 |
|
 |
|
|
 |
08-11-2013 |
Spiritualiteit |
Hij
was ooit in Parijs op de Place de Trocadéro en hij las er van Valéry in gouden
letters aangebracht op de muren van een of ander museum:
'Dans ces murs voués aux merveilles, jaccueille et garde les ouvrages de la
main prodigieuse de lartiste, égale et rivale de la pensée. Lune nest rien sans lautre'.
En
hij schrijft maar, woorden vallen lijk zaadjes neer op zijn blad. Het grote
wonder van gedachten, zoals bij Valéry die zich vormen tot tekens. Gedachten
van zovelen die uitgedragen worden en gelezen, gestapeld in rijen zoals de
rijen boeken die hem overvielen in de bibliotheek van Mafra, waar hij lang
geleden een gedicht over maakte en nu hij aan Portugal denkt, de zin in zwarte
graffiti geschreven op de witte muren van de Universiteit van Coimbra:
A universidade so illuminara o povo, no dia em que lhe puserem fogo.
Of
de universiteit zal maar verlichten de dag dat ze in vuur zal staan. Deze zin
van Antero de Quental ook was een gedicht waardig.
De
dagen die zinnen zijn, die beelden zijn om te zetten, opgeraapt hier of daar,
ontstaan uit de immense spiritualiteit die verweven zit in de Kosmos.
08-11-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-11-2013 |
Schilderijen van Patrick Ysebaert |
Hij hield in zijn handen de meer dan originele
cataloog
van een tentoonstelling, gehouden in de refter van de vroegere Sint-Baafsabdij,
met een gedicht in het Italiaans om de nacht in te gaan, de nacht in te
schrijven en hem toe te dekken met woorden:
Anchio ho passeggiato
in riva al mare, ammalato
di luna, tenendo per mano
la mia donna e baciandola
con quelle labbra
che ora più non ho.
De naam van de poëet ervan staat niet vermeld
maar de schilderijen uit de tentoonstelling, de van creativiteit zinderende
schilderijen over de doden in de Catacomben van Palermo, herinnert hij zich
maar al te goed, deze waren van wijlen een vriend en groot kunstenaar, Patrick
Ysebaert.
En het gedicht over de maanzieke man die hand in
hand met zijn vrouw langs de zee wandelt en haar kust met de lippen die hij
thans niet meer heeft, wordt ook zijn deel. Vandaag denkt hij, heb ik nog immer
mijn lippen om de vrouw te kussen, vandaag is hij nog immer de levende die
spreken kan over de doden. Daarna zullen zijn woorden voor hem moeten spreken
tot de levenden. Vertellen wie hij was en in wat hij geloofde, wat hij zocht en
hoopte te vinden en hoe hij dacht de cirkel van leven en dood te kunnen
doorbreken.
Niemand echter zal ooit weten de tijd die het
vergde, de moed en de doorzetting die het hem zal gekost hebben om door te gaan
tot het einde, dat gelukkig, vandaag, alhoewel misschien dichtbij, nog niet in
het zicht is.
Zoals hij niet weten zal de moeite die het Dante
heeft gekost om zijn Divina Commedia
te schrijven, in exil dan nog, noch de moed die Mahler heeft moeten opbrengen
om zijn Kindertotenlieder te
componeren, noch de wil en de doorzetting die Patrick heeft gekend om zijn
veertig doeken te schilderen in de gesloten catacomben van Palermo.
Maar eigenlijk is dit alles zonder belang. Eens
het resultaat er is, zijn moeite en zorg vergeten en wordt gedacht aan een
nieuw beginnen immer verder de tijdloosheid van het creatief-zijn binnen.
07-11-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-11-2013 |
Joyce en de schoonheid |
Ik
overloop wat ik schreef als blogs in 2011. Ben er niet bepaald fier over en ik
zie niet in, zoals een lezer van mijn Blogs me vroeg, deze teksten te bundelen. Of
deze van 2013, waard zullen zijn gebundeld te
worden valt nog af te wachten, ondertussen kan ik niet anders dan
verder gaan en pogen het allerbeste dat nog in mij is voort te brengen. Telkens
en telkens opnieuw.
Welke
betekenis hecht ik eraan, waarom ben ik zo halsstarrig bezig met mijn gedachten
uit te persen om er iets uit te halen dat van waarde is. Waarom ga ik dag na
dag de confrontatie aan met mezelf om te weten wat ik nog vermag, op welke
wijze ik nog in staat ben om te gaan met de woorden die ik ga zoeken tot in het
diepste van mezelf?
Als
ik dan een doodsbericht binnen krijg van iemand die amper twee maanden ouder
was dan ik zelf en ik me vragen ga stellen, die geen vragen zijn maar eerder
verbazing omdat ik nog elke morgen of avond of nacht de moed heb neer te zitten
voor mijn pc om mijn boodschap uit te brengen en aldus iets bloot te geven over
wie ik ben en welke gevoelens ik meedraag, alsof het enig nut zou hebben voor
zij die me lezen zullen, vandaag of morgen of als ik er niet meer zal zijn.
Ik
lees James Joyce voor het ogenblik, woorden die honderd jaar geleden
geschreven werden. Ik lees zijn uiteenzetting deze van Stephen Dedalus - over
wat schoonheid is, zonder hem op de voet te kunnen volgen omdat wat hij er over
schrijft moeilijk te begrijpen is, maar toch ga ik verder hopende de sleutelzin
te ontmoeten die heel zijn betoog zal duidelijk maken. Ik lees verder omdat
Joyce lezen een uitdaging is en blijft. Ik wil begrijpen maar ik vat niet de finesse van wat Stephen uitlegt aan zijn vriend die ik ook ben als ik hem
lees maar eenvoudig is het niet als hij verwijst naar Thomas van Aquinas die
wist dat:
Three things are needed for beauty, wholeness, harmony, and radiance (
integritas, consonantia, claritas).
Waar
ik het ook voorlopig moet mee doen, maar als Stephen zijn theorie toepast op een mand die
een slagersjongen omgekeerd op zijn hoofd draagt (pag.211 van de Penguin books
1960), dan heb ik het uiterst moeilijk Joyce te volgen en dit zijn niet de
enige paginas waarover ik struikel. Joyce is nu precies geen gemakkelijke schrijver. Maar ik doe de inspanning hopende dat mijn
volharden beloond zal worden.
06-11-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-11-2013 |
Herwerkt gedicht |
Je kunt niet de ganse dag met het hoofd in de
wolken lopen en hopen dat eens de avond is ingevallen de tekst die je wilt inloggen
klaar in je geest zal staan zodat je hem maar uit te schrijven hebt. Zo eenvoudig
gaat het nu ook niet en hoe verder ik kom in de tijd hoe meer ik de indruk heb
dat ik me herhaal of dat ik niet meer anders kan dan me herhalen. Het zij dan
zo, want identiek aan wat voorafgaat zal het nu ook wel niet zijn, wat een
troost is voor mij.
Ik zit ergens met een bundel van in totaal een
honderdtal gedichten die ik schreef in de loop der jaren. Nu en dan neem ik er
een terug en herwerk ik het.
Zo is er vandaag een gedicht dat ik een nieuwe
kans wil geven:
Op
de laatste dijk de lichten aangestoken.
Op
de laatste dijk de lichten aangestoken,
de
zee, een God gelijk, gebeden, o even maar
en
naar de sterren opgekeken omdat we weten
wilden
hoe het verder moet op onze wegen.
De
wind lijk sneeuw, de vleugelmeeuwen
die
maar krijsen bleven, al zagen we ze niet,
de
schemer huizenhoog gestegen,
wij
woordeloos, rusteloos als nooit tevoren.
Op
de laatste dijk gelopen, alle herinneren
uit
ons weggenomen om van de oneindigheid
te
zijn, gedompeld in wat nog komen moet
en
al aanwezig is: woorden in de wind geschreven.
05-11-2013, 00:02 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-11-2013 |
Oorzaak en Gevolg (2) |
En Yourcenar en de Bede-geschiedenis van een
paar dagen geleden - waar ze het over had, bracht een andere gedachte bij hem binnen,
nl het verhaal van het Laatste
Avondmaal uit het Evangelie van Johannes en Judas Ischariot die de homp brood,
in de wijn gedrenkt, kreeg toegeschoven,
een klein gebeuren met grote gevolgen voor het Joodse volk dat later, veel
later, talloze pogroms zou ondergaan en de shoah
zou kennen.
Gebeurtenissen die, samengenomen, de aanleiding
zouden zijn tot de stichting van de staat Israël, de zwerftocht van de
Palestijnen uit hun vaderland en wellicht ook het drama van de twin-towers in
New York.
En de vraag die zich stelt, waarom was er toen
een verrader nodig, kon Christus niet voorzien - Isaïas voorzag wel eeuwen
ervoor de geboorte van de Messias - dat zijn keuze, Judas aan te duiden, om hem
te verraden, zware gevolgen zou kennen voor het uitverkoren volk van zijn
Vader.
Of, was
het maar een idee geweest van de schrijver van dit evangelie, om het verhaal
van Judas wat meer kleur te geven. En, in feite, had Christus wel een verrader
nodig en, als het een idee van Judas zelf zou geweest zijn waarmede niet
allen akkoord gaan - ware het voor Jezus, als goede herder en als mens, niet
beter geweest, Judas te overhalen het niet te doen en zichzelf te gaan
overgeven aan hen die hem zochten al was het maar opdat Judas niet zou zondigen
en wat erger is zich niet zou zelfmoorden?
Zo ook, weet niemand nimmer welke de gevolgen
kunnen zijn van een woord of een daad, weet niemand waar een beslissing je
brengen zal, wat er hieruit gebeuren zal, wie je ontmoeten zult op welke plaats
ook die bepalend zal zijn voor je verder leven.
04-11-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-11-2013 |
Vers 3, 19 uit Genesis |
Zo
zal je nimmer vooraf weten wat je hand
zal
schrijven als de roep er is
van
oude bijbels op de tafel en van de stenen
die
je raapte, gebeeldhouwd door de regen.
En
het nacht weer is, zo vlug de morgen
weggeschoven,
de deemstering gekomen,
en
in Jobs vergeelde woorden weer gelezen
dat
de adem van de Almachtige ons het leven gaf.
Al
zegt ons niets of niemand ook met zekerheid
wie
die Almachtige is, een immanentie toch
in
ons gegleden, een oorsprong die bestemming is,
een
lichtbron, een verheerlijking
en
zo geweten, al is het maar een ogenblik,
dat
de eeuwigheid ons is toegemeten.
Kap
dan, zoals je netels kapt, het stupide vers,
"je
bent uit stof en tot stof keer je terug",
uit
Genesis weg, want het hoefde niet, voldoende
is
geweten dat dit lichaam sterven zal.
En
ook als er gelezen moet, zo leerden ons
Nothomb
en Fabre d'Olivet, en dit geloven we
"je
bent uit geest en tot geest keer je terug."
Het
enige wat zinnig is.
03-11-2013, 11:09 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-11-2013 |
The stillness of a Chinese jar |
Het ogenblik van
het schrijven is het ogenblik van de geest. Immer tasten we af én wat van
vroeger was én de betekenis ervan in het licht van waar we aangekomen zijn.
Hierbij kunnen we ons enkel herhalen, met eventueel wat schakering in de kleur
en de voorstelling, soms er iets aan toevoegen en soms heel wat verzwijgen. En
dit zal immer zo zijn en zo blijven.
Maar hoe goed het
is neer te zitten en je gedachten van het ogenblik op te tekenen. Eens zullen
deze geschriften, met de naam erop gekleefd, de tijdloosheid binnengaan en
levend zijn in deze tijdloosheid; zullen bewegend zijn de ideeën die er in
opgenomen werden, bewegend de gevoelens die erin ruimte zoeken, bewegend de poëzie
die hij betracht heeft en zullen zijn woorden een roerloosheid, the stillness, bezitten:
the stillness, as a Chinese jar
still moves perpetually in its stillness.
Maar dit ook heeft hij
reeds lang begrepen en uitgeschreven, hij ook weet met T.S. Eliot dat rust
bewegen is naar binnen. En zijn woorden zijn meer naar binnen gericht dan naar
buiten en zo heeft hij het gewild. Maar naar binnen of naar buiten het was
steeds in de richting van het licht, de enige richting die gevolgd wordt door
oom of plant, met omwegen mogelijks, maar immer naar het licht toe.
Ik lees James Joyce
voor het ogenblik, ik zit ademloos gekneld in zijn A
portrait of an artist as a young man(uit in 1916, Penguin Books 1960). Vandaag
las ik het einde van Deel 4. Had het
boek gelezen in de jaren zestig, wellicht op de trein die me dagelijks naar Brussel
bracht, moet erover gesproken hebben met vrienden-collegas, maar het is pas nu
dat ik begrijp wat grote literatuur is.
02-11-2013, 08:38 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-11-2013 |
Allerheiligen |
Aangekomen waar ik zijn wou,
het graf me verwachtend,
opkijkend dat ik het was
die droom gebonden
teruggekomen
tot waar ik gedoken lag in huis
en haag
en schaduw van de bomen,
tot in de rozenvelden,
en wat lang voorbij al was,
en toegedekt,
heropend nu.
Een ongrijpbaar ogenblik,
me tegemoet gekomen:
vader, moeder, broer,
e wegels in de bossen,
de akkers
en de leeuweriken, de blonde meid op haar fiets,
de vuren in de valavonden en waar we waren met vader,
de paddenstoelen in de morgenschemering
alles in stilte getogen en opgelost,
en toen de zon opschoof, diamanten in het gras.
Al wat ik adem is verleden
nog aan te raken, te ruiken
en te voelen,
lente, zomer,
herfst met hoorngeschal,
en winter met kinderstemmen
op het ijs, nog te horen in de ijlte
van lichtende luchten.
Het voorbije
lag er zo maar op te rapen
uitgestrooid
klevend aan de huizen en de straten,
onaangeroerd gelaten,
te verwonderd,
ik erin opgenomen,
wentelend met de aarde
naar het jaareinde toe,
het zoveelste.
01-11-2013, 08:09 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-10-2013 |
Oorzaak en gevolg |
Zo is er immer de zin in meer die hij had kunnen
zeggen. Een zin in meer of, wat misschien belangrijker is, een stap in meer of
een stap in een andere richting, waarvan hij echter nimmer weten zal waarheen
die stap hem zou gevoerd hebben.
Zo verwijst ook Marguerite Yourcenar, (zoals
Christopher Fry, zoals Peter Weinberg) naar het verhaal van die arme straatmus
uit Bedes Ecclesiastical History of the
English People die op een stormnacht binnenvloog in de warme, verlichte en
rumoerige banketzaal van Koning Edwin en langs de andere zijde buiten vloog
terug, opgeslorpt door de donkerste stormnacht. De vlucht van de straatmus het
symbool zijnde van een mensenleven, dat komende uit de duisternis even het
licht doorkruist om te verdwijnen in een even grote duisternis.
Getroffen door het verhaal, schrijft Yourcenar,
liet Koning Edwin zich bepraten door Bede, met het gevolg dat de monnik
Paulinus, de toelating kreeg de christelijke leer te verkondigen op het
grondgebied van Edwin; waaruit dan later voort zou komen, het klooster van
Lindisfarne, de kathedraal van Durham, de kathedraal van York, de moord op
Thomas van Canterbury en zo de gevolgen van Edwins bekering immer verder en
verder schuivend in de tijd tot waar katholieken en protestanten elkaar
gedurende jaren zouden uitmoorden in de straten van Belfast.
31-10-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-10-2013 |
Wat zichtbaar is en niet. |
Zelfs indien hij weet, slechts een deeltje te
zijn van het atoom, dat deel is van de waterdroppel die deel is van de golf en
de golf deel van de oceaan, weet hij toch, en dit is het grote wonder van de
geest, weet hij als deeltje, het geheel te kunnen overschouwen, de beweging van
de golf te ondergaan en de betekenis ervan te benaderen.
Zo bewandelt hij voortdurend de wereld van het
onzichtbare en kruist hij de onzichtbare wereld van anderen en, denkt hij, als
het onzichtbare zichtbaar wordt - en de gotische kathedraal is er het voorbeeld
van - zal de mens weten dat deze onzichtbare wereld meer nog dan de zichtbare,
zijn wereld is.
Bij de exit uit de aeropuerto van Alicante wordt hij telkens geconfronteerd en met hem
elke reiziger die aandacht heeft voor zijn omgeving. met een zin die is ingebed
in een halfverheven muurschildering en hij herhaalt zich, hij weet het - een
verbazende tekst, wellicht van een of andere denker: Lo que se ve es un illusión de lo invisible. Hij is aldus verre van
alleen om aandacht te hebben voor het onzichtbare, want wat je ziet is een
beeld van wat je niet ziet.
Zo blijft hij maar schrijven in kronkels, zijn ganse leven al. Hij zoekt omdat hij wil verbazen met zijn woorden, hij zoekt omdat hij niet weet in welke richting hij zoeken moet, dit ook is een aspect van zijn poëzie.
30-10-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-10-2013 |
Van enige betekenis |
Hij schrijft. Hij blijft schrijven. Of wat hij
zo maar weggeeft van enige betekenis zal zijn voor de geslachten na hem is
helemaal niet zijn zaak. Duidelijk staat voor hem wat Eliot haalde uit de
Bhagavad Gita: Let your reward be in the
actions themselves, never in their fruits. So be not moved by the
fruit of actions, nor let inaction dwell in you.
Dit is ook ongeveer wat Prediker zegt : Zo besefte ik dat het voor de mens nog het
beste is te genieten van zijn werk. Dat is het enige wat hij heeft.
Het is inderdaad het enige. Ons werk is ons
pogen en dit pogen is ons gebed. Echter geen gebed in woorden maar een gebed
dat de echo is van onze spirituele geïntegreerdheid in de draden van het immense
web dat mens en kosmos doorslingert.
En als er een gelovige mens is, een
niet-gelovige; als er een vreugdevolle mens is, een zegevierende, een
liefhebbende, een haatdragende, een lijdende, dan zijn we dit allemaal.
Weliswaar met klemtonen die verschuiven in tijd en in intensiteit.
Maar de zoekende mens blijft zoeken,
geïnspireerd door de geheime krachten van een kosmos in beweging, tastend naar
nieuwe vormen, naar nieuwe begrippen, de eeuwigheid rakend met de vingertoppen
en hopende het absolute van de oneindige oneindigheid binnen te dringen.
Dit is de mens waarvan men niet zeggen zal laat de doden de doden begraven, dit
is de mens die leeft onder de levenden en voor wie de dood reeds lang is
overwonnen. Dit is de mens van de zevende dag die voortzet wat hem werd
ingeprent, nimmer opkijkend, nimmer twijfelend, de weg volgend van de geest in
hem en omheen hem die ook zijn vrede is.
29-10-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-10-2013 |
Meester Van Oudenhove |
Ik dacht, toen ik aan de kerk van Oordegem was,
toen ik aan mijn vroegere school voorbijkwam, aan Meester Van Oudenhove, een
heerlijk man, een droom van een schoolmeester die me bij hem thuis met nog een
paar schoolkameraden ontving, om de eerste lessen Frans te krijgen, om o.m. de vervoeging te leren van het werkwoord être, met de ongewone uitspraak voor
het je suis, voor het vous êtes, voor het Ils sonnent.
Het was hij die me aanraadde Jules Verne te
lezen, hij bezat de ingebonden verzamelde werken in een hoge boekenkast bij hem
ten huize, en het is zo dat ik op twaalfjarige leeftijd Jules Verne ben gaan
lezen, het ene boek na het andere, van het Loterijbriefje
af tot Twintig duizend mijlen onder zee,
tot Vijf weken in het Luchtballon,
tot Het geheimzinnige eiland, tot Michael Strogoff en welke nog allemaal.
En het was hij ook die in de laatste dagen van
het schooljaar voorlas uit De Witte
van Ernest Claes, en uit De Leeuw van
Vlaanderen van Hendrik Conscience. Een enorme, zeer opmerkelijke en
leerrijke tijd was het. En hij, Meester Van Oudenhove, was er de centrale figuur
van.
Wat of hoe zou mijn leven geweest zijn ware hij
er niet geweest, had hij zijn hand niet boven mijn hoofd gehouden en mijn
ouders gewezen op het bestaan van het Fonds der meest begaafden waar ik een
examen afleggen moest waarin ik slaagde. En het
was wellicht dankzij dit slagen dat ik de lessen heb kunnen volgen in
het Klein College te Aalst.
Het is een vraag die ik niet stellen mag, maar
ik weet dat zijn invloed op mijn ouders heel groot is geweest en dat hij een
belangrijke schakel is geweest in mijn leven.
Als ik niet ben stil gestaan voor de woning die
hij als hoofdmeester betrok, dan komt hij toch regelmatig in mijn gedachten en
dan is het, het allerminste dat ik kan doen, hem betrekken in mijn
bloggeschiedenis, en hem zeggen, als hij er nog zou zijn, welke dank ik hem
verschuldigd ben en met welke eerbied ik terugdenk aan hem.
28-10-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-10-2013 |
Heidestruikjes |
Mijn blog
achtervolgt me. Hij zuigt uit mij wat er
aan woord te rapen is en laat me leeg achter. Elke dag is het zo en elke
dag moet ik nieuwe krachten opdoen om klaar te zijn als de avond valt om
opnieuw te beginnen. Het is, wat ik er ook aan doe, een hels tempo dat bijna
niet vol te houden is. En toch ga ik verder, schuim ik af wat er nog te vinden
is al is het een roekeloos gedoe.
Hoe heb ik het
destijds volgehouden om dagelijks een blad vol te schrijven zonder al te veel
moeite. Natuurlijk waren er toen geen toekijkers, kon ik gerust aan de slag en
schreef ik maar wat me uit de pen vloeide.
Vandaag werkt het zo
niet meer en ook is er een zekere stugheid gekomen die ik te overwinnen heb
alvorens aan de slag te kunnen gaan.
Gisteren had ik het
gemakkelijk, ik had Joyce als inspiratie. Vandaag moet ik die zoeken op het
kerkhof aan het graf van mijn ouders dat we bezochten, dat we opsmukten met wat
heide struikjes, zodat er het ganse jaar door levend groen zal aanwezig zijn of
het nu vriest of sneeuwt. En geen chrysanten gekocht al waren er in overvloed
en in alle kleuren, maar we wilden iets dat de dood verwijderd zou houden, op
een dag zoals deze met zon en heerlijke luchten, en late vlinders en late bijen
op late bloemen.
Zo huldigde ons het
land van onze jeugd, de huizen en de straten waar we waren als kind, de
plaatsen waar we speelden, de bossen, de wegels doorheen de velden naar de
molen toe, alles uitgegroeid, vervormd nu, vereenzaamd en verborgen gehouden.
Waar zwermen we uit
op dagen zoals deze dat het voorbije ons de keel toeknijpt om wat was en niet meer
komen zal.
27-10-2013, 05:36 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-10-2013 |
De Biecht van Stephen Dedalus |
In de wachtzaal van
de dokter mijn rechterarm en hand zijn niet meer in staat te schrijven zonder hevige pijn bladerde ik in een
meegebracht boek, waarin ik de passage herlas, en al wat eraan voorafging, van
Stephen Dedalus die zwaar gezondigd had en te biechten ging in een verlaten
kerk omdat hij het niet aandurfde te gaan biechten in de kapel van zijn college:
He begun to confess his sins. Masses missed, prayers not said, lies.
- Anything else, my child ?
Sins of anger, envy of
others, gluttony, vanity, disobedience
-
Anything else, my child?
There was no help. He murmured:
-
I
committed sins of impurity
The priest did not turn his head.
-
With yourself, my child?
-
And
with others?
-
With women, my child?
-
Yes, father.
-
Where they married women, my child?
He did not know. His sins trickled from his lips, one by one, trickled
in shameful drops from his soul, festering and oozing like a sore a squalid
stream of vice. The last sins oozed forth, sluggish, filthy. There was no more
to tell. He bowed his head, overcome.
The priest was silent. Then he asked:
-
How old are you, my child?
-
Sixteen, father.
Ik zou verder kunnen
gaan, en vertellen hoe Stephen zich voelde na de absolutie te hebben gekregen
en hoe hij zich voelde als hij daarna met zijn schoolmakkers te communie ging,
de handen gehouden onder het witte laken :
and he would hold upon his tongue the host and God would enter his
purified body.
Dit is van de grote
James Joyce: A Portrait of the Artist
as a Young Man, gepubliceerd in 1916, and
reprinted in 1960 in Penguin Books.
Ik zou dit niet
overgenomen hebben ware het niet dat ik ook in mijn verre jeugd deze angst om
mijn zonden te gaan biechten gekend heb. Mijn biecht heb uitgesteld en
uitgesteld om uiteindelijk te gaan waar niemand me kende, een laatste maal
zelfs in een kapel in de Nieuwstraat van de hoofdstad, samen met enkele collegas
en dit op Goede Vrijdag, om buiten te komen, wel niet zoals Stephen Dedalus:
Blinded by his tears and by the light of Gods mercifulness he bent his
head and heard the grave words of absolution spoken and saw the priests hand raised
above him in token of forgiveness
-
God bless you, my child. Pray for me.
Maar als ik het me goed herinner, toch gelouterd
en verlicht, zijn we daarna samen een glas gaan drinken, opgelucht.
26-10-2013, 08:27 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-10-2013 |
Blijf nog wat gedichten schrijven |
Blijf nog wat
gedichten schrijven
oude man die tot
voor kort
nog dacht jong te
zijn,
vergaan vlug zullen ze
niet,
je lichaam zal, je
levenskracht,
maar je hoopt dat er
nog gelezen zal
wat van jou
geschreven staat.
Het is je gelaten te
verkondigen
wat je achterliet op
avonden
aan de boorden van
de Leie
toen de vlier er in
je haren droop
-
het was
pas lente -
je pen te gedreven
om ook maar
even na te gaan of
het wel zinnig was.
Het is je gelaten.
Het is je gelaten
gevoelens
aan te kleden in
donkere lijnen
als in lichtere, in
verwachting
en in verwondering
tot verzadiging toe,
tot je niet meer
weet wat is van droom
of wat van het
zijnde is, of van beide
of van precies dit
ene ogenblik
dat je pen aan het
schrijven ging
en je volgde, je
gedachten lezend
vooraleer ze je
ontglipten
Zo oude man die
Neruda las
het beste is te
blijven dichten
tot het boek zich
sluiten zal,
het laatste woord
geschreven is,
om dan, onvervaard,
voldaan
gerustgesteld
de klaarte in te
gaan.
25-10-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-10-2013 |
De Leie en de schilder |
De
stroom die was en is en zijn zal, is a
strong brown god, zegt Eliot.
En hij gaat verder: sullen, untamed, and
intractable,
maar de rivier waar Eliot het over heeft is de Mississipi en wat hij schreef in
zijn gedicht, is aldus slechts verhoudingsgewjs toepasselijk op de Leie.
Maar
toch is de Leie met haar landschap, een god geweest voor onze schilders en onze
schrijvers, een zachtmoedige god, een
liefhebbende god die hen inspireerde. Ik stel ,dit vast als ik rondwandel in de
zalen van het museum
en als ik zie met hoeveel respect en aanhankelijkheid de Leie geschilderd werd.
De stroom vloeide in hun handen, vloeide over in hun doeken, het ogenblik van
het zijn van de Leie vereeuwigend in hun kleurschakeringen, in hun
lichteffecten. De bijna goddelijk-scheppende kracht in hun vingers, gestold in
het leven van hun doeken.
Wie
zou ik noemen als ik ze niet allen noem, die begeesterd door hun god, de Leie,
hun boodschap hebben uitgedragen. En dan wordt waarheid wat ik toch nog
overneem uit dezelfde passage van de T.S. Eliot. De Eliot die me nimmer verliet
en nimmer verlaten zal:
His rhythm was present in the nursery bedroom,
In the rank ailanthus of the April dooryard,
In the smell of grapes on the autumn table,
And the evening circle in the winter gaslight,
The river is within us,
De
schilders van wie ik de werken in mij meenam, woonden in de Leie, leefden met
de Leie, van hun geboorte tot hun late dagen, de Leie was hun toevlucht en hun
inspiratie, zoals ze gisteren en vandaag mijn gezel en toevlucht was.
24-10-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-10-2013 |
De Leie in de morgen |
Waar
ik sta vandaag aan de Leie, het water een spiegel voor de grijze luchten,
een stilte, een roerloosheid waren er niet de meerkoeten, waren er niet de
eenden, de meeuwen ver afgedreven, waren er niet de bomen in de morgenmist en de witte, amper bewegende vlekken van koeien; waren er niet de vele
dagen al, dat ik schrijf om nergens uit te komen, dat ik schrijf in het blinde
weg, zo maar om het schrijven: een uitdaging.
Elke
dag opnieuw, elke dag vernieuwend, elke dag of nacht aarzelend, zoekend naar
het woord dat juist onder de oppervlakte wacht om genomen te worden, lijk een
vrouw die wachtende is.
En
waar ik sta, is het in realiteit of in droom, de Leie, geruisloos, lijk een god, zegt Eliot, onverstoorbaar vloeiend tussen haar oevers, de kanten
begroeid met smeerwortel, met hoefblad, met riet, met lijsterbes en vlier, met
canadas, met knotwilgen, met huizen. Verrassend en eeuwig. Wie ben ik en waar sta ik als ik toekijk, als ik tracht vorm te geven aan wat ik zie en niet verder kom dan een schets, dan een vlucht in de diepte van mijn verbeelden. Het had ook een gedicht kunnen zijn, maar het is het niet.
Mijn
roekeloos hart dat om woorden roept, zoals een schilder om een landschap roept,
om kleuren roept, om lichtende wolken, om een verblijden, roept om wat hij ziet en wat hij droomt dat er is, zijn doek reeds in gedachten afgewerkt.
23-10-2013, 07:20 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-10-2013 |
Rust en beweging |
Niet elk ogenblik van de dag is een moment
waarop hij zijn gedachten neerschrijven kan.
Er zijn zovele dode passages in ons leven, in ons handelen; lege woorden
waar het dagelijkse van afdruipt, tot het moment daar is dat we ontwaken en we
neer gaan zitten om te schrijven.
Dit is typerend wellicht voor alle levens: het opgeslorpt
worden door de leegte van de woestijn en de plotse terugkeer in de bruisende
rijkdom van het leven die we uitdragen willen. Verklaren dat er in de dag, in
hem rust en beweging was, zijn geest in vrede met het zijnde, met de dingen
omheen hem en zijn gedachten een fresco van hoop op wat nog komen kon.
Zelfs al wist hij dat het niet zo veel kon zijn,
maar hij hoopte op een eerste zin waaruit een gedicht kon ontstaan of waaruit hij
een blog kon opbouwen, of een idee die hem treffen zou, hem opwekken zou tot
een voller ogenblik.Zo kon het komende waar hij op wachtte enkel
positief zijn, voedsel voor zijn geest waar hij het meest nood aan had.
Dit had hij dan toch kunnen schrijven voor de
vrienden die hem lezen en die hij danken wil voor hun trouw.
22-10-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-10-2013 |
Wat van vroeger is |
Zo op deze lichtende dag in de herfst, de
zoveelste herfst in mijn leven, een terugblik naar wat van vroeger was,
gebeurtenissen die opduiken uit een ver verleden, die we herbeleven die we
vertellen kunnen of verzwijgen willen, zoals Ernst Jünger het zo goed heeft
gezegd:
Und immer
wieder tasten wir in unseren durstigen Träumen dem Vergangenen in jeder Einzelheit,
in jeder Falte nach.
En hij voegt er aan toe:
dan ook
schijnt het ons toe dat we de maat van het leven en van het liefhebben niet tot
de rand hebben gevuld, maar spijt brengt het verzuimde niet terug.
Natuurlijk blijven we denken dat ons leven
anders had kunnen verlopen, maar we vergissen ons, het leven dat we hebben is
het leven dat uit de omstandigheden waarin we geleefd hebben is voortgekomen,
en in die omstandigheden ligt ook ons einde verweven. Het is zoals de vreemde
omstandigheden die het levenseinde betekende van het vliegje in het stuk amber op
mijn schrijftafel, dat ik heb meegebracht van een verre reis waar ouderlingen
op de binnenkoer van de moskee, gebogen waren over wondere tekens, de woorden
van de Profeet, over hun God met de negenennegentig namen.
En, als ik denk aan Jünger, aan Eliot en aan
zovelen die ik schaamteloos overneem, wat is er eigenlijk wel van mij. Of kan
het dat mijn gedachten zijn wat ze zijn en dat ik pas na het neerschrijven
ervan me realiseer dat ik deze gedachten reeds bij anderen heb ontmoet?
21-10-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-10-2013 |
Over Poëzie (4) |
We
zijn niet altijd ontvankelijk voor poëzie. Er is voortdurend een aanpassing
nodig om binnen te dringen in de gemoedstoestand van de dichter om de sfeer van
een gedicht als poëzie te ervaren. Vandaag dacht ik aan Maurice Gilliams, aan
enkele versregels van hem:
Ik droomde: toen ik over de
heide kwam
in het late avondrood: mijn
koude hand
had een warm vogelei geroofd;
o, liefste
En
op een andere plaats:
Maar uw vingers zijn als mos, small
en koud,
en ik befluit ze zoetjes, tot
ze zijn
betoverd aan mijn lippen,
eeuwiglijk,
met de weemoed van mijn mond
overdonkerd
Dit
is de poëzie van een vorige generatie waar ook ik toe behoor. En voor mij is Maurice
Gilliams, sinds ik zijn Elias of het Gevecht met de Nachtegalen heb gelezen,
altijd een inspiratiebron geweest.
Zijn
poëzie is een poëzie die beneveld, die ons stiller maakt, ons in een andere
wereld doet vertoeven. Zijn woorden betoveren ons, en voeren ons terug naar bos
en heide en avond en verliefd zijn, zelfs al is het eerst maar voor een korte
tijd. Maar de beelden verlaten ons niet meer, zoals vele passages uit zijn
Elias me niet meer verlaten, wellicht omdat ze de eenvoud zelf zijn, wellicht
omdat ze enig zijn, zo verfrissend en zo poëtisch, dat deze Elias een
meesterwerk mag genoemd alhoewel niet zo bekend van de Nederlandstalige
literatuur.
20-10-2013, 00:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |