Mijn ‘minstens’ van gisteren wijst erop hoe overmoedig ik me voel. Echter Allerzielen stemt tot nadenken. Verwijzend in alle richtingen naar de dood die ons op de hielen zit. Het is zijn dag maar dat hij wegblijft eens de zon onder is en het licht gedoofd want dan is het tijd om hem alleen te laten en vooral, vooral er voor te zorgen hem niet te provoceren.
Ik zag vanmorgen hoe het licht opkwam van achter de bomen, eerst de schijn van zilver en dan de rand van de zon er boven uit, een schittering van licht dat hoger en hoger steeg en breder en breder werd als een heldere roep van triomf het gewonnen te hebben op de morgenschemering.
Zo is mijn dag begonnen met de opkomst van het licht terwijl hij al een tijd begonnen was met de opkomst van ’Klara’, mijn gezellin in deze dagen van diep beleven hoe ik me voel. Hoe ik mijn geest uit spreiden wil over de dingen die ik aanraak met de ogen, dingen die opduiken en weer verdwijnen. Het is hoe ik besta als ik schrijf, hoe ik tracht het minste detail waar te nemen en het te vergroten en te verlengen tot op mijn blad in tekens zo sprekend mogelijk uitgedrukt.
De wind die het licht opjaagt, dartel als een kind, heb ik lief vanmorgen, zoals ik het licht lief heb en alles wat te maken heeft met het leven, het grote leven van elke dag dat me als een gift wordt toegeschoven en die ik met dank in het hart aanvaard er nog te zijn en nog te kunnen zeggen dat ik er ben als groot levend, wel aarzelend in mijn gang, maar hoog opbouwend al wat is en hoe ik het zie al wat is, al wat ik hoor tot al wat binnen in mij zich roert. Ademend de teerheid van de luchten als ik buiten ga.
Allerzielen en al wat er verband mee houdt, meer dan vroeger. Roerloos uitgestrekt zal ik neer gaan liggen om te overdenken hoe mijn lot zich keerde en zich aftekende in totaal nieuwe vormen en begrippen en, afstand nemen van wat vroeger was om beter overweg te kunnen op de nieuwe weg die zich geopend heeft.
Geen inslapen dus maar een krachtig opstijgen naar hoogtes die ik van oudsher wel kende maar nu terugkomen met een lichtende rand van nieuw begrijpen naar de toekomst toe. Hoe verwoord ik dit verwarrend gevoel van ‘zijn’ dat zich kantelt over mij?
Hoe denk ik eruit op te staan in woorden die verblijden of strakker worden aangespannen om te verklaren hoe ik de dagen voortaan noemen zal, eens ik de ruimtes ervan die zich openvouwen betreed.
Aldus heb ik vandaag Allerzielen geopend met een kaars die als een aanwezigheid brandde in het huis.
‘Klara’ heeft gisteren de ‘Kindertotenlieder’ niet gehaald, wel was er van Mahler zijn tweede symfonie over dood en ‘Auferstehung’.
Ben er gelouterd voor een lange tijd, uit opgestaan.
|