Ik
overloop wat ik schreef als blogs in 2011. Ben er niet bepaald fier over en ik
zie niet in, zoals een lezer van mijn Blogs me vroeg, deze teksten te bundelen. Of
deze van 2013, waard zullen zijn gebundeld te
worden valt nog af te wachten, ondertussen kan ik niet anders dan
verder gaan en pogen het allerbeste dat nog in mij is voort te brengen. Telkens
en telkens opnieuw.
Welke
betekenis hecht ik eraan, waarom ben ik zo halsstarrig bezig met mijn gedachten
uit te persen om er iets uit te halen dat van waarde is. Waarom ga ik dag na
dag de confrontatie aan met mezelf om te weten wat ik nog vermag, op welke
wijze ik nog in staat ben om te gaan met de woorden die ik ga zoeken tot in het
diepste van mezelf?
Als
ik dan een doodsbericht binnen krijg van iemand die amper twee maanden ouder
was dan ik zelf en ik me vragen ga stellen, die geen vragen zijn maar eerder
verbazing omdat ik nog elke morgen of avond of nacht de moed heb neer te zitten
voor mijn pc om mijn boodschap uit te brengen en aldus iets bloot te geven over
wie ik ben en welke gevoelens ik meedraag, alsof het enig nut zou hebben voor
zij die me lezen zullen, vandaag of morgen of als ik er niet meer zal zijn.
Ik
lees James Joyce voor het ogenblik, woorden die honderd jaar geleden
geschreven werden. Ik lees zijn uiteenzetting deze van Stephen Dedalus - over
wat schoonheid is, zonder hem op de voet te kunnen volgen omdat wat hij er over
schrijft moeilijk te begrijpen is, maar toch ga ik verder hopende de sleutelzin
te ontmoeten die heel zijn betoog zal duidelijk maken. Ik lees verder omdat
Joyce lezen een uitdaging is en blijft. Ik wil begrijpen maar ik vat niet de finesse van wat Stephen uitlegt aan zijn vriend die ik ook ben als ik hem
lees maar eenvoudig is het niet als hij verwijst naar Thomas van Aquinas die
wist dat:
Three things are needed for beauty, wholeness, harmony, and radiance (
integritas, consonantia, claritas).
Waar
ik het ook voorlopig moet mee doen, maar als Stephen zijn theorie toepast op een mand die
een slagersjongen omgekeerd op zijn hoofd draagt (pag.211 van de Penguin books
1960), dan heb ik het uiterst moeilijk Joyce te volgen en dit zijn niet de
enige paginas waarover ik struikel. Joyce is nu precies geen gemakkelijke schrijver. Maar ik doe de inspanning hopende dat mijn
volharden beloond zal worden.
|