(Voor Margot en later voor Amaury en Alexia).
Er was een tijd dat ik op dagen van grote hitte,
zoals ik het aanvoelde vandaag in de zon gezeten, dat ik op mijn klompen eieren
ging gaan halen voor moeder bij de boerin - Blanche zal haar naam geweest zijn,
of Sylvie of Trees of Mària twee straten ver. En dat ik op het erf kwam en
blootvoets binnenging, op de koele rode vloer, in de achterkeuken waar de
boerin pas had gekarnd en de blokken boter nog op de tafel lagen om in papier
gewikkeld te worden. En ik van haar, nadat ze de eieren had geteld en in mijn mandje
had gelegd ik van haar, voor ik vertrok, een vol glas karnemelk kreeg, waar
nog stukjes boter in rond dreven. Een vol glas frisse, geurende karnemelk, dat
ik nu nog in de handen houd en als ik dronk, de licht prikkelende smaak in mijn
keel, heerlijk, ik, op mijn blote voeten op de rode tegels in de koelte van de achterkeuken.
Hoe eenvoudig alles was.
Er was een tijd dat ik als knaap, met onze hond,
Fatty, geen grote hond, maar ook geen kleine, voor een karretje gespannen, met een zak tarwe, naar de maalderij reed. Eerst
over de hobbelige kasseien van de straat - er kwamen zelden autos langs - dan
links een dreef in die verder doorliep langs de weiden en dan doorheen het
donkere bos het bos van mijn grote jeugd waar de weg doortrokken was met
diepe sporen van de boerenkarren die er langs kwamen en waar we op heel wat
plaatsen vastraakten in de modder en Fatty en ik heel wat moeite hadden om er
door te komen met een zak van 50 kilo tarwe, de hond uit alle macht trekkend en
ik hem aanmoedigend en duwend uit alle
macht.
Het was de tijd dat ik tussen de grote mensen in de
molen aankwam, dat ze me hielpen om de zak uit het karretje te halen, en we er
wachten moesten, tot de zak omhoog gehesen werd, om na korte tijd
terug te komen gevuld met tarwebloem.
Het was in het begin van de oorlog, ik was toen
twaalf. Het was tarwe die ik met vader in de schuur, in tweeslag, met de vlegel
had gedorst, en na het stro te hebben verwijderd, de tarwe hadden samen gevaagd
en gewand met de wanmolen, om daarna, als waren het korrels goud in de
handen te houden en te proeven. Dit is de betekenis van tarwe voor mij. Ik heb nog
het gevoel van de korrels die door mijn
vingers glijden. En ik roep nog de hond. We zijn ettelijke malen naar die maalderij
gereden, aan de andere kant van het bos. De hond was mijn
steun en mijn gezel, hij springt nog tegen me op als ik hem roep.
|