 |
|
 |
|
|
 |
18-11-2022 |
Het licht dat dempt. |
Had verwacht/verhoopt dat de lezers van mijn boek, vrienden van hen zouden aangeraden hebben om mijn boek, ‘De Adem van de Dagen’ dat mettertijd aan het verdwijnen is, te kopen. Maar dit is ijdele hoop geweest en gebleven, het boek is dus een stille dood gestorven. De reden kan veelvuldig zijn: onleesbaar, geen spanning, te veelzeggend of te diepgaand. Ikzelf zal het nooit te weten komen en ik leg me er bij neer, het was een mislukte poging, een verkeerde inschatting van mijn kunnen en daar zal het wellicht op neer komen. Een zaak is zeker zonder hulp van buiten uit geraak je nergens.
Zo kruis erover, het raakt me niet meer, zeker niet zoals het me had kunnen raken, maar de omstandigheden – de ondergrond van mijn gevoelens - zijnde wat ze zijn gaat het on-succes ervan over me heen en ga ik verder met wat ik nog denk te doen te hebben.
Ik zag mijn broer Georges gisteren (°1936)) voor de laatste maal. Ik sprak met hem over hoe het gegaan is met onze jeugd, hoe het leven was toen, de zomers, de winters. In feite was ik (°1927) weg van huis toen hij aan het opgroeien was, ik weet dus niet zo veel van hem, juist genoeg opdat hij mijn broer zou zijn. We zijn dan gisteren uit elkaar gegaan, ik met de beelden in mij die we opgeroepen hadden.
Deze morgen echter overvalt me de realiteit van de feiten die zich aanmelden. Deze ook zitten nu geankerd in mijn ondergrond waar ze zich mengen zullen met wat er al aanwezig is. Het wordt een dofheid, een last om mee te nemen als ik schrijven ga: ogen die vochtig worden als ik eraan denk en ik me er niet tegen verzetten kan, ook niet wil, ik aanvaard wat is en houd het zoals het is.
Dit is trouwens hoe ik besta, niet ‘gekwetst van binnen’ zoals in een of ander gedicht, maar geladen met een soort van verdriet, dat eigenlijk geen verdriet is, eerder een pijn maar dan geen pijn zoals deze van het lichaam, maar een holte van pijn.
Ik schrijf erover om de pijn te verdoven, maar dit is vandaag weinig hulp, ik voel nog te zeer zijn lange omhelzing toen ik vertrok, zijn mager, scherp gelaat tegen het mijne, broer tegen broer.
Wat verwacht je nog meer dat ik zeggen zou, als ik hiermede alles heb gezegd van wat leeft in mij, een donkere wolk die overdrijft of hangen zal blijven. De tijd van de dagen die komen zal het uitmaken: zeker is, niets hoeft zich te wijzigen, het is zoals het is, en zoals het is neem ik het en houd ik het.
Het is het gevoel van de oude man in mij, weliswaar getemperd door de jaren, door het weten dat het leven te nemen is zoals het op jou afkomt, in de geest grootmoedig zijnde.
De nieuwe dag is er, het licht vaal nog, zal zich vastkleven in de variëteit van groenen en gelen in de bomen aan de overkant, je zult er lang naar kijken met een groot ontzag voor wat de natuur, voor wat het leven van de Kosmos je biedt en je zult dankbaar zijn, heel dankbaar dat je er over schrijven kunt alsof alles een gebed was.
Dankbaar zijn, ik sterf nog niet.
PS. Indien interesse voor het boek: Google 'De Adem van de Dagen'.
18-11-2022, 06:41 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-11-2022 |
Het wachten op. |
Is het dan zo uitzonderlijk voor een open nog krachtige geest, elke dag, ongeacht de toestand van het lichaam, een blog te schrijven over om het even welk onderwerp; Is niet elke actieve geest ertoe in staat dit te verwezenlijken, of wordt er verwacht dat als een zekere leeftijd bereikt wordt elke activiteit is stilgevallen en we nog juist goed genoeg zijn om weggedoken hier of daar, gedoemd zijn einde af te wachten?
Alles ligt beschreven in de aard van het wachten. Ik ook wacht af wat er gebeuren gaat, maar niet zo maar, mijn afwachten is geen stilstand, het vertoont geen machteloosheid, integendeel het verwerp het wachten, het gaat er tegen aan met alle krachten voorhanden. De geest blijft bewegen en verwerpt elke toegeving aan het negatieve, hij laat niet toe enige verzwakking te tonen, hij dwingt door te gaan in een zelfde ritme en met eenzelfde gedrevenheid.
Hoe zou je willen dat ik in dergelijke omstandigheden bezig zou zijn met wat me vroeg of laat te wachten staat, of welke zou dan het uitzonderlijk karalter ervan wel kunnen zijn?
Er is er geen, er is enkel wat is, en er is wat gerealiseerd wordt en niet ontkend kan worden. Ik houd het daarbij zonder meer.
Ik ga zelfs nog reizen, ik bezoek nog, weliswaar in gedachten, de plaatsen waar ik me uitzonderlijk goed voelde. Gisteren nog, in volle bewustzijn, én van de plaats, waar ik de auto achterliet, én hoe ik de weg overstak, de helling beklom en rondwandelde in de alpenweide, alles vergetend maar gefascineerd door het leven van het kleine gebeuren dat ik daar zag: stukken witte rots begroeid met mossen en lichen, er omheen in de wind licht bewegende alpenbloemen enig in hun soort en dit in een landschap dat ik me voorstelt van bergen en luchten en een gletsjer die, ongelukkig maar het is, langzaam aan het wegkwijnen is. Ik denk eraan en ben zelfs innerlijk geroerd dat het zo is.
Als ik straks terug zal rijden zal ik stoppen aan de ‘barrage’, zal ik bij de nakomelingen van Clement Salamin die de zoon is van mijn overleden vrienden Fernand en Emmy, ik zal op het terras gaan neerzitten in een zetel met in mijn rug de warmte van het schaapsvel en ik zal een glas Ermitage bestellen dat een jonge dame met de glimlach omdat ze me kent, me brengen zal. Ik zal het in de hand houden naar het licht toe en de kleur ervan opnemen, de kleur van de wijn die de geest is van de aarde waarin de druif opgroeide en rijpte in de zon, gelouterd door de inzet van allen die gewerkt hebben opdat de druif wijn zou worden. Ik denk eraan terwijl ik de wijn ga proeven, een plechtig ogenblik van het erzijn in het hart van het erzijn, met voor me uit het licht over het meer, de weg erlangs, en veruit de noorderwand van ‘les Pointes de Mourty’ met wat nog rest van wat sneeuw op de toppen en de berghut die je er weet, waar je zo dikwijls geweest bent, met vrienden, en met de kinderen tot die keer dat je afgedaald bent met hen, niet langs de wegel langs waar je gekomen waart, maar terug over de gletsjer, over het licht krakende ijs onder je voeten, een geluid dat je nu nog altijd denkt te horen. Al is er niets te horen, de wijn te drinken al is er niets te drinken, er groot en rijkelijk te zijn al is er niets te zijn. Maar je waart er, enkele ogenblikken en het is je voldoende want, dit alles neerschrijvende was het alsof je er waart, terwijl je er niet waart.
En ik, zoals het gezien wordt, wachtend ben op de dood die zo goed is nog wat te dralen, schijnbaar echter, want de uitslag van mijn bloedonderzoek is alles behalve gunstig en ik loop nu rond met de benen van teen tot knie omwikkeld met ‘Rosidal K’.
Zie je het gebeuren?
17-11-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-11-2022 |
Hoe je je dag achter jou laat. |
Ik zou een ganse dag moeten neerliggen met mijn benen hoger dan mijn ligging om de zwelling van mijn voeten te minderen, maar dan, wie doet er mijn schrijfwerk, wie loopt er heen en weer om de stramheid van mijn lichaam te milderen, en ik er tussenin die beslissen moet dit doe ik en dit doe ik niet als er nog zoveel te doen is, of, ben ik het slachtoffer van mijn inbeelding nog heel wat te doen te hebben?
Laat ik het maar houden bij het schrijven van wat woorden om aan te tonen dat ik er nog ben en nog steeds omgang kan hebben met het woord, geladen of luchtig. Wat me ontbreekt, totaal ontbreekt, is humor, humor dat een teken is van wijsheid. Ik ben dus maar een halfslachtige en het is niet met nog véél te ‘doen’ dat ik hieraan iets wijzigen zal.
Maar toch ik blijf geplaagd, ik blijf achterna gezeten door het ‘doen’ het is sterker dan mezelf. Achteraf stel ik vast dat ik vele dagen na elkaar ijverig ben geweest als een bij en de tijd geen aandacht kreeg, hij werd opgebruikt op een degelijke wijze en dan ook periodes heb gekend dat ik mijn tijd niet de tijd gunde om gebruikt te worden en ik er nodeloos bij liep.
Dit op te merken is te wijten aan mijn schrijven van elke dag, ware dit er niet dan verliep elke dag, hoe actief of inactief ik ook ware geweest onbesproken in een flow van onachtzaamheid als onbelangrijk, terwijl nu elke dag een merkteken meekrijgt en ik duidelijk weet, wel niet hoe hij verliep, maar dan toch hoe hij zich afzonderde van de andere dagen door wat ik naliet als geschrift, waarin enkele belangrijke ogenblikken van mijn gedachtewereld werden bloot gegeven.
Eigenlijk, en ik weet het, veel betekenend is dit niet want terwijl ik dit schreef dacht ik – en ik weet niet waarom – aan Scobie uit ‘The Heart of the Matter’ van Graham Greene; dacht ik aan de Valais, een plaats hoog boven Grimentz, aan de voet van de Moirygletsjer waar de kinderen zinnens zijn mijn as uit te strooien over wat ik altijd mijn tuin heb genoemd, een tuin met arnica en génépi, met edelweiss en soldanelle, met gentiane en saxifraga, een unieke florawereld, een deel van het testament dat ik nalaat voor hen.
Het zijn flitsen van gedachten die plots oprijzen in mij en even vlug voorbijgaan gevolgd door andere even onverwachte.
Zo, hoe leven we, hoe is die fameuze gedachtewereld van ons gestructureerd opdat op het meest onverwachte ogenblik, de meest onverwachte gedachte zou opduiken en je bezig houden zodat je wenst ze neer te schrijven als een gebeurtenis van je dag. En je weet dat je heel wat dergelijke flitsen niet hebt vermeld, maar dan toch, Graham Greene daar gelaten, de meest belangrijke van alle hebt vermeld.
Je dag die opgetekend werd is dus maar een flard van al wat er in een etmaal is gebeurd. Maar je kunt niet alles optekenen zoals je niet alles kunt lezen.
16-11-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-11-2022 |
De dag die het waagt me te ontglippen. |
Je hoeft niet verder te lezen als je vindt dat mijn blog te persoonlijk is, te veel begaan is met mijn lot, waarbij ik zelfs in lichte mate durf overdrijven. En ik ben er om te durven schrijven wat ik denk over mezelf, onverbloemd opgetekend, telkens en telkens opnieuw.
Op wat of op wie beroep ik me dan om te zijn zoals ik ben en niet een poging doe om me te verschuilen achter weinig zeggende woorden. Ik deed het misschien in het begin, jaren geleden, maar ik spreek nu voluit hoe het gaat met mij en, wat ik niet dikwijls zeg, hoe ik me dwingen moet om verder te gaan met de glimlach op de lippen.
Maar als het op het schrijven van mijn blog aankomt ben ik volledig ingesteld op mijn persoon. Ik zie en hoor wel wat er omgaat in de wereld maar niets ervan dringt door tot mijn geschriften, ik laat dit over aan de journalisten, ik laat dit over aan Stefan Hertmans die in zijn ‘Verschuivingen’ het heeft over de nieuw opgedoken plooien in de maatschappij, echter niet hoe die glad te strijken zijn.
De lectuur van zijn boek vordert traag, het is ook geen gemakkelijke lectuur, maar de tijd om het te doen ontglipt me schijnbaar, verpruts ik aan andere zaken, of misschien is het omdat ik een zekere traagheid heb aangenomen in mijn doen en ook, de tijd verstrijkt te vlug, er zit geen rem op de wijzers, noch van Big Ben, noch van mijn uurwerk, de dag verschuift en ik bemerk het pas als hij voorbij is.
Ik zal er dus niet in slagen te volbrengen wat ik nog dacht te volbrengen, de wil was er wel destijds al ik herbegonnen ben en hij is er nog maar ik kom er niet toe een schema op te stellen van wat ik precies zou willen en niet willen.
Een zaak is zeker ik moet op de ene of andere wijze actief blijven, ik moet zo weinig mogelijk acht slaan op de toestand – stijfheid, pijn, gezwollen voeten – van het lichaam waarmee ik hier rondloop, het houdt me teveel bezig, het verspilt mijn aandacht en mijn tijd.
Mijn tijd die kostbaarder en kostbaarder wordt want hij wordt raarder en raarder, hij wordt stilaan flinterdun, dunner dan dun,
Nog niet zoals bij mijn broer die het leven hier op aarde niet meer aankan en op het punt staat in vol vertrouwen het echte, glorierijke leven binnen te treden, de last die hij hier betekent voor zijn omgeving is niet meer draagbaar voor hem.
Ik ga hem opzoeken in het verre Puurs, maar of ik een steun zal zijn betwijfel ik, hij heeft bij volle verstand zijn beslissing genomen en ik bewonder de wijze waarop hij er over spreekt, het is een grote reis die hem wacht.
Waarheen hij gaat weet hij niet, maar het niet-weten verhoogt de spanning om het te weten, misschien ook komt hij ineens alles te weten.
15-11-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-11-2022 |
Het verscholene. |
Waarom, een oude man zoals ik, heeft hij plots vochtige ogen als hij een achtergelaten pull vindt van het kind – de Rachelle van vijf jaar - dat zijn hand nam om hem te ondersteunen als hij naar een andere kamer ging?
Hij schrijft dit terwijl, o, terwijl zoals het gisteren was en de vele dagen ervoor, de zon, nu een iets verder naar het oosten toe, een iets dat bewijst dat het een andere dag is, te voorschijn komt; terwijl zijn gedachten nog altijd deze zijn van de dagen ervoor: eenzelfde niet wijkende sadness die bij momenten geen jota meer of min is dan deze die hij meedroeg van de dagen ervoor als hij schrijven ging.
ij de man in het oude verrimpeld lichaam, zoekend naar de sprankels geest, geborgen in een gevoeligheid die hem overvalt, zelfs bij het zicht van een achtergelaten rode pull van een kind.
Hij het schrijven wil, hij het vasthouden wil omdat hij zich nu op het gebied van het gevoel, zo kwetsbaar voelt, kwetsbaarder dan het kind, kwetsbaarder dan hij ooit geweest is.
Hij het wellicht nooit herlezen zal eens de dag voorbij, maar het zal er staan als een teken van zijn gevoeligheid die hij niet meer meester is maar die bij het minste voorval of gedachte zelfs, opwelt in hem en opstijgt naar zijn ogen alsof hij wenen wou van de morgen af de dag in tot in de avond laat, tot in de nacht.
Hij schrijvende , die de sadness niet aan kan, niet wetende wie hij is noch wat hij nog verlangt, noch wat hij doen wil, noch wat hij schrijven wil, noch waar hij heen wil om er iet meer te zijn.
En toch, en toch er rest nog altijd dat greintje leven in hem, de wil die hem optilt en hem in alle richtingen in beweging houdt om er te zijn en er te staan als een zuil van diepe ingehouden stilte voor een tijd nog, zoals het was en is en blijven zal, tot het einde van zijn dagen.
Wat er nu is zal niet meer overgaan, het water van de vijver zal zelfde kringen houden en het spiegelbeeld van al wat is in hem in beweging houden.
Het zal het bewijs zijn dat hij, onder het oppervlak van het hypergevoelige, de man is die op weg is naar zijn einde toe, maar gaaf wil houden alle krachten die zijn leven waren.
En wat die onderliggende ‘sadness’ betreft, hij neemt die mee verscholen wellicht in wat hij nog aan woorden nalaten zal in de dagen die hij nog, als toegift, krijgen zal van de Ene of de Andere.
14-11-2022, 06:07 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-11-2022 |
De komst van het licht. |
Zien hoe de zon opkomt in het oosten is een luxe aan weinigen gegeven of, tijd door weinigen genomen. Nochtans is het een wonderlijk lichtspektakel, als je er vrij op afgestemd bent, en minutenlang geconcentreerd volgt hoe het licht verkleurt van het lichtroze naar hel roze om dan uit te vloeien in een grote schittering van licht die de zon is, de moeder van ons allen, al denken we zelden aan de zon als moeder.
Je moet iemand zijn zoals ik, die draalt aan de ontbijttafel zich permitterend gefascineerd te zijn door wat er gebeurt en er met verwondering naar kijken blijft.
Dit is de laatste tijd elke morgen bijna het geval en het beeld van de zonsopgang volgt me de ganse dag en heeft in elk geval greep op wat ik schrijven ga, zoals duidelijk deze morgen, die ondanks alles, een grote morgen is met een groot begin als ik het beleef zoals ik het altijd zou moeten beleven.
Destijds stonden we op om vier uur in de morgen om de top van de Bella Tola te bereiken en er te staan, beschut voor de bijtende wind en te zien hoe de zon opkwam boven de bergwand voor ons. We zagen dit als een intens spiritueel gegeven die ons heel wat moeite had gekost om het te beleven. Vandaag zit ik rustig neer in de woonkamer om de opkomst van het licht bij te wonen en het in alle comfort mee te maken, de ‘Bella Tola’-top van een andere eeuw zijnde voor mij, maar toch onmogelijk te vergeten.
Het respect voor de zon en het morgenlicht is wellicht wat ons rest van onze verre voorouders die het licht zagen als iets goddelijks
Hoever zijn we dan niet afgedwaald, want als er iets goddelijks is op aarde dan is het wel de zon en het licht. Maar zo zien we vandaag de zon niet meer, we zien ze als vakantiebestemming aan haar goddelijkheid wordt niet meer gedacht en voor de opkomst van het licht hebben we de tijd niet meer. We zien wel nog het gebeuren zelf maar de symboliek eromheen raakt ons niet meer.
Ik zag recent, was het gisteren of eergisteren een documentaire over Stonehenge, over de herkomst van de stenen die er staan – gehaald(?) van tweehonderd kilometer verder - maar niet waarom ze er staan, en waarom ze er staan op die plaats.
Het ensemble van dolmen en menhirs heeft te maken voor hen met de baan van de zon en het verschuiven van het punt van de opkomst van het licht waarbij de ‘heelstone’ een belangrijke functie heeft. Hij duidt namelijk het punt aan van de zomerzonnewende, het punt van de langste dag, of het punt van de terugkeer van de zon naar haar verste punt naar het noorden toe, de winterzonnewende, het punt van de terugkeer van het licht, door de Kerk gekerstend als de geboorte van Christus.
Ik heb hiermede niets nieuws verkondigd, alleen dat we kosmisch gezien inderdaad ver zijn afgedwaald, en afdwalen is het juiste woord.
13-11-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-11-2022 |
De aarzelende man die ik ben. |
Het wordt een moeilijke dag, even moeilijk als de dag van gisteren. De woorden stokten toen, het heeft er alle schijn van dat ze ook vandaag zullen stokken. Het heeft te maken met een moeheid van het lichaam die ook de geest vermoeid, lam legt zelfs. Ik ken dergelijke toestanden. Al schrijf ik er niet over, maar ik wil dan gaan neerliggen en de dag aan mij laten voorbijgaan alsof ik er een dag niet was, alsof ik een dag wou te knippen uit mijn levensverhaal. Wat niet mag en niet kan omdat ik het niet wil. Er valt hier niets te knippen, goed of slecht – right or wrong my country - maar hoe ook, ik moet er overheen.
Zo ben ik ingesteld, zo ben ik geworden, de man met een blog. En in wat ik schrijf ligt een gans leven geborgen. Er is geen woord dat geen binding heeft met al wat er is aan voorafgegaan en even goed met alles wat nog komen kan.
Geen feit in mijn leven is er, geen herinnering aan wie of wat ook dat niet elke dag in mijn woorden sluipt, hetzij openlijk vermeld, het zij openlijk verzwegen. Mijn blog is aldus, wat er ook moge staan, hoe minimaal ook een hologram dat de totaliteit van wie ik ben en was bevat, en het is de totaliteit van wie ik ben en was en hoopte te zijn, die zoekt zich uit te drukken.
Zelfs als het is zoals vandaag, als ik schrijf met weinig overtuiging is het de toestand van mezelf die ik tracht over te brengen op mijn scherm.
Ik schaam me niet te zeggen dat het vandaag en gisteren minder goed ging dan de dagen ervoor. Van het ogenblik dat ik weet dat het niet het gevolg is van het oud-worden - het heel-hoog-oud- worden – heb ik er weinig zorgen mee. Maar je weet maar nooit, mijn lichaam ontglipt me volledig, en wat me verontrust, mijn voeten zijn erg gezwollen, te erg om me er geen zorgen over te maken.
Dit en nog andere zaken belemmeren me mezelf te zijn, of te zijn de persoon die ik ben, er is zeker niet meer de totaliteit van wie ik ben, zoals ik hoger vermelde, iets blijft weggestoken, mijn vertrouwen. Een deel van mijn hoop wat de toekomst betreft is afwezig de laatste dagen, ik voel het, ik weet het en het houdt me bewust bezig.
Hoe reageer ik, als het niet zou zijn met wat ik schrijf en achterlaat voor die archieven van mij.
Ik ga hier niet verder op in, zoals ik zo dikwijls al geschreven heb, er is wat er is, ik kan hier voorlopig niets aan wijzigen, al wou ik wel, maar in mijn blog heb ik altijd de persoon beschreven die ik was op dat ogenblik. Ik ben altijd in dat opzicht eerlijk geweest en heb niet geaarzeld me bloot te geven in wat ik deed en vooral in wat ik dacht. En ik beken ootmoedig dat er dingen zijn die ik vertelde in het verleden die ik nu bekijk van uit een andere gezichtshoek met het gevolg dat ik begin te twijfelen aan de zekerheden die ik verkondigd heb.
Welke zekerheden dit zijn kan ik zo maar niet vertellen, ze zijn veelvuldig en de aarzeling die in mij is geslopen is te ingewikkeld om er hier op terug te komen.
Morgen misschien, overmorgen misschien.
12-11-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-11-2022 |
11 november 2018. |
De morgen die niemand dacht door te komen, al was het stil toen nog, al hingen flarden van gedachten in de lucht, kraaien hoog zwevend.
Van waar ze kwamen en waar ze gingen, niemand nood had het te weten, omdat het licht nog aarzelend was alsof het al lang vergeten was dat de dageraad niet duren kon en de dag niet wachten zou om open te scheuren in verbijstering.
Tot er wolken kwamen, donkergrijs en oud, zoals wat restte van de aarde hier.
Dit was van de morgen van 11 november, de wind als ijs, de wolken openschoven toen, kobaltblauw doorbroken met lijnen rood die hangen bleven, luchten zoals nimmer voorheen de luchten waren, en er van ver geruchten kwamen, als van aanhoudend tromgeroffel.
Men ging rekenen toen, hoeveel dagen men al hoopte dat boven alles uit, de stilte hier het halen zou en het land niet zou blijven, zoals het er lag in humus van bloed, het bedekken zou, de holtes dicht gewaaid, het gras terug zal komen, op de plaatsen waar het verdwenen was, en gezangen van vogels op de stukken muren, en eksters die keren zullen, merels en meeuwen.
Het leven dat hernemen zal, eens de morgen voorbij de dag zou zijn zoals hij vroeger was in peis en rust, de hel van gisteren toen er gesneuveld werd, de dood in de oksels en in de vouwen van het vel.
