Creatief zijn is altijd mijn betrachten geweest, hoe minimaal het ook was dat ik bereikte het was voor mij telkens het maximum dat ik op dat welbepaald moment halen kon en in deze context voldeed het me en droeg ik het uit als een vorm van kunst.
Wat ik hier toon zijn een paar steentjes gekleefd op het veld van een doodgewone potloodtekening, steentjes die, zonder mij, voor altijd ongekend, verdwaald en verloren waren geweest maar nu, ingelijst en in een bewust gekozen omgeving geplaatst, zeggingskracht verworven hebben, en niet alleen zeggingskracht maar verrassen door het eigenaardig mooie ervan dat ze door de inkadering verworven hebben.
Het zijn geen doodgewone steentjes meer, het zijn door wind en water kunstig gebeeldhouwde dingetjes, intrigerend, aandacht vragend voor de metamorfose die ze ondergingen nu ze getoond worden gespreid over de lijnen van een tekening. Op deze wijze verwierven ze een leven dat ze anders nimmer zouden gekend hebben.
Dacht ik eraan toen ik ze opraapte wellicht niet, maar ik merkte ze op en had er aandacht voor, aandacht voor het minimale dat in zich, regels in acht genomen, het leven van het grote evenaart en zelfs soms overstijgt in intensiteit.
Wie de schoonheid van het kleine, van het schijnbaar verwaarloosbare, niet ziet, ziet ook de schoonheid van het grote niet, want het is het minimale dat onze ogen opent op het grote. Ik dacht het voor mij ongewoon mooie uit te baten door ze met veel respect te behandelen. Respect voor het tere, het kleine, het wondere dat van de natuur en van het leven op aarde is, en ik daar tegenover verwonderd als een kind en ze behandeld heb zoals ik het deed om uiting te geven aan mijn gevoelens. Het geheel is eerder weinig dan veel, is het kunst ze te nemen en ze te plaatsen waar ik ze plaatste?
Heeft het enige zin het te doen, is het een nietszeggende gril van mij of tekent het mij als mens, als iemand die het schone ziet waar het niet te zien is omdat hij het ziet met zijn geest meer dan met zijn ogen?
Ik wens er geen discussie over. Ik wist niet waar ik er zou mee uitkomen toen ik ze opraapte ergens op een wegel in de bergen, nu ik ze gekleefd heb op wat papier en ingekaderd spreken ze tot mij, heb ik het gevoel dat ze me danken hen uit het anonieme te hebben gehaald.
Een betrachting die we allen kennen.
|