Ik dacht, toen ik aan de kerk van Oordegem was,
toen ik aan mijn vroegere school voorbijkwam, aan Meester Van Oudenhove, een
heerlijk man, een droom van een schoolmeester die me bij hem thuis met nog een
paar schoolkameraden ontving, om de eerste lessen Frans te krijgen, om o.m. de vervoeging te leren van het werkwoord être, met de ongewone uitspraak voor
het je suis, voor het vous êtes, voor het Ils sonnent.
Het was hij die me aanraadde Jules Verne te
lezen, hij bezat de ingebonden verzamelde werken in een hoge boekenkast bij hem
ten huize, en het is zo dat ik op twaalfjarige leeftijd Jules Verne ben gaan
lezen, het ene boek na het andere, van het Loterijbriefje
af tot Twintig duizend mijlen onder zee,
tot Vijf weken in het Luchtballon,
tot Het geheimzinnige eiland, tot Michael Strogoff en welke nog allemaal.
En het was hij ook die in de laatste dagen van
het schooljaar voorlas uit De Witte
van Ernest Claes, en uit De Leeuw van
Vlaanderen van Hendrik Conscience. Een enorme, zeer opmerkelijke en
leerrijke tijd was het. En hij, Meester Van Oudenhove, was er de centrale figuur
van.
Wat of hoe zou mijn leven geweest zijn ware hij
er niet geweest, had hij zijn hand niet boven mijn hoofd gehouden en mijn
ouders gewezen op het bestaan van het Fonds der meest begaafden waar ik een
examen afleggen moest waarin ik slaagde. En het
was wellicht dankzij dit slagen dat ik de lessen heb kunnen volgen in
het Klein College te Aalst.
Het is een vraag die ik niet stellen mag, maar
ik weet dat zijn invloed op mijn ouders heel groot is geweest en dat hij een
belangrijke schakel is geweest in mijn leven.
Als ik niet ben stil gestaan voor de woning die
hij als hoofdmeester betrok, dan komt hij toch regelmatig in mijn gedachten en
dan is het, het allerminste dat ik kan doen, hem betrekken in mijn
bloggeschiedenis, en hem zeggen, als hij er nog zou zijn, welke dank ik hem
verschuldigd ben en met welke eerbied ik terugdenk aan hem.
|