 |
|
 |
|
|
 |
25-06-2012 |
Gesprek met mezelf |
Mijn
dagboek is in feite een soliloquium, een gesprek tot en met mezelf dat ik uitteken
in letters en bewaar op een wijze en in een vorm gelijklopend met de verdorde
wortel die ik raapte op een veldweg, geschuurd door wind en regen en boerenkarren
die er over reden, en die ik ingekaderd kleefde op een blad aquarelpapier, met
een schelp erbij, een stukje glas een korrel zaad of welk ander teken nog van
mij, een haiku bijvoorbeeld.
Dagboek
en ingekaderde wortel zullen het bewijs zijn van mijn doorgang hier op aarde.
En ik lees van T.S.
Eliot:
Old men ought to be explorers
Here and there does not matter
We must be still and still moving
Into another intensity
For a further union, a deeper communion
Ooit schreef ik
een gedicht over het herderstasje, een klein tenger plantje opschietend uit de
aarde, dat groeide, bloeide en zijn zaad verspreidde tussen de
andere, meer opvallende planten en bloemen, maar dat dan toch de manifestatie was
van het grote leven, in het kleine.
Vandaag
is er naast mijn dagboek en mijn ingekaderde stukken van wortels, mijn Blog. Een
weinig waardevol iets dat toch moet gezien worden als een vorm van communicatie
met wat van het grote leven is. Hopende hiermee bij momenten dieper door te
dringen, in het verborgene. Een communicatie evenwel waarop ik niet voortdurend
ingesteld ben, soms is het slechts voor een fractie tijd van de dag of de nacht,
de tijd van een blog.
Ik
besef dat ook mijn leven zich ontrolt in het kleine, het onbenullige en dat de
dag komt dat alles stil zal vallen, op het einde van een regel of afgebroken
middenin een woord, maar de hoop is er dat ik daarna toch verder zal kunnen doorgaan
in een tijd die voor mij geen tijd meer zal zijn.
25-06-2012, 00:50 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-06-2012 |
De Graankorrel |
Ken
je de geschiedenis van de graankorrel die een van de helden uit LIsle mystérieuse van Jules Verne vond
in
het puntje van de zak van zijn vest na hun bewogen vlucht met een luchtballon
en hun landing op het eiland.
En
ken je de geschiedenis niet, dan kun je ze nog altijd vinden bij Jules Verne.
Maar
ik wou het hebben over een ander aspect van de graankorrel, want we zijn
geconcipieerd om telkens, ons af te vragen, welke kracht er schuilt in de
graankorrel
opdat hij plots, op een teken van wat of van wie, kiemen zou, de korenaar zich
vormen zou en rijpen zou, om geoogst en opnieuw gezaaid te worden.
Over
dit fenomeen worden geen vragen gesteld, we laten het voor wat het is. Vragen
die van een totaal andere aard zijn dan het bevreemdende van een God wier Zoon
de kruisdood sterft voor de vergeving van de zonden, als deze zonden vandaag
niet meer zijn wat ze waren in mijn jeugd, vooral dan deze van Sodoma en
Gommora. Wat kan dan het nut wel zijn van de
stervende Christus omringd door zijn moeder, de zuster van zijn moeder
en de onafscheidbare Maria Magdalena?
Ik
lees nu over de struggle for live van
de Kerk onder de hoofding:
Le Vatican analyse sans complaisance lapostasie
silencieuse des catholiques.
Een
analyse waarop ik wel eens zal terugkomen omdat de diagnostiek die gesteld werd,
terecht komt op de rug van de gelovige, die volgens mij geen schuld heeft aan
die stille apostasie geloofswankel, geloofsverzaking van de katholieken en
deze eerder te wijten is aan de inhoud van de evangelisatie.
24-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-06-2012 |
Anthony X Ruth |
Hoe
van uit hun wieg, geconditioneerd door de op elkaar inwerkende gevoelens en
gebeurtenissen uit het leven van de ouders, uit het leven van de grootouders en
ga maar verder en dan ben je er nog niet, hoe al dit heeft bijgedragen tot het
huwelijk van Anthony en Ruth is niet te beschrijven, niet te becijferen, niet
te achterhalen. Maar het gebeurde.
Achteraf
gezien is het zoals de baan die de aarde aflegt van zomerzonnewende tot
zomerzonnewende, ware het niet dat dit een vaststaand feit is dat we bij
voorbaat kennen, terwijl vele jaren ongekend het ogenblik was, waarop Anthony
en Ruth oog in oog voor elkaar zouden staan en
hun blik zich vasthaken zou tot in hun hart. Pas van dat ogenblik af, van
het ogenblik dat ze met hun gevoelens en gedachten elkaar wederzijds hebben bevrucht,
kenden we de baan, zoals we deze kennen van de aarde, die door hen zou afgelegd
worden.
Wisten
we dat uit die spirituele, liefdevolle
bevruchting een kiem zou ontstaan die groeien zou, die plant zou worden
en bloeien zou om vandaag, met stamper en stuifmeel bekroond, een prachtige, stevig
gestengelde bloem te worden.
En
als het zo gekomen is, als uit die onontwarbare massa gevoelens en
gebeurtenissen dit huwelijk is ontstaan, is het dan geen wonder, dat het kon?
En
durven we het misschien niet voorop stellen dat het een wonder is, is het dan
voor hen beiden geen wonderbaar ogenblik in hun leven: het jawoord dat ze
elkander gaven?
*
Het
was toen dat de tijd stil stond, toen dat het ademen ophield, een foto-fractie
in gedicht gestold:
Que serais-je sans toi qui vins à ma rencontre
Que serais-je sans toi quun cur au bois dormant.
Jai tout appris de toi sur les choses humaines.
Et jai vu désormais le monde à ta façon.
Jai tout appris de toi comme on boit aux fontaines
Comme on lit dans le ciel les étoiles lointaines.
Jai tout appris de toi, jusquau sens du frisson.
Louis
Aragon die dit schreef.
Of,
het geluk van vele dagen vandaag met het duurste parfum besprenkeld en
ingeschreven in het boek, op oud papier, verzegeld met rode lak om te bewaren
voor de eeuwigheid.
De
wereld er buiten, een wervelwind gebleven.
23-06-2012, 00:07 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-06-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 5/2 |
De herinneringen
stijgen op uit de nog smeulende haard, ze schreeuwen om genomen te worden, ze
overrompelen hem. Een naam ligt op zijn lippen maar hij wenst niet te denken
aan tederheid, niet aan ogen. Het beminnen is een onrust die zijn hart niet
meer dragen kan.
Hij ligt op de
sofa, het huis met de oude ruwe balken donker over hem.
Uit een korte slaap komt hij terug. De wind zucht in de
haard. Hij realiseert zich plots dat hij oud geworden is, dat zijn jeugd geleefd
is en de weinige sporen ervan zijn as geworden, opgegaan in rook.
Hoe, door het
impuls van een bepaald iets of iemand, een bepaalde beweging van zijn handen,
alles gestoord kan worden. En hij zich
nu de vraag gaat stellen wie het was die de beslissing nam, en waarom hij ze
nam, was hij het zelf, of waren het tal van kleine gebeurtenissen die zich
hadden opgehoopt in hem en een effect hadden gegenereerd dat onvermijdelijk
leiden moest tot de daad die hij gesteld had.
Maar wat een stom
gebeuren, verbranden wat hij met zoveel wijding had bewaard, al die kleine
geschreven stukjes tekst. Een uur ervoor, een minuut ervoor, had hij er zelfs
nog niet aan gedacht. Hij had zo maar zijn lade opengetrokken en alles eruit
gehaald en in een ogenblik van verdwazen, in een opwelling alsof hij zich
straffen wilde voor het leven dat hij gekend had, en enkele ogenblikken later
was alles verbrand alsof hij zich zelf offeren wou op de brandstapel.
Wie beslist er dan
over een daad, wie zegt dat ons leven en onze ingesteldheid tegenover het
leven, uiteindelijk niet beïnvloed werd door wat begon met de mens van Altamira
die, in een opwelling van de geest in hem, zijn hand heeft gekleurd met oker en
afgedrukt op de wand van de grot waar hij verbleef?
In feite is ons
leven, om te beginnen, volledig geconditioneerd geweest door de ouders die ons
op de wereld hebben gebracht, geconditioneerd door het ogenblik van de
conceptie hadden zijn ouders drie dagen later de liefde bedreven dan ware hij
geboren in een ander jaar, dan had hij zijn militaire dienst gedaan een jaar
later, op een andere plaats, dan had hij niet ontmoet wie hij nu heeft ontmoet,
etc., etc. - zodat we uiteindelijk moeten aanvaarden dat alles bepaald werd,
eeuwen, duizenden jaren ervoor en dat we het leven kregen dat ons wachtte en
geen ander.
22-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-06-2012 |
Zomerzonnewende |
Nu de aarde op haar
terugweg is en de dagen gaan korten, ben ik even teruggegaan naar het punt waar ik vertrokken ben met mijn
dagelijks verhaal.
Het was de dag dat ik
in Le Monde de zin las die ik enkele maanden erna terugvinden zou in de Spaanse vertaling
van José Saramagos: O Cuaderno.
Een
zin waarmee hij me niet alleen verraste maar tezelfdertijd in mij een verlangen
deed ontstaan hem na te volgen.
José
Saramago schreef deze zin op de dag van zijn 86ste verjaardag. Die
ouderdom had ik nog niet vandaag ook nog niet - en mijn kansen zo ver te
komen, liggen statistisch gezien niet zo heel hoog, alhoewel.
Die
bewuste dag in zijn en mijn leven schreef hij:
Ik
omhels de woorden die ik schreef, wens hen een lang leven toe en ik hoop verder
te kunnen schrijven zoals ik het tot nu toe heb gedaan. Er is hierop geen ander
antwoord.
Me abrazo a las palabras que he escrito. Les deseo
larga vida y recomienzo la escritura en el punto en que la había degado. No hay otra respuesta.
Het
zijn dus deze woorden die me geïnspireerd hebben om aan te vangen met deze Geschriften
die nu onder de vorm van een Blog worden verspreid en gelezen worden door een
beperkt maar zeer gewaardeerd publiek.
Deze
geschriften zijn in de eerste plaats getekend door mijn jeugd en de vele dagen
van het leven, gekleurd door de gebeurtenissen van elke dag, door boeken en
dagbladartikels. Het onvoorziene is er het onderwerp van.
Op
een dag zoals deze, waarop de aarde even schijnt te aarzelen, is het goed en
noodzakelijk terug te blikken op wat sedert dat fameuze begin werd gepresteerd.
Alles samengenomen is het een bundel van 900 paginas, wat te veel is voor een
boek gevuld met blogs. Maar mits uitzuivering moet ik toch 300 paginas kunnen overhouden.
Niet dat ik er fier op ben, het is maar een terugblik om me de vraag te
stellen: oude man - met zoals je denkt een nog levendige, creatieve geest, ga
je het nog volhouden, zoals de aarde het volhouden zal op haar weg naar het
punt dat ze pas verlaten heeft?
21-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-06-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 5/1 |
Maar zijn jeugd
strekt zich veel verder uit in de tijd. Hij is ook nog het kind dat barrevoets,
zoals hij nog net las op het blad dat hij verbrandde, aan de hand van
grootmoeder over het hete mulle zand van de veldweg loopt, daar waar de geur
hing van salie en wilde tijm, in het gegons van bijen en kevers. Een levende,
geurende veldweg zoals er thans geen meer zijn in dit land, en een grootmoeder
met tandpijn die ging bidden voor een of andere heilige in het kapelletje
midden in de velden, zoals er thans ook geen kapelletjes meer zijn.
Hij is de knaap die
de koe van zijn grootvader grazen laat op de on-omheinde weide aan de rand van
het bos, onbewust van de wereld over hem,
de knaap die braambessen plukt aan de rand van het bos, die van verbazen
misschien, en het spijt hem nog steeds, de vuursalamander doodt, terwijl hoog
in de lucht stippen van slierten bommenwerpers met hun verre geronk de stilte
van de velden vullen.
Hij is de knaap
terug die het koren bindt dat vader heeft gepikt. En laat in de zomer op de
raaklijn van de herfst, de knaap die het aardappelkruid verbrandt op het veld
en de aardappel eet die hij zwart uit het vuur heeft gehaald en waarvan de
smaak, nu hij eraan denkt, nog in zijn mond is.
De knaap van
dertien, veertien jaar, die met vader op de dorsvloer staat en met de vlegel,
in tweeslag het koren dorst in de schuur, een dorsvloer die, nu hij eraan
denkt, hem ook wijst op een passage uit het Oude Testament waar er ook sprake
is van een dorsvloer.
Wat een jeugd het
was waarin hij geborgen liep ver van het gewoel van de stad, in een onooglijk
gehucht van een dorp in Vlaanderen, een straat met wat huizen en wat buren die
op zomeravonden voor hun gevels zaten om te spreken over wat er gebeurde in de
verre wereld en de sterren zagen schuiven boven de hooioppers en de
korenmijten. Waarin is hij
veranderd, wat bezit hij nu dat hij vroeger niet bezat of wat bezat hij vroeger
dat hij nu niet meer bezit?
Hij bestaat uit een
ingewikkeld web van beelden en gedachten en als ook maar iets ervan wordt
aangeraakt trilt het ganse web.
Als hij terugdenkt aan
het vaderhuis met de boomgaard en de velden, vallen de sterren en verdwijnt het
laatste licht. Enkel het huis in de nacht heeft nog een stem en weet wat er was
van de geslachten die er leefden, weet van hun woorden en hun daden, weet van
hun vreugden en hun zorgen, van hun ouder worden en van hun verstarren in de
dood.
En komt het licht
terug. Het kruipt in de hagen waar de vogels zijn, het hangt in het suizen van
de populieren. Er is de zang van merel en van meesjes, er is een pomp die
slaat, een hond die blaft. Er is de ganse wereld die tot leven komt, onmerkbaar
en ontastbaar tot het licht openbarst over de velden en de weiden, en tot waar
de lijn der bossen is.
Hij wandelt er
doorheen over de veldweg achteraan de boomgaard, het brugje over de sloot met
helder water, met lisdodden en waterranonkel met irissen en biezen, over de
weide met margriet en boterbloem en distel, met kamille en valeriaan en
vogelwikke en reigersbek, koekoeksbloem en boerenwormkruid en nog zovele andere
waarvan hij een voor een de naam nog noemen kan. Hij wandelt langs de
korenvelden met papaver en korenbloem, en het bos aan de einder met netels en
stinkende gouwe en braambessen en kamperfoelie.
Hij die er langs
loopt, die de wildste geuren opsnuift, die het leven voelt trillen in elke
meeldraad, in elke stamper, in elke korrel stuifmeel met de bijen erover, de
vlinders. Wat bezat hij vroeger dat hij nu niet meer bezit?
20-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-06-2012 |
Wat is er van de Kunst |
De VIPs uitgenodigd op de
vooropening van de kunstbeurs van Bazel une
foire menacée de somnolence - werden bij hun aankomst geconfronteerd met
het beeld van zeven graafmachines opgesteld op een hoop omgewoelde aarde, naast
het gebouw van de beurs.
De vraag werd gesteld of dit
ook een kunstwerk was. Gelukkig - voor velen misschien een ontgoocheling werd
hen geantwoord - ik las dit in Le Monde: quil ne sagit pas dune oeuvre dart
quoique mais de la démolition dun ancien hall qui doit laisser place à un
nouveau
En als voorbeeld van die somnolence-
slaperigheid toont het dagblad ons een foto van een meer dan gigantisch, roos,
(gedachteloos), liggend beeld van Franz West, als voorbeeld van de hedendaagse
kunst.
Hoe het is binnengeraakt in
die hall is me een raadsel, ik zie het als tien man lang en drie man hoog, maar
het is kunst nu het zich bevindt binnen in de ruimte, wat niet het geval was
voor de zeven graafmachines.
Maar het kan allemaal en wie
weet of er niemand de idee oppikt en meeneemt naar een volgende beurs.
Gelezen in Le Monde van 15
juni 2012: Art Basel, une foire menacée de somnolence.
19-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-06-2012 |
Waarom ik schrijf |
Moeder, vader, wat is het
dat me er toe aanzet tot schrijven? Welke genen draag ik in mij, voortkomende
uit jullie of geconditioneerd door de positie van sterren en planeten, genen die
in zich de (zo voedende) drang kennen tot het creatief-zijn; het creatief
zijn onder om het even welke vorm, beroepshalve zoals het in het verleden was
en tevens op een totaal vrijblijvende wijze in om het even welk domein, dat
vandaag, bijna voluit, het woord is, het schrijven is?
Welke hunker leefde in mij,
toen ik als tien-, elf-, twaalfjarige aan tafel zat te schrijven en vader me
vroeg wat ik aan het schrijven was hij dacht wellicht aan straf ik hem vrij
en vrank antwoordde dat het een boek was dat ik schreef.
Vandaag weet ik dat ik gans
mijn leven geschreven heb, hetzij in gedachten, hetzij in realiteit, aan dat
ene grote boek het was ook de wens van Zhivago/Pasternak dat zou verbazen. Mijn
doel was echter niet gericht op de wereld, maar in de eerste plaats op het
verbazen van mezelf, het bewijs dat ik opvolgde wat ingeprent was in mijn
genen: maximaal creatief-zijn.
Natuurlijk, als ik het
aantal boeken zag waarmede de markt overspoeld werd, dat ik ook verleid werd om
ook mijn boek in de etalage te zien liggen. Maar met de jaren echter en het
on-succes dat ik op dit domein kende, is deze menselijke droom afgezwakt en
denk ik, diep kijkend in mezelf, dat de noodzaak van het creatieve meer en meer
de bovenhand heeft gekregen.
Daarom ook schreef ik in
mijn blog van een paar dagen terug dat ik betwijfelde of ik wel schreef voor de
Ander (als lezer) en niet eerder als de uitstraling van het creatieve in mij.
Ik weet wel dat mijn
kinderen me lezen, dat bepaalde vrienden me lezen, me herlezen misschien, en me
bijna angstvallig in het oog houden; dat ik dus zo maar niet één dag mag
overslaan wil ik hen niet ontgoochelen of verontrusten, maar dit is een totaal
andere verplichting die ik in mij draag, de verplichting, of ze nu ethisch is
of ingebakken, gericht te zijn zoals de Kosmos, bewegend en in evolutie, met al
de betekenissen die in deze woorden begrepen liggen, geformuleerd door Raymundo
Panikkar.
Een dierbare vriend schreef
me over het schrijven voor de Ander, schitterende woorden. Ik dacht aan
Saint-John Perse in zijn Anabase toen ik hem las :
Mais de mon frère le poète on a eu des
nouvelles. Il a écrit encore une chose très douce. Et quelques-uns en eurent
connaissance
18-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-06-2012 |
Vaux-le-Vicomte en Le Nôtre |
In een bijna
onopgemerkt artikel schrijft Le Monde van 15 juni dat de restauratie van de dak,
met een oppervlakte van 3.500 m², van het kasteel van Vaux-le-Vicomte, in het
Departement Seine et Marne, beëindigd werd en dat hiervoor 40.000 nieuwe leien
gebruikt werden. De dakbedekking zou nu opnieuw voor 150 jaar beveiligd zijn.
*
We waren in het
kasteel ver vóór de restauratie die begonnen is in 2007. We hoorden er dat het
kasteel gebouwd werd door Nicolas Fouquet, le
surintendant des finances de Louis XIV. De inhuldiging van het kasteel
vond plaats in het bijzijn van de koning
op 17 augustus 1661. Deze was zo geschrokken door de nog nooit geziene pracht
van kasteel en tuinen - tuinen aangelegd door André Le Nôtre - dat de koning het
niet langer kan aanzien en brandend van jaloezie, midden de feestelijkheden,
hals over kop het kasteel verlaat, terug
naar zijn veel sobere slaapstede.
Het zal misschien diezelfde
nacht geweest zijn dat Louis XIV, gedacht heeft in Versailles een nog mooier
kasteel te laten bouwen en een nog prachtigere tuin aan te leggen.
Een paar weken later,
op 5 september, wordt Fouquet aangehouden en zijn kasteel leeggehaald. De ganse
ploeg die gewerkt heeft aan het kasteel van Vaux-le-Vicomte wordt aangeworven
en André Le Nôtre wordt ontboden bij de koning die hem zegt : Le Nôtre, Je vous veux pour Versailles.
We kunnen ons moeilijk
voorstellen wat deze opdracht betekende voor Le Nôtre, misschien realiseerde
hij zich toen nog niet volledig wat deze van hem zou eisen, want uit hun
samenwerking, die 35 jaren zal duren, zal een tuin ontstaan waarvan het concept
Versailles zal plaatsen in het centrum van de wereld.
De tuin wordt,
schrijft Orsenna, la seule histoire
occidentale qui impressionnait Quianlong, lempereur de Chine, le créateur du
Jardin de la Transparence parfaite.
Vijf woorden maar,
vijf woorden die een leven vullen, die een chantier van 1.000 Ha, met
tienduizenden werkkrachten in beweging zal brengen. En Le Nôtre zal zijn koning
niet beschamen. Hij denkt en werkt en plant. Hij maakt van een moeras een grote
open tempel, met de lucht, de sterren en de zon als koepel, met vijvers en
fonteinen, met grote grasperken, met bloemen, planten en bomen en met le Grand Canal waar op 25 augustus, de
feestdag van de Heilige Lodewijk, de zon in een rode gloed ondergaat. En dit zichtbaar
van uit de kamer van de koning, gelegen in het midden van het kasteel, le centre du monde, le lieu magique où se
croisent laxe nord-sud, celui de leau, et laxe est-ouest, celui du soleil.
De creatie van André
Le Nôtre wordt een tempel van de natuur een reusachtige tuin, een tuin waarmede
hij verweven is, die hij meeneemt naar zijn slaapkamer, naar zijn woonruimte,
meeneemt op zijn bezoeken, en meeneemt in zijn gesprekken. Een tuin die binnen
in Le Nôtre is gegroeid, zijn koning, zijn god, verheerlijkend.
Le Nôtre je vous veux pour Versailles.
Le Nôtre was nog geen
30 jaar als hij aan de tuin begon, hij zal er zijn verder leven actief, tot de
dag van zijn dood, in 1700 mee begaan
zijn. Wie hij was lezen we bij Orsenna, maar typerend voor de mens Le Nôtre is
wel volgend verhaal dat we u niet onthouden willen. Het is het verhaal van Le
Nôtre in audiëntie bij de paus.
Innocentius XI was
een groot liefhebber van tuinen en nu hij gehoord heeft dat Le Nôtre in Rome
verblijft nodigt hij hem uit in het Vaticaan. En Le Nôtre vertelt alles over
Versailles, over de fonteinen, de watervallen, over het kanaal dat hij heeft
laten graven met de ondergaande zon op de feestdag van Saint-Louis. Uren duurt
hun gesprek. Le Nôtre verklaart, tekent is een vuur en vlam en roept uit:
je ne me soucie plus de mourir, jai vu les deux plus
grands hommes du monde, Votre Sainteté et le roi mon maître. Innocent XI secoue
lentement sa vieille main fatiguée: Le roi est un grand victorieux; je suis un
pauvre prêtre, serviteur des serviteurs de Dieu. A ces mots, Le Nôtre ne
controle plus son émotion
Il prend le pape dans ses bras et
lembrasse.
Le Nôtre kan niet nalaten dit gebeuren, in een brief te vertellen aan
zijn vriend Bontemps, premier valet de
chambre du roi. Deze geeft de brief door aan de omgeving van de koning en
de brief wordt bij zijn ontwaken voorgelezen aan zijne majesteit. Et la cour adorant le jeu, lon commence dengager des sommes sur la
réalité de la scène.
Ne pariez pas, dit Louis
XIV,chaque fois que je reviens de campagne, Le Nôtre membrasse aussi.
(pag.124/5).
Had onze (arme) Nicolas Fouquet surintendant
des finances de Louis XIV, die zijn verder leven in plaats van in zijn
kasteel heeft doorgebracht in een cel, geen kasteel gebouwd in Vaux-le-Vicomte
en de toen nog jonge André Le Nôtre niet gevraagd voor zijn tuinen, dan ware
Versailles misschien wel gebouwd geweest, maar naar alle waarschijnlijkheid
niet de tuinen, deze van André Le Nôtre.
En had ik niets gelezen over het dak van Vaux-le-Vicomte in Le Monde dan
had ik geen blog geschreven over Le Nôtre.
Geraadpleegd werd: Érik Orsenna : Portrait
dun Homme heureux, André Le Nôtre 1613-1700, librairie Arthène Fayard, 2000.
17-06-2012, 01:07 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-06-2012 |
Cosmotheandric principle |
Ik
heb een groot tekort aan literatuurkennis, als ik de essays doorwerk van Stefan
Hertmans, gebundeld in zijn Milete en zijn Arcadia en daarenboven een even
groot tekort aan woordvaardigheid en zinsopbouw.
Het
is een tekort dat ik onmogelijk nog opvullen kan. Hertmans vertrekt van uit het
domein van de wereldliteratuur die hem eigen is, ik daarentegen vanuit een paar
boeken die ik las, weliswaar behorend tot die wereldliteratuur, maar dan in mij
opgenomen als alleenstaande en niet gesitueerd als evolutie-element in de
totaliteit van die literatuurgeschiedenis.
Op
dagen zoals deze, ervaar ik dit als een gebrek en een duidelijke rem om door te
dringen met mijn geschriften tot het domein en het hart van de literatuur.
Aldus blijf ik voor altijd een zondagsschrijver die zich tevreden moet stellen
met wat natuurbeelden die hij hier en daar heeft gesprokkeld, gekleurd met wat
gedachten die hij enigszins heeft aangepast, gehaald uit boeken en die hij
terug oproept op een sterk persoonlijke wijze. Veel meer is het niet.
Of
mijn schrijven daarenboven iets te maken heeft met wat Hertmans noemt het
verlangen naar de ander en het dus in wezen een ethische kwestie zou zijn kan
ik niet volledig beamen. Ik denk dat ik schrijf van uit de nood om creatief te
zijn, en creatief zijnde, schoonheid voort te brengen, of het nu de schoonheid
van woord en gedachte betreft, de schoonheid van lijnen en kleurvlakken, of de
schoonheid van het bij elkaar brengen in een kader, van stukjes natuurlijk
materiaal, het komt er niet op aan, het is schoonheid die ik beoog waarmee ik
me buitensluit uit de gemeenschap van de hedendaagse kunst - in de eerste
plaats, om via die schoonheid een
waarheid te verkondigen, deze van mijn kosmische, zo materiële als spirituele verbondenheid
die als een vorm van religiositeit wordt beleefd.
Ik
schreef het reeds herhaaldelijk, of liet het dan toch uitschijnen, mijn
paradigma is het cosmotheandric principle
(cosmos, theos, anthropos) van Raymundo Panikkar, met God, Kosmos en Mens innig in elkaar verstrengeld, zoals
het omschreven staat in Belonging to the
Universe
Het
is aldus in het domein van de creativiteit, ook het domein van kosmos en
natuur, dat ik me als individu, met zijn hunker naar het literaire wil
opstellen.
Ik
wil er evenwel nog het volgende aan toevoegen: waar Amélie Nothomb enkele
paginas Michaux suggereerde ( mijn blog van 1 juni) aan de leeg geschreven
auteur, het voor mij ook volstaan zou enkele paginas Hertmans te lezen om te
weten waarmede ik mijn blog-avontuur kan verder zetten.
16-06-2012, 00:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-06-2012 |
IJdelheid |
Ik
mailde aan een vriend, die terugkomend uit verlof, me enkele filosofische
beschouwingen over het leven had toegestuurd, dat ik tot de bevinding gekomen
was dat het dag aan dag bijhouden van een blog ijdelheid was. En dat, nu mijn
blog al een lange tijd lopende was en ik had vastgesteld dat de uitstraling
ervan zeer beperkt was, het nog ijdeler was er mee verder te gaan.
Ook
had ik gezien dat niet iedereen met een blog, getekend wordt door deze
ijdelheid. Dat, als ik dagelijks enkele blogs opvolg - een in het bijzonder -
ik vaststel dat hun blog geen must is voor hen, dat ze een grotere soberheid kennen
wat de regelmaat van hun blogs betreft en dat ze zeker niet de ijdelheid hebben
die mijn blog ontsiert.
Dit
zwart op groen geschreven staande, welke reden of redenen kan ik inroepen om verder
te bloggen?
Of
hoe kan ik me er van overtuigen dat mijn blog niets te maken heeft met
ijdelheid, dat ik weet heb van zijn minimale waarde, uitgedrukt in het aantal
bezoekers dat in dalende lijn ligt in plaats van te stijgen naar (astronomisch)
hoge cijfers. Dat dit besef, het ijdel karakter van mijn blog minimaliseert en
dat het verder zetten ervan het bewijs is dat er andere gevoeligheden aan de
basis liggen, die niets te maken hebben met succes of geen succes, maar met
mijn noodzaak en mijn drang te kunnen schrijven en het schrijven onder vorm van
blog, precies de regelmaat die ik zoek in zich draagt.
Vergeef
dus mijn ijdelheid. Ik ben er me van bewust en vergeef me ook dat ik onder deze
vorm verder ga, even nog, tot de zomer,
tot de herfst, tot de winter
tot de dag dat ik opgeroepen wordt om op andere
plaatsen mijn woord te verspreiden.
Voorlopig
maakt het deel uit van wat me nog rest.
15-06-2012, 00:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-06-2012 |
Bedenking |
Is
het verkeerd als ik denk dat ik de wereld van de literatuur betreed als ik
schrijf; dat mijn blog iets meer is dan wat bedenkingen die me dag na dag te
binnen vallen, die opduiken uit de bomen,
uit het gekweel van de vogels, uit mijn verre jeugd die ik steeds opzoeken
wil maar die verder en verder wegschuift van mij; landschappen,
gebeurtenissen, gesprekken, ontmoetingen, boeken: is het verkeerd als ik elke
dag al deze rubrieken ga aftasten om er iets uit te halen dat als literatuur
kan gezien worden?
Want
het is mijn bedoeling met mijn blog literatuur te bedrijven, geen
dagbladartikels te schrijven over des
faits divers, maar teksten te brengen die uitstijgen boven het alledaagse.
Als
ik daar in slaag in geslaagd ben - dan is mijn blog een winstpunt en kan ik
verder. Zoniet is het maar wat woorden bij elkaar gebracht om vlug te vergeten.
14-06-2012, 06:30 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-06-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 4/3 |
Het was begonnen
bij het rek Poetry en de Four
Quartets en verder gezet in de tearoom op de verdieping. Hij wist niet
meer waarover ze gesproken hadden, misschien over Mahler, want een paar dagen
later had ze hem de Duitse tekst van Das
Lied von der Erde gegeven met bovenaan, schuin in de marge : Life could be a dream!
Later toen zich
alles geëffend had, lijk het water van de vijver zich effent na een windvlaag
maar alles levend blijft onder het wateroppervlak, was hij regelmatig
teruggegaan naar die bookshop, hopende niet zozeer haar terug te zien, maar
om terug, al was het maar in te ademen wat geweest was. Telkens was hij dan
boven in de zaal een thee gaan drinken met een boek open naast zich maar lezend
in zijn herinneren.
Hij verbleef toen
in een kleine stad en zij telefoneerde hem telkens in de lente. En het gebeurde
dat de kerselaar in bloei stond in de tuin van de gebuur. En als de avond viel
en het verlangen steeg in hem, was het alsof de witte schemer van de bloesem de
stem was van haar die hij had liefgehad en zoals Zhivago, gevangen gehouden in
het winterwoud, in de lijsterbesboom Lara meende te zien, zo was zij zijn
bloeiende kerselaar in de schemer van de nacht.
Hij had haar een
laatste maal teruggezien. Hij had voor haar gestaan. Hij wist dat alles
herbeginnen kon indien hij haar slechts heel even maar had aangeraakt, even
maar zoals zij hem destijds had aangeraakt. Hij dacht aan de vrouw thuis en aan
de kinderen en in dit ene mogelijke ogenblik kwam hij er niet toe alles terug
open te rukken.
13-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-06-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 4/2 |
Zijn autodafe is
evenwel niet volledig geweest want ook zijn essay over Elias heeft hij
teruggenomen en ook zijn vele dagboeken heeft hij gespaard en nochtans was het
met deze dat hij had moeten beginnen.
Maar welke weemoed
in dit ene gedicht dat hij had overgehouden: Te weten en niet te weten, te
houden en niet te houden, haar niet te bereiken mond waar elke stond zijn
aanvang vond.
Dan herinnerde hij
zich. Het was de namiddag, na de bank, dat hij T.S. Eliot ontdekte in een
Engelse boekenwinkel van de hoofdstad. Hij stond bij het rek Poetry en had een dun boekje genomen
en zijn ogen lazen de eerste zin ervan, toen ze naast hem stond, en ze heel
even maar zijn hand raakte. Hij kende haar. Hij zag haar regelmatig en ze
groette hem telkens met een zachte, belovende glimlach. Hij herinnerde zich
niet meer of hij toen een afspraak had gemaakt met haar, maar ze stond waar hij
stond en Eliot was tussen hen. Intuïtief wisten ze wat volgen zou, alhoewel het
ook een onmogelijke liefde was, maar de eerste stap was gezet en de andere
zouden onvermijdelijk volgen.
Eliot, denkt hij,
hoe diep heb jij en heeft zij me toen niet geraakt. Het nu van dat ene
ogenblik dat zich verplaatst in de tijd naar het nu van deze avond,
onuitwisbaar. Alsof hij haar nog altijd bezitten kan, alsof er nimmer een
afscheid is geweest, geen weggaan van elkaar, zij verdwijnend tussen de mensen
in de drukke straat en hij, verdwaasd en verloren achter gebleven.
12-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-06-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 4/1 |
En meer hoeft hij
niet over te nemen van een grote pagina uit de wereldliteratuur, meesterlijk,
zoals Joyce op zovele plaatsen een grootmeester is.
Als hij alles
verbrandt is dan alles dat opgeborgen ligt in de donkerste plaatsen van het
hart, vergeven en vergeten, omdat hij nu anders bestaat met andere accenten en
andere gevoeligheden en omdat de pijn in hem om het verkeerde dat hij deed,
geen pijn meer is maar een holte van pijn?
Een beweging van de
hand is voldoende en er is de wil om het te doen en ook een andere wil die zegt
het niet te doen. Maar zijn hand boven het vuur laat al enkele bladen vallen.
Hij weet van Dante die dit in bijna-alchimistische kleuren beschreef:
Alvorens
het papier vuur vat
komt
in het blad een bruine kleur
die
nog niet zwart is en het wit dat sterft.
Zo blad na blad
even aangeraakt en enkele woorden nog bekeken en nog even zijn herinneren
geopend op een kier. En toch een blad opzij gelegd en achteraf, als alles as
werd en de twijfel stijgt om wat hij deed, dat hij lezen gaat :
De blauwe morgen en de sneeuw
verdromen zacht haar blank gelaat.
Haar
niet te bereiken mond
waar
elke stond zijn aanvang vond,
een onbeschreven blad dat in het buigen
van haar handen om beminnen bad.
Wanneer had hij dit
geschreven en naar aanleiding van wie of van wat. Een som van woorden die,
genomen in hun totaliteit, een sfeer oproepen van verlangen en pijn en van het
uit elkaar gaan. Wist hij nog wel wie met haar werd bedoeld, welk gelaat erin
verscholen lag, welke mond het was, die hij kuste of kussen wou?
Al kon het ook de
Sibylla Sambetha geweest zijn over wie hij eens een lang gedicht had geschreven
omdat hij stelde dat het een schilderij was over een onmogelijke liefde, tussen
Memling en de Sibylla, van wie hij dacht dat het Maria Moreel kon geweest zijn die
hij schilderde. Een liefde zoals deze van Beatrice en Dante. Ook Marias kleed is
alchemistische gekleurd, rood, wit, zwart, en hij had gedacht dat dit een
bijzondere betekenis droeg.
Doch ook de schets
voor dit lang gedicht over Maria Moreel en Memling is as geworden. Hij wist enkel
nog hoe het begon: de tijd is niets, Maria. En de spijt overvalt hem ineens
het verbrand te hebben, spijt niet geluisterd te hebben naar de stem in hem om het
niet te doen, een stem die hem nu harde verwijten toestuurt.
11-06-2012, 00:18 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-06-2012 |
Joseph Brodsky |
En als hij buiten komt, als het
eekhoorntje wegspringt uit het gras en de den inklimt, als hij naar de
brievenbus gaat, hopende op een brief, komende uit het gewelf van de dagen over
hem, komende van om het even wie, O Brodsky:
The dreams
you dream are not of girls half nude
but of your
name on an arriving letter.
Ik ken hoegenaamd niet de eenzaamheid die Joseph
Brodsky moet gekend hebben toen hij dit gedicht schreef. Maar ik ken wel
hetzelfde gevoel als ik naar de bus ga en hoop een brief te vinden die noch
factuur, noch publiciteit is, maar een teken van leven van een verre vriend,
hoe verder af in de tijd hoe beter, en het mag ook van een vriend dichterbij,
ik ben niet kieskeurig vandaag mag het ook een e-mail.
Ik herinnerde me deze zin uit Brodskys bundel, zocht
het op en begon te herlezen, wat ik op 14.01.1988 had gekocht en toen zal
gelezen hebben. Keek naar de zinnen die ik onderlijnd had. Of ik alles gelezen
heb betwijfel ik, maar heel wat gedichten kregen mijn aandacht.
Had ik meer in en van de wereld geweest, meer actief
geweest en gesteld op publicatie, wie weet, ik had ook dergelijke dingen kunnen
schrijven.
Echter niet de dingen die Delphine Lecompte schrijft
en waar, een paar weken terug, Luuk Gruwez mijn aandacht op vestigde en me
achterliet met de vraag, hoe slaagt Gruwez erin over dergelijke bundel een
pagina van de Standaard te
vullen. Vooral als hij het heeft over: Het
systeem in de waanzin.
Ik heb helemaal niets tegen de gedichten van Lecompte
als dusdanig. Ik vind het wel interessant als ik lees van haar:
Iedere nacht word ik wakker
Om 1u40 omdat mijn ouders mij dan maakten
En ze laat het daar niet bij. Goed het kan allemaal.
Ik denk dat mijn ouders, als ik afga op de data, me hebben doen ontstaan op hun
huwelijksnacht, niet ervoor en niet erna. En eigenlijk is dit geen detail dat
zo maar te verwaarlozen is want het was bepalend voor mijn ganse leven, ook
voor wat ik nu schrijf.
Maar Delphine Lecompte kan ik enkel gelukwensen dat ze
erin geslaagd is haar dichtbundel uit te geven, zover heb ik het nog niet
gebracht.
En Gruwez moet ik bewonderen omdat hij, zoals ik
Brodsky, Shakespeare is gaan opzoeken en wel de Polonius uit zijn Hamlet die ons vergast op:
Though this be
madness, yet there is method int.
Is er iemand geweest die Gruwez hiervoor heeft
gefeliciteerd. Ik betwijfel het, al kan ik me vergissen. Gruwez neemt zijn
toevlucht tot dit stukje zin omdat hij aldus, zonder omwegen, zijn titel
formuleren kan en over de dichtbundel gerust schrijven kan:
We komen een heel eind wanneer we er van uitgaan dat ons hier uit de
hand gelopen dromen worden voorgeschoteld.
Gruwez heeft het verder over aberraties die zich her
en der voordoen en zorgen voor een vervreemdend effect. Wat de lezer zou
kunnen aanzetten om de gedichten te gaan lezen omwille van dit vervreemdend
aspect. En zelfs als hij besluit met:
Ze zet ons een heksenketel voor
met een receptuur waarvan ze zich de ingrediënten niet altijd evengoed
herinnert.
Eens te meer bedrijft Luuk Gruwez hier een heerlijk
stuk literatuur. Hij weze er nogmaals voor geprezen ook voor vorige bundels
waarover hij schreef - hopelijk hier ook door Delphine Lecompte, al was het
maar omdat ze hierdoor optreedt in mijn Blog, naast Joseph Brodsky, wat niet
weinig is.
10-06-2012, 05:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-06-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 3/3 |
De knipsels en
beschreven bladen nog op de tafel. Een oneindige niet te noemen droefheid die
hem overvalt, alsof hij de dood raken kon, alsof hij de dood roepen wou, alsof
zijn uitgestalde geschriften de voorbode waren van wat komen ging.
Hij kan nu, in één
beweging alle geschriften van vroeger in de vlammen gooien, al wat hij geweest
was, gedacht had en genoteerd had op losse bladen, getypt of met de hand
geschreven. Bladen met één zin erop, met een gedicht erop, met een kort
verhaal, een essay over Gilliams Elias.
Al wat uit hem, uit
zijn droom en zijn realiteit, uit het niets van het niets van het onmogelijke
niets was ontstaan, zoals in het neither-gedicht
van Samuel Beckett dat Stefan Hertmans hem leerde kennen.
Ontstaan, in de
vroege morgen als in de late nacht, in de trein zoals hij zag van Louis Paul
Boon - als op het werk, in de concertzaal als onder de bomen en op vele andere
plaatsen waar hij kwam. Telkens en telkens als hij het woord voelde zwellen in
hem en de zin van Hermes Trimegistos : pense
être partout en même temps, dans la mer, la terre et le ciel, hem bezocht.
Wie was het die dit
alles opgetekend had. In welke mate had dit nog iets gemeen met de persoon van
nu.
In een opwelling,
die de wind had binnen gewaaid, had hij al de laden van zijn bureau
leeggemaakt. De vele knipsels uit diverse dagbladen en de vele beschreven en
half beschreven bladen papier voor hem neergelegd.
Als hij alles
verbranden zou, zou dan ook verdwijnen wat hij ooit geweest was: de vreugde die
hij had gebracht maar ook de pijnen, gebundeld als in een ruiker gedroogde
planten en bloemen; vele details ervan vergeten, maar berouw om het verkeerde
dat hangen blijft als hij keer op keer een woord, een zin terug gaat nemen en
leven laat in de sappen van zijn herinneren, zoals ook James Joyce het zo
oneindig goed te zeggen wist in zijn Ulysses, en de zin in hem gebrand,
over wat Joyce zegt over sins or evil memories:
There are sins or (let us call them as the world calls
them) evil memories which are hidden away by man in the darkest places of the
heart but they abide there and wait. He may suffer their memory to grow dim,
let them be as though they had not been and all but persuade himself that they
were not or at least were otherwise. Yet a chance word will call them forth
suddenly and they will rise up to confront him
09-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-06-2012 |
La Isla desconocida |
Elke morgen hoop
ik, in de zang van de vogels te lezen wat de dag me brengen zal: of ik in de
klanken een teken hoor dat wijst op een wijziging in het weer of, maar dat is
dan de weerklank ervan in mij, op iets dat de dag brengen zal.
In het
ochtendgloren verwacht ik wel niet van de vogels te vernemen dat de onvergeeflijke
onachtzaamheid van de Europese politiekers geleid heeft tot de val van de Euro,
maar eerder of er in hun gezang en in het gefluister van de bomen geen aangenaam
gebeuren wordt aangekondigd: een brief misschien, een telefoon, een e-mail, een
onverwacht antwoord komende van een verre vriend - een oud-collega uit de Bank
- op een van mijn blogs?
Vooral dit
laatste zou me verheugen en die mogelijkheid is, of ik nu luister of niet naar
de vogels en naar de bomen.
Alles kan gebeuren
ook een brief van het Hoofd van de Bank met positief nieuws als antwoord op
mijn brief van april of ik me nu effectief verplaats of me verplaats in
woorden of in gedachten. Zo lang er dit
verwachten is voel ik me goed en kan ik schrijven. En om te kunnen schrijven is
wat komen zal me het liefst.
Ik daag noch
het lot uit, noch Vrouwe Fortuna. Er is wat zijn zal. Er is wat in de geheimenis der
dingen wordt voorbereid, zo in ons als buiten ons, zo op alle plaatsen van ons
lichaam en geest als op alle plaatsen van hemel en aarde.
De aarde die
zich, met een afschrikwekkende snelheid, zich wentelend om haar as, door het
Universum zwiept, gehaakt aan de zon, en er is de planeet Venus die het waagt, van
tijd tot tijd, zich te projecteren op de
schijf van de zon, zoals het gisteren gebeurde of was het eergisteren al. En van
Venus weten we precies wanneer het nog
eens zal gebeuren, al hebben niet nodig het te weten, maar niemand weet wat er
in zijn leven een van de volgende momenten zal gebeuren. Geen
ogenblik zijn we veilig, geen fractie van een ogenblik. Zoals we het niet waren
in het verleden zo zijn we het niet in de toekomst. Een toekomst
die zich vormt en waar we weinig in de pap te brokken hebben. We eten de pap
zoals hij wordt opgediend.
Het weze zo:
dit nog eens een blog zijnde bestemd voor la
isla desconocida en el Pacifico.
08-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-06-2012 |
De Dromer die hij is |
Heb meer en
meer het gevoel dat mijn blog even goed niet kan geschreven worden Dat het
absoluut geen verlies zou betekenen, eerder een verlossing. In de eerste plaats
voor mezelf, en dan zeker voor de enkelen die me getrouw gaan opzoeken om de
boodschap te lezen die ik voor hen heb ingelogd, alhoewel die meestal, en ik
besef het, te langdradig is.
Evenwel, jij
die mijn blog opzoekt en me ongelezen achter laat hebt je niets te verwijten.
Ik ook lees soms enkel de titels van het dagblad, waarin zovelen hun best
hebben gedaan om met zorg en toewijding hun artikel te schrijven. Als ik dan
niet gelezen zou worden dan ligt de schuld vooral bij mij en niet bij jou.
Maar de schrijver
in mij - niet de Ugo dOorde - laat zich echter niet zo gemakkelijk, zelfs al zou
hij er soms willen mee stoppen, van de
wijs brengen.
Zo, hij zal
verder, al blijft zijn hoop meer lezers aan te trekken onvervuld, de ziel uit
zijn lijf schrijven en zijn slaap er voor opofferen.
Hij is en blijft
een dromer in zijn oude dagen.
07-06-2012, 00:21 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-06-2012 |
Dromen |
6
juni, de geboortedag van moeder. Ze was van de zesde dag van de zesde maand van
het zesde jaar van de eeuw en ze was de jongste van zes.
Maar
het is niet over haar dat mijn blog zal lopen, al kwam ze in mijn gedachten
toen ik 6 juni typte.
Mijn
broer Georges zal er ook aan gedacht hebben.
Ik wou enkel zeggen vanmorgen dat je niet
denken moet dat een blog rozengeur en maneschijn is en dat dus het schrijven
ervan me geen moeite kost. Neen, il me faut une première phrase, een eerste zin
om de dag in te wijden, en op te staan uit de flarden van dromen die de slaap heeft
achtergelaten in mij. En deze morgen zocht ik naar een opening op iets heel origineels,
iets irreëels, iets droom gebonden en droom gehouden.
Wellicht
omdat ik nog steeds onder de invloed sta van wat ik las bij Michaux en ik een
blog zou willen brengen dat even vreemd lijkt, even weird, even bizarre van inhoud en vormgeving. Het is me dus
duidelijk dat Michaux besmettelijk is voor iemand die meent te moeten/mogen
schrijven zoals ik.
Ik
weet wel niet wat grote schrijvers erover denken, ken er trouwens maar één, aan
wie ik het zou kunnen vragen, maar die is in volle bevalling van een nieuw boek.
Maar zeker is het, die Michaux is verrassend.
En
eigenlijk heb ik zijn woorden of tekeningen niet nodig, het boek als dusdanig, in mijn bezit heeft zijn
verhaal. Het is het teken van een vriendschap. Het werd me geschonken door een
goede vriend, Michel Jamar, nu opgeslorpt door de jaren die er overheen zijn en
niet te bereiken via e-mail, een oud-collega in wat toen nog in dit land de
Bank der banken was. Met wie ik elke werkdag, na de lunch, op het terras van de
Bank op en neer wandelde, vertellend over muziek, over kunst en vooral over over
grote namen in de literatuur, zoals Musil, Canetti, Proust, Chateaubriand.
Op
een dag had hij een boekje mee over een schrijver met een voor mij totaal vreemde
naam, een boekje van ongewoon formaat, met licht groen couvert waarop een meer dan eigenaardige tekening
voorkwam. Hij had zijn vinger tussen de bladzijden en ik hoor hem nog een paar
lijnen lezen, terwijl hij verder wandelde, met in de ene hand het boekje open
en in de andere hand een reep chocolade die hij, zoals elke middag eten zou. Ik
herinnerde me nog dat het een verhaal
dat iets zegde over 25 december, ik neem er hier een deel uit over weet wel
niet of het geen inbreuk is op het auteursrecht - en schreef Michaux:
Il avait marché,
ma-t-on dit, pendant des années et des siècles, consultant le calendrier.
Et à présent il
vérifiat si tout le monde était là,
En
verder:
Cest quà ce 25
décembre, il avait donné rendez-vous, autrfois, il y avait six cent six ans à
des soldats dont les parents nétaient pas nés
En
om te eindigen :
Quand tout se tint
au rendez-vous, il fut trouvé mort, mais encore tiède.
Ik
vind dat deze enkele lijnen ook door Rimbaud hadden kunnen geschreven zijn.
Maar
het wordt niet de dag van Michaux, ik laat hem hier achter, het zal de dag van
moeder worden, ik zal ze niet uit mijn gedachten kunnen zetten vandaag. En
zeker niet de laatste weken, dagen van haar leven.
06-06-2012, 00:03 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |