 |
|
 |
|
|
 |
30-10-2022 |
Heb nog heel wat te doen. |
Terwijl de vijgen rijpen in de tuin, de ene wat vlugger dan de andere – de vogels weten het – is mijn broer, wat jonger dan ik - hij lijdt aan Alzheimer in een hoge graad - aan het denken over de muziek op zijn uitvaart. Al is het nog niet zo ver, het komt er aan zegt hij. Er is dus een ander afscheid dat zich aan het aftekenen is. Als hij me de vraag zou stellen, maar hij zal het wellicht niet doen, zou ik hem ook verwijzen naar het Allegretto van Beethoven.
Maar de wereld is vol met klassieke muziek en vele ervan passen bij een uitvaart tot de muziek van Arvo Pärt toe, ik wil me niet opdringen bij deze aangelegenheid, mijn pijn te weten dan hij denkt om te vertrekkens dekt alle muziek, ik wil er trouwens niet verder over uitweiden, laat me terug gaan naar het rijpproces van de vijgen, dat lang aansleepte en nu in enkele dagen voltrokken wordt want als ze niet geplukt worden vallen ze af voor de mieren en de vliegen, de spinnen en de kevers, voor de pieren misschien, voor het kleine petieterige leven dat zich afspeelt op de rand van de aarde.
Ik wil dit niet storen, ik zie het geburen maar mijn lichaam laat niet toe er iets aan te doen, zelfs het tijdig plukken laat ik voorbijgaan omdat het bewegingen vergt die voorbij zijn voor mij.
Ik stel het ook vast telkens ik de trap opga in de woning, beschermd door iemand achter mij. Ik ga de trap op zoals Dante de heuvel opgaat: ‘de rechtervoet plaatsend naast de linker[1]‘. Het is ook mijn geval geworden, mijn knieën laten niet meer toe de trap op te gaan trede na trede – ik schrijf dit omlater te weten wanneer het begon - dus ook bij mij zet de aftakeling van het lichaam zich verder, zichtbaar in mijn gang, gelukkig nog niet zichtbaar in wat ik schrijf, tenminste ik denk het toch niet, jullie wel misschien.
Maar de vijgenboom verliest zijn vergeelde bladeren en ik zie ze liggen op het gras, ik zie ook dat ze voldoende groot zijn om bij Adam en Eva bepaalde lichaamsdelen te bedekken, Jan van Eyck wist het ook. Maar het is de herfst die zijn sporen nalaat op het gras en meer en sterker in mijn hart, de onzichtbare tentakels van de dood hebben zich er vastgehaakt, reeds ver voor november in het zicht kwam.
Zeg ik, nu de dood terug opduikt, dat hij bijna een gezel geworden is van elke dag, dat er weinig dagen zijn dat hij niet even binnenkomt en ik hem geen strootje in de weg leg, ik aanvaard hem, wat het beste is dat ik vermag te doen.
Laat hem langs komen als hij maar niet toeslaat voor ik volbracht heb wat ik volbrengen wil en dit is heel wat nog.
Wellicht meer dan nodig, maar toch sta me toe het te denken.
[1] ‘Si che il pié fermo sempre era il più basso’ : Inferno, canto primo, 31. Of ’il pié fermo’ de linkervoet is of de rechter, hiervoor zou Dante te rade zijn geweest bij Albert de Grote, maar de twijfel blijft. En toch is het belangrijk om weten.
30-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-10-2022 |
Het Allegretto. |
Wellicht is het overdreven als ik schrijf dat ik tijd te weinig heb maar één feit is zeker de dag vliedt, hij stopt voor niets, de dag komt en is zo voorbij. Dit is het gevoel dat ik heb als ik het waag, vóór het slapen gaan, de inventaris op te maken van wat de dag me bracht.
Ik doe het wel niet elke dag, maar ik zou het moeten doen om zeker te zijn dat ik de ganse dag door waakzaam bleef om niets van zo’n kostbare tijd van mij te verspillen aan nutteloze dingen die er altijd zijn, meer dan de nuttige.
Zo verga ik van plannen waar heel weinig van terecht komt en waarom is het zo? Omdat ik teveel plan, voor iemand zoals ik zijn mijn vijfhonderd woorden meer dan voldoende, trouwens ze vullen heel dikwijls mijn dag, zo dat er weinig kan aan toegevoegd.
Het is telkens een kwestie van beginnen en vol te houden tot er genoeg woorden zijn samengebracht op een raisonnabele wijze. Dit is op wat het lijkt achteraf, maar zo eenvoudig is het nu ook niet. Ik ondervind dit elke dag. Wel is het zo dat het de ene dag vlotter gaat dan de andere, waaraan dit ligt is me een raadsel maar het is niet anders, geloof me. Maar de wil is er en waar een wil is is een weg, soms een gemakkelijke, soms een minder gemakkelijke zoals vandaag. In feite is hij nooit gemakkelijk, hij vergt een inspanning, een opoffering van tijd: zeggen, nu doe ik het en het doen.
Dit is, je mag het weten, hoe het er elke dag aan toegaat met mij , maar ik slaag erin en blijf er in slagen, gelukkig.
Gelukkig zijn zij die de weg gevonden hebben om elke dag een deel van hun dag te besteden aan het schrijven - of aan een of andere vorm om creatief te zijn - om zich los te wrikken van het dagelijkse en vrij hun woorden of creatief-zijn te laten vloeien als het water uit een bron. Ik zeg het zoals ik het aanvoel als mijn blog geschreven staat, klaar om ingelogd te worden. Om daarna mijn dag door te brengen, bevrijd van het ongemak ervan, want het is telkens een ongemak maar telkens gevolgd door een stille vreugde eens het werk af.
Ik denk dat ik me herhaal, dat ik dit allemaal al eens gezegd heb, maar wat wil je, we herhalen elke dag het ritme van de vorige dagen zonder al te veel afwisseling, zo gaat het met mijn woorden, ook zij komen en gaan, er is enkel afwisseling in het keren.
Terwijl ik dit schrijf op ‘KLARA’ het Allegretto uit de Zevende van Beethoven – het hoogtepunt uit de klassieke muziek hoor ik – het is de muziek die ik een tijd geleden aan mijn kinderen gevraagd heb te spelen op mijn uitvaart. Ik beluister die nu met tranen in de ogen omwille van wat eens komen zal, echter meer nog omwille van wat was nu al enkele weken geleden.
Een allegretto, een ritme dat geen lichtheid is maar een zwaarte om te dragen in deze dagen.
29-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-10-2022 |
De tijd die ik te weinig heb. |
Het gebeurt niet dikwijls dat ik, zoals gisteren, een blog schrijf in één ruk, in één zwier van de geest; dat ik begin waar ik nog niet aan dacht en eindig waar ik evenmin aan dacht en alles zich afspeelde in juist de tijd van het schrijven.
Ik heb gelaten wat er stond omwille van het uiterst spontane ervan wat ook er mocht van gedacht worden. Later heb ik in mijn reisverslag van toen - mei 1995 - gezocht naar de plaats van de grotten, gelegen dichtbij Guilin, de stad in een woud van suikerbrood-bergen.
Ik heb er gelezen zie ik, in het boek van Lao Tseu:
‘Nothing under heaven is softer and weaker than water but in attacking the hard and the strong, no force can compare with it’
En in het Rode Boekje van Mao Tse Tung:
‘We communists are the seeds and the people are like the soil. Wherever we go, we must unite with the people, take root and blossom among them’.