Vele dagen de prikkeldraad met lapjes uniform fladderend in de wind, lijk vergeten bladeren op wat bomen.
Nog even wachten, de uren, de tijd die komen zal om te ontcijferen wat van de vrede was. Bericht gekomen, en om elf het front gesloten met het geschal van de klaroenen over alle plaatsen om het te geloven.
Het was de tijd om een gedicht te schrijven over wat was en over wat nu komen kon. Want, mooier kon het niet.
Later zullen in de velden witte zerken groeien met een naam erin gegrift, lichamen open gereten, geborgen hun geest een rank van marentak en rozen.
Voor hen de eeuwigheid van het herdenken.
11-11-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-11-2022 |
Hoe liggen mijn kaarten vandaag? |
Hoe liggen mijn kaarten vandaag, wie groet er mij per mail of telefoon of als het kan met een bezoek? Maar wat of wie ook er is altijd mijn trouwe KLARA, ze laat me niet in de steek, ze treedt op in al haar glorie en ze houdt me in haar ban.
Meer wordt het wellicht niet vandaag maar het is me voldoende, ik pas me aan en ik bevestig het als ik schrijf dat ik genoegen neem met mijn levensomstandigheden, dat ik eigenlijk geen nood heb aan troost, geen minste nood aan wat ook. Ik voel me gelouterd van alles en ik bezit wat ik bezitten wil.
De vraag die ik initieel me hier stelde dient maar als inleiding bij het zich openen van de dag, een formaliteit slechts die me, zoals het elke dag gebeurt, naar het einde van mijn betoog voeren zal.
Het huis hierbij is mijn schelp, is mijn warmte en mijn beschutting, het omkleedt me met de mantel van een aanwezigheid. Ik beweeg me erin en het dekt me toe, onzichtbaar weliswaar, maar zichtbaar voor de gevoelens in mij.
Zo weet ik me vrij en onbelemmerd om te doen wat ik wens te doen, alleen de tijd is er als heerser over alles en het is met respect dat ik er naar opkijk omdat hij onverbiddelijk voortholt zodat ik hem in de dag nauwelijks volgen kan. Om ongestoord te leven is hij, de tijd, de spelbreker, ik moet hem dus voortdurend in het oog houden als ik bereiken wil wat ik wens te bereiken in mijn lichamelijk alleen-zijn.
Ik kan begrijpen dat sommige mensen een hond of kat willen om hun eenzaam zijn te breken, maar ik heb naast KLARA mijn boeken die me omringen met hun woorden, die levend worden als ik ze open en zie wat ik ervan gelezen en onderlijnd heb. Het zijn geen onbekenden, het zijn vertrouwelingen die ik tot mij kan nemen wanneer ik het wil en zo lang ik het wil. Zelfs gesloten, liggend naast mij of opgesteld in hun rek, zijn ze er, ken ik ze.
Zo, omringd zoals ik ben heb ik niet de minste reden om mijn beklag te doen, ik zou trouwens niet weten bij wie ik hiervoor zou moeten gaan aankloppen als het niet bij mijn eigen persoon zou zijn.
Dit, in een ruk geschreven zijnde, ben ik gaan neerliggen, heb ik geluisterd naar wat muziek, om het even dewelke, ik begrijp er toch weinig van, de opeenvolging van klanken hebben geen vaste betekenis voor mij. Ik kan ze niet omzetten in beelden of gedachten, enkel in gevoelens en dan word ik soms diep geraakt tot onder mijn huid tot in het binnenste van mijn ‘erzijn’ en rijzen er gevoelens op die me stil maken, stil van een droefenis dat een andere vorm is van beleven, waarbij de muziek zich nestelt in mijn gevoelens. Dit is trouwens haar rol het opwekken van gevoelens wat ook de rol is van elke vorm van kunst.
Muziek voor mij is geen verhaal dat me verteld wordt, zelfs al zit er een verhaal achter, ik kan de klanken dus niet ontcijferen maar ze vult me aan met iets dat ik niet zeggen kan, maar dat iets is er en ik draag het mee met mij tot in de tuin, de klanken in mij verankerd
Het onwezenlijke van de muziek – ze is maar wat klank - heeft zich vastgehecht in mijn genen, denk ik dan!
PS. Ik had dan toch bezoek in de late namiddag.
10-11-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-11-2022 |
Openen in het oosten en sluiten in het westen. |
De klaarte in het oosten: een paraatheid van kleuren. En dat het onbegonnen is ook maar te trachten dit met woorden te beschrijven weet ik, een groot schilder misschien zou kunnen trachten vast te leggen wat er te zien is, maar ook hij niet, want de kleuren bewegen in en over elkaar en het is dit verschuiven van de tinten van grijs tot lichtblauw, van lagen roze met gelen tot een band helrood juist boven de horizon daar waar de zon moet zijn, het is deze wisseling die belangrijk is maar dan ook niet te vatten is.
Zo nog even gewacht, de aarde zich kantelend, tot alles zich stabiliseert: de bovenste rand van de zon die verschijnt en zich uitbreidt, verrassend, een hoge schittering, voor de ogen onhoudbaar.
Het licht met de schaduw van de dagen die waren in mij, voel ik me in staat dingen te schrijven die geen steek houden. Zoals de kleuren voor mij uit, die een schittering werden geen vaste grond houden om op te steunen wil ik me oplossen in dit licht en verdwalen in wat ik vandaag, meer dan gisteren en eergisteren te zeggen heb, waaruit dan duidelijk blijken moet dat Ik evenmin vaste grond heb in mijn woorden, Ik wil Bartók en zijn Sonate uitdragen in deze dagen want voor het overige ben ik verdoofd en nog altijd - al blijkt het niet uit wat ik schrijf - zeer wankel opgesteld, soms op het punt me te laten gaan in beschouwingen, zoekend naar het waarom van iets dat stolde in mij en zich niet zo vlug schijnt te herstellen, te diep geslagen in gedachten-wentelingen die zich nu en dan aanmelden maar die ik wil geborgen houden.
Heb ik nog iets anders te zeggen voor het ogenblik iets anders dan over het gaan en keren van de dagen over mij, voortdurend gegrepen door wat zich herhaalt: een schamel maar heftig stukje tijd dat zich aan het uitzaaien is van het alfa tot het omega.
Elke dag word ik er mee geconfronteerd, word ik er door bezocht, komt het af op mij en grijpt het me bij de keel, het gestadige ervan groeiend in mij lijk een gezwel dat niet meer operatief te verwijderen is.
Wat is het dan dat me beweegt om verder te gaan, verder te schrijven als het zo gemakkelijk is het achterwege te laten?
Ik houd het omdat het mijn adem is, mijn levensfunctie, mijn voedsel voor de werkende geest in mij. Ik kan niet en ik wil hem niet het zwijgen opleggen; hij botst tegen me aan en ik verzamel de vonken die mijn woorden zijn. Vonken die me in leven houden, lijk Bartók, lijk Bach me in het leven houden, maar dit is dan de keerzijde van mijn schrijven. Het is een ontvangen en niet een geven, een opnemen en niet een voortbrengen en ik ga er in op om ernaar te luisteren, om erin binnen te dringen en trachten te zien hoe dit soort schrijven van Bartók van Bach moet ontstaan zijn.
Het zijn momenten die ik koester, ze zijn veelvuldig en in hun veelvuldigheid voel ik me een gelukkig man. Al hangt er een voile over dit geluk, ik blijf het geluk noemen want wat indien ik niet kennen zou het gevoileerd geluk van het ‘Dasein’ in deze wereld, op deze aarde.
Zeg het verder, maar gebruik het juiste woord als je het zegt.
09-11-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-11-2022 |
Klassiek. |
Al enkele dagen vraagt KLARA me met een zekere aandrang mijn stem uit te brengen voor hun ‘Top Honderd’.
Ik heb wel een voorkeur voor bepaalde componisten, maar daar stopt het want er zijn honderden stukken muziek die ik graag hoor en erbij, als de stemming er is, elke activiteit ook het schrijven stop om intens te luisteren.
Echter de keuze is immens om te beslissen, maar nu ik de gelegenheid zie kan en wil ik zeggen dat er een zeer interessante sonate is van Béla Bartók waarop ik graag de aandacht zou willen vestigen, zijn ‘Sonate voor twee piano’s en slagwerk’.
Niet dat ik het de mooiste muziek vind, verre van, maar wel met ‘Le Sacre’ van Strawinski, een van de merkwaardigste die ik ken. Het is voor mij een oude bekende die ik ontdekte in de jaren vijftig. Ik heb er achteraf altijd naar uitgekeken, maar de Sonate scheen voor altijd verdwenen, terwijl ze voor mij in alle opzichten Arvo Pärt’s ‘Spiegel im Spiegel’ – die terug hoge toppen zal scheren - overstijgt en waard is minstens een even grote bekendheid te verwerven. Het ‘klank en ritme’-spel ervan is merkwaardig en uiterst boeiend. Het is één grote verrassing van het begin tot het einde, je valt er niet bij in slaap, het is een spettering van klanken over de ganse lijn, maar ik heb Bartók nog nooit horen vernoemen in de vorige ‘Top Honderd’, of vergis ik me schromelijk?
Béla Bartók is in elk geval geen Eric Satie, maar wie van de doorsnee luisteraars, die met klassieke muziek begaan zijn als ik ze hoor, hebben het ooit over Bartók en dan nog specifiek over deze Sonate van hem?
Zo, ik zet hem vandaag hoog op mijn lijst en daar voeg ik een Ravel aan toe, het Adagio uit zijn Pianoconcerto en een Beethoven, zijn Allegretto uit zijn zevende symfonie, hoewel ik er honderd andere had kunnen aan toevoegen. Maar je moet nu eenmaal besluiten zelfs al zijn de keuzemogelijkheden enorm. Ik vergeet dus Bach, en tal van anderen uit de vorige Top.
Echter deelnemen is het belangrijkste, het betekent een steun voor KLARA en voor allen die met klassieke muziek begaan zijn. Heel talrijk zijn ze niet, evenveel wellicht als er nog lezers zijn van boeken, maar dit is een reden te meer om deel te nemen en aanwezig te zijn met je keuze.
Ik wil benadrukken dat mijn eenzaamheid, dat de stilte van het huis gebroken wordt door de muziek van KLARA. Ze volgt me waar ik ga, ze is er altijd. Het is niet de perfectie wat de klank betreft, maar ik heb ook op het Tv- kanaal 150 en 151 (Proximus) het maximum dat ik verwachten kan eens het licht verzwolgen, eens mijn blog geschreven, eens alle boeken dicht.
Mijn dagen openen zich met muziek, met Bach en Strawinski, met Mozart en Janacek, met Brahms en Bernstein, met de honderden andere, bekende en onbekende, die me verrukken met hun muziek als met hun wijze van leven.
Ik schrijf het hier, ik weet mijn broer Georges zal het niet lezen – anders zou ik het zo niet geschreven hebben - hij heeft ‘beslist’, zijn armtierig lichaam te verlaten om het Beloofde Land te betreden.
Aldus ken ik hem.
08-11-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-11-2022 |
Over het schrijven. |
Wellicht waart je verwonderd over de verwondering van mij, maar je kent me of je kent me niet, en als je me kent dan weet je bij ondervinding dat je van mij zo iets moogt verwachten. Ik loop hier nu eenmaal rond als een vreemde man met vreemde gedachten, zo wat wil je, dat ik me inschakel in de stroom van het gewone?
Niets ervan, het gewone is voor de gewone mens die ik niet wil zijn op mijn leeftijd, ik ben het immers nooit geweest, ik voelde me altijd een uitzondering op de regel, al voelde ik me er niet altijd goed bij, rond te lopen als een eenzaat wat mijn gedachten betrof
Ik denk dat Dmitri Sjostakovitsj zich ook een eenzaat heeft gevoeld als hij zijn vierde symfonie schreef. Ik beluister ze nu al enkele dagen als KLARA me niet voldoet en ben getroffen door de structuur en het karakter ervan. Zo moeten mijn woorden overkomen soms.
Hij heeft niets gewijzigd aan zijn stijl, aan zijn wijze van werken, ik evenmin, al is de vergelijking die ik stel niet opgaand, het laat me toe iets te zeggen over hem en vooral dat zijn composities, welke ook, me in hoge mate bevallen. Al ken ik hem niet voldoende, Ik plaats hem naar mijn gevoelens in het spoor van Mahler, en ik weet dat hij heeft moeten werken, componeren in erbarmelijke, stringente omstandigheden. In dit opzicht reeds apprecieer ik hem, zie ik hem als een kameraad, een ‘tovaritsj’. Want stel je voor dat de Staat zich zou gaan bemoeien met wat ik schrijf, zelfs met wat ik niet schrijf.
Het beeld uit een zwart-wit film over zijn leven, waarin een man ui de regering de partituur van zijn Negende in de zaal gooit, zeggende dat ze het volk onwaardig is – of wat ook dat hij uitriep – is me bijgebleven. Ik ken zijn negende, en ik beeld me in wat Sjostakovitsj hierbij moet gevoeld hebben, behandeld te worden als een paria in de muziek.
Maar het volk dacht er anders over en wij zien hem nu als een grote componist, weet hij het, voelt hij het nog, doet het hem nog iets gewaardeerd te worden in de toestand waarin hij, zijn geest, verkeert? Voelt Beethoven nog iets, als hij gespeeld worden op radio of televisie, Mahler, Ravel?
Ik denk dat voor hen de fase van de muziek voorbij is, maar je weet maar nooit, het onmogelijke ligt misschien het dichtst bij de waarheid. In elk geval, de tijd dat ik het zal weten ligt niet meer zo ver af, dus ‘mein Geduld hat Ursach’ zoals Ernst Jünger het wist te vermelden, tekstueel, in zijn ‘Auf den Marmorklippen’-boek. Een zin die grammaticaal niet klopt wist een vriend me te vermelden, maar ik vind hem klaar en filosofisch correct wat de aard van het geduldig zijn betreft. Dus ik gebruik hem, zelfs indien ik hem in het verleden al voldoende heb gebruikt.
Aangekomen bij Ernst Jünger,1895 -1998, hij was ouder dan ik, na Dmitri Sjostakovitsj, 1906-975, kan ik hier afsluiten. Wat ik gezegd heb is niet veel, maar het is gekomen zoals het kwam. Ikzelf heb er niets aan gewijzigd. Ik heb zoals elke dag, op deze zondag geluisterd naar de stem in mij in het vale licht van de morgen.
Zoals dit elke dag van wat rest van mijn dagen gebeurt.
07-11-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-11-2022 |
Is het te veel gevraagd? |
Op weg naar… december. Bij het neerschrijven van mijn november-data weet ik hoe vlug de dagen van oktober zijn voorbijgegaan, het wordt even vlug voor november en dan sta ik nog maar eens voor die einde-jaar-periode waar ik met een zekere tegenzin naar opkijk. Vergankelijkheid is ons deel, de allesomvattende tijd zorgt ervoor. In dit opzicht is hij meer dan ’le grand architecte’ van Marguerite Yourcenar, hij is ook de ‘opslorper’ van al wat is.
Dat elk begin van een blog moeilijk is ondervind ik regelmatig, maar ik sla me erdoor omdat ik volhard, omdat de wil er is tot slagen. Ware die wil er niet, ik zou nooit uit de lege holte vóór mij, halen wat ik er uit haal zonder ook maar eenmaal te zeggen, vandaag gaat het niet, vandaag zit ik vast, geklemd in een tunnel waar ik het einde niet van zie en zelfs het begin ervan verloren heb.
Het gebeurde nog niet maar toch zit ik niet veilig, weet ik niet wat de toekomst me brengen zal. Ik heb wel de durf erop vooruit te lopen en met een gewaagde zekerheid voorop te stellen dat ik 2024 halen zal, en dan wat, zal ik verder gaan met nieuwe eisen te stellen, of zal ik, bedachtzaam zwijgend, verder gaan en meer dan dankbaar zijn voor elke gift van een nieuwe dag?
De tijd als ‘opslorper’ van tijd, het meest ontstellende waar we meestal geen acht opslaan, het fenomeen van ogenblik volgend op ogenblik, van seconde volgend op seconde, zonder verpozen, het is het draagvlak van ons leven, de nacht die overgaat in dag en de dag in nacht, onophoudend, de zwier van de aarde wentelend om de zon, een mirakel dat blijft duren: alsof het middelpunt van de aarde geankerd ligt aan het middelpunt van de zon.
We gaan voorbij aan dit beeld de ogen gesloten, omdat het ons toeschijnt als de normaalste zaak van de wereld, pas als we ze wijd en diep openen leert ons de omvang van dit bijzonder gebeuren, gekenmerkt door de enorme regelmaat, welk meesterschap dat hier getoond wordt en zien we met verbazing de schoonheid aan orde ervan.
De vraag is echter of het zin heeft hieraan enige aandacht te schenken, het gebeuren vindt plaats totaal buiten ons, het is iets dat is, een eigenschap van wat we de Kosmos noemen en deze heeft zijn eigen wetten waaraan we in niets tornen kunnen, zo waarom ons hierover vragen stellen? Ja, waarom?
Het is iets waar ook Stefan Hertmans zich geen vragen over stelt. Dit beeld ligt niet binnen zijn domein evenmin als de vraag hoe het komt dat het zo is, hij heeft andere zorgen deze van de aarde en van de wereld, zorgen waar wij hier willen aan voorbijgaan.
Maar schrijft een vriend me, ‘een mens drijft op de ‘spiegel’ van een vijver’. Hij kijkt dus binnen in de dingen en neemt op wat hij er meent te zien omdat het verwondering is die hij ontmoet, Hertmans heeft het niet over verwondering, hij stelt vast en daar blijft het bij. Als literator heeft hij het spiegelbeeld helemaal niet nodig, niemand schijnt het nog nodig te hebben in dit land van ons.
Mijn fout is geweest dat ik te lang in het spiegelbeeld heb vertoefd zonder me af te vragen of het wel de plaats was waar de wereld naar keek. Wel, KLARA onze moeder van de klassieke muziek heeft het, o zo dikwijls over ons verwonderd zijn voor de prestaties en het werk van de men. Ik ben het er mee eens, maar ik wil nu eens de verwondering opeisen voor het werk en de prestaties van de Kosmos.
Is dit te veel gevraagd?
06-11-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-11-2022 |
For us there is only the trying. |
Hoe profileer ik me onder de mensen, op welke wijze tracht ik de aandacht naar mij toe te halen in deze omgeving van dagbladen tijdschriften en boeken om maar niet te spreken van radio en televisie? Mijn blog is er een van, hij wordt verspreid en gelezen door een twintigtal: mijn boek, ‘De Adem van de Dagen’ bracht, buiten deze van enkele vrienden, niet de minste reactie op van uit de literaire wereld, het was een dood geboren kind.
Zo, weggedoken in mijn cel, wie ben ik voor de wereld, niet veel, niet om er woorden aan te wijden. Ik schrijf dit om mezelf te overtuigen dat ik wel besta, dat ik wel pogingen heb gedaan om bekendheid te verwerven maar mijn woord en mijn optreden was te luttel om te bereiken wat ik wou bereiken, namelijk uit het anonieme treden om een plaats te verwerven niet in de Canon van de Vlaamse Letteren, maar dan toch een vorm van bekendheid buiten mijn vrienden- en kennissenkring.
Ik weet dus wie ik werd en was en beter nog wie ik ben en waar ik sta, eigenlijk nergens. Het redelijke hierbij is dat ik me er bij neerleg, dat ik in een fase van mijn leven gekomen ben het te houden bij het minimale en het hogere af te zweren als zijnde ontoegankelijk voor mij.
Ik ervaar het zelfs niet meer als een nederlaag, ik ben immuun geworden wat dit betreft en aanvaard, nu meer dan ooit de man die ik ben als literator, wellicht een van de velen die hun uren vullen met het schrijven van onsterfelijke(!) werken.
Ik heb naast mij ‘Verschuivingen’ de essaybundel van Stefan Hertmans. Om te beginnen is het een parel van een uitgave qua papier, druk en vormgeving, het ligt goed in de hand, een streling voor het oog en dan zijn de woorden doordrongen van wijsheid, van letterkundige grootheid en belezenheid. Ik ga erin op, ik verlies mezelf erin, en als ik vergelijking maak met wat ik schreef dan weet ik dat ik op de plaats sta waar ik sta en dat ik niet het recht heb een hogere op te eisen.
Ik matig dus zo ver en zo veel mogelijk mijn verwachtingen over wat ik presteer. Ik blijf trachten het maximum te bereiken in wat ik doe en is dit maximum maar een minimum voor anderen, tot daar toe,’for us there is only the trying, the rest is not our business’.
Deze zin van T.S. Eliot, de man van de vele (?) vrouwen en van ‘The waste Land’, is een leidraad geweest in mijn leven: doen wat je te doen hebt en kijk niet om naar wat de anderen erover denken of schrijven.
Ik heb heel wat lof gehoord over wat ik deed, enkelen hebben het geschreven. Ik denk dat ik verder mag op de weg die ik lang gelden ben ingeslagen, die ik, vooral nu, zeker niet verlaten mag, maar dat ik verder moet zoals ik bezig ben, zo lang ik er ben.,
Dit is een eerlijk verhaal dat ik hier achterlaat, meer voor mezelf dan voor jou, mijn lezer.
05-11-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-11-2022 |
Minimale kunst. |
Creatief zijn is altijd mijn betrachten geweest, hoe minimaal het ook was dat ik bereikte het was voor mij telkens het maximum dat ik op dat welbepaald moment halen kon en in deze context voldeed het me en droeg ik het uit als een vorm van kunst.
Wat ik hier toon zijn een paar steentjes gekleefd op het veld van een doodgewone potloodtekening, steentjes die, zonder mij, voor altijd ongekend, verdwaald en verloren waren geweest maar nu, ingelijst en in een bewust gekozen omgeving geplaatst, zeggingskracht verworven hebben, en niet alleen zeggingskracht maar verrassen door het eigenaardig mooie ervan dat ze door de inkadering verworven hebben.
Het zijn geen doodgewone steentjes meer, het zijn door wind en water kunstig gebeeldhouwde dingetjes, intrigerend, aandacht vragend voor de metamorfose die ze ondergingen nu ze getoond worden gespreid over de lijnen van een tekening. Op deze wijze verwierven ze een leven dat ze anders nimmer zouden gekend hebben.
Dacht ik eraan toen ik ze opraapte wellicht niet, maar ik merkte ze op en had er aandacht voor, aandacht voor het minimale dat in zich, regels in acht genomen, het leven van het grote evenaart en zelfs soms overstijgt in intensiteit.
Wie de schoonheid van het kleine, van het schijnbaar verwaarloosbare, niet ziet, ziet ook de schoonheid van het grote niet, want het is het minimale dat onze ogen opent op het grote. Ik dacht het voor mij ongewoon mooie uit te baten door ze met veel respect te behandelen. Respect voor het tere, het kleine, het wondere dat van de natuur en van het leven op aarde is, en ik daar tegenover verwonderd als een kind en ze behandeld heb zoals ik het deed om uiting te geven aan mijn gevoelens. Het geheel is eerder weinig dan veel, is het kunst ze te nemen en ze te plaatsen waar ik ze plaatste?
Heeft het enige zin het te doen, is het een nietszeggende gril van mij of tekent het mij als mens, als iemand die het schone ziet waar het niet te zien is omdat hij het ziet met zijn geest meer dan met zijn ogen?
Ik wens er geen discussie over. Ik wist niet waar ik er zou mee uitkomen toen ik ze opraapte ergens op een wegel in de bergen, nu ik ze gekleefd heb op wat papier en ingekaderd spreken ze tot mij, heb ik het gevoel dat ze me danken hen uit het anonieme te hebben gehaald.
Een betrachting die we allen kennen.
04-11-2022, 04:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-11-2022 |
Iets boven het normale. |
Hoe oud ben ik wel zonder nog enige soepelheid, nog enige veerkracht in mijn lichaam en hoe is mijn leven, mijn ‘erzijn’ gelouterd door de tweede symfonie van Mahler? Vragen die geen antwoord vergen en ook niets oplossen zullen, maar met het lichaam is het minder goed gesteld, met de geest daarentegen is er nog enige speelsheid gebleven, resten van mijn jeugd die doorliep tot mijn volwassenheid, nu al heel ver achter mij liggend.
Maar mijn loutering, als er werkelijk een was zoals ik het schreef, is niet volledig, zoals er rest van mijn jeugd, rest er heel wat van mijn leven met haar en denk ik nog steeds dat ik de garagedeur hoor openschuiven en dat ze binnenrijdt met haar witte Fiat met rood dak. Nog steeds ken ik dit vreemd misleidend gevoel. Zo waar is mijn loutering?
Of wat is het, gelouterd te zijn van alle pijnen, van alle verdriet, het onheil achter jou gelaten? Je schrijft het wel omdat je het wenst te schrijven, maar zo gaat het niet, Allerzielen blijft je volgen, je kaars blijft branden waar je ook gaat of wat je ook doet, het effect ervan hangt in je leden als in je geest. Beter dus erover te zwijgen om het echte louteringsproces niet te onderbreken met woorden die niets oplossen of nooit iets oplossen zullen.
Het was niet dit allemaal dat ik schrijven wou van morgen, maar bij mijn ontwaken en mijn opstaan vroeg ik me af hoe oud ik wel was, niet wat de tijd betreft die voorbij is gegaan, dat weet ik genoeg, maar wel hoe oud, hoe versleten, mijn lichaam aanvoelt als ik naar de keuken ga of naar een andere plaats. Wel mijn antwoord is, heel oud, ‘Matusalem’-oud.
En toch moet ik verder en ga ik verder en ben ik intens verheugd verder te mogen en nog te kunnen gaan. Hiermee is alles gezegd wat gezegd hoefde te worden, de pijnen van het lichaam zijn er en deze van de gevoelens zijn er, maar onderhuids, en beide zullen blijven tot de rest van mijn dagen.
Ik heb dit nu gezegd ik hoop er niet meer op terug te komen ik ben wel degelijk een oud man en zal het blijven tot mijn laatste adem.
Het is geen verwijt dat ik me toestuur, verre van, het is een vaststelling te zijn wie ik ben en hoe ik ben en dit zonder ook maar iets te verbloemen. Maar gelouterd zijn is niet gezuiverd zijn, het gaat in de richting van het aanvaarden dat het zo is en, nu het zo is, maken dat het goed is zoals het is, dat het niet anders kon dan te zijn zoals het is
Ik verwacht een zending kaders van IKEA, ik keer terug naar eind de jaren zeventig toen ik volop bezig was met het produceren – tekenen op koperen plaat, ininkten, afkloppen en afdrukken - van kleine etsen, ik ga deze nu inlijsten. Ik heb er voldoende om een tentoonstelling te houden van wat minimale kunst zijn kan. Minimale kunst dat mijn leven is geweest, iets boven of buiten wat een doorsnee leven zijn kan.
Iets er boven uitstekend
03-11-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-11-2022 |
Allerzielen. |
Mijn ‘minstens’ van gisteren wijst erop hoe overmoedig ik me voel. Echter Allerzielen stemt tot nadenken. Verwijzend in alle richtingen naar de dood die ons op de hielen zit. Het is zijn dag maar dat hij wegblijft eens de zon onder is en het licht gedoofd want dan is het tijd om hem alleen te laten en vooral, vooral er voor te zorgen hem niet te provoceren.
Ik zag vanmorgen hoe het licht opkwam van achter de bomen, eerst de schijn van zilver en dan de rand van de zon er boven uit, een schittering van licht dat hoger en hoger steeg en breder en breder werd als een heldere roep van triomf het gewonnen te hebben op de morgenschemering.
Zo is mijn dag begonnen met de opkomst van het licht terwijl hij al een tijd begonnen was met de opkomst van ’Klara’, mijn gezellin in deze dagen van diep beleven hoe ik me voel. Hoe ik mijn geest uit spreiden wil over de dingen die ik aanraak met de ogen, dingen die opduiken en weer verdwijnen. Het is hoe ik besta als ik schrijf, hoe ik tracht het minste detail waar te nemen en het te vergroten en te verlengen tot op mijn blad in tekens zo sprekend mogelijk uitgedrukt.
De wind die het licht opjaagt, dartel als een kind, heb ik lief vanmorgen, zoals ik het licht lief heb en alles wat te maken heeft met het leven, het grote leven van elke dag dat me als een gift wordt toegeschoven en die ik met dank in het hart aanvaard er nog te zijn en nog te kunnen zeggen dat ik er ben als groot levend, wel aarzelend in mijn gang, maar hoog opbouwend al wat is en hoe ik het zie al wat is, al wat ik hoor tot al wat binnen in mij zich roert. Ademend de teerheid van de luchten als ik buiten ga.
Allerzielen en al wat er verband mee houdt, meer dan vroeger. Roerloos uitgestrekt zal ik neer gaan liggen om te overdenken hoe mijn lot zich keerde en zich aftekende in totaal nieuwe vormen en begrippen en, afstand nemen van wat vroeger was om beter overweg te kunnen op de nieuwe weg die zich geopend heeft.
Geen inslapen dus maar een krachtig opstijgen naar hoogtes die ik van oudsher wel kende maar nu terugkomen met een lichtende rand van nieuw begrijpen naar de toekomst toe. Hoe verwoord ik dit verwarrend gevoel van ‘zijn’ dat zich kantelt over mij?
Hoe denk ik eruit op te staan in woorden die verblijden of strakker worden aangespannen om te verklaren hoe ik de dagen voortaan noemen zal, eens ik de ruimtes ervan die zich openvouwen betreed.
Aldus heb ik vandaag Allerzielen geopend met een kaars die als een aanwezigheid brandde in het huis.
‘Klara’ heeft gisteren de ‘Kindertotenlieder’ niet gehaald, wel was er van Mahler zijn tweede symfonie over dood en ‘Auferstehung’.
Ben er gelouterd voor een lange tijd, uit opgestaan.
02-11-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-11-2022 |
Minstens. |
Hoeveel kaarsen zal ik laten branden vandaag, ‘november being the saddiest month’. Hoeveel gedachten, hoeveel herinneringen zijn er opgestegen van uit de kamer die droef geladen waren tot troost bereid: het tere van de herfst dat mij bevangt.
Hoor hoe mijn gevoelens zich stolden op wat innig was, een samenhorigheid in morgens en in avonden, in nachten, uiteengerukt lijk een ceder die geveld wordt en in de geest bleef staan waar hij stond.
Ongeroerd opgesteld, de luchten en de wolken over mij geschoven, ben ik aarzelend november binnengegaan niet wetende wat of wie ik ontmoeten zal op de weg die zich opende voor mij, een weg van mogelijkheden die ik vinden moet om verder te gaan, zo ver als nodig is om redelijkerwijze te bestaan in de getelde dagen over mij.
Ik heb, denk ik, nog heel wat te beleven al weet ik niet wat en hoe komen zal wat nakend is eens november voorbij zoals oktober is voorbijgegaan, vlug en statig met tussenpozen gevuld met nederigheid omwille van de machteloosheid ook maar iets te wijzigen aan wat op mij in geheime termen afkomt geslopen; ik zal het pas weten als het voor mij zal staan. Ondertussen schrijf ik roekeloos verder alsof er geen bedreiging was maar een lichtend punt als op het einde van een tunnel.
Of hoe ik herbeleef wat me overkwam, eenmaal nog om het daarna te bewaren als een wijsheid van het leven.
Zo hoeveel lichtpunten waren er vandaag die ik meenemen kan op mijn tocht zoals ik het gewaagd heb deze uit te stippelen op een vreemde, totaal onverwachte wijze, alsof ik beschikte over een oneindige zeggingskracht die alles toeliet, zelfs het gewild ignoreren van het door het lot gepland ogenblik van vertrek.
Niets schijnt me onmogelijk toe als ik schrijf en mijn woorden kies of, zoals ik meen dat het gebeurt, voorgeschoteld krijg. Dit is dan het soort vrijheid waarover ik beschik om te schrijven wat ik schrijf en ik maak er gebruik van, echter de dag van één november heeft een plechtigere inslag nodig die ik niet uit de weg wil gaan. De ganse voormiddag al is de muziek van Klara er op afgestemd. Ik wacht op het ogenblik van Mahlers ‘Kindertotenlieder’, maar misschien is dit voor morgen gepland of voor overmorgen op de dag van Allerzielen.
Ik elk geval ik heb de dood niet uit de weg willen gaan, ik heb hem ingesloten in mijn geschrijf van vandaag, hij zit erin opgesloten en laat hem niet los, nu nog niet en later ook niet.
Ik opende mijn dag, zoals T. S. Eliot zijn ‘Waste Land’ opende, alleen de maand verschilt, want ik heb niets tegen April, de maand die naar de lente toe helt, naar het nieuwe leven dat opborrelt uit de aarde en ons bevloeien zal met de krachten nodig om het nog een tijd vol te houden, minstens tot het einde van het volgend jaar.
Minstens.
01-11-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-10-2022 |
De stilte in mij. |
Wat ik nog te doen heb volstaat om elke dag bezig te zijn. Ik som het niet op, ook omdat ik het niet precies weet, ook omdat het elke dag zich wijzigt en ook omdat ik er geen verplichting wil van maken, bezig zijn is mijn krachtwoord, is mijn inzet, en bezig ben ik, ik denk meer dan ooit, maar dan zonder de minste stress.
Ik ben zoals de natuur, hij valt niet stil, hij opereert dag en nacht, zelfs als hij zich rustig houdt in herfst en winter is hij onderaards wel bezig met iets. Ik ook opereer blijvend, weliswaar meer in de dag dan in de nacht, in de dag is het ook manueel, in de nacht is het maar in gedachten, maar ik ben altijd aan het werk, zelfs als ik neerlig op de sofa, zelfs als ik even de ogen sluit, het is mijn geest die wil dat ik actief blijf, dat ik hem volg waar ik hem volgen kan. In deze mate blijft mijn actief leven in de eerste plaats afgestemd op de blog die ik te schrijven heb. Mijn dag is ermee gevuld is het niet schrijvend, het is in gedachten.´
We hebben elk onze eigen wereld, die van mij is heel eenvoudig geworden, ik kom niet meer buiten, ik lees geen dagblad meer, behalve de Standaard der Letteren nu en dan, en het nieuws, het grote en het kleine laat ik aan mij voorbijgaan.
Ik leef in de wereld van de geest, wat ik voortbreng kent heel wat schommelingen, noem het meanders die de geest doormaakt; wat nieuw is voor jullie is voor mij een vervolg, of om het duidelijker te stellen, ik volg een weg over een lange afstand en wat jullie telkens krijgen is een stukje weg eruit geknipt.
Ik dacht er ooit aan een verhaal te beginnen; me te binden om een doorlopende tekst te schrijven, maar dan moet al mijn denken in die richting geleid worden; kan ik me geen enkele sprong (in het ijle meer veroorloven; kan ik gedachten die de gewenste lijn niet zouden volgen, nergens kwijt, terwijl ik ze nochtans niet kwijt wil.
En dit is het dat me belet, dag aan dag een doorlopende tekst te behouden. Dit is waar ik voortdurend word mee geconfronteerd, en ik heb er geen oplossing voor, het is en blijft een doos met kleine stukjes gedachten, zoals bij Pessoa, ik vermag enkel verder te gaan zoals ik bezig ben: elke dag stukjes tekst knippend uit de weg die mijn gedachten afleggen.
Ik was in volle natuur, ik verheugde me erop in de luchten een belofte te voelen, een poëtisch voedende kracht in de val van de bladeren om me heen: de tekenen van de herfst die me inspireren zouden tot rustige woorden, vertellend over een rijkheid aan kleuren, een rijkheid aan geuren van grassen en water van vergane bladeren; geuren en kleuren waarin ik me dompelen zou om de geluiden van de voorbije weken van mij af te schudden en waaruit ik vernieuwd zou zijn opgestaan. Ik dacht het, maar de intensiteit van het gebeuren om me heen was niet krachtig genoeg om iets in beweging te brengen. Ik ben heel stil gebleven, had geen woorden om iets verheffend te zeggen en ben stil weer weggegaan zoals ik stil gekomen was.
Binnen in mij was er weinig of niets geroerd, was alles gebleven zoals het was.
31-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-10-2022 |
Heb nog heel wat te doen. |
Terwijl de vijgen rijpen in de tuin, de ene wat vlugger dan de andere – de vogels weten het – is mijn broer, wat jonger dan ik - hij lijdt aan Alzheimer in een hoge graad - aan het denken over de muziek op zijn uitvaart. Al is het nog niet zo ver, het komt er aan zegt hij. Er is dus een ander afscheid dat zich aan het aftekenen is. Als hij me de vraag zou stellen, maar hij zal het wellicht niet doen, zou ik hem ook verwijzen naar het Allegretto van Beethoven.
Maar de wereld is vol met klassieke muziek en vele ervan passen bij een uitvaart tot de muziek van Arvo Pärt toe, ik wil me niet opdringen bij deze aangelegenheid, mijn pijn te weten dan hij denkt om te vertrekkens dekt alle muziek, ik wil er trouwens niet verder over uitweiden, laat me terug gaan naar het rijpproces van de vijgen, dat lang aansleepte en nu in enkele dagen voltrokken wordt want als ze niet geplukt worden vallen ze af voor de mieren en de vliegen, de spinnen en de kevers, voor de pieren misschien, voor het kleine petieterige leven dat zich afspeelt op de rand van de aarde.
Ik wil dit niet storen, ik zie het geburen maar mijn lichaam laat niet toe er iets aan te doen, zelfs het tijdig plukken laat ik voorbijgaan omdat het bewegingen vergt die voorbij zijn voor mij.
Ik stel het ook vast telkens ik de trap opga in de woning, beschermd door iemand achter mij. Ik ga de trap op zoals Dante de heuvel opgaat: ‘de rechtervoet plaatsend naast de linker[1]‘. Het is ook mijn geval geworden, mijn knieën laten niet meer toe de trap op te gaan trede na trede – ik schrijf dit omlater te weten wanneer het begon - dus ook bij mij zet de aftakeling van het lichaam zich verder, zichtbaar in mijn gang, gelukkig nog niet zichtbaar in wat ik schrijf, tenminste ik denk het toch niet, jullie wel misschien.
Maar de vijgenboom verliest zijn vergeelde bladeren en ik zie ze liggen op het gras, ik zie ook dat ze voldoende groot zijn om bij Adam en Eva bepaalde lichaamsdelen te bedekken, Jan van Eyck wist het ook. Maar het is de herfst die zijn sporen nalaat op het gras en meer en sterker in mijn hart, de onzichtbare tentakels van de dood hebben zich er vastgehaakt, reeds ver voor november in het zicht kwam.
Zeg ik, nu de dood terug opduikt, dat hij bijna een gezel geworden is van elke dag, dat er weinig dagen zijn dat hij niet even binnenkomt en ik hem geen strootje in de weg leg, ik aanvaard hem, wat het beste is dat ik vermag te doen.
Laat hem langs komen als hij maar niet toeslaat voor ik volbracht heb wat ik volbrengen wil en dit is heel wat nog.
Wellicht meer dan nodig, maar toch sta me toe het te denken.
[1] ‘Si che il pié fermo sempre era il più basso’ : Inferno, canto primo, 31. Of ’il pié fermo’ de linkervoet is of de rechter, hiervoor zou Dante te rade zijn geweest bij Albert de Grote, maar de twijfel blijft. En toch is het belangrijk om weten.
30-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |