Ik zou een ganse dag moeten neerliggen met mijn benen hoger dan mijn ligging om de zwelling van mijn voeten te minderen, maar dan, wie doet er mijn schrijfwerk, wie loopt er heen en weer om de stramheid van mijn lichaam te milderen, en ik er tussenin die beslissen moet dit doe ik en dit doe ik niet als er nog zoveel te doen is, of, ben ik het slachtoffer van mijn inbeelding nog heel wat te doen te hebben?
Laat ik het maar houden bij het schrijven van wat woorden om aan te tonen dat ik er nog ben en nog steeds omgang kan hebben met het woord, geladen of luchtig. Wat me ontbreekt, totaal ontbreekt, is humor, humor dat een teken is van wijsheid. Ik ben dus maar een halfslachtige en het is niet met nog véél te ‘doen’ dat ik hieraan iets wijzigen zal.
Maar toch ik blijf geplaagd, ik blijf achterna gezeten door het ‘doen’ het is sterker dan mezelf. Achteraf stel ik vast dat ik vele dagen na elkaar ijverig ben geweest als een bij en de tijd geen aandacht kreeg, hij werd opgebruikt op een degelijke wijze en dan ook periodes heb gekend dat ik mijn tijd niet de tijd gunde om gebruikt te worden en ik er nodeloos bij liep.
Dit op te merken is te wijten aan mijn schrijven van elke dag, ware dit er niet dan verliep elke dag, hoe actief of inactief ik ook ware geweest onbesproken in een flow van onachtzaamheid als onbelangrijk, terwijl nu elke dag een merkteken meekrijgt en ik duidelijk weet, wel niet hoe hij verliep, maar dan toch hoe hij zich afzonderde van de andere dagen door wat ik naliet als geschrift, waarin enkele belangrijke ogenblikken van mijn gedachtewereld werden bloot gegeven.
Eigenlijk, en ik weet het, veel betekenend is dit niet want terwijl ik dit schreef dacht ik – en ik weet niet waarom – aan Scobie uit ‘The Heart of the Matter’ van Graham Greene; dacht ik aan de Valais, een plaats hoog boven Grimentz, aan de voet van de Moirygletsjer waar de kinderen zinnens zijn mijn as uit te strooien over wat ik altijd mijn tuin heb genoemd, een tuin met arnica en génépi, met edelweiss en soldanelle, met gentiane en saxifraga, een unieke florawereld, een deel van het testament dat ik nalaat voor hen.
Het zijn flitsen van gedachten die plots oprijzen in mij en even vlug voorbijgaan gevolgd door andere even onverwachte.
Zo, hoe leven we, hoe is die fameuze gedachtewereld van ons gestructureerd opdat op het meest onverwachte ogenblik, de meest onverwachte gedachte zou opduiken en je bezig houden zodat je wenst ze neer te schrijven als een gebeurtenis van je dag. En je weet dat je heel wat dergelijke flitsen niet hebt vermeld, maar dan toch, Graham Greene daar gelaten, de meest belangrijke van alle hebt vermeld.
Je dag die opgetekend werd is dus maar een flard van al wat er in een etmaal is gebeurd. Maar je kunt niet alles optekenen zoals je niet alles kunt lezen.
|