Ik schreef dit reisverslag in november 1995, 33 pagina’s, gelukkig nu dat ik het gedaan heb, waar zou ik staan anders. Zo heeft alles zijn reden. Het verslag zal me overleven, maar van heel wat reizigers van toen zijn er buiten mezelf weinigen overgebleven, ik zeg het maar zonder me erop te beroemen.
Ik zou verder kunnen citeren uit mijn China-verhaal, vooral dan wat me is bijgebleven van ‘La Forêt des Stèles’ in Xian. De 114 stelae zijn een wonder van de Chinese spiritualiteit, erin staan de vele werken van Confucius gebeiteld/gegrift.
Hier werden, terwijl we erbij stonden, ‘rubbings’ gemaakt van de in grote stenen tafels gegrifte tekeningen. Deze worden ingeïnkt, afgewreven zodat enkel inkt overblijft in de lijnen van de tekening om daarna afgedrukt te worden op witte bladen licht bevochtigd papier – het procedé dat ik gebruikte voor mijn etsen – ik had er uren kunnen naar kijken maar de tijd van de gids liet het niet toe. Ik heb er een gekocht, ik had er tien moeten kopen. Maar waar die ene is weet ik niet meer. Ik ben uiterst onachtzaam geweest.
Maar mijn China-verhaal terzijde gelaten, want dit ook is er spontaan aan toegevoegd zonder al te veel nadenken of het mocht of kon. Je schrijft maar aan wat je denkt als je een blog te produceren hebt, trouwens hoe zou je er anders in slagen 500 woorden te vinden. Zovele plaatsen ervoor zijn er nu ook niet. Ik ken er maar een, tenware ik er ging zoeken, zoals ik nu heb gedaan, in mijn woorden van vroeger die mijn gedachten/herinneringen zijn van nu.
Wat is er verkeerd aan?
Mijn blog is wel een dagelijkse uitdaging maar niemand zegt me, behalve ik, dat ik niet mag gaan putten in wat ik vroeger schreef, wat van mij is is van mij en nu is het ook van jullie; Jullie weten nu ook heel wat over de ‘rubbings’ die wellicht nog altijd gemaakt worden in een vroegere tempel van Confucius in Xian, misschien zijn er die in hun leven niets anders hebben gedaan dan het maken van ‘rubbings’. Zoals ik in de dagen van nu niets anders schijn te doen te hebben dan blogs te schrijven.
Echter wees gerust ik doe nog andere dingen. Een zaak is zeker waar ik mee bezig ben kent geen eentonigheid, integendeel het boeit me, maar het neemt mijn tijd die ik al te weinig heb.
28-10-2022, 06:44 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-10-2022 |
Hoe de muze me bezit, soms. |
Ik heb enkel het gebeuren met mezelf te vertellen meer is er niet maar is het voldoende om recht te blijven en, waar het op aankomt, gelezen te worden? Het is de vraag die ik me telkens stel of ik niet verga in kleurloosheid, of ik geen landschap achterlaat zonder bomen, zonder horizon.
Ik doe mijn best om uit mijn schelp te komen, zo achteloos mogelijk maar zelden zonder een blik wat achter de dingen is, ook wat achter mijn woorden is. Wie is het die dagelijks een blog de luchten in stuurt zonder verpinken alsof het een fluitje van een cent was zoals er rondliepen in China met fluitjes gesneden uit wilgenhout zoals wij er maakten in onze, o, mijn God, zo verre jeugd.
Maar het ontging ons niet dat wij ook ooit fluitjes maakten uit wilgenhout, niet om er mee te leuren, zoals de jeugd in China, maar om erop te fluiten, wat een groot verschil maakt bij het maken.
Een hemels groot verschil als ik eraan denk hoe die knapen er rondliepen met fluitjes om die te verkopen voor amper enkele yuans. Zouden ze er nu nog staan aan de ingang van de grotten in, ja waar was het nu weer?
Het beeld van de kinderen, de handen vol met fluitjes is me bijgebleven, van de grotten zelf geen spoor meer of hoe het er aan toegaat in onze hoofden – tenminste als de geest in onze hoofden zitten zou - wat die wel onthouden wil of niet, of waar we evenwel geen vat op hebben, het is de geest in ons die beslist wat hij bewaart of niet.
Zou mijn echtgenote het zich nog herinnerd hebben, ik kan het haar nu niet meer vragen, trouwens ik denk het niet, ik geloof niet dat ze in haar jeugd fluitjes heeft gemaakt, ze zat opgesloten - dit was het gevoel dat ze er aan overhield - in het pensionaat, op enkele kilometers, een kwartier stappen, van de warmte van het ouderlijk huis.
Die fluitjes zal ze niet onthouden hebben, maar des te meer de gebeurtenissen in het pensionaat die haar, naarmate ze ouder werd meer en meer bezig hielden als een groot onrecht haar aangedaan in haar jeugd, waarover ze soms sprak, haar echtste en diepste herinneringen gecentreerd rond haar grootmoeder, een heilige voor haar.
Gelukkig zij die een heilige grootmoeder hebben gekend bij het opgroeien.
Ik ben nu een grootvader, een overgrootvader, wat denken nu de kleinkinderen over mij:, Anthony en Katiana, Stephane en Rita en Gwendolyne, Arnaud en Lisa en Margot, en dan de achterkleinkinderen?
Ik was bij hen een paar dagen geleden en ik voelde de warmte van hun genegenheid in de wijze waarop, zij die er waren, zorgden voor mij van het ogenblik dat ik me bewoog opdat ik toch maar niet vallen zou. Ik was er diep door getroffen, nu ook nog. Het is me bijgebleven als een zegen over mij. Een zegen over mijn oude dagen, mijn dagen van weleer.
‘Weleer’, een woord dat me lang is ontgaan, dat ik nu gebruik terecht of ten onrechte, maar ik laat het omdat het een woord is dat ik graag heb, zoals er zovele woorden zijn die ik met een zekere liefde gebruik en blijf gebruiken ook terecht of zelfs ten onrechte.
Het stoort me soms niet een woord te gebruiken , zelfs als het niet passend is, maar het duikt op bij het schrijven en, ja waarom zou ik het niet nemen en een plaats geven in mijn geschriften, als een bloem in een tekening, op een plaats waar ze niet thuis hoort, een bloem als een fluitje van een cent? Of waar ik vanmorgen vóór het ontbijt ben terecht gekomen?
Ik denk dat ik alles laten kon zoals het bij mij is binnengekomen, ik voel dat ik niet het recht heb er iets aan te wijzigen, zelfs geen jota, al weet ik niet wat een jota is, ik houd ervan het woord te gebruiken.
Want mij is ook de hulp van de Muze heilig.
27-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-10-2022 |
Het lot dat ons beschoren is. |
Waarover schrijft men in deze dagen van gedeeltelijke zonsverduistering als men geen eerste zin heeft om mee te beginnen?
En dan is er een vriend die je schrijft deze morgen: ’La solitude est le royaume des forts, schreef de Gaulle in zijn mémoires en hij voegde er aan toe: elle est devenue mon amie.’
En het is zo, de eenzaamheid is mijn zuster en vriendin geworden, ik spreek ermee en ze luistert en wat meer is ze antwoordt me op een gepaste wijze. Ik kan dus niet meer zeggen – en ook ik zeg het niet – dat ik me eenzaam voel. Een mens die handelt, werkt en schrijft is bezig hij heeft de tijd niet zich eenzaam te voelen, zijn afzondering van de buitenwereld is heden ten dage geen pijniging meer of wat ook, integendeel. Zo alleen zijn is wat het is, een alleen zijn met zijn eigen ik en meer dan ooit een opgaan, een zichzelf voortdurend verliezen in wat hij doet.
Stel je voor: ik kan opstaan, ik kan me wassen, scheren en aankleden, ontbijten, medicamenten slikken en dan, als ik het willen zou luisteren en zelfs kijken van in mijn zetel naar een of andere symfonie, een gekende of een die ik te ontdekken heb; ik kan neerzitten en werken – want werken is het – aan mijn blog of aan om het even welke tekst van vroeger. Ik zou zelfs, mits een kleine aanpassing, de koperen etsplaten, die ik destijds maakte kunnen afdrukken. Ik beschik aldus over een wereld alleen voor mij, niemand die tussenkomt om me ervan af te houden.
En ook waar is dan mijn eenzaamheid als er in meer altijd een afwezige is die blijft toekijken met een glimlach.
Beklaag me dus niet, nogmaals er is wat is, ik verzet me niet, ik zou trouwens niet weten hoe me te verzetten, of wat het nut ervan zou zijn, maar stilvallen doe ik niet. Mijn dag opent zich en ik ontvang hem met open armen, wel stijf geslapen maar ik kom op gang met blijheid en kracht en op het einde ervan realiseer ik me met welke snelheid de uren voorbij zijn gegaan, elk uur, elke dag is nu ineens precieus goed geworden, iets wat ik voorheen niet wist zoals ik het thans weet.
In deze omstandigheden schrijf ik mijn blog, denkend tussen de lijnen aan wat mijn leven geworden is, en meer nog, wat ik er nog mag van verwachten. Maar ik zegde het al, ik blijf actief, ik heb niet de tijd neer te gaan liggen om me te bekommeren of te beklagen over mijn lot. Het is het lot dat voor mij voorzien was in hogere sferen. Ik heb het te aanvaarden. Wat ik ook doe.
Nood om wat er gebeurt in de wereld die aan het afstompen is heb ik minder en minder tot vandaag toe.
26-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-10-2022 |
De wereld vergetend. |
Ik ben opgestaan deze morgen om allen die me vandaag zullen lezen een bijzondere dag toe te wensen, een dag zoals er van tijd tot tijd een opduikt in het jaar of als het heel goed gaat een in de maand. Ik bedoel er niets meer mee, enkel dat het voor mij een dag is waarin ik in het bijzonder wil begaan zijn met allen die er zijn en staan om te horen hoe ik het stel en blijf stellen.
Wel ik stel het goed ondanks er voldoende redenen zijn om te zeggen dat het minder goed gaat maar dit minder-goed-gaan is voor mij al voldoende opdat ik het verzwijgen zou om op te hemelen feit dat ik er deze morgen nog steeds ben en dat ik met een goed gevoel denk aan jullie. Wat kan ik meer verwachten of kunnen jullie verwachten meer van mij.
Wel is het zo dat het leven me in zijn greep houdt en dat ik er volop van geniet, zo van geniet dat ik het schrijven wil, het uitroepen wil dat ik er nog steeds ben, geestelijk zoals ik er altijd was en dat ik dank, meer dan dank, wat of wie ervoor gezorgd heeft dat ik deze morgen met een goed gevoel jullie schrijven kan vanuit de kamer die mijn openheid is naar jullie die dit ooit lezen zullen, vandaag of morgen of wie weet, maanden, jaren verder.
Een vriend – alsof je niet allen mijn vrienden zou zijn – schrijft me regelmatig dat hij die schrijft blijft, wel ik schrijf om te blijven, om er nog te zijn als ik er niet meer zijn zal. Vooral vandaag ben ik gelukkig én om het kunnen schrijven én om te schrijven wat ik achterlaat. Het is niet aan elk van ons gegeven om op te staan en te beginnen met jullie een mooie dag toe te wensen en er zich gelukkig bij te voelen het te doen en vooral het te kunnen doen.
Uiteindelijk wat zal ik hier gezegd hebben dat ik nog niet zou gezegd hebben: dat ik me goed voel, ondanks ik redenen genoeg heb om het tegendeel te zeggen wat mijn lichaam betreft, maar het is een geestelijk goed gevoel dat ik ken, uitzonderlijk deze morgen van deze dag in de herfst ook de herfst van mijn leven. Wachtend op het eerste licht, vooruitziend naar wat de dag me brengen zal al was het maar een boek, het boek van Hertmans, zijn ‘Verschuivingen’ die ik verwacht; al was het maar wat Klara me brengen zal of zelfs, de aanwezigheid van Inge de kuisvrouw die vandaag komt.
Al was het maar het feit dat ik geschreven heb wat ik schreef denkend aan jullie die me lezen gaan eens dit verschenen is op mijn blog van morgen 25 oktober, een gewone dag in het jaar die zoals ik het al zegde ophemelen wou om er een bijzondere dag van te maken, om er voor te zorgen dat wat ik voel over gaat naar jullie en dat we allen samen er een goed gevoel op na houden, de ogen gesloten op al wat er gebeurt in deze wereld opdat die vandaag niet ‘vreselijk’ zijn zou.
De dag lang.
25-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-10-2022 |
Van de dagen en de avonden. |
Ondanks ik er in slaag geen dagen over te slaan is het vertrouwen in mezelf eerder laag, is er de vrees dat er een dag komt dat ik niet meer in staat zal zijn een blog te schrijven, daarom, al heb ik er een gans etmaal voor, is het zo dat ik er, vóór het licht opkomt, wens mee klaar te komen. Het is dus de vrees van ‘het-niet-slagen’ die ik elke dag zo vlug mogelijk wens te overwinnen opdat ik het overige van mijn dag onbezorgd zou kunnen doorbrengen.
Een andere reden is er niet, want een blog is voor mij iets dat los staat van de dag, dat een afzonderlijk gebeuren is, een bevalling die moet plaats vinden, pas daarna kan en mag mijn dag beginnen en zijn zoals ik wens dat hij is. Zo ben ik ingesteld, zo ben ik een gespleten man geworden, deze van zijn blogs en deze, de gewone, van zijn dag.
En, in wat er geschreven wordt ligt een gans leven geborgen. Er is geen woord dat geen binding heeft met al wat er is aan voorafgegaan en evenveel met alles wat nog komen kan. Geen feit is er, geen herinnering aan wie of wat ook, dat nooit aan bod komt in de woorden van een of andere dag. Mijn blog is aldus, wat er ook moge staan, een hologram van de totaliteit van wie ik ben en was en hoopte te zijn.
Ik geef degene die schrijft een andere naam om aan te tonen dat er in mij nog een ander iemand aanwezig is. Hij staat er elke morgen als redacteur en elke morgen wil hij dat ik schrijf wat hij me zegt.
Het is dus geen gewoon leven dat ik leid, maar een dubbel, een als een gewoon iemand die geen nood heeft te schrijven en iemand die niet nalaten kan te schrijven. Zo besta ik al een tiental jaren – in feite al een gans leven - en ik geef me er ten volle rekening van én schrijver te zijn én gewoon mens die, zo is het nu, met pijn luistert als het komt op ‘Klara’, naar het andantino uit de vijfde symfonie van Mahler, een pijn die ook de schrijver-man in zijn woorden legt.
Ik denk dat elke schrijver, elke kunstenaar in zijn creatief-zijn die gespletenheid kent. En die iemand in mij, in zijn overmoed, voelt zich in zijn grote momenten onuitputtelijk. Hij vertoeft dan op een aarde zwevend boven de aarde, een eiland zoals dit van Dali drijvend in de luchten.
Hij is zelfs zo overtuigend dat hij me soms meesleept en dat ik hem geloven ga, dat ik me ga vereenzelvigen met hem, wat gevaarlijk is want het zijn dromen die ons in de ban houden voor een lange tijd;
Een troostende lange tijd.
24-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-10-2022 |
Tevreden zijn met wat je schreef. |
Je weet nooit wat het volgend ogenblik je brengen zal. Hoe je erdoor geraakt zult worden: helemaal niet, wat je verwacht, eens en voor altijd voor eeuwig, of gewoon in je wijze van leven. Het is een gedachte die nu en dan wel eens opkomt, maar dat je eigenlijk verder onverschillig laat omdat je het lot niet provoceren wilt.
Je weet wel, soms, van een noot muziek van Bach hoe ze gevolgd wordt, of van een woord in een gedicht welke het volgend woord is, maar van je volgend ogenblik weet je niets, je denkt er zelfs niet aan dat er een volgend ogenblik komt, het is er keer op keer, langgerekt uitgestrekt lijk het schuiven van de wolken, lijk het geruis van de wind in de bomen, lijk het aanrollen van de golven op het strand, meegaand, de tijd die vliedt volgend, tot er vroeg of laat abrupt een ogenblik komt dat alles omver werpt lijk een bowling bal de negen kegels.
Het kan een ontmoeting zijn, amper een oogopslag die overgaat in een verliefdheid waar je niet meer van loskomt, die je je leven lang beneveld; het kan de uitslag zijn van een bloedonderzoek dat je in een andere gemoedswereld brengt; het kan van alles zijn dat een draai geeft aan wie je waart of wie je worden zult.
Eén ogenblik in je leven kan voldoende zijn om van jou een ander mens te maken, een man met toekomst of een man zonder nog een greintje hoop op wat ook, of een man die schuil gaat in de schaduw van de dood voor een tijd.
Het is niet dat ik iets dergelijks verwacht, helemaal niet, mijn dagen, zoals die nu zijn, kennen eenzelfde ritme van opstaan en slapen gaan, met al wat is van de dag ertussenin en, wat mijn vooruitzichten zijn belichtte ik in mijn blog van 16 oktober, zelfs nog hopende dat die dag niet het einde zijn zou van de verwachtingen die ik vandaag nog koester, ondanks de hoogte van het cijfer dat ik dan zal bereikt hebben.
Je kunt zo dromen van een oneindigheid aan ogenblikken, lijk de oneindigheid van de golven die aanrollen. Al ken je de onmogelijkheid ervan, die droom verlaat je niet, hij zit verankerd in elk ogenblik dat je tegemoet komt, tot er, zoals het gebeurt in elk leven, een einde aan komt. Maar dit ignoreren we voortdurend.
Vreemd is het op mijn leeftijd te schrijven wat ik schrijf. Het gebeurt wel meer bij mij, dat ik begin met een gedachte die uitvloeit in een reeks woorden, zoals het trekken van een lijn op het blad waaruit stilaan, eraan verder werkend, een tekening tevoorschijn komt die, waarom niet, wordt ingelijst om er lang nog te zijn, al kijkt er niemand nog naar. Maar dit is geen reden om de tekening niet te maken, trouwens ze heeft zichzelf gemaakt, ze heeft gebruik gemaakt van je handen en je geest om zichzelf voort te brengen, zo gaat het nu eenmaal in het leven.
Tot daar dan mijn gedachten van deze morgen. Het was nog vroeg toen ik eraan begonnen ben, ver voor de vogels in de tuin. Wellicht als ik herlees wat er staat met de slaap nog in de ogen.
Nu is het te laat om er nog iets aan te wijzigen, ook omdat, als ik er nog iets aan wijzig, niet weet waar ik eindigen zal.
23-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-10-2022 |
Het ontwaken. |
De regen, je weet het, past bij mij, hij kleeft aan mij zoals hij kleeft aan het raam, hij is mijn gezel in deze dagen, in deze roekeloze dagen van het er zijn en het er soms niet zijn want bij momenten verschrompelt zich wat van de dag is in onbegrip als in tederheid om wat was en niet meer keren zal.
Dit is wat me beneveld, wat me vervreemd van de realiteit die me omgeeft en die ik als dusdanig over het hoofd zie als zijnde irreëel, vervalst, overschaduwd met wat meer van de dood is dan van het leven.
Nochtans al wat ik schrijf wil zijn waarde hebben, wil hoogstaand zijn, zelfs als het niet hoogstaand is, het is het in mijn gedachten omdat het uit mij geperst wordt door iets dat me overstijgt, dat me altijd heeft overstegen, overmoedig dat ik altijd geweest ben in wat ik schreef en het is nu niet dat ik nog veranderen zal of zou willen veranderen.
Ik ben een gezel van al diegenen die er naar streven het maximum uit henzelf te halen, telkens opnieuw in de bres te staan als het op schrijven aankomt, en wat mij betreft, te bereiken de kwaliteit van woorden die Mahler in zijn klankenwereld bereikt, o.m. in zijn Lieder en zijn symfonieën. Hoog gegrepen dus, waanzinnig hoog, want niet te bereiken en toch streef ik ernaar, wil ik het niet doen voor minder.
Er is niets verkeerd aan dit ‘willen’, zelfs al bereik ik Mahlers niveau niet, wat maar normaal is, ik tracht toch, naar hem opkijkend, het te benaderen, wat me een regel geeft voor het verwerken van mijn woorden dag na dag.
Deze opstelling kan hoogmoedig lijken, ik weet het, maar ik verkies nu eenmaal Mahler omdat ik hem de meest kosmische – Bach de meest sacrale – vind onder de componisten die ik ken. Dit neemt niets van de waarde van Ravel, of Janacek of Beethoven of Mozart, of wie ook, tot Robert Herberigs van Oudenaarde die al lang vergeten is. Allen kennen ze de wilskracht het hoogste te bereiken, het uiterste wat ze bij machte zijn te presteren. Met mij is het niet anders, kan het niet anders zijn, ware het niet zo ik zou er elke morgen niet staan met wat ik wil zien als een morgengebed om de dag mee te beginnen.
'Klara’ gesloten, helpt me de stilte, wind en regen een zegen zijnde voor wat ik te zeggen heb, meer nog dan voor wat ik verzwijgen wil als het komt, en het komt, tot in mijn ogen voel ik het komen en weer verdwijnen voor een tijd of tijdje, al let ik er soms niet op, het is er onderhuids en grijpt zich vast in en aan de woorden die ik achterlaat vooraleer verder te gaan.
Zo opent zich de zoveelste dag die ik binnen ga, de leden stram geslapen, opent zich de geest bij zijn ontwaken.
22-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-10-2022 |
Waar ik dan aankom. |
Waar kom ik uit vijfhonderd woorden verder als ik begin met te zeggen dat de dag zich opent op een verwachte verwondering als ik beginnen zal met het inkaderen van een reeks kleine, tere etsen die ik maakte einde de jaren zeventig, een halve eeuw al terug, voor mij een terugkeer naar vroeger, ver weg in de tijd maar dichtbij in herinnering.
Het hoogste dat ik toen bereiken kon en waarin ik me uitleefde omdat het de enige kunstvorm was die ik aankon: sobere, eigenvormige tekeningen die het leven in de kleine dingen poogden op te vangen, eerst aangebracht op kleine koperplaten en daarna afgedrukt. Het maximum van mijn kunnen.
Lange tijd bleven ze verborgen in een map, bijna vergeten onderaan een kast. Ik heb ze nu bovengehaald, nietige dingetjes die ik nu tracht tot leven te brengen door ze in te kaderen, om ze daarna uit te delen aan de kinderen tot aan de achterkleinkinderen toe, soms aan vrienden.
Ik doe het met mijn oude handen en mijn nog levende geest, het worden kleine momenten van grote intensiteit die me uren lang buiten de tijd houden en buiten wat er is van het dagelijks bestaan met zijn dieptes en ook zijn verhevenheden die ik nu meen te ervaren bij het behandelen van wat ik dacht minimale kunst te zijn.
Een kunst die paste bij de persoon die ik toen was, niet dat ik nu hoger zou staan, want het in boekvorm neergelegd verleden, leerde me duidelijk waar ik me opstellen mag. Wat eigenlijk niet zo veel is, maar na wat gebeurde, is het me voldoende geworden, want het leven grijpt wat het grijpen kan, het kent geen grenzen, het slaat toe waar en wanneer er aanleiding is toe te slaan.
Het werk van het inkaderen zelf is een vreugde, het is een ’zijn’ in het tijdloze zoals het schrijven is, zoals elk creatief werk een vertoeven is buiten de tijd.
Ik denk dan dat ik het redden zal als ik bezig blijf - en niet als een zak ga liggen op de sofa - in afwachting op wat me onvermijdelijk eens overvallen zal. Eigenlijk ben ik een gelukkig man, gelukkig omdat ik me behelpen kan met het alfabet van mijn laptop, dat ik het dus niet schrijven moet met de hand zoals het vroeger gebeurde want mijn geschrift is onleesbaar geworden. Stel je voor dat ik op een dag niet meer zou kunnen schrijven wat ik nog te vertellen heb, een dodelijke ziekte zou het zijn, dodelijker dan de dood zelve, want het zou mijn geest aantasten en opvreten.
Zo, Heer van de Kosmos, of hoe ik je noemen kan of mag, ontneem me nooit de mogelijkheid tot schrijven. Tref me terwijl ik aan het schrijven ben, op een vlugge, correcte wijze, een wijze zoals het hoort na al wat ik al geschreven heb en nog niet geschreven.
Dit is aldus waar ik aankom na iets minder dan vijfhonderd woorden.
21-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-10-2022 |
Hoe ons gemoed ons belagen kan. |
Ik heb dikwijls een springplank nodig om onder te dompelen in mijn woorden. Zo zocht ik bij mijn terugkeer heil bij Ouspensky en bij Thomas Merton, bij Eliot en Hollis, enkele speerpunten in de wereld van de literatuur en dergelijke punten ontbreken niet, er is er een overvloed van, het komt er maar op aan de meest inspirerende te vinden om op weg te zijn.
Soms ook is er geen nood aan, ligt alles klaar en duidelijk afgelijnd en heb je het maar te nemen naarmate het zich aanbiedt. Maar toch is er telkens vóór het beginnen, een zekere vrees dat je niet halen zult wat je wenst te halen, dat de zinnen te verward liggen gestapeld en dat je het inzicht niet vinden zult om alles te effenen zoals het hoort. Er is ook niemand die je hierbij helpen zal, je bent telkens volledig aangewezen op jezelf, de enige waarop je rekenen kunt en je kent de wispelturigheid van de gedachten die op jou afkomen.
Het schrijven is dan ook bij momenten geen evidentie, het kost je, het kost je een blijvende inspanning die je het best niet afbreekt door een rustpauze in te lassen. Neen bij ondervinding weet je dat je niet moogt verzwakken dat je moet door gaan tot het einde, vooral niet versagen want dan ben je verloren en stopt de stroom van woorden.
Deze morgen was een lege morgen, was een dag zonder vooruitzichten, zonder diepgaand bezinnen. Ogenblikken die zo voorbijgaan, die niet de hoogte ingaan zoals je het willen zou, maar een effenheid hebben die je kleurloos achterlaat. Het was nochtans niet je bedoeling nog dergelijke momenten te beleven, maar ze dringen zich op, ze zijn er onverwacht en je hebt niet de kracht je ertegen te verzetten, jezelf op te monteren en er een einde aan te stellen. Je ondergaat het leven, je hebt je dag niet in de handen en je beseft het.
Zo gaat het er dan aan toe, wat je, in overmoed, je voorgenomen hebt, intenser je dagen te beleven houdt je niet, het is je gemoed dat beslist en soms heb je er geen controle over omdat wat van de dag is ook zijn rechten heeft en je dag niet is geworden wat je ervan had verwacht. Ook zijn we niet altijd meester over onze gevoelens, zeker niet als ze van heel diep komen. Buiten ons willen om stellen ze zich op met een muur er omheen, zodat we hun gevangene zijn voor een tijd, gevangene van onze gevoelens.
Laat het zo, het is voorbijgaand, de namiddag of de avond kan een glimlach worden, een woord van een vriend of vriendin kan heilzaam zijn, je leeft dus in verwachting en je schrijft maar, je heelt jezelf, het enige dat helpen kan. Nµ je hebt gezegd wat je te zeggen had over plannen die je maakte en gestoord werden door je gemoed, dat zich wentelde in de resten van pijn.
20-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-10-2022 |
Het 'erzijn' in het licht van het miraculeuze. |
All the fish needs Is to get lost in water. All man needs is to get lost In Tao. [1]
Zich verliezen om zich terug te vinden in de wereld van het onwaarschijnlijk miraculeuze. Dit is wat ik telkens betracht als ik schrijven ga, ik verlaat wat me omringt en stap binnen in wat de irrealiteit van het ogenblik wordt. Ik verlies wie ik ben en kruip in een andere persoon die voor een korte tijd bestaat in mijn verbeelden.
Wie ben ik dan op dergelijke ogenblikken, mijn ‘ik’ verloren in bedenkingen, die maar wat lucht zijn, wat woorden die zo opduiken en die ik neem alsof het een vrouw was in wie je opgaat om er verheerlijkt uit op te staan, licht als de zomerwind, helder als het morgenlicht, maar ook donker als de eerste ster verschijnt waar je ze niet verwacht.
Je hebt er niets bij te verliezen, je hebt er alles bij te winnen, dan toch de ogenblikken van het schrijven en van het nagenieten als je herlezen gaat wat je ogenblikken ervoor geschreven hebt, verwonderd dat het er staat.
Dat er geschreven staat waar je een dag lang bent mee bezig geweest en gewacht hebt tot vóór de nieuwe dag er was, om te vertellen over wat je dacht wat het betekent je te verliezen in Tao. Tao voor jou het miraculeuze zijnde: het leven badend in een wolk parfum die even reëel is als onzichtbaar. En het is de wolk parfum waar het om doen is omdat al wat miraculeus is ermee te maken heeft, zonder die wolk, ware het leven zonder betekenis, zoals het zonder betekenis is voor de panter, de leeuw en de wolvin die Dante beletten verder te gaan de heuvel op.
Maar voor ons is er die wolk parfum, is ze al wat er onzichtbaar omheen en binnenin de dingen is, de essentie die van het leven is, enkel zichtbaar met de geest zo dat er heel wat zijn die de wolk geen ogenblik gunnen. Het is de geest in mij, meer dan het intellect, die me goed en wel op de weg heeft gezet om te begrijpen en te verkondigen dat het miraculeuze er wel degelijk is en dat het aan onszelf ligt om het te ontdekken of niet te ontdekken.
De wolk die het teken is van de geest die in en van de Kosmos is, ons toegemeten of dan toch sprankels ervan, ons aandeel ervan.
Het is op deze wijze dat ik de nood heb me te verliezen in wie ik ben, en eens het gevonden weet ik dat het er is en raakt ik het niet meer kwijt, zoals deze morgen. Het is een ‘erzijn’, een aanwezigheid van iets dat er is maar niet te bepalen is wat het is en hoe het is. Sommigen hebben er een naam voor, maar de naam Tao is me voldoende, dekt voor mij de betekenis die ik er aan geven wil.
Ik herinner me niet meer hoe Ouspensky het miraculeuze zag, het heeft ook geen zin meer, ik weet het, ik heb het uitgemaakt voor mezelf, het is er en het blijft er als een baken op mijn weg, zelfs al leeft mijn ‘ik van elke dag’ er niet voortdurend naar, het is er altijd als ik schrijven ga.
[1] Thomas Merton: ‘The way of Chuang Tzu’, New York, New Directions, NDP 276, 1969, p.65.
19-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-10-2022 |
Op zoek naar het 'miraculeuze'. |
Ik had tranen in de ogen toen ik deze morgen wakker werd uit een droom die geen droom was maar een droefheid die plots was opgedoken, ik onmachtig eraan te weerstaan, terwijl ik besefte dat ik eens te meer gelukkig moest zijn dat er een nieuwe dag was die ik beleven ging, een dag nieuw, totaal nieuw in alle aspecten, alsof ik pas nu de ogen opende op het leven, verwonderd dat het was zoals het was.
Ik dacht aan een tekst over T.S. Eliot die een vriend me gelaten had. Eliot en zijn ‘The waste Land’ gedicht en wat hij hierover schreef aan zijn vriendin, Emily Hale:
‘The agony forced some genuine poetry out of me, certainly, which I would never have written if I had been happy: in that respect, perhaps, it may be said to have had the life I needed’[1].
Hij leefde het leven dat geen gelukkig leven was, maar het was het leven dat hij nodig had opdat hij zijn ‘The waste Land’ zou kunnen schrijven.
Onvermijdelijk is het dat de gebeurtenissen van de laatste dagen invloed zullen hebben op wat ik schrijven zal en, op hoe ik het verwoorden zal, maar dit zal niet uitmonden in een lang gedicht, wel in een aantal blogs die doordrenkt zullen zijn door wat me overkomen is.
Ik heb echter niet de bedoeling deze gevoelens te bestendigen, integendeel ik wil me ervan bevrijden, ik wil me loshaken van wat gebeurde om gedachten te kunnen neerzetten die zoveel mogelijk het karakter van wat ik voorheen heb geschreven benaderen.
Er is wat is, het eenzame huis zal weinig of geen impact hebben op mijn woorden, het zal hen eerder een nieuwe en krachtigere impuls geven, zo voel ik het aan en zo hoop ik dat het gebeuren zal.
Ik wil elk ogenblik van mijn dagen zo intens mogelijk beleven, wetende dat elk ogenblik in mindering komt van de ogenblikken tot mijn zesennegentigste.
Ik denk aan P. D. Ouspenski (1878-1946) die in zijn boek[2] op zoek ging naar het miraculeuze dat voor hem het binnendringen was in een onbekende realiteit waarvan hij wist dat deze bestaan moest. Ik wil hem op mijn :manier hierin volgen, de realiteit van het dagelijkse aftasten om uit te vinden wat er achter deze schuil gaat.
In feite is het wat mij betreft niets nieuws, ik ben altijd een Ouspenski geweest, ben altijd op zoek geweest naar het wondere in het leven, het sacrale erin, het voor een groot deel onbekende, waar we meestal ongeroerd aan voorbijgaan omdat het ons gewoon-normaal is gaan lijken.
Wel voor mij is het niet gewoon, is het leven een uitzonderlijk, wonderbaar iets, is het miraculeus geworden naarmate ik er verder over nadacht, en ik dacht er maar over na als ik erover schrijven ging.
Jullie weten dus in welke richting mijn woorden zullen uitgaan, welke weg ik genomen heb en volgen wil.
Of ik erin slagen zal kan ik niet garanderen. Het kan dat het bij een pogen blijft, het kan ook anders.
[1] Hollis Matthew: ‘The Waste Land: A Biography of a Poem’ (verschijnt op 22 november).
[2] Ouspensky P.D. ‘In Search of the Miraculous, Fragments of an unknown teaching’. Arkana paperbacks, 1987. First published in 1950;
‘The ‘miraculous’ was a penetration into this unknown reality. And it seemed to me that, the way the unknown could be found in the East. Why in the East? It was difficult to answer this. In this idea there was perhaps, something of romance, but it may have been the absolutely real conviction that, in any case, nothing could be found in Europe.
18-10-2022, 02:02 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-10-2022 |
Hoe we blijven schrijven. |
De dag opent zich als een belofte, als de belofte van de eerste zin van het boek dat ik lezen ga. Ik voel me ineens ingesteld om deze dag anders te beleven dan de dagen ervoor, intenser, meer bewust van de aard ervan, een dag die in mindering komt van de dagen dat ik er nog zal zijn, dus voor mij waardevoller dan alle andere dagen ervoor en dit geldend voor alle dagen die nog komen zullen.
Ik wil elke dag intens beleven, wetende dat het de dag van mij is en niet van de machine in mij. Het boek dat van het leven is lezen van het eerste woord tot het laatste, wat er ook te lezen staat even aandachtig of het nu van Hertmans is of van Brusselmans, van Mozart of van Shostakovich of van Bach. Mezelf zijn en achter mij te laten alle onbenulligheden, alle droefheid, alle vervreemding van de dingen die er zijn of er komen zullen, de kleine en de grote.
Mijn leven is zelden zo geweest, ik ben zelden zo alleen geweest met de woorden die ik schreef, zelden of eigenlijk nooit. Of ze er beter zullen om zijn weet ik niet, het is echter het gevoel dat overheerste als ik begonnen ben te schrijven deze morgen.
Maar het is nog altijd met pijn omkleed - een pijn die diep zit – als ik schrijf. Omkleed als met een suite van Bach, en tevens gekleurd, verinnigd in een totaal nieuw beginnen dat me van nu af brengen moet, ver voorbij de vele mogelijke verrassingen die het schrijven me biedt, want ik baad nu in een vrijheid die ik nimmer gekend heb, enkel en alleen aangewezen op mezelf, al het materiële, al het noodzakelijk dagelijkse, neergelegd naast mij.
Hoe schrijf ik dan?
Is het niet zoals Mozart in zijn ‘Zauberflöte’, het is dan toch open zijnde voor alles, Vertederd door al wat van het leven is, echter telkens de schaduw van de dood rakend met de tip van mijn tenen.
Cervantes schreef, de schaduw van zijn einde rakend, zijn ‘Novellas ejemplares’ met de voet in de stijgbeugel - en el estribo – zoals hij wist, en ik schrijf naar mijn vierhonderd twintigste dag toe. Evenwel we kennen beiden het grote geluk van het schrijven dat onze dagen ophemelt, verrijkt en vult met een glans die lichtend is en warmte geeft. De dingen die ons omringen kennen die glans, ze zijn er wezenlijk en we ervaren ze als levend, als sprekend tot ons, vertellend van waar ze komen en hoe ze ons bereikten, vele kleine als grote verhalen, herinneringen met een gouden rand, sommige met vochtige ogen.
Het is op deze wijze dat we leven en dat we schrijven. Het weze zo tot ons einde toe.
17-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-10-2022 |
Terug. |
Een boud, zelfs een irreëel besluit is het dat ik neem, ik wil, om verder te gaan, stellen dat ik er nog zal zijn de dag van 29 december 2023.
Is het te ver geschat in de tijd of niet ver genoeg geschat? Deze vraag wil ik terzijde laten en me houden aan wat ik voorop stel, aan te komen op de morgen van mijn zesennegentigste. Dit betekent dat ik nog 440 blogs te schrijven heb die ik kan nummeren in dalende lijn naar 0 toe en me aldus, naarmate de tijd verloopt, meer en meer kwetsbaar gaan voelen dan wanneer ik naar 440 toe schrijf, het is in elk geval de indruk die ik heb. Ik zal dus voortaan mijn blogs in het secreet een nummer geven dat culmineren zal in nummer 440. Zo is dit hier blog 01.
Vooral wil ik hiermee de dood die zich, als de wikke om de tarwestengel, om mij gewikkeld heeft en zich verder en strakker dreigt vast te hechten een halt toe roepen; ik wil me ervan bevrijden dankzij mijn woorden die helen moeten, die me terug op het pad moeten zetten waar ik vertoefde meer dan een maand terug.
Echter, wie ik toen was, de gezondheid terzijde gelaten, ben ik schijnbaar nu niet meer. Er hangt een schaduw over mijn dagen, over mijn doen en laten, over mijn schrijven, maar of de schaduw ook hangt over mijn geest en of dit blijken zal in wat ik schrijf weet ik niet, geloof ik niet, de dagen die volgen met de snelheid die van de tijd is, zullen klaarheid brengen.
Evenwel is het zoals ik het stel, een raar gevoel, schrijven naar de dag van zijn einde toe – en toch is het onvermijdelijk - alsof ik er een voorgevoel over had, alsof ik het gelezen had in het boek waarvan sprake in psalm 139, 16 [1] dat ik, uitzonderlijk ik, had mogen inkijken op een dag zoals deze van 16 oktober 2022.
Zo geloof me of geloof me niet, het maakt deel uit van deze introductie, deel van mijn heropstanding. Het is de dag van mijn alfa dat me voeren moet tot mijn geschreven staand omega.
Ik houd me dus zelf in leven, ik garandeer me dat ik er zal zijn alle dagen van mijn 95ste. Ik weet dus vooruit wat ik nog tegoed heb en ik claim die dagen die me rechthouden moeten tot dan, zelfs, niet ontspeend van de hoop op een hogere soepelheid van het nu krakend lichaam, maar eigenlijk vooral vooruitlopend op de soepelheid van de geest, de heler van alles.
Ik schrijf dit in het midden van de nacht. Ik lag al te bed toen de idee me wakker hield en ik niet anders kon dan de geest te volgen en op te staan om te ondervinden of ik er nog in slagen kon een blog te schrijven. Een blog die jullie met verbazing zou slaan, getekend met de zekerheid dat jullie me 440 dagen lang elke morgen terug zullen vinden bij het ontbijt.
Wie twijfelde aan mijn her-verschijning had het dus mis. Weliswaar is het dat ikzelf er lang aan getwijfeld heb, maar ik ken geen ander middel om de dood, die me trof in het diepste van mijn leven, een opgestoken hand te tonen: ‘Halt, man, tot daar maar niet verder.’
[1] ‘Thine eyes did see my substance, yet being unperfect; and in thy book all my members were written, which in continuance were fashioned, when as yet there was none of them. (King James’ Bible).
16-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-09-2022 |
De tekst voor een derde geschreven. |
Het beeld dat ik opriep in de laatste woorden van mijn blog van gisteren is een beeld gelicht uit de Kosmos, een beeld dat we hoogstens nu en dan eens gebruiken om ons te situeren als deel ervan met al wat dit impliceert voor lichaam en geest.
Het is een gedachte die ons overvalt in tijden die naar het einde van een leven toegaan omdat we alsdan begonnen zijn ons meer en meer los te wrikken van het dagelijks ons omringende en ons hebben opgesteld met zicht op wat van het eeuwige is.
Als we in deze instelling verzeilen handelen we over dingen waar we normaal gezien geen aandacht voor hebben, niemand loopt rond met de idee waar hij voortdurend mee begaan is een deeltje te zijn van wat in den beginne was, het is een gedachte die kan doorgedrongen zijn tot onze genen, maar verder gaat deze niet, het heeft hem ooit volwaardig bezig gehouden maar het zit nu vastgegroeid in hem, hoewel hij geen nood heeft er voortdurend voor uit te komen.
*
Dit hierboven schreef ik vroeg in de morgen van 6 september in het Ziekenhuis.
Pas in het begin van de namiddag ontdekte men, en vernam ik, dat mijn lieve echtgenote Gonda De Norre, geboren 06.04.1943, in de nacht van 5 op 6 september, in de grootste eenzaamheid, overleden is in onze woning te Geraardsbergen.
Ze is me dus voorafgegaan tegen elke verwachting in. Het onmogelijke heeft zich voltrokken. Mijn verdriet is zoals het nimmer was, hoog en totaal.
Ze rust nu in een oceaan van geest waar ik haar terugvinden zal. Beiden één terug.
Neem er nota van dat mijn blogs zullen zwijgend zijn tenminste tot 16 oktober aanstaande, zo niet tot 1 november.
Karel Mortier
07-09-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-09-2022 |
Vijf september: later op de dag. |
De zin waarmede ik mijn blog van 5 september eindigde houdt me bezig.
Ik schreef dat het Universum ‘gewild’ moet geweest zijn, dat er over ‘nagedacht’ is geweest. Dit is geen idee van mij, Fabre d’Olivet las het al in 1815 in ‘baereshit bara elohim’ de drie eerste woorden van de Bijbel.
Zoals het Universum geconcipieerd werd en er is als een levend, bewegend, evoluerend geheel kan er absoluut geen sprake zijn, dat het, zoals Jacques Monod destijds beweerde, een toeval zou geweest zijn want het toeval produceert geen Higgsdeeltjes, evenmin cellen die weten wat hen te doen valt.
Men kan zich aldus de vraag stellen wat de betekenis zou zijn van de schittering van een Universum met alles erop en eraan - zoals het bestaat en evolueert - de sterrenstelsels wegschietend van elkaar met een enorme snelheid. wat niet te vatten is, en wat het nut ervan zou zijn als niemand er getuige van zou zijn.
Denk hier eens over na – ik vroeg je dit reeds ettelijke malen - en denk er lang over na. Beeld je een ogenblik in, een Universum dat er zo maar is, in feite, zonder er te zijn, want niemand weet erover, niets of niemand.
Opdat het er wezenlijk zou zijn was de mens nodig die zag en wist dat het er was en die er een oordeel over had of er zich tot elke prijs een oordeel over vellen wou.
De mens is aldus een onontbeerlijk deel opdat het Universum er zou bestaan in al zijn geledingen. Hij is niet alleen nodig, hij staat centraal in het Universum. En wat meer is het Universum is een noodzaak opdat de mens er zou kunnen zijn, het is er omwille van de noodzakelijkheid van het bestaan van de mens. Beiden vullen elkaar op een perfecte wijze aan, onafscheidelijk.
Is dit een te boude uitspraak of is er een andere mogelijk opdat de rol van de mens zou kunnen afgezwakt worden en het Universum zelf opgewaardeerd?
Ik zoek er naar maar vind er geen.
Ikzelf herlees dit geschrift amper, omdat ik niet weet waar ik uitkomen zal als ik de verdere loop van mijn gedachten zou volgen.
Vandaag ben ik al ver genoeg, Ik weet alleen dat het niet de stoffelijke mens is die centraal staat maar de geest in deze stoffelijkheid; de geest die aldus deel is van de geest in het Universum, minder is hij niet, meer ook niet, maar zijnde wat hij is, is hij onsterfelijk.
06-09-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-09-2022 |
Hoe ver ik gaan kan. |
Ik ben gisteren in mijn besluit eens te meer een stap te ver gegaan. Een ogenblik onoplettendheid en er stond onomwonden wat ik eigenlijk niet op een dergelijk directe wijze zinnens was te schrijven.
Ik heb het gelaten zoals het er stond omdat wellicht de zin diep uit mij kwam en ook omdat ik wist – hoopte – dat jullie me al voldoende kennen om te weten welke dekking ik geef aan het woord ‘God’, dat het de totaliteit dekt van al wat er is en al wat er in meer zou kunnen zijn: een lading van stof, de Kosmos, en een lading van geest, het ego van al het stoffelijke.
De totaliteit ervan één levend en dus streng geordend geheel.
Wij als mens, zijn er een geïntegreerd minideeltje van.
Ons geestelijk en in een zekere zin ons religieus leven is afhankelijk van de mening die we geven aan deze verbondenheid, want als we doordenken dan zijn we een deeltje van deze totaliteit die ik God noem.
Besef je wel hoe ver deze woorden ons voeren als we enig begrip hebben over het feit een deel kosmos te zijn en geladen te zijn met een begin van kennis over het vele dat er te weten valt.
Dit alles is van de mens die weet dat in den beginne de geest was en dat hieruit alles is ontstaan, en ik denk, gewild, met een zeker doel is ontstaan.
Verder ga ik niet deze morgen van 5 september.
05-09-2022, 05:21 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-09-2022 |
Durvend. |
Het stoort me mijn blog te moeten schrijven de dag dat hij verschijnt en niet zoals het altijd is geweest de dag ervoor. Ik heb dus, als ik op mijn vroeger peil komen wil, twee blogs te schrijven en dit zie ik nog niet gebeuren, vandaag toch nog niet, al wou ik wel. Al wou ik wel iets sensationeels te kunnen schrijven, ineens een ingeving te hebben die me voeren zou over berg en dal naar een plaats die ik ken.
En er zijn plaatsen genoeg die ik ken. Op de rotsen aan zee of ergens in de bergen rustend aan een bergmeer. Plaatsen waar ik was, lichaam en vooral geest; plaatsen waar ik me met vereenzelvigde alsof ik er geboren en getogen was.
Waar ik dag na dag heen ging en eens ik er was, niets anders kon dan erover schrijven, notaboekjes vol, gedichten of geschriften die ik daarna uitschreef in een vastere vorm waarvan ik steeds het gevoel had dat het niet af was, dat er iets in ontbrak dat ik later – maar wat is later – aanvullen zou opdat het eindigen zou zoals een gedicht of geschrift eindigen moet.
Dit was het stramien hoe ik werkte, tot ik het uiteindelijk stelde met wat er stond en de teksten bundelde op een of andere wijze om er een definitieve vorm aan te geven
Wat gebeurt er later met al deze teksten; Honderden gedichten in meer verspreid over de vaste schijf van laptop en desktop, niet eenmaal maar keer op keer verbeterd, zo dacht ik toch dat het een verbetering was. Eén hoofdgedachte erin, namelijk dat de dood niet het einde was, maar het begin van een nieuwe periode in een totaal nieuwe lichtende omgeving waar we ons hier op aarde geen beeld konden vormen.
De dood aldus een belofte inhoudend die alles oversteeg.
En van dan af ik op zoek ben gegaan om te weten hoe alles is kunnen ontstaan, en om dit te kennen uitzoeken waarom er een Universum zijn moest met een denkende, een toekijkende, een zich immer vragen stellende mens erin.
Zelfs als niet-wetenschapper trachten te bewijzen op wetenschappelijke wijze, zich behelpend met het beeld ons gelaten van het Higgsdeeltje, dat dit deeltje er altijd moet geweest zijn, dat zo iets niet te scheppen was, maar er al aanwezig was voor het ‘Big Bang’-moment.
Hoe durfde ik het ooit wagen hier met grote zekerheid in de geest, over te schrijven zoals ik het deed.
En dan vooral, waarom ik, waarom las ik het niet bij iemand anders. Iemand anders die onomwonden verklaren durfde dat het Higgsdeeltje een deeltje zijn moest van de geest van niemand anders dan van God
Ik, het woord God durvend uit te spreken als van een levend Iets of levend Iemand.
04-09-2022, 13:41 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-09-2022 |
Uitdaging |
Ik realiseer me pas nu dat we september zijn, de zevende maand van het jaar. Ik heb augustus overgeslagen, een maand die maar een beperkt aantal geschreven sporen nalaten zal in mijn geschriften.
Ik onderga nog steeds de druk die uitgaat van mijn lichaam, waar ik me niet kan van bevrijden, nog niet, al poog ik los te komen ik slaag er nog niet in. Wie ben ik nog. Vandaag als ik mijn geest niet vrijmaken kan. Van op afstand gezien schreef ik een boek voor een, zelfs twee generaties jonger dan ik, waar kom ik uit of waar denk ik dat ik uitkomen kan, als het niet is op een doodlopende kronkel van de weg.
Ik lees en hoor de reacties. Er zijn er van vrienden die me kennen maar geen van hen die me niet kennen en ook niet van hen van wie het voor mij belangrijk zou zijn om hun mening te kennen.
Zo zijn de weinige momenten uit de schaduw, in het ziekenhuis voorbij gegaan, in het algemeen zonder al te veel enthousiasme, eerder gelaten, eigenlijk oordelend dat het boek stilaan eindigen zal beneden zijn verwachtingen en dat de schuld moet liggen bij het boek zelf, niet bij de halve pogingen die ik gedaan heb opdat het enige bekendheid verwerven zou.
Maar er staat geschreven wat ik schrijven wou, dat waar ik jaren heb met rondgelopen. Ik heb erover uitgeweid, heb het herwerkt herschreven, hernomen, heraangepast om uit te komen op bepaalde wegen die ik ben ingeslagen. Ik had er een kronkel in meer kunnen in beschrijven, maar uiteindelijk is het boek maar een werk vol mogelijkheden, vol gegevens om over na te denken en nadenkend, meer homo sapiens te zijn met zicht op het sacrale dat we aan het verliezen zijn.
Ik gng ik er dus vanuit dat het mijn opdracht was de mens wakker te schudden uit zijn lethargische geest en hiervoor heb ik getracht al wat in mijn vermogen lag aan te wenden. Zo zie ik het nu, maar ziet elke lezer ervan het niet dan is het van mij een verkeerde aanpak geweest. Het is evenwel aldus dat ik het wil zien, als het gaat over het succes ervan.
Uiteindelijk werd het het levenswerk van een bejaard man. Op jongere leeftijd had ik wellicht een ander boek geschreven, of, had ik er geen geschreven.
Aanvaard dat het een uitdaging is geweest en weinig meer dan dat. Een uitdaging om als mens een hoogte te bereiken die niet zo gemakkelijk te bereiken valt
Eerlijkheidshalve beken ik ootmoedig mijn lezer te hebben willen verbazen. De tijd zal .erover oordelen
03-09-2022, 15:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |