De
stroom die was en is en zijn zal, is a
strong brown god, zegt Eliot.
En hij gaat verder: sullen, untamed, and
intractable,
maar de rivier waar Eliot het over heeft is de Mississipi en wat hij schreef in
zijn gedicht, is aldus slechts verhoudingsgewjs toepasselijk op de Leie.
Maar
toch is de Leie met haar landschap, een god geweest voor onze schilders en onze
schrijvers, een zachtmoedige god, een
liefhebbende god die hen inspireerde. Ik stel ,dit vast als ik rondwandel in de
zalen van het museum
en als ik zie met hoeveel respect en aanhankelijkheid de Leie geschilderd werd.
De stroom vloeide in hun handen, vloeide over in hun doeken, het ogenblik van
het zijn van de Leie vereeuwigend in hun kleurschakeringen, in hun
lichteffecten. De bijna goddelijk-scheppende kracht in hun vingers, gestold in
het leven van hun doeken.
Wie
zou ik noemen als ik ze niet allen noem, die begeesterd door hun god, de Leie,
hun boodschap hebben uitgedragen. En dan wordt waarheid wat ik toch nog
overneem uit dezelfde passage van de T.S. Eliot. De Eliot die me nimmer verliet
en nimmer verlaten zal:
His rhythm was present in the nursery bedroom,
In the rank ailanthus of the April dooryard,
In the smell of grapes on the autumn table,
And the evening circle in the winter gaslight,
The river is within us,
De
schilders van wie ik de werken in mij meenam, woonden in de Leie, leefden met
de Leie, van hun geboorte tot hun late dagen, de Leie was hun toevlucht en hun
inspiratie, zoals ze gisteren en vandaag mijn gezel en toevlucht was.
|