend vrouw. Een goede klimster had de gardien gezegd, ze komt hier al vele jaren.


    ‘Mijn eerste stap, mijn ‘misstap’, is geweest, toen ik je in de namiddag alleen zag zitten in de zon en ik de durf heb gehad bij jou te komen omdat je me intrigeerde; je was een landgenoot en je was vertrouwd met de bergen. De gardien had me gezegd dat je in de voormiddag - het was gestopt met regenen – ‘le Mamouth’ had beklommen, wat toch niet zo eenvoudig is, vooral de sortie vóór de top. Had ik toen niet met jou alleen geweest, jij zittend met een boek op een rotsblok, terwijl je vrienden naar hun ‘champ de génépi’ waren, zoals je me vertelde, dan was ik wellicht niet bij jou gebleven na het avondmaal.’


    ‘Die avond was een groot moment voor me’ had hij haar gezegd, ‘we waren ineens, er moet toen al iets geweest zijn, een soort voorgevoel, beiden ziek van de sterrenhemel boven ons en wellicht beiden eenzaam, en in de bergen is het een openstaande eenzaamheid, daarom ook groet men elke wandelaar die men hier tegenkomt met een ‘à Dieu’.’


    ‘En ik, ik Ugo wou je kussen toen je me goede nacht wenste en je me zegde: morgen gaan we samen aan elkaar gehouden door een touw, de Besso veroveren en samen afdalen langs die fameuze chemin des dames’.


    ‘Maar het verliep totaal anders omdat, zoals jij het zag, het anders verlopen moest, want zonder het gescheurde ligament van Robert en zijn transport per helikopter, samen met Gustave naar Zinal, ware ik nooit de ganse namiddag met jou alleen geweest.’


    ‘En Ugo: ‘mijn’ misstap’ was dan te wachten op jou, want als ik niet teruggevlogen ben met de helikopter dan was het omdat ik er mijn gedachten had opgezet om met jou, over de gletsjer – de gletsjer die een soort heilige plaats was voor mij - de afdaling te doen.’


    ‘Ik was gelukkig toen, een geluk dat ik in lang niet meer gekend had. Ik herinner me dat je me op de gletsjer iets heel liefs hebt gezegd. Ik stond voor jou, ik kon je raken, ik kon je raken met de lippen en toen is je hand even over mijn wang geweest en heb je me gezegd : Anja, lieve Anja wat doe je me aan. Meer niet. En ‘s avonds terug in de chalet bij mijn ouders, alleen, met Jupiter, zoals jij het wist, pal in het zuiden boven de Dent Blanche, was je mijn stilte, omdat ik voelde dat wat met mij gebeurd was ook met jou gebeurde en alles zo zuiver was en toch zo groot, zo ruim’.


    ‘Zo was het, Anja, zo was het. De afdaling met jou over de gletsjer is een onvergetelijk gebeuren geweest, nu nog zindert die na, en dan, eens terug in de vlakte, de Navizence waar we gestopt zijn, en waar we onze blote voeten in het koude water hebben gehouden. Ik herinner me, ook de tranen bij mij.’


    ‘Waarom die tranen?’ had ze hem gevraagd.


    ‘Het waren tranen van hoop, Anja, voor jou en voor het hele Universum, waarvan ik nu wist dat jij er ook integraal deel van uitmaakte en dat ik aldus nog meer en nog inniger verbonden was met jou en met het voorbije.’


    Hij vertelde haar dit en voelde de prikkeling in zijn ogen, ze keek hem aan, haar hand gleed naar zijn hand toe op de tafel: ‘En ook met het komende?’ vroeg ze.


    Alles kon opnieuw beginnen: een wereld opende zich, zijn boek was niet meer zijn eerste zorg. Hij zag hoe plots de zon binnenschoof, hoe alles kleur en leven kreeg. Hij voelde zijn ogen vochtig worden en er was een lange stilte tussen hen. Nu dacht hij, nu: ‘Vooral met het komende’ sprak hij.


    ‘Zo moet het, Ugo. Weet je, ik ben blijven hopen op een terugzien. Eerst niet wetende of ik je zou gaan opzoeken, maar was niet bij machte iets te doen. Het volgende jaar zijn we teruggegaan naar Saint-Luc. Ik wist dat je de bergen in augustus niet laten kon en wist ook dat je ergens in Grimentz of in Zinal moest zijn. Ik ben tweemaal naar Grimentz gereden, maar ik vond je er niet, hoewel je naam opgetekend stond als lid van een of ander ‘société’ daar. Ik vond je ook niet in Zinal, men had je er die maand niet gezien. Maar het is niet te noemen hoe mijn leven dan een duw heeft gekregen, ik leefde in een andere, vollere dimensie, jij bestond ergens, waar wist ik niet, maar je bestond.’


    En ze ging verder: ‘jij’, zegde ze, ‘sprak me over het intens beleven van elk ogenblik, het nu-ogenblik zoals je het noemde. Je woorden tekenden me. Allen die er waren vóór jou, en de weinigen erna, konden me niet boeien, ze waren allen te ‘terre à terre’ terwijl jij me had leren zweven. Mijn huwelijk, beredeneerd als het was, liep verkeerd af, gelukkig zonder kinderen en ik werd de dochter terug van mijn ouders bij wie ik nu inwoon.’


    22-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    21-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag 105: Ondoorgrondelijk zijn de wegen




    Ondoorgrondelijk zijn de wegen van de mens. Ze lopen uit in een richting die je niet kunt voorzien, kruisen de wegen van anderen die je niet bestemd zijn maar, je mist niet diegene die je niet missen mag. En het is ditmaal geen ontmoeting met een boek maar met een levend iemand, met een kloppend hart, een warmte, een echo van de hunker in jou, die je meeneemt, die een achtergrond vormt voor je woorden en gevoelens.


    Na haar vertrek naar haar werk in Bourgondië zoals ze hem vertelde, was hij gestopt bij de bloemenwinkel en had hij een ruiker witte rozen gekocht die hij in een witte vaas geplaatst had op de tafel voor hem, teken van haar aanwezigheid in zijn huis al heeft hij hiervoor geen rozen nodig. Maar deze bloementuil blijft het centrale punt in het wondere gevoel dat hem ondersteboven houdt.


    Het is naar dit punt dat hij telkens wegdroomt terwijl hij doende is. Terwijl hij orde brengt op zijn schrijftafel en de boeken stapelt waar ze horen te liggen. Terwijl hij de haard klaar legt voor het uur dat hij haar ontvangen zal, de meubels afstoft en rondgaat met de stofzuiger. Welke eenzaamheid kan me nu nog deren, denkt hij. Ik leef hier en zij leeft in de verlenging van mij en ik van haar. Laat het zo blijven. Zo helpe ons Hij of Het die, dat, ons hoe ook, heeft samengebracht.


    Chopin op de radio. De piano boven het orkest uit. Altijd heeft hij er moeite mee orkest en piano samen te nemen en te luisteren naar hun conversatie. Hij denkt: Anja is de piano, het orkest is al wat omheen mij is, meubels en boeken, schilderijen en tekeningen, stukken wortels, schelpen en stenen; de stilte ook van de muren en van de tuin met de bomen in de wind, de luchten er boven. En zij: pianoklanken drijvend lijk bloesems op het water tussen wilde eenden en meerkoeten.


    Zij rustig hart van jaren: rust is onze bestemming. Laat je wemelen in de herinnering aan haar. De bergen sluiten je in met hun ruimte, met het vroege licht van je late jaren. Je bent met haar op de gletsjer. Het kraken van de ijskorrels onder je voeten, het vloeien van water in kleine ondiepe geulen en dan met groot geruis, in de brede kloven waar je omheen moet. Zij rustig, hart van jaren: rust is onze bestemming. 


    * 


    En, toen ze in de vallei kwamen waar hun wagens geparkeerd stonden, daar waar de Navizence met grote kracht door de vlakte stroomt, daar waar ze schoenen en kousen uittrokken om te gaan staan in het ijskoude water en hij haar benen zag, naakt tot boven de knie onder de opgetrokken ‘varappe’-broek en hij haar zeggen wilde hoe mooi ze wel was.


    En, toen ze in de wagen stapte, ze nog even wachtte. Hij stond ter hoogte van haar open raam. Ze keek hem aan, woorden gingen komen maar kwamen niet. Ze startte de motor en reed een paar meters. Toen stopte ze. Ze wachtte tot hij aan haar raam stond, hij dacht tranen te zien of waren het tranen bij hem: ‘Dank voor de gletsjer, het was groot en niet te vergeten, ik zie je terug’ zegde ze nog. Hij voelde een lichte pijn in zijn ogen: ‘Ciao’ en ze reed weg van hem.


    Hij volgde haar, zag haar rijden langs de aarden hobbelige weg, zag hoe ze een paar waterplassen vermeed, hoe ze de smalle brug overstak op de plaats waar de weide rechts van de weg bezaaid is met gevlekte orchideeën en links een klein moeras vol witwollen ‘linaigrettes’. Hij zag haar rijden op de brug over de stroom, en dan verdwijnen tussen de vele geparkeerde wagens. Dan zag hij dat ze stopte, op de hoger gelegen weg en uit haar wagen kwam, een klein onooglijk iemand die zwaaide, haar zwaaiende hand boven de schaduw uit, in het licht.


    Zij rustig hart van jaren: rust is onze bestemming en Chopin moet verliefd geweest zijn als hij zijn eerste pianoconcerto schreef.


    21-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    20-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag 104: Wat er is van wat er is


     

    Vandaag schijnt het hem toe dat hij van in zijn jeugd omgeven was door zijn wolk. Immers, van jongs af was in hem de drang tot schrijven aanwezig. Achteraf gezien weet hij ook dat er nimmer ofte nimmer een ogenblik is geweest dat hij deze idee volledig heeft opgegeven; dat zijn lectuur, zijn diverse pogingen en dan vooral het dagboek dat hij bijhield, à rato van meer dan honderdduizend woorden per jaar, dat dit alles gezien kon worden als een voorbereiding op het ‘grote’ werk dat later, dus nu, komen moest.


    Hij heeft ook nimmer een zondagsschrijver willen zijn. Hij heeft gewacht tot het ogenblik dat zijn beroepsbezigheden in de zetel van de NBB te Gent, waaraan hij steeds zijn beste krachten heeft gewijd, afgesloten waren, om met de inzet van zijn hele persoon in gang te komen.


    En waar kwam hij uit: een verhaal over ‘de Hel’ van Dante; een bundeling van Fragmenten uit zijn dagboeken en, wat gedichten, die totaal los stonden van de poëzie van vandaag: geschriften die enkel wat vrienden en kennissen kregen toegestuurd.


    Maar zijn wil en verlangen op te stijgen in de ruimte, zijn overtuiging dat, indien anderen het al zouden geschreven hebben, hij, zoals in een Romaanse kerk het licht uit het oosten een andere inhoud geeft aan de ruimte binnenin dan het licht uit het zuiden of het westen, hetzelfde vertellen wou met een ander ingesteld zijn, komende van uit een andere dimensie of liever naar een andere dimensie toe.


    Aarzelend eerst, tastend en zoekend, tot hij beseffen ging dat het boek aandrong om geschreven te worden, in feite is het een foto geweest, is het een ontmoeting onder de bomen van het bos geweest, die alles in gang hebben gezet. Een uiterst vreemde idee die hij niet nalaten kan te vermelden alsof het boek zelf wilt dat dit wordt opgetekend. En hij alleen weet dat tot hier toe, heel wat zaken voortdurend zijn blijven kronkelen en wringen om toch maar niet achtergelaten te worden.


     *

     

    Luisterend naar wat ze vertelde over haar ouders, over haar huwelijk en haar scheiding, over haar jeugd en haar werk, hoorde hij dat ze nu, als binnenhuisarchitecte, werkte aan twee belangrijke opdrachten die haar volledig in beslag namen.


    Hij zag terug de beweging van haar handen terwijl ze sprak, de rustige glans in haar ogen die hem niet loslieten en hij wist zonder het te weten, dat de schaduwplaats, die zijn echtgenote gelaten had, lichter en lichter werd. Hij voelde dat de meubels rond hem, de boeken en tijdschriften, de haard die al klaar lag om aangestoken te worden, dat alles zich verstilde in een wachten op wat nu komen kon.


    Ze vertelde hem, als ik die namiddag van jou ben weggereden, zonder ook maar een teken van mij te hebben achtergelaten, was het omdat ik wist dat elk woord in meer me binden ging aan jou. Terwijl er vooral was wat ons scheidde, niet zozeer de jaren maar ik dacht dat er in je hart, dat misschien nog weende om de overledene, geen plaats open was voor mij, zoals jij zult gedacht hebben dat er geen plaats was voor jou in mij.


    Hij wou haar zeggen dat er een grote plaats vrij was nu. Maar ze ging verder: En toch, ik hoorde je gevoelens in de klank van je stem en binnen in mij was er iemand die riep: houd me, houd me, laat me zo niet weggaan. Maar de woorden die konden gesproken worden kwamen niet. Ik weet niet meer hoe ik weggereden ben maar toen ik in de zon kwam, verblind door het licht en de tranen, wou ik stoppen nog en roepen naar jou, maar een andere in mij, is verder gereden. En nu zit je hier voor mij. Ik weet nu waarop ik altijd heb gewacht, het was op dit weerzien met jou en dit weerzien lijkt me nu alsof alles wat ik gedaan heb tussendoor, in het vooruitzicht was van deze nu-ontmoeting, alsof alles getimed was in het leven.


    Ugo dacht aan het boek in psalm 139, hij dacht aan het vreemde in zijn leven, aan de vele momenten die hij als uitzonderlijk zag: het kan, Anja, het kan, dat we in het oog gehouden worden, misschien door zij die overleden zijn en in een andere wereld leven, zij die onze gedachten beïnvloeden. Het kan allemaal. Maar er is nu wat is, en ik ben er gelukkig mee, ik voel me er wonderlijk goed bij, het is een gebeuren uit de duizend om opgetekend te worden voor het nageslacht. Zelfs al vinden er wellicht elk ogenblik van de dag her-ontmoetingen plaats zoals die van ons.


    ‘Je vindt ze dus niet uitzonderlijk?’


    ‘Neen, laat ons stellen dat onze ontmoeting geschreven stond’ - hij dacht geschreven stond van het ogenblik af dat ik ben beginnen schrijven met inkt ‘lie de thé’, maar hij verzweeg dit - ‘al wat we doen is dan in het vooruitzicht van wat er komen moet?


    ‘Ja, en deze in het vooruitzicht van al wat erna zal komen. Achteraf lijkt het toch zo. Denk je, Ugo, dat iemand weten zou wat dit komende ons brengen zal?’


    Hij wist dat hij dit ogenblik altijd houden wou: ‘Het staat geschreven in de lijnen van je handpalm wordt er gezegd en er zouden er zijn die deze lijnen ontcijferen kunnen.’


    ‘Of geschreven In de sterren.’ zegde ze. ‘Het kan, die ganse maand augustus had ik rondgelopen met de idee de Besso te beklimmen maar had niemand om me te vergezellen en toen mijn vriend vertrokken was naar België heb ik, zo maar, op een avond besloten de beklimming van de Besso desnoods alleen te doen, ik zou wel een gids vinden. Een verlangen dat niet te stuiten was, alsof jij me riep vanuit de nevels van je bestaan.’


    ‘Dit kan, het kan dat ik je geroepen heb, al kende ik je niet. Ik was de avond van je beslissing met Robert en Gustave al in de berghut, en misschien heb ik, toen ik de slaap niet vatten kon, gedroomd iemand te ontmoeten zoals jij. En de volgende morgen, regende het en was het weer te onzeker, zodat we de Besso hebben uitgesteld tot de volgende dag, de dag die jij gekozen had voor jouw beklimming.’


    20-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    19-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terug naar Dag 99: Het boek dat zich schrijft


     

    Alles is bij mij toegespitst op de woorden die ik neerzet. Zo, wat of wie ik nog lees is vooral mezelf. Elke dag herlees ik ettelijke malen wat ik schreef alvorens het toe te voegen aan de massa. Ik haalde aldus, voorbij de honderdste dag, meer dan honderdduizend woorden.


    Naast mij liggen twee ‘Standaards der Letteren’, met in elk van ze twee zinnen die ook mijn zinnen hadden kunnen zijn. Een eerste van Joe  Moran, professor of English and cultural history, in de SdL van 23 november; een tweede van Maryse Condé, schrijfster uit Guadeloupe. (In de SdL van 7 december noemt Inge Schelstraete haar: een pittige pestkop van 81 jaar).


    Het zijn schrijvers die ik niet ken, ik weet zelfs niet of ik ze, eens dit avontuur voorbij, lezen zal. Maar ik ben hen dankbaar omdat ze dingen hebben geschreven die voor mij bakens zijn: Maryse Condé: ‘Een schrijver heeft meester noch model’. En Joe Moran die een lans breekt voor slow reading*, wat past bij mijn ‘slow writing’.


    Ik onderlijn dit hier omdat het de enige verdediging is die ik heb als schrijver; die ik heb als iemand die in feite schrijft over iemand die een boek schrijft en niet blijkt te weten wat het belangrijkste is het verhaal dat hij opbouwt of de wijze waarop het tot stand komt.


    Ik schreef dit hier, op dag 99, omdat het gebeurde dat in mij een vermoeidheid was gekomen, dat in mij stemmen waren opgestaan om abrupt af te sluiten. Het boek haalde me te veel overhoop, het vergde te veel van mijn krachten, daarenboven vond ik dat ik voldoende woorden had en dat ik hiermee gezegd had al wat in mij was om te zeggen.


    Op dag negenennegentig echter zijn er ineens nieuwe perspectieven geopend: had de dood van Hugo Claus, van het nichtje van Marc H., of van het zoontje van Louis R. er iets mee te maken? Het kan, ook het feit dat ik verzadigd scheen, dat het  bedenken van wat ik schrijven zou ineens een te grote last werd. Alles kan. Ik dacht er zelfs aan te zeggen dat ik begonnen was haar kamer op te ruimen en terug te beginnen met het etsen en het tekenen. De reden wellicht waarom ik gedacht had aan Schleiper waar ik wist de koperen plaatjes te vinden, de etsnaalden, het etspapier en al wat nodig was om te herbeginnen.


    En dan was er het voorval, de onverwachte ontmoeting die ik gebruiken kon om verder te gaan, hoe wist ik nog niet maar er waren plots nieuwe mogelijkheden, nieuwe wegen die konden gevolgd worden en die op een passende wijze dit boek, dit avontuur zeg ik, zouden kunnen afsluiten. Zo, is het de ontmoeting geweest - eigenlijk in zich onbelangrijk - een vriend, Dorsan G., die ik tegen het lijf liep op het ogenblik dat ik in de koffiebar van de Donkersteeg wou binnengaan. Was deze ontmoeting die maakte dat ik weten zou hoe verder te schrijven, gewild door iemand of, door het boek zelf?


    Ik wil er aan denken, ik moet weten dat er tal van zaken zijn, gekende en ongekende die bij het tot stand komen van dit boek van belang zijn geweest. Ik wist het niet maar het zal wel zo geweest zijn, in het verleden zijn er ook heel wat voorvallen geweest die richting aangevend zijn geweest voor wat er na kwam.


    Meer en meer denk ik eraan, en ik zegde dit al: het is het boek zelf dat zich schrijft dankzij de omstandigheden. Want, om even cynisch te zijn - echter niet wildvreemd - het had ook gekund dat iemand anders het einde zou geschreven hebben zeggende: dit zijn de laatste woorden van Ugo, hij was aan de vijver, hij is uitgegleden, in het water terechtgekomen en er niet meer uitgeraakt. Maar dit zou maar al te lamlendig geweest zijn.


     


    *Joe Moran: ‘Stop met scrollen en scannen en probeer slow reading… als je traag leest, geef je je tijd cadeau aan iemand anders, de schrijver, zonder garantie op rendement, en met het risico dat de tekst je verveelt of ongemakkelijk stemt omdat hij vreemd of moeilijk is.’


     


    19-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    18-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag 103: Anja en Rupert Sheldrake.


     


    In het café, met de bezoekers om hen heen en de juffrouw die op en af liep: ‘Ugo, je hebt me, de tijd dat we samen waren heel diep geraakt, weet je dit?


    ‘De bergen waren leeg na je vertrek, Anja, het licht was weg, daarbij kwam nog dat de kinderen vertrokken waren; ik heb me opgesloten om te lezen en te schrijven. Saint-Luc waar jij waart, lag aan de overzijde van de vallei. Ik wist dat je in een van de vele chalets moest zijn en ik vroeg me af of mijn pijn ook die van jou was.’


    ‘Ja, Ugo, het was anders dan pijn, het was een grote stilte in mij, een niet weten, een aftasten van wat er gebeurd was. Moeder had bemerkt dat er iets verkeerd ging en op een namiddag is ze bij mij op het bed komen zitten om te vragen of het omwille van het vertrek van mijn vriend was. Ik heb haar, in een opwelling, alles vertelt over jou. Ze heeft me gesust, heeft me gezegd kalm te blijven, niets overhaast te doen, te wachten om te weten of mijn gevoelens stevigheid hadden en ook, als het lot het wil zal je hem terugzien.

     

    *

     

    Gezeten in de stilte van de schemer-kamer, voor de vlammen van de haard, met het laatste licht over de boeken en de meubels, is ze aanwezig in haar woorden, zoals ze zegde, als een warme witte gloed, een wolk witte orchideeën.


    Hij kan niet los van haar, ze houdt hem. Hij is tot leegte geschreven omdat alles zich naar haar heeft gekeerd. Ze is thans reëler dan ooit, tevens krachtiger van geest, alsof al het verlangen dat ze heeft opgespaard, ineens werd vrijgegeven.


    Hij weet nu dat ze niet alleen is binnengetreden in hem, maar onvermijdelijk ook in zijn boek dat nu een andere wending gaat krijgen. Wat hij helemaal niet wenst, want hij vreest dat wat geschreven staat anders zou geschreven zijn indien ze er bij ware geweest van het begin af.


    Hij had haar gesproken over wat hem bezig hield. Hij had haar gezegd dat er twee zaken waren waaraan hij niet kon ontkomen. Een eerste was het feit dat hij heel waarschijnlijk, zonder er zich bewust van te zijn, was terechtgekomen in het vaarwater van filosofen en theologen en zich hierop baserend, dingen had verkondigd waaraan hij thans, ineens, zegde hij, twijfelen ging. En een tweede vaststelling was dat hij voorzeker, op sommige plaatsen in zijn betoog, een te hoge vlucht had genomen en hierdoor soms te ver, met beide voeten terug op de grond was gekomen.


    Ik ken je als een man van de hoogten, had ze geantwoord, en ook hoe verrukt ze niet geweest was toen ze hem die avond, gezeten voor de cabane, met zoveel vuur had horen spreken over bepaalde passages uit de Bijbel en dan vooral, over zijn geloof in het Eeuwige. Eigenlijk heb ik altijd uitgekeken naar iemand die mijn geest beroeren kon zoals jij het hebt gedaan en ik heb nimmer iemand ontmoet die tot mij sprak zoals jij me toen overhoop haalde. Mijn huwelijk was een verloren strijd van bij de aanvang, het louter materiële waarmee ik in mijn huwelijk geconfronteerd werd, lag me hoegenaamd niet. Zo ben ik opnieuw een juffrouw geworden, wachtend op haar prins die niet kwam.


    En nu, had hij gedacht, is je prins er nu? Maar hij waagde het niet deze vraag te stellen omdat alles zo plots was gebeurd en nog altijd zo onwaarschijnlijk.


    Tot gisterenavond, tot deze morgen zelfs, was hij begaan met een boek dat herinneringen hernam en een levensvisie trachtte uit te tekenen. Alles leek hem goed geordend en de weg in grote lijnen uitgestippeld. Nu Anja er is, kan hij niet meer om haar heen schrijven, kan hij niet anders dan haar binnenlaten. Zijn boek is te zeer gebonden aan de omstandigheden, uit zijn dagen die voorbijgleden lijk wolken over velden en bossen, opdat hij de impact van haar op hem onbesproken zou laten. Wat meer is, vele herinneringen gaan thans terug naar hun eerste ontmoeting, en vooral hun lange afdaling, over de gletsjer naar Zinal. Hij kon nu ook ruim en in volle overgave nadenken, hoe het gekomen was, wat er was aan voorafgegaan: de vele details die nodig waren geweest.

     

    In het allereerste geval om te verklaren hoe hij ooit was terechtgekomen in de Valais – een collega die het woord Saint-Luc liet vallen - en hoe het ooit tot een vriendschap was gekomen met Robert P. de gids en Gustave C., le vigneron, de wijnbouwer, die samen alle bergtoppen in de omgeving hadden beklommen en bereid waren geweest, de man uit de vlakte, mee te nemen op hun tochten.


    En dan ook, hoe Anja ertoe gekomen was van de bergen te gaan houden. En dit alles was dan nog maar geldig voor hun eerste ontmoeting, maar wat erna, opdat ze elkaar na zovele jaren terug zouden vinden aan de ingang van die Schleiper-winkel? Het onmogelijk geachte, was geschied. Dit alleen al is een vreemd gebeuren. Hoe komt het over in een boek, te gemaakt, te verwrongen, te ver gezocht?


    Maar de feiten zijn er, hij heeft deze te verwerken. Denken zelfs, dat het hun bestemming was, en dat deze ontmoeting eigenlijk de meest normale was, zoals er zovele ontmoetingen zijn geweest, gebonden aan een detail, al was het maar de ontmoeting met de vrouw waarmede hij huwen zou en, haar vroegtijdig overlijden.


    Is het niet zo, zijn niet alle voorvallen in een mensenleven toevalligheden? Ga dan maar eens na hoeveel toevalligheden er niet nodig zijn opdat één bepaald gebeuren nog meer ‘toevallig’ zou kunnen zijn, zo dat het geen toeval meer zijn kan maar iets dat onvermijdelijk was.


    Hij kon aanvaarden wat Rupert Sheldrake heel schuchter vooropstelt, namelijk omgeven te zijn door een wolk van vormende oorzakelijkheid, Sheldrake noemt dit ‘morfische resonantie’, en dat deze wolk, lijk een soort engelbewaarder toeziet op wat je doet, opdat je uitkomen zou waar je uitkomen moet. Die er ook voor zorgt – want ook hij is een wolk meer dan een blok lichaam, schreef hij een paar dagen geleden - dat hij leest wat hij lezen moet, ontmoet wie hij ontmoeten moet, van Ray af, en dat zijn boek aldus de afdruk wordt van al deze impulsen en een inhoud krijgt die kosmisch getint wordt, zoals Umberto Eco het wenst.


    Zo ook wou hij dit meer dan onwaarschijnlijke terugzien gaan betitelen als het effect van ‘Sheldrake’s wolk’ - hier durft hij het woord engelbewaarder niet meer gebruiken. Hij had getracht dit met andere woorden te verklaren aan Anja en ze had uitgeroepen dat het ‘Goethiaans’ was, dat Goethe ook over zoiets geschreven had. Wat hem verbaasd had, maar hij aanvaardde dit graag, gezien het van haar kwam.


    Is het dan toch zo dat het komende het heden bepaalt via deze zogeheten morfische resonantie en is hij, dit schrijvende, een even grote ‘heretic’ als Sheldrake?


    18-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    17-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag 102: Anja (2)

    )

     

     

    Hij was in zijn kamer, hij dacht: geloof niet dat het bestemming was. Hoewel, mijn beste Eluard, als jij het waart die dit schreef, het was inderdaad misschien duidelijk een afspraak, belegd buiten ons weten, zonder uur noch plaats van de ontmoeting te kennen, maar iets of iemand wist het wel. Heb jij ook ooit zo iets meegemaakt, mijn beste Cervantes hier naast mij, heeft ooit je Don Quijote zo iets gekend in je boek? ja, denk ik, a menudo, dikwijls.’


    De rust was weg uit hem. Hij kende maar al te goed die gevoelens die opdoken lijk de wind vóór de regen. Gevoelens waarover hij geen controle had omdat ze hun oorsprong hadden in wat is tussen man en vrouw, de spanning tussen het yang-element en het yin-element.


    Hij dacht ook hoe vreemd een dag kon gaan van het ontwaken tot de middag, tot de avond. En hoe een leven kon worden volgestouwd met ontmoetingen, en er waren er vele geweest, die niet gegeven hadden wat ervan verwacht kon worden. Maar deze ontmoeting was het begin van een vervolg. Alsof voor hen de tijd had stil gestaan en het ogenblik van het terugzien, zoals Anja zegde, het vervolg was op het ogenblik dat ze was weggereden van hem, haar hand door het raam van haar wagen, zwaaiend. Zo wordt dit ogenblik van nu gekleefd op de avond, de morgen en de namiddag van toen. En al stonden de jaren ertussen bol bij haar zoals bij hem  van klein als van groot gebeuren, alles er tussen in, scheen nu samengevouwen tot een blad woorden van niets.


    En je weet nimmer wat je bezit aan mogelijkheden, je weet nimmer in hoever een samenzijn hoe kort ook, zijn wortels doorduwt naar het komende toe. Het kon dus dat hij geleefd had niet in functie van het boek dat hij aan het schrijven was, maar wel, en het boek incluis, in functie van het ogenblik dat hij haar opnieuw ontmoeten zou. Had hij geen boek geschreven, niet zo intens bezig geweest om zoveel mogelijk terug te halen uit het voorbije, hij zou zeker niet die behoefte, die plots opkomende drang gekend hebben om iets klein als een flesje inkt te gaan halen op een plaats twintig kilometer verder.


    Het onbegrijpelijke web van gevoelens, van verlangens en tekorten, van handelen en niet handelen, dat zich weefde over hem en over haar. Maar vooral het web van gedachten, het web dat ons begeleidt en ons voert in de richting van de toekomst die in het web getekend ligt. We ontkomen er niet aan, niemals, never, jamas. En je weet wat je begint, maar je weet nimmer hoe deze ontmoeting zich vertakken zal over je dagen en hoe dromen en daden en mogelijkheden, lijk sneeuwvlokken zullen dwarrelen over en in jou.


    Hij had haar gezegd, dat ze altijd aanwezig was geweest in die monoloog die hem bewoonde en zich wijzigde in woorden maar niet in inhoud; dat ze weten moest dat de tijd die ze samen waren, van het ogenblik van de cabane, van het ogenblik dat ze over de gletsjer waren, dat alles in hem gekeerd was naar haar; dat die gevoelens heel diep eerst, daarna verder gegroeid zijn; dat aldus het zaad van haar in hem, een boom werd die inspireerde, hem krachten gaf. En dat deze rustige, geurende boom, deze levende boom, met haar naam erin gekerfd, thans gebombardeerd werd met zeven lentes tegelijk. Dit alles moet je weten, had hij haar gezegd, voor we verder gaan. De woorden waren zo opgekomen uit hem, alsof deze zich hadden opgestapeld in de tien jaren, zoals ze zegde, die voorbij waren, onbewust geschreven om vandaag te worden nitgesproken.


    Hij had haar vergezeld tot aan haar wagen. Ze stond klaar om weg te rijden. De belofte van haar vrouw-zijn lijk een wolk van poëzie over haar. Omheen hen waren de huizen, was er het ruisende leven van de stad, de mensen, de auto’s, het grote licht van een nieuw begin.


    ‘Laat die boom van ons zeven maal zeven lentes ondergaan en laat de sappen stijgen in jou en in mij, maar weet je wel, Ugo, hoe groot mijn vreugde nu is, weet je wel in welke mate het lente is in mij?’


    De gevoelens die met haar woorden binnenschoven in hem. Hij dacht waar brengt me dit ogenblik dat eens te meer is van alle ogenblikken van mijn leven. Maar ze ging verder:


    ‘Je zegde me, en wel die nacht gezeten voor de cabane, voor een hemel vol met sterren, dat alles geest is. Wel, ik heb, en dan meer en meer de laatste maanden, waarom weet ik niet, teruggedacht aan wat toen was open gebleven, zodat het nu bijna normaal toeschijnt dat gebeurd is wat gebeurde. Het wondere is dat ik nog niet zo lang geleden terug ben uit Petra en dat ik daar, in die smalle doorgang tussen die meest fantastische rotsen het gevoel heb gekend, dat lijk een steen neerviel voor mijn voeten, dat ik jou naar mij zou zien toekomen uit een kronkel van de weg.’


    ‘Ik was vorig jaar in Petra, ik was in die bergkloof en heb er aan jou gedacht’ zegde hij en hij loog niet!


    ‘Zie je wel, Ugo, maar er is meer. Ik begrijp thans heel wat en zo wil ik het ook begrijpen en aanvaarden, dat de breuk met mijn echtgenoot, dat elke poging van mijn ouders een andere man te vinden voor mij en dan de reden waarom ik in het weekend ben terug gekomen, zonder enige reden, zo maar om eens terug te zijn in Gent, alsof de stad me riep. Vreemd allemaal, vreemd, niet te geloven vreemd. En nu moet ik terug, heb nog een paar dagen werk en daarna, het opleveren van de binnenhuisinrichting aan de nieuwe bewoners van een prachtig herenhuis, een huis zoals wij er een zouden moeten bezitten.


    ‘Wij?’ vroeg hij.

    ‘Zoals ik het voel, ja wij. ‘En jij, voel je het ook?’


    Hij keek haar aan, hij voelde het bonzen van zijn hart. Hij hield haar hand, dan kuste hij haar, raakte hij even maar haar lippen, haar stilte, haar diepte, even maar: ‘Bel me’ zegde hij en gaf haar zijn kaartje, ‘Bel me van uit onze woning in Bourgondië. Van waar precies?’


    ‘Van Anzy-le-Duc’, zegde ze.


    17-12-2018, 06:43 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    16-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag 101: Anja (1)


     


    ‘Hou me’ zegde ze, ‘hou me heel even’. Hij haalde haar naar zich toe, zijn arm om haar schouder, wat hij zo lang al had willen doen. Hij droomde natuurlijk, maar ze was dicht bij hem, zo levend dicht tegen hem aanleunend. De herinnering lijk een doorzichtig kleed over zijn gedachten. Hij droomde: het was ondenkbaar dat zij, die op die namiddag in augustus van welk jaar ook, was weggereden van hem, hier voor hem stond.


    ‘Hoe kan het, Ugo, hoe kan het dat ik jou, vandaag, op dit uur, hier op deze plaats terugvind. Is dit toeval of is het iets dat niet anders kon dan eens gebeuren?’


    Hij dacht te zeggen dat het geschreven stond deze morgen, op alle plaatsen en in alle sterren: ‘Het wordt toeval genoemd, het kan voorbestemming zijn, maar ook niet, echter nu jij het bent kan het enkel een ontmoeting zijn die al lang wachtte om plaats te vinden.’


    Maar hij was er niet zo zeker van. Hij had nog mensen ontmoet, zo in de straat, mensen die hij in lang niet meer had gezien, hij had hierover nooit gedacht dat het zijn bestemming was hen opnieuw te ontmoeten. Nog onlangs bij het buitenkomen uit een winkel waar hij een gsm was gaan kopen stond voor hem Dorsan G. die hij vroeger gekend had, klaar, om de winkel binnen te gaan. Die ontmoeting hield geen belofte in, maar hier wou hij maar al te graag aannemen dat hun ontmoeting gewild was.


    ‘Of is het toch toeval?’ vroeg hij haar, denkend dat bestemming in een door God verlaten plaats te veel gewenst was.


    De geluiden in de straat lijk het geruis van aanrollende golven: ‘Weet je, Ugo, als het toeval is dan ligt dit vandaag aan enkele kleine details, is het een kwestie van minuten, van seconden geweest, om dan maar niet te spreken van al wat aan die kleine feiten van vandaag is voorafgegaan. Ik had nu in de wagen moeten zitten op weg naar Bourgondië en toch ben ik hier, alsof dit ogenblik een vervolg was op het ogenblik dat ik, in die wondere maand augustus, ben weggereden van jou. Trouwens, ik had toen nimmer mogen weggaan van jou zonder je adres of telefoon te vragen. Ik had dan geen tien jaar moeten wachten om je terug te zien.’


    ‘Tien jaar’, zegde hij, ‘tien jaar al?’


    Wat had hij gedaan in die tien jaren die voorbij waren opdat hij hier vandaag, op dit ogenblik van die tijd die voorbij is, zou gestaan hebben? Niet zo veel eigenlijk, de jaren waren voorbij gerend, enkel wat geschriften hadden ze nagelaten, wat luttele woorden, halfvergeten herinneringen her-opgeroepen, en nu meer dan ooit als een paal boven water, het boek dat zich plots verder schreef.


    ‘Je hebt gelijk, Anja, nu je hier voor mij staat is er opnieuw het ogenblik van het afscheid in die enorme ruimte van de bergen, in het grote licht van die maand augustus. Wat er tussen ligt is een holte.’


    ‘Het is inderdaad als een holte, als een leeg vat, maar ik, ik ben hier in deze stad komen wonen en jij, woon je hier ook?


    ‘Ik woon hier nog altijd in gedachten, het is de stad waar ik van houd, maar na de Bank ben ik terug gegaan naar de plaats van mijn jeugd en woon ik nu in S. een twintigtal kilometers hier vandaan.’


    ‘En toch ben je hier, precies waar jij en ik moesten zijn. De wegen van je God zijn ondoorgrondelijk.’


    ‘Het is niet God, wie Hij ook moge zijn, het is het web waarin verweven ligt al wat ooit geweest is voor jou en voor mij, dat gemaakt heeft dat we hier vandaag voor elkaar zouden staan’ - om je te kussen, dacht hij, om je te houden en lief te hebben, dacht hij – zoals het geschreven werd.’


    ‘Door God?’


    ‘Door het web gebeurtenissen, dat misschien God is, maar dan niet de God van onze jeugd’.


    Ze stonden nog steeds voor de ingang. Mensen kwamen buiten, andere gingen binnen. Hij dacht, als ik alleen gebleven ben, was het omwille van haar, was het opdat hij haar thans zou kunnen zeggen dat hij nog steeds zonder vrouw was, omdat het voorzien was dat hij haar vandaag, de eerste dag van de nieuwe lente, ontmoeten zou? ‘Heb je even tijd, vroeg hij, ‘kunnen we hier wat verder een koffie gaan drinken?


    ‘En je boodschappen dan?


    ‘Die kunnen wachten, ik had enkel maar wat inkt nodig’.


    ‘Kom je daarvoor naar Schleiper?’


    ‘Neen, ik weet nu dat ik kwam om je terug te zien, het was duidelijk een rendez-vous,  zoals Paul Eluard het wist - met de liefde dacht hij - ‘met jou Anja.’


    ‘Graag dan, nu ik je heb, laat ik je zo maar niet los.’


    Hij nam haar gevulde Schleiper-tas over en ze wandelden naar het dichtst bij gelegen café of restaurant of wat het ook was. Hij zat er waar hij zitten moest, zij voor hem, hij voor haar, handen op de tafel die naar elkaar toegingen. Zegde ze:


    ‘Herinner je, Ugo, toen ik die namiddag weggereden ben en na enkele seconden ben gestopt heb ik je toch gezegd dat dit geen afscheid kon zijn. En jij hebt toen geantwoord dit is een ‘à Dieu’, de groet van de mensen uit het dorp, ik zie je terug als de Dame Fortuna van Dante het wilt en je voegde er nog aan toe, want je woorden zijn me bijgebleven, dat ik me in jou had gezaaid, in je lichaam als in je geest en dat uit dit zaad een boom zou groeien. Maar, denken nu dat ik je op een flits na had kunnen missen, denken dat ik van morgen klaar stond om weg te rijden naar dat dorp in Bourgondië, en toen ik buiten kwam en er aan dacht dat ik eerst boodschappen te doen had: papier en stiften en kleuren te halen bij Schleiper, ben ik hierheen gekomen alsof jij het was die me riep, alsof mijn geest je aanwezigheid had aangevoeld’.


    ‘Sheldrake’, zegde hij – onmiskenbaar dacht hij - ‘zijn morfische resonantie!’


    ‘Wie’, vroeg ze hem, ‘ wie regelde dit, jij?’


    ‘De golven omheen jou en mij, en al wat is, al wat is van het voorbije en het nog komende, van de bergen en de gletsjer, van de wolken hier en van het landschap en, nog meest van al, aanwezig in de hoop die leefde in ons, de hoop ooit elkaar terug te zien.’


    ‘Magie. Wat je daar opsomt is magie, is het magische van het zijn, dus bestemming. En de tijd er tussen was, zoals je zegde, de holte van het weg-zijn-van-elkaar.’


    Ze was ouder geworden, rijper, wijzer, inniger. Haar lichtende ogen grijs bijna, haar mond, iets breder misschien dan normaal, haar blonde haren met het licht erover, goud en zilver en de rode sjaal achteloos over haar schouders. Ze was vrouw, vrouwelijk en toegankelijk zoals ze voor hem zat.


    16-12-2018, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    15-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dag Honderd: Het weerzien



    Achter de schermen van het dagelijkse, in het onbewuste, het ongekende, het nog ongrijpbare, worden de wegen getrokken die we bewandelen zullen om uit te komen op nieuwe plaatsen, nieuwe kruispunten in ons leven. Of, anders geformuleerd, je ontkomt niet aan wat voor jou, waar ook, staat of wordt opgetekend, altijd, altijd ben je aanwezig op het precieze ogenblik, op de precieze plaats, waar je zijn moest opdat gebeuren zou wat je te gebeuren stond. Je ontkomt er niet aan en als je er over nadenkt stel je vast dat elk kruispunt, zoals je het noemen wilt, ver, heel ver in de tijd ligt - ooit schreef je, bij je voorouders, Neanderthalers - in elk geval je leven is een snoer van kruispunten, het ene vloeiend uit het andere.


    Die bewuste morgen had hij, vóór de dag opkwam de laatste pagina’s van zijn manuscript herlezen en er verder aan gewerkt tot voorbij Hugo Claus, en was er in hem, om wat hij geschreven had, bij het ontbijt een voldaan gevoel om redenen die hij dus kende en ook om redenen die hij niet kende maar die hij vaag, ergens als een gele vlek - une tache jaune - aanwezig voelde. Hij was buiten gegaan in het prille breekbare licht over het erf en tussen de bomen en hij zag er een belofte in, het was lente, duidelijk lente, hij vergiste zich niet, hij zag het ook hier, zoals aan de Leie, in het teergroene van de treurwilg met vinken en meesjes onderste boven aan de zaadzakjes die hij er in opgehangen had. Hij voelde zich los en ruim, hij voelde zich oneindig, want hij wist voor zich zelf dat hij in zijn manuscript gedachten had samen gebracht die waardevol waren. Zelfs als over zijn werk gezegd zou worden, dat het elitair was: een soort dagboek dat te hoog gegrepen was en dus geen ‘hapklare’ literatuur, wat er stond voldeed hem. Hij had gepresteerd wat hij zich voorgenomen had en dit binnen de tijd die hij zich gesteld had. Hij vond zelfs dat hij het afsluiten kon, dat hij er niets meer aan toe te voegen had dat er een meerwaarde zou aan geven. In de nacht had hij zelfs gedacht terug te gaan naar zijn tekenen en zijn etsen, maar zeker was, hij had een vrije dag verdiend, en maakte zich klaar om naar de stad van zijn hart te gaan, al was het maar om eens door de boekenwinkels te lopen, misschien even binnen te gaan in die prachtige, gerestaureerde Sint-Niklaas kerk en ook, en dit mocht hij niet vergeten, een paar flesjes Herbin-inkt te gaan halen bij Schleiper, waar hij in lang niet meer was geweest.


    Hij kleedde zich in stadskledij, sloot alles af, nam de wagen en reed weg door de verlaten straten van het dorp: een snipperdag, dacht hij, kan er wel af. 


    *

     


    Nu hij beseft dat alles gebeurd moet zijn zoals het ergens voorzien was, wist hij dat de beslissingen die we nemen en de gebeurtenissen die zich voordoen, altijd het gevolg zijn van tal van kleine als van grote feiten uit je leven en uit het leven van anderen; dat al deze feiten met elkaar, waar ook beleefd of ontstaan, verweven liggen, in en over elkaar geschoven worden, en dat elk nieuw gebeuren het resultaat is van deze verweving waar we totaal geen vat op hebben.


    En wat het toeval betreft, want dit is het woord waar hij aan denken zou, weet hij wat de grote Jorge Luis Borges wist te zeggen over het gebeuren dat hem in aanraking bracht met de drie kleine boekjes van de Divina Commedia, een gebeuren dat hij niet wou zien als toeval, want schreef hij: ‘Het toeval (alleen dat toeval niet bestaat, dat wat we toeval noemen onze onwetendheid is, over de complexe machine van de oorzakelijkheid) maakte dat ik kennis maakte met drie kleine boekjes in de boekenwinkel Mitchell...’


    Het kon dus dat de hoop zelf dat iets gebeuren zou, de oorzaak zou zijn van een zich stilaan (in het geniep) vormende werkelijkheid. Achteraf zal hij haar zeggen dat hij die voormiddag, ingesteld was op het komende, en dat dit het was dat hem had weggelokt naar de stad alsof hij er naar toe gezogen werd, alsof er een roep was, een aanwezigheid was die hem wachtte. Het wondere was dat hij ook die morgen in hem nieuw leven voelde, alsof er van het omringende een krachtige impuls uitging, alsof er in de voedingsbodem van het voorbije, duizend zaden klaar lagen om te ontkiemen, zoals dit al was gebeurd in de houten wijnkist waarin hij gezaaid had in de rijkste aarde en hij, vóór zijn vertrek, doorheen het met waterdruppels bedekte glas, de eerste groene stengels, elk met een beginnend blaadje had opgemerkt.


    Achteraf ook, zocht hij naar een reden voor hun her-ontmoeting. Hij dacht die toe te mogen schrijven aan de geur van de aarde die morgen of aan de vreugde die hij gekend had toen hij zijn tekst herlas, of nog aan iets helemaal anders dat hij niet vermelden wil om niet over te komen als een heretic. Maar het was bijna automatisch dat hij zonder veel na te denken de wagen had genomen en via de snelweg naar het centrum van de stad was gereden waar hij voor het Gerechtshof, uitzonderlijk als voorbehouden voor hem, een parkeerplaats had gevonden – van nu af was alles tot op de seconde na getimed, maar dit wist hij niet – hij stapte uit in het gewoel van de stad dat hem omhulde, stak de Leie over en nam rechts de Ajuinlei, waar hij zag dat die inkom van Schleiper gesloten of afgeschaft was en dat hij de ingang Onderbergen nemen moest, een huizenblok om en dit, dacht hij, voor een paar flesjes ‘Lie de thé’- inkt, echter voor hem even noodzakelijk als de oude Sheafferpen. Een inbeelding misschien maar bij het schrijven is voor hem elk detail van belang. Hij kwam aan de ingang Onderbergen, op het ogenblik dat de glazen deur openschoof en een dame buiten stapte. Een ogenblik stonden ze oog in oog en toen greep ze zijn arm:


    ‘Cabane du Grand Mountet’, zegde ze, ’Ugo’. Ze sprak zijn naam, een naam waarvan hij nimmer gehouden had, maar voor haar was het een blijheid.


    ‘Anja’, zijn stem klonk hees, hij droomde.


    …/...


     


    15-12-2018, 06:34 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Archief per week
  • 22/04-28/04 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 08/04-14/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 25/03-31/03 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 04/03-10/03 2024
  • 26/02-03/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 29/01-04/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 15/01-21/01 2024
  • 08/01-14/01 2024
  • 01/01-07/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 11/12-17/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 04/09-10/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 21/08-27/08 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 07/08-13/08 2023
  • 31/07-06/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 17/07-23/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 03/07-09/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 13/03-19/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 30/01-05/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 25/12-31/12 2023
  • 19/12-25/12 2022
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 21/11-27/11 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 10/10-16/10 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 01/08-07/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 04/07-10/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 13/06-19/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 30/05-05/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 16/05-22/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 25/04-01/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 11/04-17/04 2022
  • 04/04-10/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 28/02-06/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 14/02-20/02 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 17/01-23/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 06/12-12/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 01/03-07/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 16/11-22/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 25/12-31/12 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 16/01-22/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 29/11-05/12 -0001

    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 11--0001

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs