Ik
heb van vele zaken weinig begrepen. Heb ze aanvaard zoals ze zich voordeden, me
geen vragen erbij gesteld, maar, al beken ik het niet graag, heel wijs is mijn
leven niet geweest en, voor het ogenblik het dooft uit, het is me aan het
verlaten, al is er hierover nog geen zekerheid, enkel vermoeden, gestoeld op
diverse feiten als ik zie hoeveel er nog overblijven van de vrienden van mijn
geboortejaar, of van de jaren er in een krans omheen.
Echter
het is vandaag geen dag om veel te schrijven dat morgen zal te lezen staan. Het
is een dag om te zwijgen en neer te zien op al wat van mijn dagen was: geborgen
in een hoek van de kamer, met de gordijnen dicht geschoven, met geen muziek om
te dromen of te rouwen, geen boek om weg te gaan op vreemde wegen, geen tekening,
geen ets dat van mijn stilte was, maar neer te liggen, de ogen gesloten, alsof
het al voorbij was en ik kijken kon hoe het voorbij-zijn is gegaan, de laatste
daad die ik nog te stellen heb.
Het
is wat het is, een vreemde morgen. Het is wat het is, een rustpoos op een geborgen
plaats, in de schemer die mist is en gelatenheid, de twee vermengd tot een wit
doek met een naam erin geborduurd, de naam van iemand die was en nu is heengegaan.
Je
schreef er woorden over, ontoereikend om te zeggen hoe het voelde, maar toereikend
om te vertellen, hoe het doorgedrongen is tot in je aderen.
Je
wenst er nog niet uit te komen, je houdt de sfeer, de geest ervan nog een tijd
die een dag kan zijn met nog een nasleep van dagen als je verder zult gaan met
het zoeken van woorden: op te staan of neer te liggen, te zijn een schamelte
nog van wat je waart, een nageboorte.
Het
leven heeft je geraakt tot in de diepte van het zijn; Je verzet je niet, je
ondergaat, omdat het goed is te ondergaan wat van het heengaan is en zo te
weten waar je staat.
Morgen,
of de dag erna, zal je wellicht over andere woorden beschikken. Maar zeker is
het niet.
|