Mijn blog
achtervolgt me. Hij zuigt uit mij wat er
aan woord te rapen is en laat me leeg achter. Elke dag is het zo en elke
dag moet ik nieuwe krachten opdoen om klaar te zijn als de avond valt om
opnieuw te beginnen. Het is, wat ik er ook aan doe, een hels tempo dat bijna
niet vol te houden is. En toch ga ik verder, schuim ik af wat er nog te vinden
is al is het een roekeloos gedoe.
Hoe heb ik het
destijds volgehouden om dagelijks een blad vol te schrijven zonder al te veel
moeite. Natuurlijk waren er toen geen toekijkers, kon ik gerust aan de slag en
schreef ik maar wat me uit de pen vloeide.
Vandaag werkt het zo
niet meer en ook is er een zekere stugheid gekomen die ik te overwinnen heb
alvorens aan de slag te kunnen gaan.
Gisteren had ik het
gemakkelijk, ik had Joyce als inspiratie. Vandaag moet ik die zoeken op het
kerkhof aan het graf van mijn ouders dat we bezochten, dat we opsmukten met wat
heide struikjes, zodat er het ganse jaar door levend groen zal aanwezig zijn of
het nu vriest of sneeuwt. En geen chrysanten gekocht al waren er in overvloed
en in alle kleuren, maar we wilden iets dat de dood verwijderd zou houden, op
een dag zoals deze met zon en heerlijke luchten, en late vlinders en late bijen
op late bloemen.
Zo huldigde ons het
land van onze jeugd, de huizen en de straten waar we waren als kind, de
plaatsen waar we speelden, de bossen, de wegels doorheen de velden naar de
molen toe, alles uitgegroeid, vervormd nu, vereenzaamd en verborgen gehouden.
Waar zwermen we uit
op dagen zoals deze dat het voorbije ons de keel toeknijpt om wat was en niet meer
komen zal.
|