 |
|
 |
10-06-2013 |
Heel wat... |
Heel
wat begrepen al,
maar
geen vaste kennis opgedaan,
geen
wetenschap in getallen
uitgedrukt,
geen
grensstenen verlegd
noch
opgeheven, geen alternatieven
voor
bestaande regels
of
symbolen omgekeerd
geïnterpreteerd.
Wat
we wel vermelden kunnen
is
dat de dagen hier lijk clusters
uit
de hemel rijzen
op
onze handen uitgestrooid
en
dat we meer en meer
gaan
denken aan ons aller gezel
die
naderkomt met reuzenschreden
en
niet te stoppen is, niet te vermurwen
is
met woorden.
We
hoorden reeds
van
het andere, uitgebazuind,
de
eerste tonen
van
de laatste ode aan het zijn.
Ademend
de tijdloosheid.
10-06-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-06-2013 |
Herboren gedicht |
Wat poëzie bedreven op dagen een tijd geleden
- die lichtend waren en ruim, ook toen het lente was, ook toen het grasperk vol
gestrooid met bladeren lag. En nu, eens te meer, de langste dagen naderen die
daarna gaan korten weer, het geschrevene herdacht, herwerkt, herschikt, herboren.
Een
eikel op een bed van mos.
Een
eikel op een bed van mos, het regent maar
en
tortels opgevlogen. Zo denken we en peis
aan
hen die deze dag niet zagen opengaan.
En
niet bewust het wentelen van de aarde
in
de bomen, noch van de sterren het bewegen
en
peis aan hen die onverstoord hun wegen gaan.
Alsof
er ook maar niets was te beleven: noch lent,
noch
equinox, noch solstitium, noch tinteling van leven,
noch
van eikel op het mos de doffe plof geweten.
En
van tijd ontdaan, de eik reeds opgeschoten,
de
lijn van mieren keer op keer omhoog, omlaag
gekropen,
en eikels neergekomen. Vergeef het me
de
nameloze hand die het waagt te schrijven:
het
regent maar, wat tortels opgevlogen,
als
alles zo oneindig is, zo gul, zo opgetogen,
Hoe
groot is onze eenzaamheid?
09-06-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-06-2013 |
Te ver reeds afgedwaald |
Te ver reeds afgedwaald tot waar
de wieren smeulen, tot waar
de begane grond is weggezakt.
Onherkenbaar onze wegen
die we gingen om te zeggen
wat we zeggen wilden,
om te lezen wat we lezen konden,
amper toereikend om toch niet
van onwetendheid te vergaan.
De dagen uitgegoten over ons
of we het wilden of niet
en onverrichter zake door gekomen,
zo onomkeerbaar vlug, terwijl we
hoopten op een eeuwigheid
van tijd en gelukzaligheid.
Zo kenden we de avonden
en van de morgens de geluiden
in de bomen en het licht dat telkens
anders was, omdat ook wij
het schreven ook en toch nooit
gekomen is en nu nimmer meer
ons blad zal vullen al leefden we
nog vele jaren, al lazen we nog
vele boeken om te weten
wat we nimmer weten zullen.
Het te ingewikkeld is, te hoog
gegrepen voor wat wij maar zijn,
licht van hoofd en van bestaan.
Later dan misschien.
08-06-2013, 00:11 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-06-2013 |
Moeder en Vader |
Welke herinneringen uit mijn jeugd aan moeder houd
ik nog. Niet zo veel, maar toch een die nog regelmatig terug komt. Ze was in de
keuken met andere dames en dacht wellicht dat ik buiten was, maar ik zat te
lezen in de kamer ernaast en ik hoorde haar vertellen over een misval, en dat het
een meisje was. Ik begreep niet goed wat het betekende, pas later wist ik dat
het een zusje was die wij mijn twee broers en ik - verloren hadden. Er zijn
er nog een paar waar ik aan denken kan, maar heel veel uit mijn verre jeugd zijn
er niet.
Ik heb meer herinneringen aan vader, en ik ben niet
de enige, ook mijn jongste dochter
herinnert zich nog heel goed de lekkere maaltijden die hij klaar maakte
op zondag toen we thuis op bezoek waren. Vooral dan de groenten uit zijn tuin,
jonge wortels met erwtjes in de peul en jonge ui, dit alles gestoofd en met
vroege aardappelen bruin gebakken in de pan en wellicht als vlees een heerlijk
varkensgebraad.
Het is Cathy die er me aan herinnerde deze morgen
nadat ze mijn blog had gelezen. En ze verraste me ermee. Ze had de ganse
voormiddag in haar tuin erwtjes in de peul geplukt en getracht deze klaar te
maken zoals haar grootvader het klaarmaakte, met wortelen en jonge ui. Maar
voegde ze er aan toe, de kinderen hadden er geen vreugde aan en zullen zich
deze maaltijd later zeker niet meer herinneren zoals ik het me nog herinner.
Ik voel er me schuldig bij, omdat ik een dergelijke
schotel niet zo vaak heb klaargemaakt en omdat ik het niet heb klaargemaakt, als
grootvader, voor haar kinderen. Maar de eetgewoonten grondig gewijzigd. Ik
hoorde van vrienden die mijn blog lazen waar ik het had over karnemelk, dat ze
zelfs niet eens wisten dat karnemelk nog verkocht werd.
Dit alles over mijn herinneringen die ik van uit
mijn jeugd nog heb over moeder het was gisteren haar verjaardag ° 06.06.06
en vader. Terwijl ik enkel vermelden wou dat Umberto Eco ons verteld in zijn
boek
waarover ik het had een paar dagen geleden en dat me eigenlijk ontgoochelt -
dat hij meer herinneringen heeft aan Leopold Bloom dan aan zijn vader, want
zegt hij Joyce heb ik gelezen en herlezen.
Ik kan er enkel aan toevoegen dat hij niet alleen
Ulysses gelezen heeft maar een ongelooflijke massa boeken waar ik nog nimmer van
gehoord heb.
Als ik dan zeg dat ik er duizend te weinig gelezen
heb dan overdrijf ik helemaal niet.
Umberto Eco: Confessions dun jeune romancier, Grasset 2013, traduit
de lAnglais par François Rosso.
07-06-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-06-2013 |
Er was een tijd |
(Voor Margot en later voor Amaury en Alexia).
Er was een tijd dat ik op dagen van grote hitte,
zoals ik het aanvoelde vandaag in de zon gezeten, dat ik op mijn klompen eieren
ging gaan halen voor moeder bij de boerin - Blanche zal haar naam geweest zijn,
of Sylvie of Trees of Mària twee straten ver. En dat ik op het erf kwam en
blootvoets binnenging, op de koele rode vloer, in de achterkeuken waar de
boerin pas had gekarnd en de blokken boter nog op de tafel lagen om in papier
gewikkeld te worden. En ik van haar, nadat ze de eieren had geteld en in mijn mandje
had gelegd ik van haar, voor ik vertrok, een vol glas karnemelk kreeg, waar
nog stukjes boter in rond dreven. Een vol glas frisse, geurende karnemelk, dat
ik nu nog in de handen houd en als ik dronk, de licht prikkelende smaak in mijn
keel, heerlijk, ik, op mijn blote voeten op de rode tegels in de koelte van de achterkeuken.
Hoe eenvoudig alles was.
Er was een tijd dat ik als knaap, met onze hond,
Fatty, geen grote hond, maar ook geen kleine, voor een karretje gespannen, met een zak tarwe, naar de maalderij reed. Eerst
over de hobbelige kasseien van de straat - er kwamen zelden autos langs - dan
links een dreef in die verder doorliep langs de weiden en dan doorheen het
donkere bos het bos van mijn grote jeugd waar de weg doortrokken was met
diepe sporen van de boerenkarren die er langs kwamen en waar we op heel wat
plaatsen vastraakten in de modder en Fatty en ik heel wat moeite hadden om er
door te komen met een zak van 50 kilo tarwe, de hond uit alle macht trekkend en
ik hem aanmoedigend en duwend uit alle
macht.
Het was de tijd dat ik tussen de grote mensen in de
molen aankwam, dat ze me hielpen om de zak uit het karretje te halen, en we er
wachten moesten, tot de zak omhoog gehesen werd, om na korte tijd
terug te komen gevuld met tarwebloem.
Het was in het begin van de oorlog, ik was toen
twaalf. Het was tarwe die ik met vader in de schuur, in tweeslag, met de vlegel
had gedorst, en na het stro te hebben verwijderd, de tarwe hadden samen gevaagd
en gewand met de wanmolen, om daarna, als waren het korrels goud in de
handen te houden en te proeven. Dit is de betekenis van tarwe voor mij. Ik heb nog
het gevoel van de korrels die door mijn
vingers glijden. En ik roep nog de hond. We zijn ettelijke malen naar die maalderij
gereden, aan de andere kant van het bos. De hond was mijn
steun en mijn gezel, hij springt nog tegen me op als ik hem roep.
06-06-2013, 07:30 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-06-2013 |
Droom |
Roerloos was het water en de blauwe luchten hingen
vol duiven die neervielen tussen de bomen. Het beeld van een eeuwigheid dat hij
bezat, een ogenblik.
.En de duiven streken neer aan zijn voeten waar ze ronddraaiden
met gerokken halzen en hij strooide uit zijn zakken, massas graankorrels over
hun ruggen. Witte korrels graan uit de witte palm van zijn hand.
Hij dacht nog, elke korrel is een korenaar, is
geurend in de zon een korenaar in bloei, een stil ruisen met de leeuwerik
erboven. Een zee van golvend koren met stuifmeel erover, lijk graankorrels die
hij vallen zag over de witte duiven.
Ook het gras nu wit en wit de wegel waar hij stond.
En de stammen wit. Hij trachtte te begrijpen.
Hij voelde de schors van de boom waar hij tegenaan
leunde alsof het een lichaam was waar zijn vingers in weggleden of, was het de
stam die binnendrong in hem. Zo ook, dacht hij, dringt zij binnen in mij,
onweerstaanbaar binnen in mij en dwars door me heen.
En het was alsof de bomen los van de aarde stonden,
alsof ze omgekeerd groeiden in de luchten en de witte duiven vlogen er doorheen
met kleine geluiden van vleugels en kreten, fladderend in een lichtheid,
doorheen zijn gelukkig zijn.
En het was alsof over het witte water witte boten
gleden met grote witte zeilen en hij mee gleed
met de boten, het landschap bewegend.
En de glimlach was nog op zijn lippen toen hij
ontwaakte in de witte kamer. De vrouw die hij liefhad was over hem gebogen en
hij was enkel nog haar gelaat, enkel nog haar ogen, haar lippen die bewogen. Een groot beminnen was gekomen. Nog waren ze samen
zoals ze immer samen waren en het licht zwol in haar ogen.
05-06-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-06-2013 |
Lezers |
Ik geef me er rekenschap van dat het aantal lezers van
mijn blog in al die tijd, weinig of niet toegenomen is, wat nochtans mijn hoop was.
Maar al is het niet bemoedigend om door te gaan, toch volhard ik omdat het in
mijn aard ligt, in mijn genen zit om te volharden.
Zoals het in de aard - de genen van het Godsdeeltje
ligt om kennis toe te voegen aan andere elementaire deeltjes, zo zit in mij de
drang om elke dag een pagina, min of meer, te gaan schrijven, of ik nu gelezen
wordt of niet.
Een van mijn lezers, en niet de minste, schreef me
ooit dat ik mocht tevreden zijn dat ik de mogelijkheid had, onafhankelijk van
een uitgever, lezers te bereiken en reacties uit te lokken bij wat ik schrijf.
Zo waarom me zorgen maken over het (te) kleine aantal?
Umberto Eco heeft de zorg van het aantal lezers niet.
Hij schrijft in zijn laatste boek, geschreven in het Engels en vertaald in het
Frans, dat hij eerder de zorg heeft van wat hij noemt des lecteurs empiriques, lezers die nagaan of wat hij schrijft wel
beantwoordt aan de realiteit - wat de plaats, en wat de tijd betreft wel
degelijk accuraat is geweest, ze gaan zelfs zo ver, aldus Eco, bibliotheken af
te lopen en dagbladen erop na te slaan om na te gaan of wat hij verteld over
een gebeuren op een bepaald uur en een bepaalde plaats wel strookt met de
waarheid.
Dit zijn natuurlijk lezers die het goed menen met de
schrijver, die uiterst nieuwsgierig zijn, hem volgen tot in de minste details,
en als er dan iets verkeerd is in zijn woorden, ze het niet nalaten hem er
attent op te maken.
Ik denk dat Eco er zich goed bij voelt, dat hij weet
in zijn preciesheid beperkt te zijn en daarenboven als schrijver, het recht
heeft de realiteit te nemen zoals hij ze ziet en niet noodzakelijk zoals ze is.
Hij vertelt hierover zeer open in zijn boek: Confessions dun jeune romancier
(Grasset, 2013), waarin hoe kan het anders bij Eco? jeune slaat, niet op
de ouderdom van de schrijver als dusdanig, maar wel op zijn ouderdom als
romanschrijver, waar Eco pas in 1980 aan begonnen is. Hij is dus, als
romanschrijver, amper 33 jaar oud, een mooie ouderdom om als jonge
romanschrijver ons te vertellen hoe hij schrijft en vooral hoe zijn romans
gelezen en uitgepluisd worden door zijn lezers. Hij doet dit op zijn Ecos, met
veel verve en met een etalering van zijn enorme kennis van oude en moderne
letteren. Eco is een plezier om hem te lezen. Ik ben pas aangekomen op pagina
86 waar hij het heeft over het fenomeen van het effect Werther, nl. de
zelfmoord epidemie in Duitsland onder de jongeren, na het verschijnen van Souffrances du jeune Werther van
Goethe, waarin de jonge Werther zelfmoord pleegt omwille van een onmogelijke
liefde.
Het boek zit vol dergelijke verwijzingen en
aanhalingen. Ik vind hierin en George Steiner en Stefan Hertmans terug. Hen,
Eco incluis, te lezen, geeft ons een kort maar interessant inzicht in de
oneindigheid van de literaire wereld, waarin we door hen gedompeld worden.
Althans dit is de indruk die ik er aan overhoud.
04-06-2013, 00:14 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-06-2013 |
Het Godsdeeltje |
Onze landgenoot François Englert en wijlen Robert
Brout, voorspelden in 1964 het bestaan van een deeltje dat massa bezorgde aan
andere elementaire deeltjes. Even later kwam Peter Higgs tot dezelfde
voorspelling. Door allerlei omstandigheden werd dit deeltje, het Higgs-deeltje,
of Higgs-boson genoemd. Het bestaan ervan werd pas in 2012, na uitgebreide botsingsprocessen in de
deeltjesversneller van de CERN, effectief bewezen.
De Standaard in een kort bericht de toekenning van
de (Spaanse) Asturiaprijs 2013 voor wetenschappelijk onderzoek aan François
Englert, Peter Higgs en de CERN, Genève vermeldt dat het deeltje geldt als het sluitstuk van het
standaardmodel dat onze huidige kennis van de materie onderbouwt.
Wat moeten we er ons bij voorstellen als we horen dat de functie van het Higgs boson er in
bestaat massa te geven aan de andere elementaire deeltjes. Op het niveau van
het minimale, wat kan die massa anders zijn dan bestoven met kennis, dan onderricht
te worden in wat de deeltjes te doen en te laten valt in hun verder, misschien
o zo kort bestaan.
Als de fysici dan in
de wandelgangen, ook wel eens de naam Godsdeeltje
gebruiken is dit volgens mij heel goed gekozen.
Zo, wie onder ons staat er even stil bij, even maar,
om zich af te vragen, na wat we vernamen en vooropstelden, waar haalt het Higgs
boson de kennis om massa te gaan uitdelen.
Uiteindelijk dalen we dieper en dieper binnen in de
materie die weet, die kennis is. We zullen toch eens ergens moeten uitkomen, maar wie
waagt het die bron een naam te geven?
03-06-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-06-2013 |
Receptie |
Het is maar dat ik, mijn boeken schiftend, even het bundeltje
met essays van T.S.Eliot, van 1929, o.m. een essay over Dante in die tijd las
men Dante nog - heb geopend, om er te vallen op het door mij onderlijnde,
waarin Eliot suggereert, om bij de lezing van de Divina Commedia, na het Inferno,
onmiddellijk zijn Paradiso te lezen
en erna het Inferno te herlezen en
pas daarna zijn Purgatorio te
beginnen.
Een suggestie van een groot poëet die ik nimmer gevolgd heb. Ik was al tevreden
de 100 canti van de drie delen samen,
te hebben gelezen, wat geen gemakkelijke opdracht is, al gebeurt het wel dat ik
regelmatig terugdenk aan mijn avontuur met Dante, want een avontuur is Dante
wel, ik heb het aan den lijve ondervonden.
Maar vandaag wou ik het hebben over een receptie die
ik deze middag heb bijgewoond, waar ik heel wat vrienden en kennissen heb
ontmoet die ik sedert lang niet gezien had en dan zeker niet in de omstandigheden
van nu wanneer ik hen heel dicht, van gelaat tot gelaat, om mij heen had. Wat
me opviel was dat allen die ik kende van vroeger getekend waren door het proces
van de jaren die er waren bijgekomen. En dat, al zag ik het niet, dit zeker ook
het geval was wat mezelf betrof en dat de anderen gedacht zullen hebben over
mij wat ik dacht over hen.
Achteraf denkt je er over na. Ik zag me, in mijn
spreken en in mijn houding getekend door de jaren, ouder dan ik ooit dacht dat
ik was, misschien was ik zelfs de oudste van allen er aanwezig, en zelfs al was
er niemand die zich niet respectvol met mij onderhield, voelde ik, in kleine
details duidelijk mijn ouderdom.
Gelukkig, bij het overnemen van de woorden die zich
aanboden ben ik, gebogen over mijn pc, ver weg van al het negatieve hierboven ingesloten,
voel ik me heel goed in mijn vel en onthoud ik vooral het groot genoegen dat ik
heb gekend me met velen onder hen te hebben kunnen onderhouden.
02-06-2013, 00:10 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-06-2013 |
Wat is er van |
Wat
is er van de mens
die
schrijvend zich bewust is
van
de hand
die
in een minimaal
bewegen
over lijnen glijdt,
rimpels
op het water
van
de Leie
als
daar meerkoeten drijven
en
irissen open bloeien,
en
smeerwortel,
met
de torens hoog uit
tot
boven de bomen.
En
wij schrijvend onze honger
stillend.
En
ingeving na ingeving
in
een vorm,
de
transmutatie
van
de geest in ons:
Ook
Dyson geroerd hierdoor
zoals
we lezen konden.
Zo
wat is er van de hand
die
tekens tot gedachten vormt
getemperd
in de hoeken.
Omdat
onverwacht,
gedroogde
bloemen
in
wat boeken, en aan het venster,
de
lijsterbes eens als sprietje
nu
te hoog al opgeschoten,
zodat
het avond is.
En
weer de pen, hoe oud we zijn,
het
bewegen minimaal van schaduw,
de
geest die ons een wonder is,
ons
vreemd vermogen.
Hoe
het gebeurt
is
wat ons telkens bezighoudt.
01-06-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-05-2013 |
Boeken en piano |
Is het aan mij om te zeggen dat ik niet tevreden
was over mijn inbreng van gisteren. De inhoud beantwoordde niet aan de eis van
Faulkner, die ik gisteren gaan zoeken ben op de Ajuinlei in Gent, in die shop
of second hand English books. Zonder succes evenwel, ook Hemingway niet, ook
Caldwell niet. Het zijn de studenten zei de houder me die de boeken van dergelijke
schrijvers komen halen. En als ik vroeg naar T.S.Eliot of Auster kreeg ik
dezelfde bemerking.
Eigenlijk had ik het beter moeten weten, niemand
doet die boeken weg, het zijn boeken voor je eeuwigheid, boeken die je meeneemt
op je eiland en die slechts verdwijnen na je dood.
Ikzelf ben al enkele dagen bezig, in dode
momenten, mijn boeken te triëren: deze waarvoor ik geen plaats meer heb of wil
hebben en deze waarmee ik me omgeven wil. Er is dan nog een soort waarvan ik
niet weet waar ze onder te brengen in verwijderen of houden, en bij
twijfel kan ik moeilijk anders dan ze,
voorlopig, nog een tijdje bewaren. Dit alles vertrekkende van het principe dat
het onmogelijk is alles bij te houden, zoals het onmogelijk is alle boeken,
zelfs in het Nederlands alleen, te gaan lezen.
Maar dit zijn maar sprokkelgedachten, tekenend ook
voor waar ik soms met onledig ben. Maar eigenlijk staat alles, ook het schiften
van mijn boeken, in het teken van mijn dagelijkse blog. Ik beken het ootmoedig
ik heb meer en meer moeite om een blog te vullen, om een onderwerp te vinden
dat me toelaat op te stijgen uit het dagelijkse, vooral dan als mijn dag gevuld
is geweest met allerlei doodgewone beslommeringen om pas naar de avond toe, als
het bijna te laat al is, zoals gisteren, tot een passende ingesteldheid te
komen.
Deze week is er ook het spel van al die
schitterende jonge pianisten die me overrompelen, elk op zijn manier, met de
wijze waarop ze Haydn, Beethoven, Rachmaninov, Brahms, Tsjaikovsky
interpreteren. En internet biedt me de mogelijkheid op elk ogenblik van de dag een
herhaling te programmeren. Wat een mogelijkheden we hebben om een optreden van
hen tot in de verste uithoeken van dit land, of zelfs tot op de flanken van de
Everest, te beluisteren.
Ik las gisteren in het Juninummer van National
Geographic dat er filevorming is op de Mount Everest. Stel je voor, op 19 mei
2012 waren er maar even 234 klimmers die de top van de Everest bereikten.
Enkelen onder hen waren verplicht om juist onder de top, aan een rotswand van
40 voet te wachten - losing body heat
- op meer dan 8.000 m. hoogte. De schrijver van het artikel, Mark Jenkins en de
sherpa die hem vergezelde ontmoetten, op weg naar de top ook nog eens vijf dode
lichamen.
Heb ook heel wat geklommen in moeilijke
omstandigheden, maar Zinal Rothorn en de Weisshorn/Cervin waren niet voor mij.
Alles is telkens een kwestie van uitmunten, de beste te zijn, hetzij als
pianist, hetzij als klimmer naar de hoogste top van de wereld. Daar naast zijn
er de beste in literatuur, maar zoals het in de bergen was, zo ken ik mijn
mogelijkheden in het schrijven. Ik weet dat tevredenheid met wat ik vermocht en
vermag me sieren kan.
En terwijl Yuntian Liu zich leeg speelde in Beethovens
Sonate nr 7, in In the Wake of Ea van Petrossian en in het eerste pianoconcerto
van Tsjaikovsky, schreef ik me leeg met deze blog.
31-05-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-05-2013 |
Haydn |
Koningin
Elisabeth Wedstrijd voor piano.
En nu, nu de beginklanken van een pianosonate van
Haydn binnenvallen: sprokkelbeelden, fragmenten aftastend van herinneringen die
klanken zijn, in een verbazende expressiviteit met openingen als rustpunten die
telkens bij mij zich sluiten op de vraag hoe het mogelijk is, uit de geestelijke
woning die van de componist is, deze voorheen onbestaande on-uitgeschreven
klanken op te roepen, te sublimeren en neer te schrijven.
En in het geval van Haydn, de sonate staat er in
code neergezet en wordt gespeeld, elke pianist stemt de codes af op zijn eigen
levensritme, versmolten in zijn eigen herinneringen en levensbeschouwing en,
uitvoerder en componist gemixt, worden de ideeën geïnterpreteerd. En ik als
luisteraar - een koffer vol gevoelens en herinneringen - heb me ontvankelijk
gesteld en de klanken zijn binnen gevloeid, ademloos, lijk lichtgeflonker in
het water, lijk het ruisen van de bomen, lijk het gezang van de vogels als de
dag zich opent. Werelden die voorheen aldus niet te zien, niet te horen waren.
Hoe ontstaat een sonate, van waar deze klanken en hoe
tot mij gekomen?. En als ik vergelijk met mijn schrijven, van waar mijn woorden
die soms heel stug te voorschijn komen om dan op andere ogenblikken een
stortvloed te worden hoe waag ik het ze neer te schrijven, en hoe zullen ze, vermengd
met en gefilterd door de herinneringen van de lezer, worden
onthaald?
30-05-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-05-2013 |
William Faulkner |
Cet étonnant alliage
que nous nommons littérature.
Le
Monde des Lettres van 24 mei is voor mij een
vruchtbaar domein waar ik William Faulkner ontmoet die op een dag verklaard
heeft, aldus Jón Kalman Stefanson (vertaald door Eric Boury uit het IJslands):
Quil sefforçait
constamment de manière répétée et presque à chaque phrase, de saisir
linsaisissable, datteindre linatteignable: dans mon écriture, disait-il, je
cherche toujours à accomplir limpossible. Et il ajoutait, je sais toutefois
que je ny parviendrai jamais, mais jamais je ne renoncerai.
In
verband met deze stelregel, verwijst Stefanson naar een boek van Gunnar Gunnarsson
van 1942 (Stock) - dat ik zou moeten gelezen hebben - Vaisseaux dans le ciel, een autobiografie waarin hij schrijft
over de dood van zijn moeder. Het schijnt me toe, zegt Stefanson, que
Gunnar soit ici parvenu à réaliser limpossible, dire lindicible waar Faulkner
over sprak :
Aucun lecteur ne peut
lire ce texte sans verser de larmes. Et
aucun lecteur ne peut loublier, en nochtans Gunnarson beweerde dat hij er niet
in geslaagd was de droefheid van toen, als kind, over te brengen in zijn
woorden.
De
stelling van Jón Kalman Stefanson is dat wat geschreven staat, pas vorm en
inhoud krijgt op het ogenblik dat de
lezer de tekst ontmoet en ondergaat in functie van zijn eigen herinneringen. Ce nest qualors
que naît cet étonnant alliage que nous nommons littérature.
En
ik die maar op zoek ben naar het schrijven van literatuur, waarbij ik de gouden
regel van Faulkner steeds heb gevolgd, of dan toch heb willen volgen. Ik weet
nu dat wat ik schrijf, slechts literatuur mag en kan genoemd worden als het
zijn gewenst impact heeft op en het zich mengt met de lezer ervan.
29-05-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-05-2013 |
Mijn vriend van vele dagen. |
Wat
volgt is, naar moderne maatstaven, geen poëzie. Dit leert me Max Wildiers die
vooropstelt dat (in 1993) de poëzie ontdaan werd van al wat geen zuivere poëzie
is, en dan noemt hij: het verhaal, de beschrijving, de didactiek en de
retoriek, waarvan akte.
Maar
dan toch, bij gebrek aan beters, dit ingebeeld verhaal, over een bezoek aan la
maison de George Sand in Nohant bij La Châtre (Berry).
Mijn vriend van vele dagen
en van vele wegen
dat wij toen stonden in de kamer
van George Sand, je weet het nog wel:
de tafel, wit het laken, kristal
en
porselein en zilver,
voluptueus
geschikt de kaarsen,
stoelen
eromheen, verwachtend hen
die
komen konden. Zo dachten we.
Mijn
vriend
van
vele dagen en van vele wegen,
hoe
zullen we ze noemen, ontmoetingen
die
van vroeger waren?
Hoe
we beluisteren zullen Chopins sonates
die
er nog hangen bleven, de stemmen ook
lijk
in cisterciënzers refters
die
destijds het boek der Psalmen lazen.
Het
venster, open op de rozen,
de
regen soms in thymus en in munt,
in
salie en in marjolein:
het
verlangen dat onze adem was
en
toen we keerden, het laatste licht
gevangen
in een laatste glas,
stemmen
en piano uitgedoofd,
de
roep van de uilen in het park
gebleven.
Hoe
zullen we ze noemen
de
dingen die van vroeger waren?
Dan
deze tafel waar wij gezeten
dan
deze avond:
het
geflonker van de wijn tot in ons ogen
en wij
die hier gekomen zijn,
de
handen open,
de
schaduwlijnen neergezet
van
vlammen in de haard,
en
gebenedijd de woorden die we zaaien,
van
wat ons bezig houdt.
En
ook de dood is onder ons,
we
weten het van hen die gingen
en
ook van hen die klaar staan
om
de Styx van steen tot steen
naar
de overkant te doorwaden.
Hoe
zullen we ze noemen
-
nu we nog even -
de
gedachten die van vroeger waren?
28-05-2013, 05:50 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-05-2013 |
Dunkeld |
Nu
ik weet dat mijn kleindochter Katiana en haar gezel, Glenn, aangekomen zijn in Dunkeld
ben ik gaan opzoeken wat ik hierover, dertig jaar geleden, geschreven heb toen
ik er was met twee vrienden, Guy en Jean-François. Ik zal aldus dan toch iets
gered hebben van de tijd van toen. Daarom neem ik een deel van de tekst over
zoals die geschreven staat:
Een droom is Schotland altijd geweest. Hij voelde
dat hij een man van het noorden was, een man van licht en lucht en wolken, een
man van bomen, bergen en uitgestrekte landschappen. Hij had Guy M. en
Jean-François C. kunnen overtuigen de reis te doen en ze waren, na een
overnachting in Rye en na een tocht via Carter Bar in een ruk doorgereden om
aan te komen in een klein dorpje, Dunkeld, in het oude, zo typische Dunkeld
House, een domein met bomen naar zijn hart, wondere bomen, droombomen, bomen
om te tekenen, bomen om te omarmen, want een boom is een boom is een boom. Hij
beweegt in de lucht, hij opent de ruimte waar hij zich nestelt in de
tijdloosheid van het bestaan. Hij kleedt het landschap, geeft er zin en kleur
en beweging aan, overgroeit het glinsterende water van de rivier Tay, en het is
lente, het zinderende, sprankelende leven tot leven gekomen in hen.
En zij, zoals het landschap, hernieuwd opgestaan in
een wereld zonder verbintenissen en niet denkend aan het komende. Drie vrienden
samen en de rij bomen op de heuvelkam, zuiver getekend, roerloos bijna tegen de
grijze luchten, de lichtende luchten van een lichtende geest.
Hij zit met zijn vrienden aan een tafeltje op het
terras van het hotel, voor een effen gemaaid grasperk die in een lange trage
beweging afdaalt naar de glinstering van de waters van de Tay met de donkere,
fluisterende bomen en naar de overkant toe, het jonge groen van weiden met
witte vlekken, schapen lijk woorden.
En de whisky kleurt het glas in zijn hand. Hoort,
zegt hij, wat geschreven staat in de glasramen van de parish church van Rye:
Jupiter Comet Moon Sun Milky way
Saturn
O ye angels of the Lord
O ye fire and
heat
O ye
lightnings and clouds
O ye wheels
O all ye
beasts and cattle
O ye waters
O ye winter and
summer
The earth
O ye seas and
floods
O ye priests
of the Lord
O ye shower and dew
O ye ice and
snow
O ye mountains
and hills
O ye whales
and all what live in the waters
O ye
children of men
O ye winds of God
O ye nights and
days
O all ye green
things upon the earth
O all ye
fowls of the air
O ye holy
and humble men of heart
Eigenlijk wist hij niet hoe deze tekst te ontcijferen?
Hij had die ontdekt toen ze, na hun overtocht naar Dover, overnacht hadden in the Mermaid in Rye en hij, in de
valavond de parish church had bezocht en de tekst in the south transept window, had overgeschreven in een klein
notaboekje.
En hier, met de gouden whisky in zijn hand, las hij
nu deze tekst voor aan de vrienden voor hem, holy and humble men of heart, zoals
hij hen noemen wilde en zoals ze getekend stonden in zijn hart.
27-05-2013, 07:34 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-05-2013 |
Een ander mens |
Ik voel me niet alleen een ander mens als ik
schrijf, anderen zeggen het ook en het is Marijke Arijs in haar gesprek met een van de laatste romantici, Pierre
Michon (1945) die het me leert als hij haar antwoordt:
Schrijven voor mij grenst aan het sacrale. Terwijl ik schrijf ben ik
een ander mens. Dan is het net of ik stemmen hoor.
En hij gaat nog verder: Als ze Matisse vroegen of hij in God geloofde, zei hij: Ja, onder het
schilderen. Bij mij is het net zo. Geloof ik? Ja, als ik schrijf.
Ik had ook zo iets kunnen antwoorden. Ik had nog nooit gehoord van Pierre
Michon voor ik DS van 24 mei in handen kreeg, alhoewel hij volgens Arijs tegenwoordig geldt als een van de grootste
hedendaagse Franse schrijvers. Maar je kunt niet alles lezen.
Hij vertelt nog andere zaken die ik zou kunnen
vertellen, maar ik beperk me tot het
schrijven dat zijn afgod is.
Ik heb zo iets nimmer gedacht of geschreven, wel
dat het een soort drug was, dat ik er nood aan had elke dag een pagina te
schrijven. Dat wat ik schreef minder belangrijk was, als ik maar mijn pagina
vulde. En dit is zo gebleven met dien verstande dat ik er thans op let wat ik
schrijf, en dat ik er nood aan heb dat wat ik schrijf goed is. Ik doe mijn best
in alle geval.
Maar ik ben het eens, schrijven is sacraal. Is
iets voortbrengen, iets dat leeft, iets dat inhoud heeft, een ziel heeft, zelfs
al is het maar, zoals vandaag, een kort stukje literatuur. Ik heb het
geschreven naar best vermogen en ik draag het uit, zoals een schrijver. Al weet
ik wel dat ik niet het statuut van schrijver bezit.
26-05-2013, 00:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-05-2013 |
Wie ik ben en niet ben |
Er is immer een altijddurende wisselwerking
tussen de impulsen van ontmoetingen,
bevindingen en gedachten. Alles is in en met alles verweven, wat was van mijn
jeugd wordt gefilterd door het heden en het heden is gericht naar het komende,
een lange lijn in het tijdloze van elk nieuw ogenblik.
Gebeurtenissen komen en vervagen, lossen zich op
in nieuwe. Tijd schuift in tijd en als ik neerzit om te schrijven zijn woorden
het centrum van alles. Ik duik er in weg, ga zaken gaat schrijven die achteraf
gezien licht overdreven schijnen en niet helemaal stroken met de persoon die ik
in realiteit ben. Schrijvend ben ik een ander, bewandel ik een wereld die tot
in de wolken reikt en vermag ik wat ik normaal niet vermag.
Ugo is Karel niet en toch vermengen ze zich
voortdurend. Mijn dagboek met de pen in hand geschreven is niet mijn blog met
het klavier geschreven en toch schrijf ik in mijn dagboek over mijn blog en in mijn blog over mijn dagboek.
Ik denk dat dit eigen is aan elkeen die
schrijft, voor wie schrijven het betreden is van een ander landschap, a landscape of the mind, waar we ons
heel goed voelen en ruimte hebben om te ademen en om te zijn.
Te goed zelfs, want terugkomend op mijn boek
blijf ik vaststellen dat ik geen boek schrijven kan zonder te zeggen, of
minstens te laten uitschijnen dat ik een boek aan het schrijven ben.
Wijlen mijn broer Daniël verweet het me. Ik wil
het achterlaten maar het schijnt me te onlogisch toe dat ik niet onder het
schrijven zou kunnen zeggen dat het goed gaat of niet zo goed vlot.
Ik ben dus zeker geen romanschrijver. Laat ik
dan maar nog een tijdje bij mijn leest blijven, mijn blog vergt al energie
genoeg.
25-05-2013, 01:02 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-05-2013 |
Dagboek-bedenkingen |
Het gebeurt dat ik op wandel ga in de meest bezochte
van de meer dan vijf duizend blogs die Dagboek-bedenkingen als onderwerp
hebben. Ik realiseer me dan waar ik sta en ook waar ik niet sta. En in vele
gevallen is verbazing mijn deel.
Vooral dan als ik val op een blog dat vol prachtige
tekeningen staat, waar de blogger niet de minste moeite schijnt te hebben om
in potlood te tekenen wat ik tracht in woorden te brengen, waarbij ik moet
vaststellen dat de landschappen die ik ontmoet bij haar heel wat sprekender
zijn dan deze die ik beschrijf.
De wereld is duidelijk aan de tekenaars en schilders, hun
wereld is toegankelijker dan die van mij, vooral dan als ik op het punt stond,
vandaag te beginnen met een zin die me gans de dag achtervolgde:
in
den beginne was het Woord. Er voor was er niets anders dan het Woord en uit de
materiële vorm van het Woord want die vorm, hoe immaterieel schijnbaar ook,
was er is alles ontstaan wat is. Ook wij, de mens.
Dit is een gans paradigma, een enorm klankbord waar
alles op afgestemd werd. Heb ik er iets verkeerd mee gezegd, heb ik er iemand
mee belasterd, of heb ik een zin geschreven die niemand aanvaarden zal als ik
zeg dat het Woord de Geest van het Universum is, het ego van het Universum, of
wat Christian de Duve noemde lUltime
Réalité.
Anderen hebben er een meer klinkende naam voor die
ik hen overlaat.
Zo gebeurt het dan, dat men een wandeling maakt in
de wereld van de Dagboek-bedenkingen en dat met terugvalt op een zin die je je
leven lang al meedraagt, en reeds verwoord hebt op tientallen andere plaatsen
in andere woorden. Maar, zoals de King James Bible ons leert: Ever learning
and never able to come to the knowledge of the truth( 2 Timothy: 3, 7).
24-05-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-05-2013 |
Nostalgie (2) |
Zo verneem je en het is Ellen De Bruin in D.S. van
21 mei die het schrijft dat nostalgie destijds gezien werd als een ziekte,
wie aan nostalgie leed, had koorts, kon niet slapen, wilde niet eten, voelde
zich zwak en verdrietig en had hartkloppingen en men dacht er niet aan dat het
een gevoelsziekte zou kunnen zijn. Tot Johannes Hofer, een Zwitserse arts, het
zag als een vergaarterm voor al deze lichamelijke ongemakken bij de Zwitserse
soldaten in Frankrijk, die voortdurend dachten aan hun naar huis terugkeren
(terugkeer naar hun geboortegrond nostos in het Grieks), wat volgens hem, hun
lijden (algos) veroorzaakte.
Nu heimwee knaagt niet voortdurend bij een normaal mens,
het overvalt ons op onverwachte ogenblikken als we in een bepaalde stemming
verkeren en bepaalde herinneringen ons doen denken aan momenten dat men zich op
een bepaalde plaats beter dan goed voelde, omdat er iets in de lucht hing dat
het alledaagse, het gewone, ver oversteeg.
Ik denk hierbij aan een eerste zin van Ernst Jünger:
Ihr alle kennt die wilde Schwermut, die uns bei der
Erinnerung an Zeiten des Glückes ergreift.
Zijn tweede zin is al meer gericht naar herinneringen
waarvan hij weet dat ze niet meer zullen terugkeren (von ihnen getrennt als durch alle Entfernungen) maar toch gaat hij
nog een stap verder:
Und immer wieder tasten wir in unseren durstigen Träumen dem
vergangenen in jeder Einzelheit, in jeder Falte nach.
Dit is Ernst Jünger in Auf den Marmorklippen, dat
prachtige boekje (1972) van hem, al telt het amper 140 paginas. En ik erin
bladerend tot das Lied das die Gemeinde
sang:
Weil denn kein Mensch uns helfen kann,
Rufen wir Gott um Hilfe an.
Had misschien beter ook Jünger toegevoegd aan de
boeken die ik meenemen zou naar dat oude hart van Grimentz waar ik het gisteren
over had.
De nostalgie of het heimwee naar, is een gezond
heimwee het is de herinnering aan een manier van zijn in een oord dat voor mij
en voor de kinderen het ene oord is waar we ons gevoeld hebben ontdaan van al
het overbodige, aanwezig in een simpele omgeving met simpele handelingen ver
van de wereld en meer dan intens levend.
Voor hen is het een kwestie van tijd om er terug te
keren, voor mij von ihnen getrennt als durch alle Entfernungen - vrees ik dat
Grimentz, niet
meer dan een goede herinnering wordt.
23-05-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-05-2013 |
Nostalgie |
In de morgen van 21 mei kreeg ik van twee van mijn
dochters reacties binnen met één zelfde inhoud: de bergen zitten ons in de aders.
Ik heb bij hen met mijn blog de herinneringen
opgeroepen aan de vele tochten in de bergen die ze er gedaan hebben, aan de cabanes waar ze waren, de bossen die ze
afliepen en de regen deerde niet op zoek naar chanterelles; heb hen doen denken aan alle plaatsen die ze er
kenden en waar ze zich thuis voelden: Saint-Luc, Zinal en vooral Grimentz waar
ze de meeste vrienden en kennissen hadden.
En mijn woorden hebben die gevoelens wakker geschud
en hun heimwee opgewekt zoals het bij mij is losgekomen, heimwee naar de
echtheid en de eenvoud van die dagen. En als ik er niet heb aan weerstaan dan
is het omdat ik al dagen, weken droom
van een verblijf in een van de oude chalets, gelegen in het dorp van Grimentz. Een
oude chalet met weinig comfort maar met een open haard voor de avond, met oude
meubels, om er te slapen in een oud bed en te schrijven aan een oude, verweerde
eiken tafel met de initialen van de makers of van de eerste eigenaars, gebeiteld
in de schuif ervan.
Ik zou er werken aan mijn boek, in alle
afzondering, zonder gestoord te worden, met mijn gsm als radio en enkele boeken
die ik mee zou nemen: Erskine Caldwells Gods little Acre en vraag me niet
waarom een bundel gedichten van Hertmans en de bundel gedichten met hun
Spaanse vertaling van Auster en, zeker een boek dat ik gekregen heb in 1983,
naar ik zie op het binnenblad, en pas deze morgen ben gaan lezen: The Minds I,
composed and arranged bij Douglas R. Hofstadter and Daniel C. Dennet, een boek uitgekomen
in 1981 dat in 1983 bij de Slegte te vinden was - en dat 30 jaar in mijn kast
heeft gestaan, en naar ik zag begint met een kort essay van Jorge Luis Borges
met de vreemde titel: Borges and I
dat eindigt met de zin: I do not know
which of us has written this page: Is het Borges zelf (the I van zijn titel) of is het de
schrijver Borges?
Een vraag die ik me telkens stel op het einde van
mijn blog, ook nu.
Ik gaf aan deze tekst de titel Nostalgie mee. Iets
dat zich wijzigde in de loop der tijden volgens de krant van vandaag. Maar wees
gerust ik kom op dat Nostalgie-artikel terug.
22-05-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |