 |
|
 |
|
|
 |
26-05-2013 |
Een ander mens |
Ik voel me niet alleen een ander mens als ik
schrijf, anderen zeggen het ook en het is Marijke Arijs in haar gesprek met een van de laatste romantici, Pierre
Michon (1945) die het me leert als hij haar antwoordt:
Schrijven voor mij grenst aan het sacrale. Terwijl ik schrijf ben ik
een ander mens. Dan is het net of ik stemmen hoor.
En hij gaat nog verder: Als ze Matisse vroegen of hij in God geloofde, zei hij: Ja, onder het
schilderen. Bij mij is het net zo. Geloof ik? Ja, als ik schrijf.
Ik had ook zo iets kunnen antwoorden. Ik had nog nooit gehoord van Pierre
Michon voor ik DS van 24 mei in handen kreeg, alhoewel hij volgens Arijs tegenwoordig geldt als een van de grootste
hedendaagse Franse schrijvers. Maar je kunt niet alles lezen.
Hij vertelt nog andere zaken die ik zou kunnen
vertellen, maar ik beperk me tot het
schrijven dat zijn afgod is.
Ik heb zo iets nimmer gedacht of geschreven, wel
dat het een soort drug was, dat ik er nood aan had elke dag een pagina te
schrijven. Dat wat ik schreef minder belangrijk was, als ik maar mijn pagina
vulde. En dit is zo gebleven met dien verstande dat ik er thans op let wat ik
schrijf, en dat ik er nood aan heb dat wat ik schrijf goed is. Ik doe mijn best
in alle geval.
Maar ik ben het eens, schrijven is sacraal. Is
iets voortbrengen, iets dat leeft, iets dat inhoud heeft, een ziel heeft, zelfs
al is het maar, zoals vandaag, een kort stukje literatuur. Ik heb het
geschreven naar best vermogen en ik draag het uit, zoals een schrijver. Al weet
ik wel dat ik niet het statuut van schrijver bezit.
26-05-2013, 00:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-05-2013 |
Wie ik ben en niet ben |
Er is immer een altijddurende wisselwerking
tussen de impulsen van ontmoetingen,
bevindingen en gedachten. Alles is in en met alles verweven, wat was van mijn
jeugd wordt gefilterd door het heden en het heden is gericht naar het komende,
een lange lijn in het tijdloze van elk nieuw ogenblik.
Gebeurtenissen komen en vervagen, lossen zich op
in nieuwe. Tijd schuift in tijd en als ik neerzit om te schrijven zijn woorden
het centrum van alles. Ik duik er in weg, ga zaken gaat schrijven die achteraf
gezien licht overdreven schijnen en niet helemaal stroken met de persoon die ik
in realiteit ben. Schrijvend ben ik een ander, bewandel ik een wereld die tot
in de wolken reikt en vermag ik wat ik normaal niet vermag.
Ugo is Karel niet en toch vermengen ze zich
voortdurend. Mijn dagboek met de pen in hand geschreven is niet mijn blog met
het klavier geschreven en toch schrijf ik in mijn dagboek over mijn blog en in mijn blog over mijn dagboek.
Ik denk dat dit eigen is aan elkeen die
schrijft, voor wie schrijven het betreden is van een ander landschap, a landscape of the mind, waar we ons
heel goed voelen en ruimte hebben om te ademen en om te zijn.
Te goed zelfs, want terugkomend op mijn boek
blijf ik vaststellen dat ik geen boek schrijven kan zonder te zeggen, of
minstens te laten uitschijnen dat ik een boek aan het schrijven ben.
Wijlen mijn broer Daniël verweet het me. Ik wil
het achterlaten maar het schijnt me te onlogisch toe dat ik niet onder het
schrijven zou kunnen zeggen dat het goed gaat of niet zo goed vlot.
Ik ben dus zeker geen romanschrijver. Laat ik
dan maar nog een tijdje bij mijn leest blijven, mijn blog vergt al energie
genoeg.
25-05-2013, 01:02 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-05-2013 |
Dagboek-bedenkingen |
Het gebeurt dat ik op wandel ga in de meest bezochte
van de meer dan vijf duizend blogs die Dagboek-bedenkingen als onderwerp
hebben. Ik realiseer me dan waar ik sta en ook waar ik niet sta. En in vele
gevallen is verbazing mijn deel.
Vooral dan als ik val op een blog dat vol prachtige
tekeningen staat, waar de blogger niet de minste moeite schijnt te hebben om
in potlood te tekenen wat ik tracht in woorden te brengen, waarbij ik moet
vaststellen dat de landschappen die ik ontmoet bij haar heel wat sprekender
zijn dan deze die ik beschrijf.
De wereld is duidelijk aan de tekenaars en schilders, hun
wereld is toegankelijker dan die van mij, vooral dan als ik op het punt stond,
vandaag te beginnen met een zin die me gans de dag achtervolgde:
in
den beginne was het Woord. Er voor was er niets anders dan het Woord en uit de
materiële vorm van het Woord want die vorm, hoe immaterieel schijnbaar ook,
was er is alles ontstaan wat is. Ook wij, de mens.
Dit is een gans paradigma, een enorm klankbord waar
alles op afgestemd werd. Heb ik er iets verkeerd mee gezegd, heb ik er iemand
mee belasterd, of heb ik een zin geschreven die niemand aanvaarden zal als ik
zeg dat het Woord de Geest van het Universum is, het ego van het Universum, of
wat Christian de Duve noemde lUltime
Réalité.
Anderen hebben er een meer klinkende naam voor die
ik hen overlaat.
Zo gebeurt het dan, dat men een wandeling maakt in
de wereld van de Dagboek-bedenkingen en dat met terugvalt op een zin die je je
leven lang al meedraagt, en reeds verwoord hebt op tientallen andere plaatsen
in andere woorden. Maar, zoals de King James Bible ons leert: Ever learning
and never able to come to the knowledge of the truth( 2 Timothy: 3, 7).
24-05-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-05-2013 |
Nostalgie (2) |
Zo verneem je en het is Ellen De Bruin in D.S. van
21 mei die het schrijft dat nostalgie destijds gezien werd als een ziekte,
wie aan nostalgie leed, had koorts, kon niet slapen, wilde niet eten, voelde
zich zwak en verdrietig en had hartkloppingen en men dacht er niet aan dat het
een gevoelsziekte zou kunnen zijn. Tot Johannes Hofer, een Zwitserse arts, het
zag als een vergaarterm voor al deze lichamelijke ongemakken bij de Zwitserse
soldaten in Frankrijk, die voortdurend dachten aan hun naar huis terugkeren
(terugkeer naar hun geboortegrond nostos in het Grieks), wat volgens hem, hun
lijden (algos) veroorzaakte.
Nu heimwee knaagt niet voortdurend bij een normaal mens,
het overvalt ons op onverwachte ogenblikken als we in een bepaalde stemming
verkeren en bepaalde herinneringen ons doen denken aan momenten dat men zich op
een bepaalde plaats beter dan goed voelde, omdat er iets in de lucht hing dat
het alledaagse, het gewone, ver oversteeg.
Ik denk hierbij aan een eerste zin van Ernst Jünger:
Ihr alle kennt die wilde Schwermut, die uns bei der
Erinnerung an Zeiten des Glückes ergreift.
Zijn tweede zin is al meer gericht naar herinneringen
waarvan hij weet dat ze niet meer zullen terugkeren (von ihnen getrennt als durch alle Entfernungen) maar toch gaat hij
nog een stap verder:
Und immer wieder tasten wir in unseren durstigen Träumen dem
vergangenen in jeder Einzelheit, in jeder Falte nach.
Dit is Ernst Jünger in Auf den Marmorklippen, dat
prachtige boekje (1972) van hem, al telt het amper 140 paginas. En ik erin
bladerend tot das Lied das die Gemeinde
sang:
Weil denn kein Mensch uns helfen kann,
Rufen wir Gott um Hilfe an.
Had misschien beter ook Jünger toegevoegd aan de
boeken die ik meenemen zou naar dat oude hart van Grimentz waar ik het gisteren
over had.
De nostalgie of het heimwee naar, is een gezond
heimwee het is de herinnering aan een manier van zijn in een oord dat voor mij
en voor de kinderen het ene oord is waar we ons gevoeld hebben ontdaan van al
het overbodige, aanwezig in een simpele omgeving met simpele handelingen ver
van de wereld en meer dan intens levend.
Voor hen is het een kwestie van tijd om er terug te
keren, voor mij von ihnen getrennt als durch alle Entfernungen - vrees ik dat
Grimentz, niet
meer dan een goede herinnering wordt.
23-05-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-05-2013 |
Nostalgie |
In de morgen van 21 mei kreeg ik van twee van mijn
dochters reacties binnen met één zelfde inhoud: de bergen zitten ons in de aders.
Ik heb bij hen met mijn blog de herinneringen
opgeroepen aan de vele tochten in de bergen die ze er gedaan hebben, aan de cabanes waar ze waren, de bossen die ze
afliepen en de regen deerde niet op zoek naar chanterelles; heb hen doen denken aan alle plaatsen die ze er
kenden en waar ze zich thuis voelden: Saint-Luc, Zinal en vooral Grimentz waar
ze de meeste vrienden en kennissen hadden.
En mijn woorden hebben die gevoelens wakker geschud
en hun heimwee opgewekt zoals het bij mij is losgekomen, heimwee naar de
echtheid en de eenvoud van die dagen. En als ik er niet heb aan weerstaan dan
is het omdat ik al dagen, weken droom
van een verblijf in een van de oude chalets, gelegen in het dorp van Grimentz. Een
oude chalet met weinig comfort maar met een open haard voor de avond, met oude
meubels, om er te slapen in een oud bed en te schrijven aan een oude, verweerde
eiken tafel met de initialen van de makers of van de eerste eigenaars, gebeiteld
in de schuif ervan.
Ik zou er werken aan mijn boek, in alle
afzondering, zonder gestoord te worden, met mijn gsm als radio en enkele boeken
die ik mee zou nemen: Erskine Caldwells Gods little Acre en vraag me niet
waarom een bundel gedichten van Hertmans en de bundel gedichten met hun
Spaanse vertaling van Auster en, zeker een boek dat ik gekregen heb in 1983,
naar ik zie op het binnenblad, en pas deze morgen ben gaan lezen: The Minds I,
composed and arranged bij Douglas R. Hofstadter and Daniel C. Dennet, een boek uitgekomen
in 1981 dat in 1983 bij de Slegte te vinden was - en dat 30 jaar in mijn kast
heeft gestaan, en naar ik zag begint met een kort essay van Jorge Luis Borges
met de vreemde titel: Borges and I
dat eindigt met de zin: I do not know
which of us has written this page: Is het Borges zelf (the I van zijn titel) of is het de
schrijver Borges?
Een vraag die ik me telkens stel op het einde van
mijn blog, ook nu.
Ik gaf aan deze tekst de titel Nostalgie mee. Iets
dat zich wijzigde in de loop der tijden volgens de krant van vandaag. Maar wees
gerust ik kom op dat Nostalgie-artikel terug.
22-05-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-05-2013 |
Dagboek, een Fragment |
(24 juli 1986):
Een zware bergtocht vanuit Zinal, via de Roc de la Vache, over de Col de
Millon naar de cabane de lArpitettaz
en in gedachten, onder het klimmen, een gedicht zou ontstaan waarvan de
eerste regel opdook toen hij, op de dag van de nationale feestdag, in Gent het
Te Deum bijwoonde in de kathedraal:
Cosmic temptation,
in stone transmuted:
cathedral to manklind.
And we standing upright
Hij bouwde deze zinnen in gedachten op, telkens en
telkens de woorden wisselend, terwijl hij, geladen met een zware rugzak, achter
Robert Panchard. en Gustave Cotter, zijn vrienden, het pad volgde, gestadig
stijgend tegen de flank van de rotswand, het dorp diep onder hen dat verdween
eens ze de stroom hadden overgestoken en de Roc
de la Vache rechts hadden gelaten om onmiddellijk, de zon lijk vloeiend
goud over de bergkam, in een oceaan van licht verder te stijgen over een licht
hellende alp, begroeid met mossen en kleine vlekken bloemen, langsheen de
levende stroom, in zijn meest grillige bedding en dan hoger, eerst over grote
blokken rots om, dichter naar de col toe, aan te komen bij de sneeuw waar ze
stopten om en cordée, en met crampons over de sterk stijgende
sneeuwvlakte, de passage van de Col de
Millon te bereiken.
Er werd in stilte geklommen hij hijgend als laatste
van de drie, maar het gedicht bleef, het bewoog in hem, groeide in hem. Hij
verloor wel de woorden en de zinnen, maar het zoeken naar nieuwe hield hem stap
na stap bezig.
Krijsende choukas
boven hen en zij, van uit de hoogte gezien, drie donkere stippen die over
de sneeuw naar boven schoven met diep onder hen de alp en de glinsterende
meanders van de bergstroom in de immensiteit van het berglandschap. En dan,
hijgend en moeizaam klimmend, in hem plots een droefheid die hij niet verklaren
kon.
And we standing upright
as statues of salt,
no prayer on our lips,
no expectations in our hands,
eternity facing us.
In de namiddag, terwijl zijn vrienden, weg waren
naar wat ze noemden, leur jardin de
génépi - een sterk geurend, schitterend plantje - parfum voor hun eau-de-vie, lag hij uitgestrekt op een
rotsblok achter de Arpittetaz berghut, aan de rand van het kleine bergmeer
bedekt met ijs en sneeuw, midden gletsjers en bergtoppen, het ijle hoofd onder
het blauwe van de luchten, een tijdje niet veel meer dan een stuk donkere
levende rots. De droefheid die plots was opgedoken, was nog immer in hem.
Het was toen dat hij zich oprichtte en hij de
woorden neerschreef in een klein zakboekje dat hij altijd in zijn rugzak had,
de woorden van wat ooit een gedicht, een lange haiku worden kon.
Kosmische verleiding
van meester-bouwers
in stenen omgezet:
kathedraal voor de mens.
En rechtstaande,
wij, geen gebeden op de lippen,
geen verwachtingen in ons handen,
zoutpilaren, wachtend
op wat niet meer komen zou,
de eeuwigheid toekijkend.
Wat kan hij er nu nog over vertellen. Hij herinnert
zich nog heel goed die tocht, gewoonlijk was dit de terugweg, maar Robert wou
het eens op een andere wijze doen en koos de moeilijkste weg. Hij herinnert
zich zelf nog de kathedraal waar hij stond tussen de personaliteiten en de eerste
zin van het gedicht die plots opdook en dagen lang in hem is blijven hangen,
tot het ogenblik van de klim, dagen erna.
Er zijn heel wat beklimmingen geweest die hem zijn
bijgebleven.
21-05-2013, 00:29 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-05-2013 |
Terugblik (3) |
De
woorden stapelen zich op, als ik de lijst bzie van de blohgs die ik al schreef.
Ze worden niet meer opgeslorpt door de eenzaamheid om weg te kwijnen daarna.
Maar ze komen terug tot leven bij hen die me lezen, zoals de woorden terug tot
leven komen van elk boek dat ik uit zijn rek haal al was het maar om er even in
te bladeren, het mag dan nog Pasternak zijn of Gilliams of Faulkner of wie ook,
van Ovidius zijn Metamorfosen
bijvoorbeeld.
Ik
schrijf geen woorden meer die, eens geschreven vergaan onder het stof, zoals
het vroeger was. Ik heb andere mogelijkheden nu die ik lange tijd niet heb
bezeten, opdat ze - hoe het gebeurt begrijp ik nog altijd niet open en bloot
de wereld zouden ingaan, vooral dan naar hen toe die aldus deel uitmaken van mijn
wereld.
Wat
het ook moge betekenen aan vorm en inhoud, wat ook aan herinnering, wat ook aan
gevoelens lang ingehouden, maar nog steeds aanwezig in een klaarte of een
wazigheid, voor mij is het een zeer belangrijke zaak.Dit
gesprek dat ik onophoudend voerde met mezelf, is nu een gesprek met een wereld
buiten mij geworden.
Het
ga je goed, jij die me leest. Het ga je heel goed.
20-05-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-05-2013 |
Terugblik (2) |
Zoals
dit bij Saramago het geval was wordt wat ik schrijf, opgetekend in de schaduw
van de dood en van de eeuwigheid. En zelfs al weet ik, dat wat ik geschreven
heb of nog schrijven zal uiteindelijk geen belang heeft toch heb ik de wil en
zoek ik de kracht te volbrengen wat ik me voorgenomen heb.
(Ik
volg hierin Saramago die vindt dat het belang van zijn woorden minimaal is, dat
het maar wat gezoem is van bijen in hun korf, maar dan toch het bewijs is dat
hij geleefd heeft en, voegt hij hier nog aan toe, wat nut heeft het eigenlijk
voor een appelaar te weten of zijn vruchten verkocht of gegeten worden).
Welke
betekenis er ook aan mijn woorden zal gegeven worden, deze zijn uit mij
ontstaan, uit de zoekende die ik was en gebleven ben. Ze zijn het bewijs dat ik
levend was, dat ik urenlang aan mijn tafel heb gezeten, schrijvend om en ik
herhaal me - zoals Vergilius het zegt tot Dante: het niet onder de wol is of
liggend op de sofa dat je eer verwerft;
te zijn wat ik wou zijn, de appelaar die leefde omwille van de appels die hij
voortbrengen zou, zelfs al vielen ze achteraf in het gras om er te rotten of
doorprikt te worden door de wespen.
Telkens
ik neerzat voor mijn dagboek dat me overal vergezelde, heb ik gehandeld als
iemand die zich afvroeg waarom hij leefde als het niet zou geweest zijn om
creatief te zijn, om meer te zijn dan een slaper, een eter, een
languitgestrekte tv-kijker.
Ik
weet dat al deze dagboeken en geschriften van mij, zullen verdwijnen onder het
stof, in het beste geval op een zolder, om uiteindelijk toch terecht te komen
op de Sint-Jacobsmarkt wanneer mijn geschrift nog amper zal te lezen zijn,
omdat er niet meer met de hand geschreven wordt, of vergaan tot as op een
brandstapel, zoals mijn lichaam zal vergaan tot as.
Maar
in een zeer belangrijk opzicht verschillen mijn geschriften van deze van
Saramago. Zijn boeken, zijn dromen en gedachten werden gedrukt, vertaald en
verspreid over de ganse wereld, en werden gelezen; die van mij zullen enkel
als ik ze tenminste bundelen zal terecht gekomen zijn bij mijn kinderen en
kleinkinderen, bij enkele vrienden en bekenden om ongeopend, of even
doorbladerd, onbesproken terzijde te worden gelegd. Ik zal er tenminste vreugde
aan beleefd hebben, de vreugde van het schrijven en erover te dromen.
Dit
alles is echter geen reden om op te houden met schrijven, want dan kan ik even
goed ophouden met leven.
José
Saramago, zeg me dus niet dat je woorden, onbelangrijk zijn, integendeel zonder
je idee je gedachten te verspreiden onder de vorm van een blog, ware ik droog
gebleven, had ik me beperkt tot mijn dagboek terwijl ik nu, gedurende al die
tijd getracht heb die prestatie van jou na te volgen, op mijn manier, met mijn
gedachten die niet altijd stroken met die visie van jou.
En
er is nog een heel belangrijk verschil, terwijl mijn appelen zullen vergaan in
het gras, worden de appelen van jou gegeten en het zaad verspreid over de
aarde. Pitten ervan die op hun beurt nieuwe pitten zullen voortbrengen. Zeg dus
niet dat de woorden die je schreef, finaal geen enkele waarde hebben, ze hebben me wakker geschud en blijven
me wakker houden, wakker van geest en wakker van slaap.
19-05-2013, 04:51 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-05-2013 |
Terugblik (1) |
Precies
drie jaar geleden schreef ik mijn eerste blog die begon met de zin die José
Saramago (Nobelprijs) schreef op de dag van zijn 86ste verjaardag, in
zijn als blog opgevatte Cuaderno of Schrift:
Ik omhels de woorden die ik
schreef, ik wens ze een groot leven toe en herbegin mijn schrijven daar waar ik
het gelaten heb.
Ik
ook omhels vandaag de woorden die ik schreef, wens ze een lang en groot leven
toe en ik begin nu, omdat ik niet kan stoppen met schrijven, mijn schrift, mijn cuaderno, dat doorlopen zal tot het
einde van mijn dagen. Zo hoop ik toch omdat ik hoop dat ik tot mijn laatste dag
zal kunnen schrijven.
Dit
schreef ik op 18 mei 2010. Sindsdien heb ik praktisch elke dag een blog
geschreven. In het begin was het onder de vorm van een dagboek, getypt op losse
bladen omdat ik toen nog niet wist wat een blog was en hoe een blog te maken.
Dit kwam pas veel later op 17 juli 2011. Van die datum af heb ik elke dag,
zonder uitzondering, een blog ingelogd.
In
feite was alles begonnen met een recensie in Le Monde van 26 februari 2010,
waarin ik las over het bestaan van Saramagos Cahier verschenen als blog, en het is eigenlijk op die dag dat het
zaad voor mijn cuaderno in goede
aarde, en zoals je ziet niet op de rotsen, werd uitgestrooid. En de hoger genoemde zin was er de aanleiding toe.
Deze
woorden ontroerden me en bleven me bij. In mei 2010 vond
ik, in El Corte Inglès, een Spaanse vertaling van zijn O Cuaderno en ben begonnen zijn boek te lezen alhoewel mijn Spaans niet
zo vlot liep.
En
dan nog, als ik las dat hij zich leven voelde, meer dan levend voelt, als hij
schreef over de dood, dan voel ook ik, me krachtig en zonder ouderdom als ik
aan het schrijven ben over de dood die nakend is. Dit en niets anders is de aanleiding geweest om mijn geschriften van de laatste jaren onder de vorm van een blog te verspreiden . Zonder het voorbeeld van Saramago zou ik er wellicht nimmer aan gedachte hebben. Of hoe de dingen kunnen keren in een leven.
18-05-2013, 07:03 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-05-2013 |
Dan Brown: Inferno |
Hij
was in de Carrefour die namiddag, verrast door de stapel Dan Browns die bijna
de doorgang versperde. Het boek was zelfs afgeprijsd, 17,95 in plaats van 23
. Hij kon er dus niet aan voorbij, zeker niet omdat op het kaft van het boek
die fameuze versregel van Dantes Inferno: Lasciate ogni speranza voi chintrate verweven was, een versregel
die hij ooit eens geafficheerd had gezien op een groot bord aan de voet van een
uiterst moeilijke col die voor het eerst door de renners van de Giro dItalia moest
beklommen worden.
Thuis
gekomen met zijn boek kon hij niet wachten, opende hij het en erin bladerend, en
na hier en daar een paar lijnen te hebben gelezen, dacht hij dat de versregel
van Dante voor zij die de Hel binnenkwamen, even goed kon gelden voor zij die
aan de lezing van het boek begonnen. Hij wist toen al dat de 478 bladzijden
tekst heel wat tijd zou nemen van de tijd die hij niet had en het speet hem dat
hij het boek had gekocht, waarvan hij wist dat eens gelezen, zoals het met de
vorige boeken van Dan Brown gebeurde, in zijn rek zou blijven.
Gelukkig
zou hij niet lang geconfronteerd worden met de aanwezigheid van het boek op
zijn tafel. In de valavond kwam zijn gebuur langs, een lezer van boeken, vooral
van boeken met historische inslag.
Ze
spraken over de kwalen van het ouder worden, over bomen en over het weer en wat
in de kranten stond. En het boek lag tussen hen, duidelijk zichtbaar op de
tafel.
Ze
spraken dus ook over dat nieuwe boek van Dan Brown. Hij bekende zijn vriend-gebuur
dat hij schrik had aan het boek te beginnen, het zou hem te veel afleiden.
Hoe
antwoordde deze ga je er nog niet aan beginnen. Neen hij was het niet zinnens.
En het verlossende woord kwam: Mag ik, mag ik ,het meenemen om het te lezen, na
een week breng ik het terug.
Graag,
je bewijst me er een vriendendienst mee.
Het
boek is nu waar het hoort te zijn, want een boek leeft maar als het gelezen
wordt.
Achteraf
las hij het weinige dat Joost Houtman er over schreef in De Morgen als zou het
een intellectuele grootkeuken zijn,
handelend over een soort genetisch terrorisme, waarin tezelfdertijd aan
citymarketing - Firenze, Venetië en Istanbul gedaan wordt.
OK,
dacht hij maar er zullen miljoenen Infernos gekocht worden, gelezen of niet,
en dat is wat een schrijver van zijn boek verwacht.
En
dat wist Houtman ook als hij schrijft:
Het had in minder dan 478 paginas gekund. Dat
je die paginas er in enkele uren toch doorjaagt, is dan weer het beste bewijs
dat het Inferno doet wat het moet doen: entertainen. En daar moet een mens nu
eens geen symboliek achter zoeken.
17-05-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-05-2013 |
Hemingway |
Een
paar dagen geleden toen het weer er zich toe leende heb ik, zo maar, Hemingways For Whom the Bell Tolls[1], mee
genomen naar de tuin. Waarom Hemingway, waarom toen?
Maar
wat ook, het is een vriend die ik meeneem, een vriend even oud als ik, want het
pocket boekje hangt nauwelijks nog samen. Het
boek begint met een vers van John Donne[2] waaruit
ik de laatste regel licht: Tracht nooit
te weten voor wie de doodsklok luidt, ze luidt voor jou.
En
in de tuin, onder de hoge bomen, heb ik, na zovele jaren, nogmaals de allerlaatste
pagina van Hemingway herlezen.
Hun
opdracht was een brug over de rivier op te blazen om de toevoer van troepen te
stuiten. De opdracht is gelukt. Robert Jordan, de Amerikaan en wat er overblijft
van hun groep strijders republikeinen - vluchten weg, achterna gezeten door het
leger van Franco.
Ik
lees de drie laatste bladzijden. Tijdens de vlucht heeft het paard van Robert
Jordan een zware val gedaan en ligt de Amerikaan volledig hulpeloos en zwaar
gekwetst onder het paard. Hij kent het
lot dat hem wacht, de dood of gevangen genomen te worden door het achtervolgend
leger, met al de gevolgen van dien. Hij neemt afscheid van de groep en ook van Maria
die in verwachting is van hem, wat een drama wordt want zij wenst met hem te
blijven.
Ik
lees die bladzijden, eens te meer met tranen in de ogen. Iemand is bereid hem te
doden maar Jordan weigert, hij houdt zijn lot in eigen handen. Hij
weet dat er geen alternatief is voor hem, hij denkt wel aan zelfdoding maar hij
zal op zijn achtervolgers wachten met
het machinegeweer in aanslag.
He touched the palm of his
hands against the pine needles where he lay and he touched the bark of the pine
trunk that he lay behind. Then he rested as easely as he
could with his two elbows in the pine needles and the muzzle of the sub-machine
gun resting against the trunk of the pine tree.
Hemingway
weet al een lange tijd hoe hij zijn boek eindigen zal. Pilar, de vrouw van
Pablo, de leider van de bende republikeinen, heeft halfweg het boek iets vreemd
gelezen in Jordans handpalm dat ze voor haar heeft gehouden, hij wist dus van
toen al hoe hij zijn boek eindigen zou en te stellen dat, in plaats van Jordan
te laten leven met Maria, het logischer en evenwichtiger was hem te laten
sterven.
En
dit zijn de drie laatste zinnen van het boek:
He was waiting untill the
officer reached the sunlit place where the first trees of the pine forest
joined the green slope of the meadow. He could feel his heart beating against
the pine needle floor of the forest.
Dit
is het einde van Hemingways humane epos over de burgeroorlog in Spanje. Ik heb
het boek ettelijke malen gelezen, soms niet volledig herlezen maar dan toch
bepaalde passages eruit. Pas nu is het, alsof ik voor de eerste maal het einde
ervan ontdek. De soberheid van het verhaal, de beslissing van de schrijver dat
het verkieselijker is Roberto te laten sterven dan hem een gelukkig leven te
geven met Maria die zijn kind draagt.
Ik
sluit het boek op de allerlaatste woorden. Maar het gebeuren gaat verder, ik
zie Robert Jordan de trekker overhalen, hoort de schoten en zie de val van de
officier. En in de verte hoor ik de schreeuw van Maria gemengd met de echo van de schoten onder de
bomen. Pas dan sluit ik het boek op de regels die niet geschreven staan maar
wel degelijk in gedachten gelezen worden.
Hemingway
had er geen nood aan dit nog te vermelden, had het niet nodig te vertellen hoe
het einde van Roberto was, hoe het verder verliep met Maria en haar gezellen.
Hij wist dat zijn verhaal verder leven zou in het hoofd van zijn lezer. Hij
wist zoals Hamlet: the rest is silence.
Het
verzwijgen van dit alles, het overlaten aan de lezer opdat hij het zich
inbeelden zou en zelf nog enkele lijnen toevoegen zou aan zijn boek, is het
bewijs van grote literatuur.
Ik
wist nu hoe ik ooit dat boek van mij eindigen zou.
No
man is an Iland, intire of it selfe, every man is a peece of the Continent, a
part of the maine if a Clod bee washed away by the Sea, Europe is the lesse, as
well as if a Promontorie were, as well as if a Mannor of thy friends or of
thine owne were; any mans death diminishes me, because I am involved in
Mankinde; And therefore never send to know
for whom the bell tolls it tolls for thee.
16-05-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-05-2013 |
Besmetting |
Ik lees over duizend schrijvers en duizend boeken en
lees er niet een van. Ik hoor zelfs van een onder hen dat: le
plus étonnant cest que des gens, après avoir lu Shakespeare aient encore
laudace décrire.
Wellicht heeft Robert Littell, van wie deze woorden
zijn, gelijk, wat hem niet belet zelf een boek te schrijven met als titel: A
Nasty Piece of Work, een boek dat ik ook niet zal lezen ik wacht op de
volgende Dan Brown over de Divina Commedia van Dante en op een ander boek
maar wat Shakespeare betreft is er heel wat waarheid als het gaat over gewone
of ongewone romans, maar hij heeft ook niet elk aspect van de mens bekeken,
niet wat zijn binding met het kosmische betreft en met al wat zich achter de
mens en de dingen afspeelt, want dit zijn of zouden moeten zijn de onderwerpen
van de XXIste eeuw en, tussen haakjes, ook heeft hij niet geschreven over de
verschillende tinten grijs of wat dit ook moge zijn.
Toutefois, en ce qui me concerne, je continue à avoir laudace décrire,
malgré Shakespeare et malgré Littell, want eigenlijk wil ik me matigen. Ik wil verder schrijven en binnen mijn mogelijkheden
me recht houden, zonder hoge toppen te willen scheren. Ik ben al tevreden met
elke dag enkele lijnen de ether in sturen zonder al te veel op te vallen,
zonder al te veel brandende titels te gebruiken, maar toch vergeef het me als
ik hier mee zondig te pogen, al was het maar eens per jaar, een zin los te
laten, Shakespeare waardig. Verder reikt mijn ambitie niet meer.
Of het zo is dat zij die me lezen besmet worden door
mijn woorden of mijn manier van schrijven weet ik niet, maar het zou goed
kunnen dat er na al die tijd een hechte band is ontstaan tussen mijn lezers en
mij en zeker enkelen onder hen - en dat in een zekere mate bewaarheid werd
wat Robert Littell, in zijn interview aan Le Monde waagt
te weten als hij zegt : Je crois beaucoup
à lidée que le lecteur devient en quelque sorte le coauteur du livre quil
lit. Wat waar is voor een boek kan dus ook waar zijn voor een blog.
En eigenlijk zou ik niet beter vragen.
15-05-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-05-2013 |
Il fut un temps |
Er was een tijd dat ik mijn dag vulde met Dante en zijn Divina
Commedia, en de tijd dat ik hem een brief schreef:
Carissimo Dante,
De wijde, open haard
is de ziel van de kamer waar ik je Inferno lees. Ik ben er omgeven met de
Luikse bollenkast, de oude sofa en de zetels, de zware eiken tafel vol met
boeken over je werken, aan de muren hangen wat oude schilderijen en zijn er de
rekken boeken. en ook, en het verbaast je misschien, op de vensterbank liggen
de wondere stenen die ik raapte in de bergen.
Dit alles, en de
eenzame ligging van de woning in de nabijheid van een uitgestrekt bos la tua selva - vormt en voedt mijn
geestelijk landschap waar jij in optreedt en waar aan je woorden een volume
wordt gegeven waarin mijn adem zich mengt met die van jou.
Zo maakt de
woonkamer deel uit van wat ik ben en word en is ze bepalend voor hoe ik je terzinen
lees en wat ik er over schrijf en vooral bepalend voor het gevoel dat het me
geeft, samen met jou, jij toekijkend in de donkere hoek van de kamer, te
herlezen hoe je in verzen, je gedurfde pelgrimstocht door de Hel beschrijft.
Ik schrijf je deze
brief opdat je weten zou in welk oord en in welke omstandigheden je Commedia is
terecht gekomen, je oorspronkelijke Italiaanse versie en ernaast, want je
Italiaans evolueerde ondertussen, een drietal vertalingen die me helpen moeten de
zin van je woorden beter te begrijpen.
En geloof me ik heb
deze kamer broodnodig, om te volbrengen wat ik me voorgenomen heb, ze werkt
aanmoedigend en inspirerend. Ze heeft de inhoud, de soberheid en het antieke,
elementen die ik vermoed aanwezig te zijn geweest als jij aan het schrijven
waart.
Al wat ik zeg of
schrijf is aldus doordrongen van deze kamer en ik denk wel dat, vooraleer ik de
laatste van je honderd canti van je
Inferno zal verwerkt hebben, ik deze kamer in deze woning en het donkere woud
ernaast, meermaals zal opgeroepen hebben.
Er is ook op de
tafel mijn pc je kent dit wel ondertussen - waarop ik het grootste deel van mijn
woorden - sommige eerst in klad neergeschreven, het klad herdenkend en
herwerkend, andere rechtstreeks - overneem.
IK zeg je ook nog
dat je mijn leven grondig gewijzigd hebt, dat ik nu twee levens heb, een
alledaags leven vol materiele gedragingen en mijn leven met jou, hier in de
intimiteit en het eeuwenoude van deze kamer. Je woorden, hoe vreselijk ook,
herleven in mijn woorden zo helpe me de Muze die jou gezelschap heeft gehouden.
Sta me bij haar te roepen als het te moeilijk wordt voor mij.
Het werd na drie, vier pogingen een bundel van driehonderd paginas, die als ik het waag hem te heropenen dringend zou moeten herwerkt worden, herleid
tot honderdvijftig en eraan toegevoegd zijn Purgatorio en zijn Paradiso. Pas
dan zou ik mogen tevreden zijn over het gepresteerde. Pas dan zou Dante me niet
meer komen opzoeken in mijn slaap of op zijn plaats naast de haard. Niet
eerder.
14-05-2013, 00:12 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-05-2013 |
Ze speelde Bach die avond |
Ze
speelde die avond, achteloos,
haar
vingers aan de toets verloren,
wisten van
wie het componeren was,
van
wie het in elkaar verweven van ranken
en
voluten was, het onomwonden teken
van
haar innige intimiteit met Bach.
De
oude kloosterruimte overspoeld
met
bloesems, naar boven, naar beneden.
En
hoe witte parels over donkere tegels
opgesprongen,
uitgebold,
of
geest op geest geënt, een overgang
van
eeuwen meegeluisterd,
en
gekluisterd in de balken, vlinders
uitgedroogd
in spinnenwebben.
Wie
hoorde hoe de klanken spraken,
het
onvermogen te stijgen nog, al wilden we,
al
wilden allen die er waren. Om mogelijk
dichter
nog te komen, al waren we al dicht.
Die
avond heeft ze Bach gespeeld,
overrompeling
van regenbogen,
verwondering
te leven en het leven
uit
te schrijven in runentekens,
niet
meer wetende hoe Bach de klanken was.
13-05-2013, 05:12 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-05-2013 |
De gedachten werden droom |
Hij
ontmoette haar in de dreef naar het landgoed, een plaats waar hij haar nooit
had verwacht. Ze kwam naar hem toe gereden, zo maar alsof ze in een droom naar
hem toekwam, een nog jonge vrouw, haar witte sjaal als een vaandel achter haar
en hij herkende haar van ver. En toen ze dichtbij was haar gelaat, haar
verwondering, haar glimlach. En stond ze voor hem, met haar fiets aan de hand,
zo plots dat hij haar raken kon.
Geuren
als van lindebloesems over haar en een zin uit een of ander gedicht viel hem te binnen: de linde droop in
haar haar.
Een
paar dagen terug stond hij ook voor haar in haar boekhandel en kon hij haar
raken ook toen ze Le Passage dun Homme
in een papier wikkelde en hij zag hoe haar smalle vingers de verpakking dicht
maakte met een klever met een pluim er op en een naam in gouden letters.
Je
hier te ontmoeten en niet tussen boeken
zegde hij en hij keek haar aan zoals hij haar hebben wou, met enkele
ragfijne haren die losgekomen waren, draden van goud in het licht, bewegend.
Verbazend,
zegde ze, of stond het geschreven in het boek van de Heer waar je het over had
en wist je het dat we elkaar hier zouden ontmoeten?.
Ik
ontmoet je ook graag tussen je boeken hij kende niet haar voornaam maar het
zal wel Beatrice geweest zijn - maar hier is het duidelijk anders, hier zijn er
de geuren van de linden in bloesem, zijn er de vlinders en de eksters, hier is
er het wijde land, de velden van mijn jeugd en hier bloei ik open, ben ik een
ander mens, gevaarlijker dan tussen de boeken van jou.
Gevaarlijker?
Enkel
wat de liefde betreft, zegde hij.
Heb
het altijd gedacht dat je een dromer waart, zegde ze. als je binnen kwam
dacht ik de dromer is daar, hij zal me vragen of de sonate van Scarlatti
is, en ook zag ik het op de wijze waarop je de boeken nam en bekeek, het was
alsof je ze streelde.
Misschien
als ik bij jou in de winkel sta, maar hier is het anders, hier is er de openheid,
hier is veel mogelijk.
Hoe?
zegde ze, wat bedoel je?
Dat
ik liever hier sta met jou, hier onder de bomen, dan tussen je boeken.
Ze
keek hem aan, een blik waarin hij diep kijken kon.
Hier
te staan met jou, jij met je fiets, ik met mijn eenzaamheid, geeft me een
heerlijk gevoel. Hier ben je niet de vrouw die me Doubrovsky aanbeval, dit is
hier het eiland van de irrealiteit in het midden van de realiteit.
Hij
stond nu heel dicht bij haar, een vinger af van haar: geest hakend in haar
geest.
Het
is een vreemd land, zegde hij, een vreemd gebeuren.
Hoe
vreemd?, vroeg ze.
Ik
denk aan Kafka, zegde hij.
Aan
Kafka?
Hij
schrijft het in zijn dagboek. Hij was verliefd op een meisje en zij was
verliefd op hem, maar hij dacht dat hij niet in staat was lief te hebben en
toen zag hij haar met een andere die gebruik maakte van haar en haar kuste .
En?,
vroeg ze.
En
Kafka schreef dat het was alsof hij de lucht was langs waar hun lippen zich
ontmoetten.
Dit
is duidelijk Kafka, het ontroert me.
De
zin heeft me altijd ontroerd, zegde hij.
En
jij, zegde ze hebt me altijd geraakt als je binnenkwam.
Omdat
ik je kuste zegde hij, omdat ik de lucht kuste die tussen ons was en jij,
langs de lucht tussen ons, de kus op je lippen voelde.
Ze
wou antwoorden, maar hij schudde het hoofd.
Laat
het zegde hij.
Maar
het boek van Doubrovsky al is het goed geschreven, is niet veel zaaks.
Breng
het terug, zegde ze, dan voel ik je kus zoals niemand me ooit kuste.
Ik
breng het terug, heb er niets in onderlijnd.
En
leg iets klaar voor mij van Stefan Hertmans, gedichten van hem, zijn essays
bezit ik, en hij raakte even haar hand, even maar, even maar haar hand.
Van
Stefan Hertmans?, vroeg ze.
Ja,
ik heb hem beloofd dat ik hem zou lezen. Maar gedichten van Paul Auster zijn
ook goed.
Wanneer
wou ze vragen maar ze brak haar zin af.
Het
is een grote eigenschap van het toeval je hier te ontmoeten, zegde ze.
Toeval
was het niet, het was een afspraak die voor ons gemaakt was. Deze was nodig.
Onder
geliefden, dacht hij nog toen ze wegreed van hem, die we zouden kunnen zijn, maar
toch niet zullen zijn.
E l pensamento in sogno
trasmutai
Dante
Alighieri: Purgatorio, canto XVIII,145 : E l pensamento in sogno trasmutai
. En de gedachten wijzigden
zich in droom
12-05-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-05-2013 |
Bevinding |
Er
is niet één dag dat je vrij bent, niet één dag die je kunt laten voorbijgaan
zonder te schrijven, niet één adempauze, want daarna komt er een tweede pauze en
een derde en je bent hopeloos uit je ritme. Ik heb het dikwijls meegemaakt met
mijn dagboek. Maar met mijn blog waag ik het niet eraan te denken een dag over
te slaan. Dit
is het eerste waaraan ik dacht toen ik aan mijn blog begon. Maar nu is er ook
het gevoel iets gemist te hebben; voor het eerst niet aanwezig geweest te zijn
waar je had willen/moeten zijn en het knaagt aan jou. Je enig excuus was je
verkoudheid, je hoestbuien en de vermoeidheid die telkens opkomt in de namiddag,
maar was dit voldoende om niet te gaan?
Gisteren
waart je met de familie samen en iedereen was begaan met jou. Enkele jaren
geleden waart jij het die alles regelde en begaan waart met hen. En het
overkomt je nu en het was ook de eerste maal dat je er aan dacht dat je
daar zit als een soort peetvader. Iedereen is druk doende om je heen en jij zit
daar in de beste zetel en op de beste plaats. Je laat alles begaan, je hebt
geen enkel initiatief nog te nemen en je weet dat je raad, als je die zou
willen mede delen overbodig is. Je leven is geleefd. Je bent de zorg geworden
waar je te gast bent, en als het in de familie, bij de kinderen, oud en groot
en jong en klein is, heb je alleen nog vragen en zit je daar, luisterend en wegdromend,
als in de veilige warmte van een cocon. Je waart je er nog niet van bewust, tot
het gisteren, bij het huiswaarts keren, in de wagen doordrong tot jou: jij als
peetvader.
11-05-2013, 01:06 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-05-2013 |
Respighi |
Te ontwaken
met Klara en binnen te stappen, in i
pini di Roma, de pijnbomen van Respighi, de ruisende, zingende pijnbomen
van Rome. Ik weet weinig over Respighi, maar hij zat, zoals ik, voor zijn
klavier, luisterend naar het geruis van de wind, de inspirerende wind, in de
bomen, niet om het even welke wind maar een wind die Respighi inspireerde.
De bomen
voor mijn raam zijn als boom te hoog opgegroeid, te dicht in elkaar gegroeid,
ze vormen een haag van bijna twintig meter hoog. Wat erger is ze blokkeren des
nachts, mijn zicht op het schuiven van de sterren en de planeten, wat voor mij nog
erger is dan het opvangen van het licht van de morgenzon.
Gelukkig
leef ik ruim, nu ik terug op aarde ben, en dit na mijn opstijgen van de vorige
dagen: er is de wereld van de muziek, en de wereld van het woord en het is in deze
laatste waar ik me elke dag het langst ophoud.
Vandaag ook
was de morgen vol beloften, al is er nog steeds, ondanks de Avelox -
een antibiotica - die ik slik, die vervelende verkoudheid die niet wijken wil. Ik dacht
iets te schrijven over een boek van Hemingway dat nooit uit mijn
gedachten is geweest omwille van een gedicht van John Donne dat Hemingway erin
opnam. Maar in de loop van de dag heb ik ook nog getracht van enkele fotos te maken
die me in de war hebben gebracht en For
whom the bell tolls is blijven liggen voor een andere dag. Hopelijk is hij
er morgen nog, of komt hij terug op een ander ogenblik als ik ga neerzitten
voor het klavier, zoals Respighi in zijn grote dagen.
Maar
spelen doen we beiden, soms heel ernstig, hij met klanken, ik met woorden. Het
verschil tussen muziek en woord is heel klein, wat overeind blijft op het einde van de dag, komt uit de ongrijpbare,
onverklaarbare geest die in de bomen drijft, over de velden, de stromen en de
zeeën, over de bergen, over de steden, de dorpen. Geest is alom aanwezig, zoals
het ruisen van de wind in de bomen waar ik woon.
10-05-2013, 00:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-05-2013 |
Christian de Duve (2) |
Want
de religieuze mens is hij die achter deze zintuiglijke waarneembare wereld, een
hogere geestelijke realiteit, een werkzame aanwezigheid vermoedt, die hij zal
trachten te begrijpen, ook al weet hij dat hij haar nooit volkomen zal
omvatten, en met wie hij zich vereenzelvigen wil, al blijft hij zich bewust van
zijn onmacht en begrenzing. Dit zijn de woorden
die Gérard Bodifée
ging halen bij Max Wildiers, en ook:
Dat
de natuurwetenschappen bezig zijn heel ons wereldbeeld te veranderen en dat de
stille revolutie die thans gaande is, juist in de natuurwetenschappen haar
vertrekpunt heeft.
Christian de Duve
was ook die mening toegedaan. Als ik zijn boek lees en dan vooral waar hij het
heeft over God ik denk dat hij dacht aan een figuur als God als hij sprak
over lUltime réalité dan was hij
een religieus mens.
De Duve zegt ook - of is het Wildiers die het zegt? nous commençons à avoir une idée de ce qui se cache derrière des
entités telles que le cosmos, la matière, la vie et la pensée
Même si cette
explication est loin dêtre terminée, rares sont ceux qui doutent quelle soit
en train de nous rapprocher de la réalité derrière les apparences. En verder: het religieus gevoel beantwoordt een
authentieke nood in de mens. Het is de uitdrukking van onze verwondering, onze
verlangens en onze verwachtingen. We moeten de klederen waarmee we dit religieus
gevoel omhangen wijzigen. Maar we moeten deze gevoelens niet schrappen of niet
verstikken. De toute façon, nous en sommes probablement incapables.
Ik overloop hier
niet het volledige boek van Christian de Duve. Ik wil er nog slechts een zin
uit halen die ik enorm belangrijk vind:
LUnivers a donné la vie et la pensée. Par conséquent, il a dû les
avoir potentiellement depuis le Big Bang.
Ik, die me iets
meer mag permitteren dan de Duve, wens er zelfs aan toe te voegen dat het Universum
er is omwille van de gedachte, omwille van de geest in de mens. Had de geest
van de mens er niet geweest er ware ook geen Universum geweest of in elk geval
niemand zou het geweten hebben.
En voor mij is dit
een belangrijke vaststelling, de belangrijkste van al wat ik ooit geschreven
heb of nog schrijven zal.
Gérard
Bodifée: Zo vrij is de mens : Max Wildiers, Kerngedachten uit
zijn werk Uitgeverij Pelckmans, 1996
09-05-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-05-2013 |
Christian de Duve |
Christian
de Duve stapte uit het leven, hij was 95. Hij was gevallen en kon alleen niet
opstaan. Hij vond dat hij genoeg geleefd had. In elk geval de beslissing,
onverwijld de dood in te gaan is niet aan iedereen gegeven. Er is voorzeker
heel wat moed en beslissingskracht toe nodig. Het te denken, tot daar nog,
allen denken we er wel eens aan, maar de dag uit te kiezen en de idee uit te
voeren en, gelukkig te zijn de wereld te verlaten, is alleen aan sterke
karakters gegeven.
Hij
zou gezegd hebben - aldus het artikel in
De Standaard dat hij niet geloofde dat
er na de dood nog iets volgt: Als ik verdwijn zal ik verdwenen zijn. Dan is er
niets meer.
Wat
dit betreft, je vergiste je, je vergiste je schromelijk. Het feit dat ik hier
een gesprek heb met je gedachten die je etaleerde aan de mensheid in je A lécoute du Vivant is er het bewijs
van.
Ik
heb je enkel gekend via je woorden, via je geest, en dit blijft zo. En zo lang
ik er zal zijn en je wijze woorden indachtig zal zijn, blijft je geest levend.
Je dood, Christian de Duve, is het begin van een nieuw leven, je zult nooit zo
levend zijn geweest als de komende dagen als velen teruggrijpen zullen naar wat
je schreef en (terug) ontdekken wie je waart.
Je
voorzag dat de Apocalyps op ons afkomt als het zo verder gaat met de wereld. Ik
weet niet of je toen gedacht hebt aan de dreiging van zij die hier rondlopen - en
dichter en talrijker op ons afkomen - die geloven dat er maar één God is en dat
hij 'akbar' is, dat hij de grootste is. Of course als er maar één is. Maar
jij, als mens van de wetenschap zult wel andere dingen op ons hebben zien afkomen
die de wortels van de Apocalyps in zich dragen.
Ik
herlas de door mij, tien jaar geleden, met potlood onderlijnde teksten, in je hoofdstuk: Et Dieu dans tout cela?, en als ik naga wat ik de laatste tijd
hierover in mijn blogs heb geschreven, dan lig ik op een zelfde lijn met jou. Niet
dat ik je overgenomen heb, maar ik ben uitgekomen waar jij bent uitgekomen. Maar ook een stap nog verder gegaan, ik heb Jean Guitton gevolgd die schrijft dat lesprit et la matière forment une seule et
même réalité (Dieu et la Science), maar dat zal ook wel een idee van jou geweest
zijn. En
ik herneem hier die schitterende laatste zin uit dat boek van jou:
Exceptionnellement, je me suis senti proche de quelque chose dineffable,
totalement mystérieux mais réel, du moins pour moi, une entité quà défaut dun
meilleur terme, jappelle lUltime Réalité.
LUltime Réalité,
deze van ons allen, waar jij nu bent heen gegaan, meer levend dan ooit.
08-05-2013, 04:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-05-2013 |
Blogs van 2012 en van vroeger |
Wat doe ik
met de blogs die ik schreef in 2012. Laat ik die zoals ze zijn, opgeslagen op
mijn laptop of PC, of doe ik de moeite deze te herlezen, op te kuisen en te
laten bundelen op een eenvoudige wijze; laat ik ze los en dwarrelen ze weg lijk
bladeren in de herfst of red ik ze van de ondergang?
Mijn woorden
werden in omloop gebracht, verdienen ze meer dan een vluchtige verschijning en
is het nodig/wenselijk ze een langer leven dan de bladeren in de herfst mee te
geven?
De wereld
zwijgt als ik de vraag stel. Ik zelf weet niet wat het me kosten zal aan tijd
en inspanning indien ik eraan beginnen zou mijn blogs van 2010 tot einde 2012
te herzien en te bundelen, al was het maar voor de kinderen en nu ook al, voor
de achterkleinkinderen.
Van hen alleen zou ik durven verwachten, dat ze later,
als de tijd er voor gekomen is, de essentie van wat ik schreef hernemen zouden
in hun geschriften, zoals ik verneem van een groot schrijver van bij ons dat
hij het dagboek van zijn grootvader, frontsoldaat in 1914-18, heeft te boek
gesteld onder een veelzeggende titel die verwijst naar wat achter blijft van
een passage in zijn grootvaders leven.
Of, want er is geen alternatief, laat ik de woorden
die geschreven staan aan hun lot over, of ze nu worden opgehemeld na mij of
vergaan in het stof, wat belang zal het hebben, ze zijn gedacht geworden en in
woorden omgezet, ze leven in mijn elektronen die andere elektronen zullen
ontmoeten en bevruchten, ze zijn onsterfelijk als elektronen van de band geest
die om de aarde zweeft, niets gaat verloren.
Misschien, zal gezegd worden dat ik te ver vooruit
liep op mijn tijd, misschien dat ik rondliep als een verlichte, maar duidelijk
in de duisternis bleef. Ikzelf zal het
nimmer weten.
Al weet je maar nooit waar gedachten, meegenomen door
de wind, terecht kunnen komen?
Ik las vandaag dat Nobelprijswinnaar (jonkheer) Christian de Duve
uit het leven is gestapt. Hij was 95 en op de sukkel, alhoewel zijn
autobiografie Sept vies dans une net
verschenen was bij de uitgeverij Odile Jacob.
Ik bezit van hem A
lécoute du vivant(Odile Jacob, 2002). Ik zie nu dat ik op het einde van
zijn boek - dat ik las in 2003 - in potlood heb toegevoegd: Document honnête dune grande valeur
scientifique et visionnaire. Je my retrouve à 100%, surtout lorsquil dit quil
faut dématérialiser la matière (p.356) et que les réligions doivent se
débarasser de leurs croyances mythiques, mais en conservant intact le sens du
sacré.
07-05-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |