 |
|
 |
|
|
 |
08-06-2012 |
La Isla desconocida |
Elke morgen hoop
ik, in de zang van de vogels te lezen wat de dag me brengen zal: of ik in de
klanken een teken hoor dat wijst op een wijziging in het weer of, maar dat is
dan de weerklank ervan in mij, op iets dat de dag brengen zal.
In het
ochtendgloren verwacht ik wel niet van de vogels te vernemen dat de onvergeeflijke
onachtzaamheid van de Europese politiekers geleid heeft tot de val van de Euro,
maar eerder of er in hun gezang en in het gefluister van de bomen geen aangenaam
gebeuren wordt aangekondigd: een brief misschien, een telefoon, een e-mail, een
onverwacht antwoord komende van een verre vriend - een oud-collega uit de Bank
- op een van mijn blogs?
Vooral dit
laatste zou me verheugen en die mogelijkheid is, of ik nu luister of niet naar
de vogels en naar de bomen.
Alles kan gebeuren
ook een brief van het Hoofd van de Bank met positief nieuws als antwoord op
mijn brief van april of ik me nu effectief verplaats of me verplaats in
woorden of in gedachten. Zo lang er dit
verwachten is voel ik me goed en kan ik schrijven. En om te kunnen schrijven is
wat komen zal me het liefst.
Ik daag noch
het lot uit, noch Vrouwe Fortuna. Er is wat zijn zal. Er is wat in de geheimenis der
dingen wordt voorbereid, zo in ons als buiten ons, zo op alle plaatsen van ons
lichaam en geest als op alle plaatsen van hemel en aarde.
De aarde die
zich, met een afschrikwekkende snelheid, zich wentelend om haar as, door het
Universum zwiept, gehaakt aan de zon, en er is de planeet Venus die het waagt, van
tijd tot tijd, zich te projecteren op de
schijf van de zon, zoals het gisteren gebeurde of was het eergisteren al. En van
Venus weten we precies wanneer het nog
eens zal gebeuren, al hebben niet nodig het te weten, maar niemand weet wat er
in zijn leven een van de volgende momenten zal gebeuren. Geen
ogenblik zijn we veilig, geen fractie van een ogenblik. Zoals we het niet waren
in het verleden zo zijn we het niet in de toekomst. Een toekomst
die zich vormt en waar we weinig in de pap te brokken hebben. We eten de pap
zoals hij wordt opgediend.
Het weze zo:
dit nog eens een blog zijnde bestemd voor la
isla desconocida en el Pacifico.
08-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-06-2012 |
De Dromer die hij is |
Heb meer en
meer het gevoel dat mijn blog even goed niet kan geschreven worden Dat het
absoluut geen verlies zou betekenen, eerder een verlossing. In de eerste plaats
voor mezelf, en dan zeker voor de enkelen die me getrouw gaan opzoeken om de
boodschap te lezen die ik voor hen heb ingelogd, alhoewel die meestal, en ik
besef het, te langdradig is.
Evenwel, jij
die mijn blog opzoekt en me ongelezen achter laat hebt je niets te verwijten.
Ik ook lees soms enkel de titels van het dagblad, waarin zovelen hun best
hebben gedaan om met zorg en toewijding hun artikel te schrijven. Als ik dan
niet gelezen zou worden dan ligt de schuld vooral bij mij en niet bij jou.
Maar de schrijver
in mij - niet de Ugo dOorde - laat zich echter niet zo gemakkelijk, zelfs al zou
hij er soms willen mee stoppen, van de
wijs brengen.
Zo, hij zal
verder, al blijft zijn hoop meer lezers aan te trekken onvervuld, de ziel uit
zijn lijf schrijven en zijn slaap er voor opofferen.
Hij is en blijft
een dromer in zijn oude dagen.
07-06-2012, 00:21 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-06-2012 |
Dromen |
6
juni, de geboortedag van moeder. Ze was van de zesde dag van de zesde maand van
het zesde jaar van de eeuw en ze was de jongste van zes.
Maar
het is niet over haar dat mijn blog zal lopen, al kwam ze in mijn gedachten
toen ik 6 juni typte.
Mijn
broer Georges zal er ook aan gedacht hebben.
Ik wou enkel zeggen vanmorgen dat je niet
denken moet dat een blog rozengeur en maneschijn is en dat dus het schrijven
ervan me geen moeite kost. Neen, il me faut une première phrase, een eerste zin
om de dag in te wijden, en op te staan uit de flarden van dromen die de slaap heeft
achtergelaten in mij. En deze morgen zocht ik naar een opening op iets heel origineels,
iets irreëels, iets droom gebonden en droom gehouden.
Wellicht
omdat ik nog steeds onder de invloed sta van wat ik las bij Michaux en ik een
blog zou willen brengen dat even vreemd lijkt, even weird, even bizarre van inhoud en vormgeving. Het is me dus
duidelijk dat Michaux besmettelijk is voor iemand die meent te moeten/mogen
schrijven zoals ik.
Ik
weet wel niet wat grote schrijvers erover denken, ken er trouwens maar één, aan
wie ik het zou kunnen vragen, maar die is in volle bevalling van een nieuw boek.
Maar zeker is het, die Michaux is verrassend.
En
eigenlijk heb ik zijn woorden of tekeningen niet nodig, het boek als dusdanig, in mijn bezit heeft zijn
verhaal. Het is het teken van een vriendschap. Het werd me geschonken door een
goede vriend, Michel Jamar, nu opgeslorpt door de jaren die er overheen zijn en
niet te bereiken via e-mail, een oud-collega in wat toen nog in dit land de
Bank der banken was. Met wie ik elke werkdag, na de lunch, op het terras van de
Bank op en neer wandelde, vertellend over muziek, over kunst en vooral over over
grote namen in de literatuur, zoals Musil, Canetti, Proust, Chateaubriand.
Op
een dag had hij een boekje mee over een schrijver met een voor mij totaal vreemde
naam, een boekje van ongewoon formaat, met licht groen couvert waarop een meer dan eigenaardige tekening
voorkwam. Hij had zijn vinger tussen de bladzijden en ik hoor hem nog een paar
lijnen lezen, terwijl hij verder wandelde, met in de ene hand het boekje open
en in de andere hand een reep chocolade die hij, zoals elke middag eten zou. Ik
herinnerde me nog dat het een verhaal
dat iets zegde over 25 december, ik neem er hier een deel uit over weet wel
niet of het geen inbreuk is op het auteursrecht - en schreef Michaux:
Il avait marché,
ma-t-on dit, pendant des années et des siècles, consultant le calendrier.
Et à présent il
vérifiat si tout le monde était là,
En
verder:
Cest quà ce 25
décembre, il avait donné rendez-vous, autrfois, il y avait six cent six ans à
des soldats dont les parents nétaient pas nés
En
om te eindigen :
Quand tout se tint
au rendez-vous, il fut trouvé mort, mais encore tiède.
Ik
vind dat deze enkele lijnen ook door Rimbaud hadden kunnen geschreven zijn.
Maar
het wordt niet de dag van Michaux, ik laat hem hier achter, het zal de dag van
moeder worden, ik zal ze niet uit mijn gedachten kunnen zetten vandaag. En
zeker niet de laatste weken, dagen van haar leven.
06-06-2012, 00:03 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-06-2012 |
Woorden |
Gezeten in
de tuin voor een wit blad, in de schaduw van de hoge bomen. De zang van merels,
de zang van de wind, de zang van de woorden.
Terwijl de
oude kat van de gebuur zich aait om je benen en vraagt om gestreeld te worden, terwijl
de bomen om je heen zich afvragen wat soort boom jij wel bent en terwijl heel
traag de inspiratie loskomt in de cellen van je bloed.
Je weet van
vele zaken iets te vertellen, ook dus van de bomen en van de Muze. Maar je hebt
je dagblad nog niet geopend. Je hebt nog niet gelezen wat velen zoals jij, maar
ijveriger dan jij, geschreven hebben. Gedachten zaaiend waarvan ze hopen dat ze
een echo dragen zullen de volgende dag of de dagen erna. Waarvan ze weten dat ze,
eens gelezen of niet gelezen, achteraf verdwijnen zullen naar verre oorden om
aan te landen op een soort Paaseiland midden de Stille Oceaan, thuishaven van
alle ooit geschreven overbodige woorden.
En in een
kreek, onder de laatste, bloeiende palmboom een palmboom zoals deze waaronder
Maria van Jezus beviel
zoals het geschreven staat op een ongelukkig hoopje, mijn totaal overbodige woorden
en hun moeilijk te vatten boodschap, ongelezen.
Het geluid
van de zee is er over, de speling van de golven reikt tot aan de onderste laag
ervan, in het glinsterwit van de morgen en het glinsterdonker van de nacht.
Zo mijn
woorden en de woorden van allen die schreven, samengekomen op dat eenzame, ongekende
eiland, tijdloos overspoeld met licht en eeuwigheid.
Dat ze, betoverd
met de beweging er in en er over, moge rusten in vrede.
05-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-06-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 3/2 |
Aldus is elk
ogenblik van zijn pen op het blad geweest, lijk het schuiven van de zwanen op
het water, telkens weer een nieuw verbazen over wat de dagen waren.
En als hij denkt
aan Jünger en aan Eliot en aan zovelen die hij schaamteloos overneemt, wat is er
eigenlijk dat uit hem zelf komt, of kan het dat zijn gedachten zijn wat ze zijn
en dat hij pas achteraf zich realiseert deze gedachten reeds bij anderen te
hebben ontmoet?
Maar niet immer is
er dit verbazen. Er zijn zovele dode momenten in ons handelen, lege woorden
waaruit we dan opnieuw ontwaken. Dit is de tweespalt van ons leven: het
verdwijnen in de leegte van de woestijn en de terugkeer in de ruisende rijkdom
van het leven.
Zo had hij de zee
gezien, de zee gehoord in de valavond. Ze was rust en beweging. Rust waar de
olijfgroene lijn van het water overvloeide in het grijze timbre van de luchten,
beweging waar de meeuwen roekeloos hangen bleven boven de golven die uitrolden
over het strand.
Zo nu ook in hem
rust en beweging, of zijn geest in vrede met het zijnde en zijn gedachten een
fresco van hoop op wat nog komen kon.
Hij heeft de haard
aangestoken en lang stilgelegen op de sofa in het schemerlicht. Het zuchten van
de wind om het huis en de boeken die wachtten op een teken van hem, op een
bewegen van hem. En starend in de vlammen de nacht die binnenkwam met een
gedicht dat hij eens onderaan een tekening had overgeschreven en dat hij
vertaalde voor haar, op een avond zoals deze, toen hij naast haar stond met de
schim van hun beider gelaat in het glas over de tekening. Wat hij zich nog
herinneren kan van het gedicht van Salvatore Quasimodo in het weinige Italiaans
dat hij kent:
Desiderio delle tue mani chiare
nella penombra della fiamma
sapevano di rovere e di rose,
di morte ...
of, het verlangen
van haar blanke handen in de schemer van de vlammen, ruikend naar eikenhout en
naar rozen, ruikend naar de dood ...
Alsof in deze ene
avond, zijn ganse leven lag gestold: het voorbije vermengd met het heden en het
heden aanwezig in het komende en hij, zoals Quasimodo het verder zegt, fatto daria, van lucht gemaakt.
04-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-06-2012 |
Henri Michaux |
Dertig jaar
lang, en meer staat tussen mijn boeken, het werk van René Bertelé: Henri
Michaux, verschenen in de reeks, Poètes
daujourdhui - Pierre Seghers,
Heb het in al die jaren ettelijke malen in de hand genomen, echter nooit met
zorg gelezen, nooit de inspanning gedaan om iets dieper binnen te dringen in de
rare, eenzame, afgezonderde auteur en schilder die Henri Michaux was.
Amélie
Nothomb (mijn blog van 1 juni) en haar uitspraak over de inspirerende kracht
die van Michaux werk zou uitgaan, zette me er toe aan Bertelés werk te gaan
lezen. Verwondering was mijn deel.
Ik kwam tot
de conclusie dat hij even eenzaat is als Rimbaud het is geweest, dat hij
nergens onder te brengen was, noch als dadaïst, noch als surrealist, noch als
symbolist, maar dat hij schreef en schilderde op een wijze die niemand hem
heeft voor- of nagedaan.
Hij heeft
zichzelf ook nimmer willen situeren. Il
déconcerte, zegt Bertelé, hij zet ons op een verkeerd spoor. Als
wereldreiziger schrijft hij over reële als over ingebeelde landen, reële feiten
als over ingebeelde met metafysische inslag, gesierd met bevreemdende
monologen.
Je
suis habité, je parle à qui-je-fus et qui-je-fus me parlent
ou le désir
décrire un roman et lon écrit de la philosophie
aldus Bertelé ik ken er nog zo die in zijn inleiding prachtige dingen
schrijft.
Hij
vergelijkt zijn manier van schrijven met het regenwoud dat van voorheen
waar alle soorten van planten opwellen uit de humus en geholpen door het
klimaat gaan woekeren. A chaque instant
beaucoup naissent et beaucoup meurent, il suffit que quelques-unes puissent
lancer dans le ciel le jet de leur sève originaire.
Its
a struggle om over de veelzijdigheid van
Michaux iets te schrijven met weinig woorden. Hij profileert zich in een wereld
van realiteit en droom in een grote afzondering van alle andere schrijvers van
zijn tijd en van nu, met een eigen taal en vormgeving.
Ik doe een
proef om te weten wat Nothomb me heeft willen doen geloven, met zijn
verhaal Wozzeck.
Ce
soir javais pris une dose normale de chanvre
begint hij en hij volgt de uitvoering van de opera van Alban Berg op de radio. Het
is avond en het venster staat open op de tuin en dan ziet hij een persoon staan
de blik gericht op de radio die duidelijk meeluistert en Michaux volgt de muziek
via de reacties en gelaatsuitdrukkingen van de persoon in kwestie.
Ik lees. De vreemde, verrassende wendingen van zijn verhaal geven me een gevoel
van ruimte en van mogelijkheden, zaken die ik
ook had kunnen schrijven, had ik er maar aan gedacht!
Cétait
trop beau, cétait trop de malaise aussi
et je détournai les yeux, pour
nécouter plus que la musique
et lécouter seul.
Als hij
terug de ogen opent zijn ze met drie om Alban Berg te beluisteren avec naturel, installés dans les arbres,
regardant comme sils étaien chez eux et confortables, sans du tout soccuper de moi.
Een vreemd
verrassend verhaal, een opeenvolging van details, prikkelend zoals een
aperitief, die de geest openen op nieuwe gegevens die je plots aanwezig voelt
ergens, ergens en je aanzetten om te schrijven, in de zin die Michaux
gebruikte, even verrassend en even koelbloedig.
Het is wel
degelijk zo, Michaux doet, zoals humus en klimaat in het regenwoud, de sappen
stijgen in de geest van de schrijver. Deze heeft zelfs geen twee paginas nodig
van hem. Michaux is een veelheid van stemmen die er voor zorgt dat geen enkele
de bovenhand krijgt.
03-06-2012, 00:36 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-06-2012 |
De Adem van de Dagen -Deel II, 3/1 |
Zijn dagboek open
naast hem, zijn pen van vele jaren, zijn hand waar het beven in gekropen is, en
hij kan niet anders dan optekenen wat opborrelt uit die bron die hem altijd
vergezelt:
Jij, Ugo, schrijf,
schrijf je ziel uit je lijf. Schrijf dat je eeuwig bent. Beschiet van uit je
oneindigheid elk blad. Bevrucht het met de elektronen van je geest, die op hun
beurt zich mengen zullen met de atomen van het papier, dit wondere papier dat
met vreugde bezeten wordt; zoals zij die je bezat diezelfde middag in de kamer
die uitgeeft op de oude gevels, weerspiegeld in het water van de Leie, met de
boten soms en de Kleine Nachtmusik van
Wolfgang door het open raam. En de grote stilte in jou als je neerligt naast
haar en haar vingertoppen betast wetende dat ze weent en je wel denken kunt
waarom.
De tekst herlezend
komt het gebeuren terug: de kamer op de middag, het open raam met de bewegende
gordijnen, franjes van schaduw op de muren en de meubels, de geluiden van de
stad, de boot met toeristen en de vrouw naast hem die weende en toch gelukkig
was zoals hij zich voelde toen, naast haar, met haar hand in de zijne.
Dit verre gebeuren
herdacht en herbeleefd, de vele kleine details nog zo aanwezig in hem, de warme
zachtheid van haar lichaam, de hand die hem streelde, de mond die hem kuste, de
grote trillende wereld van genot gemengd met het immense van wat hij voelde
voor haar en dit alles voorbij.
Ernst Jüngers Auf den Marmorklippen naast zijn dagboek op zijn
tafel, of hoe we leven en hoe alles in ons samenkomt, geordend, elk ogenblik
aansluitend op het vorige, wat je denkt, komend van wat je dacht en gaande naar
wat komt:
Und
immer wieder tasten wir in unseren durstigen Träumen dem Vergangenen in jeder
Einzelzeit, in jeder Falte nach
Zo ook dit gebeuren
tot hem teruggekomen, ongerept in al zijn verbeelden en thans getekend in
enkele luttele woorden terwijl het zoveel was geweest, zo enorm veel, lijk het
vliegje in het stuk amber dat hij had meegebracht van een verre reis waar
ouderlingen op de binnenkoer van de moskee, gebogen waren over wondere tekens,
de woorden van de Profeet in gesprek met hun God met de negenennegentig namen.
02-06-2012, 00:10 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-06-2012 |
Amélie Nothomb |
U zult me
wel toelaten voor deze eerste dag van juni de zon begint al te denken aan
haar terugkeer mijn heil te zoeken bij Amélie Nothomb om er mijn blog mee te
sieren.
Ze schrijft
namelijk:
Tout écrivain a son truc, en: Mieux que les autres, les écrivains savent combien écrire est
difficile.
Om er toe in
staat te zijn hebben ze nood aan hun gevoeligheid, hun temperament, hun
cultuur, maar intimement, ils sont
persuadés de devoir plus encore à leur truc respectif.
De aard
hiervan is uiteenlopend. Hij kan spiritueel zijn: het aanroepen van de Muze,
zoals de Grieken; het gebed zoals de scholastiekers, en zegt ze, ik ken
talenten vandaag die zich ongeschikt tot schrijven voelen als ze geen twee
paginas Michaux
hebben gelezen.
Dit weten we
dan, maar de truc kan ook materieel zijn:
de wijn voor Omar Khayan, opium voor de
decadente dichters, te kleine schoenen voor Dali, zowel schilder als schrijver.
Balzac was de eerste die afhankelijk was van de koffie en die aldus de truc
inhuldigde, die het meest toegepast wordt onder de moderne schrijvers. Ik denk
dat die ook eigen moet zijn aan Amélie Nothomb, wat haar volste recht is als ze,
zoals ze eens schreef, om vier uur in de morgen, elke dag begint te schrijven.
Maar, vraagt
ze zich af, wat was de truc van de grote William Shakespeare, want in zijn tijd
kende men noch koffie, noch thee. Is het om deze reden dat heel wat mensen
menen te moeten denken dat William niet de schrijver is van zijn werken, zelfs
dat hij niet bestaan zou hebben pour
éviter de prendre conscience que face à un tel auteur on est une paramécie, niets
meer dan een pantoffeldiertje?
Nothomb
schrijft dit naar aanleiding van het verschijnen van het boek van Bill Bryson Shakespeare. The World as Stage, vertaald in het Frans door Hélène
Hinfray, Petite Bibliothèque Payot, 224 p. 8,65 ., een antibiographie.
Ik ga
Nothomb hier niet herhalen. Ik weerhoud alleen dat zijn truc tabak zou kunnen
geweest zijn die in Groot-Brittannië, na zijn geboorte is aangekomen, maar ik
betwijfel sterk dat Shakespeare nood zou hebben gehad aan een truc, welke ook,
om te schrijven wat hij schreef en hoe hij schreef en hoe veel en hoe waardevol
hij schreef.
Trouwens,
merkt Nothomb terecht op, le mystère
(truc of niet) nest pas éclairé. Prenez
un auteur de talent, donnez-lui les meilleurs tabacs du monde: croyez-vous
quil écrira le monologue dHamlet?
Thats
the question.
01-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-05-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 2/3 |
Was dit, met
de terugloop van het geloof in de waarden van de Kerk, het doembeeld dat als
een donderwolk boven het Westen dreef of vergiste hij zich schromelijk, omdat
de tekenen van nu, in plaats van toe te nemen, mettertijd afzwakken zouden?
Hij hoopte
het omdat hij wist dat onze samenleving zo niet geraakt zou worden in haar
diepste worteling, daar van waar de levenssappen van de geest opborrelen en
waar zijn queeste, de tocht naar zijn eeuwigheid, zich situeert. Je kunt immers de mens niet binden aan woorden, wie of in
opdracht van wie ze ook moge geschreven zijn en waarvan nu de bladen vergeeld
zijn, niet mogen gewijzigd of
geïnterpreteerd worden.
Maar het is vandaag dat hij leeft en al de dagen die nog komen moet hij
verder op de weg die hij heeft ingeslagen. En als hij spreekt en schrijft danj weet
hij dat een boek
waarin geen spoor zou te vinden zijn van de binding van de mens met zijn kosmische
essentie, hoe minimaal ook, geen waarde heeft, alleszins niet voor hem.
Marie-Madeleine
Davy maakt hem dit duidelijk als ze schrijft: il est impossible denvisager lhomme coupé de sa
profondeur dorigine divine.
En om het
nog duidelijker te maken, hij vond in het boek van Davy, een dagbladknipsel uit
Le Monde, de toespraak van
Saint-John Perse, gehouden bij de overhandiging van de Nobelprijs voor
Literatuur, waarin hij had onderlijnd: la
grâce poétique, létincelle du divin, vit à jamais dans le silex humain,
waarmede Saint-John Perse de zin van Davy kruiste.
Dit waren
woorden die hij koesterde. En er waren er nog die hij vond in hetzelfde boekje
van Marie-Madeleine Davy, overgeschreven uit een boek van Christian Jacq, een
gedachte van Hermes Trimegistos :
Pense être partout en même temps, dans la mer, la terre
et le ciel; pense que tu nes jamais né, que tu es encore embryon, jeune et
vierge, mort et au-delà de la mort. Comprend tout à la fois, les temps, les
lieux, les choses, les qualités et les quantités.
Hij herlas
de zin en hij dacht de wind nog heviger dan voorheen, hoog in de bomen,
jagend over het huis dat dit de essentie is van de goddelijke vonk in de
menselijke silex. Zo denk dat je een deeltje van die God bent, dat je overal
aanwezig bent, dat je alles begrepen hebt.
Hij kan het
nog, het is nog deel van zijn vrijheid te denken wat hij denken wil en openlijk
het neer te schrijven in een klare zuivere taal. Het was niet altijd het geval,
Dante wist hoe verdoken hij zijn gedachten kenbaar maken moest.
Zullen wij
het nog weten of zal het nog nodig zijn het te weten, eens overspoeld?
Hij schrijft
maar, een gekheid is het maar hij gaat verder één boek te willen toevoegen
aan de massa miljoenen boeken die er opgestapeld liggen in al de bibliotheken
van de wereld om gelezen te worden.
31-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-05-2012 |
L'écriture est un refuge |
In een
artikel in Le Monde vertelt de
Amerikaanse schrijver Douglas Kennedy,
dat het in de gesprekken onder schrijvers gewoonlijk gaat over geld, omdat ze
aldus in staat zijn hierachter hun twijfels te verbergen wat hun werk betreft
en ook hoe het verder moet met het boek waaraan ze begonnen zijn. Maar zegt hij
nog zonder deze twijfel is er ook geen creatieve rilling, il ny a pas de frisson créatif.
Over geld,
over publicatie gaat het niet bij mij, wel de twijfel over de waarde van wat ik
schrijf en ook hoe het steeds maar verder moet met het boek dat ik aan het voortbrengen
ben. Dit zijn dus zorgen waar elke schrijver mee geconfronteerd is. Ik hoef dit
niet meer te herhalen. Er rest me alleen zo te schrijven dat mijn prestatie
maximaal is en dat ik het beste haal uit mijn creatief zijn voor wat ik als
boek wil achterlaten.
Kennedy zegt
ook dat schrijven een buitengewoon beroep is, een kwestie van evenwicht in zijn
leven en ik zal hem hierin niet tegenspreken: Dans les périodes difficiles ik ken ook van die periodes - lécriture est même un refuge.
Ik schreef dit
eergisteren nog.
30-05-2012, 05:12 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-05-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 2/2 |
Het
impromptu van de hoge winden om het huis, winden die van verre komen, van
landen en van oceanen. Hoge winden in de bomen die zijn hart beroeren, die hem
beelden brengen, vader, moeder, afscheid nemen.
De tijd,
omzwachteld door de tijd, de enige levende en hij die erin geborgen zit,
meegenomen. De tijd die hij was en is, hij, Ugo, zoals hij genummerd getekend
staat in vele registers, ergens in kasten of in kamers of op harde schijven,
zijn naam uitgeschreven voor altijd, alsof hij enkel naam was, drie
lettertekens, een te weinig, of drie te veel, en te zijn wat hij in feite is, niet
zoveel, verlatenheid zelf en hoge winden die hem wegnemen zullen en niets
nog blijven zal. Van al dit bestaan hier, dat hij zo koestert, dat hij
omlijsten wil met guirlandes, enkel de tijd zal overblijven, de grote levende
tijd.
Wat hij nu
ook weet, omdat plots een naam opduikt, de zachtheid van een blik in hem
geboord, dat hij bemind heeft en dat de voren die dit beminnen in hem getrokken
heeft nog open liggen.
Bevreemdend
is, en dit wordt hem duidelijk, bevreemdend is dat hij het waagt al deze zaken
nog op te zoeken in deze wereld waar de miserie van afdruipt: een door elkaar
schuiven van gewapende conflicten, van uiteengereten lichamen, van corruptie en
uitbuiting, van kinder- en vrouwenverkrachting, van hongersnood, van
natuurcatastrofen.
En dichter
bij hem, het gebazel van de politiekers die zonder het minste schaamrood dit
land waar hij geboren is en opgegroeid, inspiratieloos hebben achtergelaten
door destijds, onder meer, een openbare schuld te laten groeien tot een niveau
dat een intrestlast genereert die een rem betekent voor tal van noodzakelijke
investeringen en een noodzakelijke
belastingdruk oplegt die boven het normale uitstijgt.
Terwijl
langzamerhand het westen overspoeld wordt door een golfbeweging die in zich de kiemen
draagt eigen aan wat kenmerkend was voor onze veertiende, vijftiende, zestiende
eeuw en hij zich de vraag kan stellen, hoe lang nog een Koningin- Elisabeth-wedstrijd
voor viool of piano, als hij donker gebaarde mannen hoort en wat ze honderdvoudig
gemeend, te zeggen hebben? Of hoe
lang nog Shostakovich, Beethoven, Bach, Mozart?
Slaapt de politiek in het westen, is hun roes van
eeuwenlange heerschappij dan blijven hangen, hen verblindend tot het te laat
zal zijn, of is het al te laat?
29-05-2012, 23:52 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-05-2012 |
Hoe men wordt wie men is |
Wat
was oorspronkelijk van mij, in dit mijn leven. In welke mate was ik het, en ik
alleen, die richting heeft gegeven aan de wegen die ik heb ingeslagen. Zijn het
niet eerder de omstandigheden geweest die van mijn jongste jaren af mijn leven
hebben bepaald?
Zo
de dag dat de schoolmeester van het dorp, een heerlijk mens hij liet me de
volledige Jules Verne lezen - die op een dag bij moeder en vader is gekomen,
arm als we waren, zoals ik het nog steeds ben, om hen aan te raden me in te
schrijven voor wat toen bekend stond als het Fonds der Meestbegaafden.
En
dit een stap toen was, bepalend voor wat komen zou, andere zaken met andere
wegen. Waaruit opnieuw andere wegen zich
zouden opdringen en zo verder, om hier aan te komen bij deze blog die ik
schrijf.
Me
afvragend, zoals wellicht zovelen, of ik wel ooit een beslissing heb genomen
die me door de omstandigheden niet werd opgedrongen.
Neen
ik geloof niet dat ik ooit eenmaal een beslissing nam die inging tegen de
normale gang van zaken. De feiten kwamen op mijn af en ik onderging ze.
In
dit licht, ligt wat nog komen kan al uitgestippeld, al opgetekend, in pogingen
om te leren wat te laat is om te leren, te lezen wat ik jaren geleden had
moeten lezen, te schrijven wat gezien mijn jaren, niemand nog voor ernstig zal
nemen.
Psalm
139 over het boek waarin alles opgetekend staat, ook wat nog komen moet, vertelt
het me.
Deze
woorden zijn gebonden aan mijn persoon. Ze staan nu geschreven. Ze passen in en
bij mijn levensjaar, zoals mijn blog erin past. Trouwens wat zou
ik doen of wie zou ik zijn, ware het niet dat ik nog schrijven kan.
28-05-2012, 01:01 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-05-2012 |
De Adem van de Dagen Deel II, 2/1 |
Bemerking voor de lezers van
deze Adem vd Dagen.
Als ik mijn doel: 34, 33 en
33 per deel wil bereiken zijn de stukken tekst die ik hiervoor moet inloggen,
telkens te lang en neemt de centrale PC de teksten niet op zoals ik het wens.
Ik word dan geconfronteerd met een tekst die te dicht op elkaar is gelijnd.
In de toekomst zullen mijn
stukken tekst korter zijn en, indien ik er toe in staat ben, vlugger elkaar
opvolgen. In deze omstandigheden echter zal, wat Deel II betreft, het vervolgcijfer
in breukvorm worden opgegeven. Zo wordt deze tekst II, 2/1.
Dit alles
was deel van het grote zinderende leven dat hem steeds blijft doorkruisen. De
siddering van wat gekomen is uit het Alfa-punt en hem voeren zal over de dood
naar het grote onbekende.
Hoe kon hij
deze fuga van het woekerende leven dat keer op keer doven gaat in de herfst en
in de lente lijk een vloedgolf het land overspoelt, hoe kon hij dit alles
omvatten met woorden, wetende ook dat hij, dromend in het licht van de niet meer te tellen morgens
die hij bewust had beleefd of roekeloos had ondergaan, zijn lichaam ook niet
ontsnapt aan het ritme van de natuur.
Hij dacht
nog, Hugo Claus vermocht dit te beleven. Hertekende dit, in zijn gedichten, in
het barokke van zijn woorden die Claus zo plukken kon, die zo uit hem opwelden
en die hij nam zoals ze kwamen. Woorden die schreeuwden van poëzie, niet zo
zeer door wat ze te zeggen hadden dit was Eliot - maar door de klank ervan,
de vorm ervan, het ongewone ervan, het passende, verrassende beeld ervan.
Hij gaat
slapen met deze zin. Hij denkt is het wel zo, overstijgt Claus het ritme van de
natuur, overtreffen zijn gedichten het in en over elkaar vloeien van zomer en
herfst, van winter en lente. Is het dit fenomeen dat eigen is aan de poëzie van
Claus?
Hij, Ugo,
zal dan begraven worden onder een steen die zijn naam zal dragen, en een
grafschrift dat hij nog schrijven moet, waarbij hij het grafschrift benaderen
wil dat hij vond in een boek over de Romaanse architectuur en cultuur in la Provincia de Burgos:
Soy lo que serás;
lo que eres en el
tiempo fui:
ora por mi, te ruego.
Ik
ben wat jij zult zijn,
wat
jij bent was ik eens:
bid
voor mij, ik vraag het je.
Hij vraagt
echter niet te bidden voor hem, al zal hij het zelf wel onvoldoende gedaan
hebben. Maar zijn ganse geestelijk bestaan werd een gebed. Een wandeling naar
en binnenin wat niet te noemen is.
Hij zal
evenwel niet zoals Rilke, begraven worden zijn grafzerk leunend tegen de muur
van een Romaanse kerk, maar hij vraagt zulks niet, hij wenst enkel dat zijn
naam verlengd wordt naar wat hij in zijn dagboek schrijft op een dag zoals
deze.
27-05-2012, 00:34 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-05-2012 |
Dmitri Shostakovich |
Ik was sterk
onder de indruk van de prestatie van Andrey Baranov na zijn Prokofief en vooral
na zijn uitvoering van Shostakovich Eerste Vioolconcerto, opus 77.
Het is een
van de mooiste vioolconcerti die ik ken en ik stel me de vraag, hoe zou Baranov
eruit gekomen zijn had hij zoals de anderen het concerto van Sibelius, Paganini
of Tchaikovsky gekozen.
Nu ik maak
geen rangschikking van de prestatie van de tien kandidaten die ik al hoorde, er
is een jury hiervoor, alleen waag ik het te zeggen dat het optreden van Baranov
hoogstaande was, en als het hoogstaande was dat het te wijten was aan de
immense kwaliteiten van het concerto dat hij gekozen had.
Het
vioolconcerto en dan dat uitzonderlijke, onevenaarbare derde deel is alles, verdriet, afscheid en herop
standing, is een bundel wonderlijke klanken dat ik zou willen aanbieden aan zij
die naar mijn uitvaart zouden komen.
Zullen zij
die me lezen en, als ik het niet zou gedaan hebben, iets te regelen hebben, er
rekening willen mee houden, het derde deel van het vioolconcerto van
Shostakovich, van het tromgeroffel af, tot zo ver mogelijk te willen laten
vloeien over mijn lijkkist.
Dit is wat
ik dacht, vandaag 25 mei, toen ik het her beluisterde op Canvas, met het venster open op het gezang
van de merels en de lijsters en de vinken
en de mezen en van de wind in de bomen.
*
Ik las Testimony, the memoirs of Dmitri
Shostakovich van Solomon Volkov (Faber & Faber, paperbacks 1981,
London-Boston). Niet dat hierin veel verteld wordt over zijn werk in het
algemeen, wel over de angst die hij kende muziek te componeren dat niet in de
lijn lag van wat van de componisten gevraagd werd.
Zo werd in
1948, op het Congres van de Componisten, zijn werk samen met dit van Prokofief
en Katchaturian veroordeeld als anti-people
formalisme and decadence (zijn eerste vioolconcerto dateert van 1947-48). En
werd de partituur van zijn negende symfonie als totaal waardeloos van op het
podium de zaal ingegeooid.
26-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-05-2012 |
Waarom Bloggen? |
Waarom in s
hemelsnaam, waarom een blog, wat wil ik ermee bereiken?
Ik heb
altijd geschreven, altijd - het is trouwens tijd dat ik een grote schifting
doe, zo niet wordt het kind dat ik baarde weggegooid met het badwater
vrienden wisten dat ik schrijver was, zoals je van vrienden weet dat ze zondagsschilder
zijn of verzamelaar van het een of het ander. Is het dan vreemd dat ik aan de
wereld tonen wilde dat ik schrijf en, nu me de mogelijkheid geboden wordt, dat
ik het kond wil doen, dat ik het uitbazuinen wil over de daken?
Maar ik
besef schijnbaar nog steeds niet dat ik geschreven heb in het luchtledige, dat
ik nimmer bereikt heb, wat elke schrijver moet bereiken, gepubliceerd worden. Had ik enig talent gehad als schrijver
dan had ik reeds, mijn ouderdom in acht genomen, tien boeken geschreven of
minstens enkele dichtbundels.
Zo mijn blog
is een compensatie, een elegante oplossing, voor het luchtledige, het anonieme
van mijn prestaties en het is het enige dat me overblijft.
Ik denk dat
dit de hoofdreden is. Niemand wil me gepubliceerd, dus publiceer ik me zelf op
de meest voor de hand liggende wijze, en
op een wijze waar niemand enige zeg over heeft, ik schrijf wat ik schrijven
kan, gelezen of niet gelezen. Nu, een succes werd het niet, zeker niet het
succes dat ik verhoopt had.
Evenwel, als
ik dieper ga kijken is er toch iets aan toe te voegen, het is tonen aan zij die
me kennen of gekend hebben oud-collegas bijvoorbeeld - dat ik nog leef op
een voor mij waardige manier er zijn er die met dubbele Vlaamse vlaggen
zwaaien bij de aankomst van een rit in de giro dItalia voor mij is mijn blog
mijn vlag: Mensen ik ben er nog!.
Mijn vlag, eigenlijk
is het maar een wimpel - eine Fahne und sei stolz ich trage die Fahne - is er
om de vele vrienden en kennissen er op attent te maken dat ik er nog steeds ben
en hoe ik er ben.
IJdelheid,
ijdelheid! Terwijl ik voldoende wist van T.S.Eliot en ik loop er mee te koop
- the only wisdom we can hope to acquire is humility, humility is endless.
Soms wordt
het me te veel, soms is er een moeheid, soms is er wat vermoedelijk velen in
mijn geval denken gaan: Stop it, genoeg gebazeld, maar dit is dan een
beslissing die ingaat tegen de persoon die ik ben!
25-05-2012, 05:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-05-2012 |
De Adem vd Dagen, II, 1 |
Light enters my room like a gilded Pavlova ...
Deze
versregel van Ezra Pound herhaalt zich in hem als hij neerzit aan zijn
schrijftafel voor een nieuwe dag. Wanneer, denkt hij, vind ik nog de tijd om
Pound te lezen, om Hemingway of Steinbeck te heropenen, wanneer Proust of
Pasternak, wanneer Malaparte?
Onlangs had
hij gelezen - maar hij herinnert zich niet meer in welk boek het was - dat een
bepaalde passage in De Huid van
Malaparte, (maar wie leest of spreekt nog over Malaparte) wetenschappelijk kon
bewezen worden en wel waar hij het heeft over het plotse bevriezen van een troep
vluchtende wilde paarden die zich in een meer hadden gestort tijdens de
Fins-Russische oorlog en een winter lang, lijk standbeelden uit het ijs staken.
En alsof
Malaparte hem vervolgde, heel laat op de BBC, een documentaire over het huis
van Malaparte, dat lijk een rechthoekige schuinoplopende massa stenen opdook
uit het landschap, met de commentator die de vraag herhaalde van Rommel aan
Malaparte of hij het was geweest die het huis had geconcipieerd en het antwoord
van Malaparte dat hij het landschap had bedacht, het huis voegde hij eraan toe,
is er altijd geweest!
Hoe lang of
hoe kort duurt het leven van een boek, en dan vooral, nu hij hoorde dat een boek, in de huidige context, vier
maanden krijgt om te bewijzen dat het levensvatbaar is. Maar dan, gesteld dat
het levensvatbaar is, hoe lang duurt het leven ervan, tien, twintig, dertig
jaar, een generatie?
Hij had een
lange tijd, een te lange tijd te weinig gelezen omdat hij verzonken zat in
cijfers, in economie en financiën maar ook in filosofische beschouwingen over
het leven en over God, zodat het duidelijk is dat hij van een andere generatie
is dan zij die thans de boekenwinkels en de literaire tijdschriften vullen met
hun woorden, en hij in feite nu aan het filosoferen is vanuit een vorige
generatie dan deze van nu en meer nog, naar de generatie toe die na hem zal
komen. Wat zeker geen winstpunt is om gelezen te worden. Maar hij waagt het
toch de taal te gebruiken die hij gewoon is te gebruiken en zelfs toe te geven
dat hij de literatuur van de generatie na hem, op enkele uitzonderingen na, wel
van ver heeft gevolgd maar weinige boeken eruit gelezen heeft.
Maar over de
levensduur van een boek weet hij dat achteraf gezien, elk boek dat we lezen
teruggebracht wordt tot enkele passages die ons om een of andere reden heel
bijzonder hebben getroffen; soms zijn het verheffende, soms zijn het
afstotende. Als hij bijvoorbeeld de Four
Quartets uit zijn boekenkast neemt dan is het niet Eliot die hij neemt,
maar:
Time present and time past
are both perhaps present in time future,
and time future contained in time past.
Deze
versregels van Eliot zijn in hem gaan leven, en Eliot blijft aldus aanwezig in
de band geest die hen bindt, over tijd en ruimte heen, terwijl deze versregels
stammen van de generatie voor hem, heeft hij ze toch gelezen en bewaard. De
vier maanden respijt die gegeven worden aan een boek is dus meer dan sterk
afhankelijk van de waarde van het boek. Als hij rond zich kijkt vindt hij Saint
Joan van Bernard Shaw, vindt hij Canetti, vindt hij Kundera, Auguste Rodin en
nog niet zo lang geleden heeft hij Mulisch teruggelegd, heeft hij Chateaubriand
en Stendhal terug op hun plaats gezet, ook Paul Claes en zijn vertaling en
commentaar bij The waste Land, en
vooral Hertmans Arcadia. Bij elk boek hier zijn de vier maanden lang voorbij.
Wat bedoeld
werd is praat van de uitgever, als de verkoop stilvalt na vier maanden is er
het bewijs dat het boek niet loopt en nimmer lopen zal. Maar een boek dat in de
diepte geschreven is heeft zeker een veel langere levensduur, niet bij de
gewone lezer, maar wel bij de lezer die voedsel wenst voor de geest, en daar
komt het op aan, niet op verkoop, wel op vastheid, wel op degelijkheid.
Maar hoe
komt het, en via welke binding, gebeurt het dat hij vertrekkende van Pound,
over Malaparte bij Eliot komt, terwijl hij reeds denkt aan Gods little Acre van Erskin Caldwell dat hij eens heeft uitgeleend
en nimmer terugkwam.
Hij was het
gaan zoeken in de Engelse bookshop op een grote laan van de hoofdstad, waar de
herinnering aan haar die hij had liefgehad hem overviel en hij terug die
immense tederheid voelde die zij was geweest. Maar zoals zij verdwenen was uit
zijn leven, zo was elk spoor van het boek verdwenen.
Om welke
reden was Gods little Acre terug
opgedoken? Was het omdat hij dacht aan het gebeuren waarbij een van de
personages van het boek, opgehitst door het provocerend sensuele lichaam van
zijn schoonzus, haar plots het kleed van het lichaam rukt en het in stukjes
scheurt? Dit is toch het beeld dat het boek heeft nagelaten in hem. Doch het
zal wel Caldwell zelf zijn geweest die opgehitst door wat hij schreef haar in
gedachten de klederen van het lichaam rukte, want hoe groot is soms niet de
kracht van onze verbeelding?
Hoe oud was
hij toen hij met Julie op de hooischelf was en hij, over haar gebogen, zijn
hand had gelegd op haar kleine harde borsten, en hij in de glans van haar ogen
zag wat er gebeuren kon en zijn hand opschoof naar die ongekende, onvermoede
plaats, verhit, bedwelmd en als verdwaald in het hijgen van zijn bloed.
Wat indien
Julies moeder, die instinctmatig het gebeuren moet hebben aangevoeld, niet met
aandrang geroepen had over de meidoornhaag die hun beide boomgaarden scheidde.
Julie had zich losgerukt van onder hem en was lenig als een kat de ladder
afgesprongen om in een aureool van licht in de poortopening te staan en te
verdwijnen, hem achterlatend in de
doordringende geur van het hooi en de dwarreling van deeltjes stof in bundels
licht tussen de losliggende pannen.
Lang nog
erna heeft de echo van haar lichaam hem bezeten, vooral dan als hij op zijn bed
lag onder de pannen en eraan dacht, zoals ze hem gezegd had, dat ze slechts
gescheiden door twee muren en een smalle gang, naakt in haar bed aan hem lag te
denken.
Het was
Julie die zijn bloed had doen ontwaken, niet alleen op de hooischelf maar veel
vroeger nog in het kleine elzenbos, dat in de herfst onder water liep en waar
ze in de winter speelden op het ijs, hun stemmen klaar en helder in de
avondschemering. En eens de zomer, eens het water weggetrokken, de bodem
dooraderd met de fijnste worteldraden van els en wilg en zacht lijk dons,
bedekt met stukjes hout en droge bladeren waarover een wilde, doordringende
geur hing die zijn verbeelden aanwakkerde.
Maar later,
op een namiddag in september, zouden andere bomen getuige zijn. Hij kon haar
niet weerstaan als ze naar hem toekwam waar hij zat aan het open venster en hem
meenam, zonder woorden, over de bloemenweide, onder de ruisende canadabomen
naar een plek dopheide in het bos, waar ze beiden als kind hadden gespeeld, en
waar ze hem in de geuren van heide en aarde en sappen had binnengeleid in haar
kreunend heiligdom.
Nu nog
riepen humus en mossen, lisdodden en gevlekte orchis, gevoelens op die hij
onderdrukken moest, die hij wegduwen moest, want de tijd van Julie, van
vlinders over de bloemenweide, de tijd van stuifmeel en van hooi, was de tijd
van zijn jeugd die begon bij haar en ook eindigde met haar.
24-05-2012, 10:53 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-05-2012 |
Concours Koningin Elisabeth |
Ik
luisterde naar het optreden van de laureaten op 21 en 22 mei. Ik ben heel
gevoelig voor dergelijke zaken, de muziek ontroert me, hoe die wordt
geïnterpreteerd is eigenlijk bijzaak.
Het
is de muziek die bepalend is voor mijn oordeel. Ik denk dat elk van de laureaten
een maximale vertolking brengt en het is niet aan mij om er iets meer over te
zeggen al heb ik duidelijk een voorkeur voor een van de vier. Ligt het aan de
manier van spelen of ligt het aan de keuze van de muziek, ik weet het niet. Wel
is het zo dat mijn gedachten in de eerste plaats gaan naar de componist die de
muziek schreef en dat dit wellicht doorslaggevend is voor mijn voorkeur.
De
twee sonates van Prokofief, heerlijke muziek; de sonate van Brahms, prachtig, je
hebt Brahms liever maar dit is omwille van zijn symfonieën en je houdt van Prokofief
omdat je van zijn pianoconcerto houdt.
En
dan Sibelius vioolconcerto, origineel is de aanvang ervan, opduikend uit het
geruis van de nacht komen de eerste gezangen van de viool. Je kent het concerto,
je hoorde het vele malen en je denkt aan de maker ervan, hoe hij er aan gewerkt
heeft, dag en nacht. Eraan denkend, aan tafel bij ontbijt en avondmaal,
componerend in zijn gesprekken, componerend wandelend, luisterend naar de wind
in de bomen, kijkend naar de rimpeling van het water, klanken die opduiken op
de meest onverwachte ogenblikken, klanken ademend, componerend voor hij
inslaapt, opstaat uit bed terug om neer te schrijven wat het begin is van een
nieuwe beweging, een nieuw thema. Keer op keer, alle themas zich vermengend om
dan terug te vallen op zijn beginthema.
En
dan die wondere, ontroerende vraagstelling met het antwoord van het orkest en
het wederwoord van de solist(e) die het weet, die alles weet wat er te weten
is.
Je
zou willen schrijven zoals Sibelius componeerde met variatie in de themas, fijne
zilveren lichtstralen van woorden doorheen het gebladerte, opspringend tot golven
van licht, tot een dramatiek van licht. Maar een boek van klanken is nimmer een
boek van woorden.
Tchaikovsky
ligt je minder, je vindt het gemaakt, je wordt er niet door aangegrepen, maar
Sibelius is Sibelius, groots bij vele, vele momenten.
En
wat dan over het virtuoze concerto van Paganini, schitterend, en voor zoveel ik
er van ken, gespeeld door een jong maar groot virtuoos. Prachtige lyrische
passages, zuiver in klank gebracht. Ik denk dat Paganini meer aan de viool
heeft gedacht bij het componeren, terwijl Sibelius meer zijn gemoed liet
spreken.
Je hebt geen oordeel over het opgelegde werk, je
kent het niet, je weet niets over compositie, je leest heel weinig de
samenspraak orkest en solist, je bent a
poor man op dit gebied.
En toch, toch wil je een blog schrijven omdat je
het enig vindt uit te kijken naar wat de avond je brengt van acht tot twaalf
aan muziek waarvan je houdt.
Een week lang grote muziek van grote componisten
gebracht met hart en ziel door jonge, schitterende kunstenaars. Hun namen
zullen we later ontmoeten. Maar grote avonden met grote muzikale momenten. Het
feit dat het om een wedstrijd gaat verhoogt nog de waarde en brengt een kleur
die verborgen in een waas een achtergrond vormt van een zekere spanning.
23-05-2012, 00:16 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-05-2012 |
Kunst en Hokusai |
22 mei
Zou
ik op mijn 40ste of 50ste, of op mijn 60ste
jaar geschreven hebben op de wijze waarop ik vandaag schrijf, ik geloof het
niet. Als ik woorden/ideeën binnen krijg, van waar ook, en uitstrooi op de
wijze waarop ik het doe, is het vandaag dat ik het kan, niet eerder of niet
later, en dat ik het kan op de wijze die deze is van de persoon die ik nu ben,
in een verouderde taal misschien met een woordgebruik of zinsbouw die niet meer
van deze tijd is.
Voorheen
zou het maar gebazel geweest zijn, zoals het maar wat gebazel is is het niet
Ruusbroeck? als men gaat vertellen wie of wat God is .
Mijn
ganse leven zie ik aldus als een lange aanloop naar de blogs die ik nu schrijf.
Naar elk ogenblik van het nu dat even vlug gekomen is als het verdwenen is,
enkel de echo van wat was, blijft hangen in wat ik nu schrijf.
Ik
denk soms aan de biografie van Frans Minnaert, een vriend schilder, waarvan ik
laatst niets meer hoorde. En dan aan de passage die Frans liet aanbrengen op de
muur van de inkomhall van de academie te Anderlecht. Een
tekst van Kabushika Hokusai,
die niemand nog leest en als hij nog zou gelezen worden niet als ernstig wordt
genomen, zeker noch door Koons, noch door Hirst:
Ik
ben gek van schilderen geworden vanaf mijn zesde levensjaar toen ik er voor het
eerst kennis mee maakte. Ik vervaardigde enkele schilderijen die ik zeer goed
vond: toen was ik al vijftig jaar. Maar niets van wat ik deed alvorens ik
zeventig jaar was, had enige waarde. De ouderdom van drieënzeventig jaar
bereikt hebbende ben ik ertoe gekomen de natuur onder vele aspecten te begrijpen:
vogels, vissen, dieren, bomen, gras
, kortom alles. Als ik tachtig word zal ik
nog verder gaan en in de geheimen van de kunst zal ik binnendringen met mijn
negentig jaar. Eenmaal honderd jaar bereikt, zal mijn kunst subliem zijn. En
mijn enig doel zal bereikt zijn rond mijn honderd-en-tiende jaar, want dan pas
zal iedere lijn en ieder punt dat ik maak doordrongen zijn van leven.
Dit
werd meer dan een eeuw geleden gedacht en geschreven, vandaag heeft de kunst
veel minder voorbereiding en aanleg nodig, het volstaat enkele emmers verf uit
te strijken op/uit te gieten over, een doek en eens een naam eronder is het
kunst, of wordt het toch als kunst voorgesteld.
Eén
zaak zal wel verschillend zijn, het gevoel dat de kunstenaar overhoudt na de
prestatie, maar dit is vandaag bijkomstig, wat telt is de prijs die de wereld
er voor over heeft en deze is in vele gevallen, ofwel een raadsel, ofwel
gegoten in een lichte vorm van gekheid.
Wat
me opvalt is dat werken waarvan de verf, tenminste als er verf mee gemoeid is,
amper is opgedroogd, vandaag hoge toppen scheren, waarbij ik me de vraag stel
gaan die prijzen de evolutie volgen die de werken van Van Gogh, van Renoir, van
Munch hebben gekend of zou het niet kunnen dat de prijs-evolutie de andere
richting uitgaat?
22-05-2012, 00:34 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-05-2012 |
De wijngaarden in Champlan |
In de gebouwen van BSi (Swiss bankers since 1873) in
Crans-Montana, een tentoonstelling van beeldjes en maskers uit het donkere
Afrika, weergaloos opgenomen in een prachtig, verzorgd BSi-album met de fotos
van de tentoongestelde werken, telkens
aangevuld met een gezegde van het volk in kwestie. Zoals bijvoorbeeld een
Sierra-Leona-gezegde - de tekst bij het album is in het Italiaans met Engelse
vertaling: Per quanto sia caldo il sole,
non seccherà mai il mare. (However hot the sun, it will never dry the sea).
Of een Benin proverb, en het is hier
dat ik even wil bij stilstaan: Chi
pianta un albero prima di morire non ha vissuto invano (Anyone who plants a
tree before they die, has not lived in vain).
Gustave Cotter, il mio fratello, was een planter, hij plantte jonge dennen,
sparren, lorken bij zijn chalet in Zinal die hoog zijn opgegroeid, hij plantte
talloze druivelaars die in lange rijen de flanken van het land van Champlan tot
leven brachten.
Zijn wijngaard was een voorbeeld van
zorg en respect. Hij sprak erover alsof het zijn zoon , zijn dochter was, alsof
het zijn vrouw was die hij bevruchtte. Hij plantte de beste wijnstokken: Pinot
Noir, Johannisberg, Amigne, Malvoisie, Humagne, Muscat, Syrah. Hij was een
artist als planter, zijn leven ging niet voorbij, liggend op de sofa of onder
de lakens, zoals Dante het wist en het Vergilius liet verhalen.
IK heb in mij gebrand, het beeld van
de gang van de Home waar hij (opgesloten) verblijft. Een gang waarvan de ene
wand kamers zijn en de andere wand volledig in glas met zicht op de straten en
de luchten en de bomen, met zicht op zijn bergen. Ik ga naar hem toe en zie hem
zitten, hij de grote planter van planten en bomen, ineengeschrompeld,
krachteloos, voor zich uitkijkend, herinneringen naar de wereld toe. Het beeld dat ik bij houd en dat
mijn hart breekt.
Ik bezocht zijn wijngaard met Jacky,
de man van Gustaves dochter, Marie-Claude, die een derde van de wijngaard bij
leven toegewezen kreeg - de andere twee derden gingen naar Lilian en Nicole,
haar broer en zuster. Ik liep met Jacky door de al opgeschoten ranken, la partie quil avait ébourgonnée ontdaan van
de te vele knoppen - vroeg in de morgen. Het was zijn wijngaard nu, hij sprak
erover met liefde. De wijngaard was in zijn hart gegroeid. Ik ontmoette er ook
John, met een onmogelijke familienaam. Ik hoorde hen spreken over hun
minnares die ze beiden hadden. We zaten buiten aan een wankel tafeltje bij
een homp kaas en een glas diolinoir-wijn, een rariteit van druif die er nog
gekweekt wordt. (De Valais produceert de beste wijnen van de wereld zeg ik
altijd en ik meen het). Ze spraken er over le
don de Dieu, met wortels diep in de aarde die er zijn kracht, zijn kleur,
zijn parfum, zijn vruchtensmaak, zijn grote eigenheid, ging halen. Ik luisterde
naar de poëten die ze waren.
We zaten er op een taboeret, elk met
een reepje oude harde kaas en een glas donkere, vreemde wijn in de hand. Onder
ons, op een lange helling naar de Rhone toe, de prachtigste wijngaarden. Aan de
overkant, ver weg, de besneeuwde toppen van de bergen die ik met Gustave
beklommen had. Mijn hart, mijn oude hart met het beeld van de Gustave die ik zo
pas verlaten had, voor altijd, nog helder in mij.
Mijn zwellend hart. Ik voelde, met
de smaak van de wijn in de mond, hoe ik nog leefde.
21-05-2012, 19:20 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-05-2012 |
Home de la Crête |
Grimisuat (Valais), Home de la
Crête.
Komende van Sion, de oude Romeinse
stad, heb ik een. afspraak om 16.00 uur, in de Home de la Crête. Ik weet dat
hij wacht op mij, maar ik weet niet hoe hij wacht, ik zag hem het laatst, jaren
geleden toen hij nog stevig te been was. Een wijs man, even wijs als eenvoudig,
een werker, een bergbeklimmer, een zoeker naar
chanterelles, pieds de mouton, agarics en bovenal een wijnbouwer, een man
verliefd op zijn wijngaard.
Een lang en statig gebouw, badend in
het licht, een lange gang met links de kamers en rechts een lange glazen wand
en uit de draai komend zie ik hem zitten op een bank, zie ik van hem wat rest
van hem, van de persoon die ik veertig, vijftig jaar geleden leerde kennen omdat alle
omstandigheden gericht waren op onze ontmoeting en kennismaking. En mijn ogen
springen vol tranen, ik houd het niet, ik omhels hem, ik kus hem op beide
wangen, ik kus het uitgedoofde gezicht met de uitgedoofde blik, Gustave Cotter
ik noem hem bij zijn volle naam fratello
mio, zoals ik hem altijd noemde: mijn broeder, mijn grote meer dan vriend. En ik
denk hoe is het mogelijk, hoe kan het dat ik je zo terug vind, ontheemd,
eenzaam, een sukkelmensje nog. Hij is ongeveer een jaar ouder dan ik, hij van
november 1926, ik van december 1927. Nu, weggehaald uit zijn gewone doen en
laten, een te grote last voor Germaine, zijn echtgenote, en neer geplant om
stilaan te sterven in een kamer die hij deelt met een andere persoon - omdat
hij het zo wilde - zijn bed gescheiden van het andere bed door een gordijn, een
kamer om in dood te gaan, zonder radio, zonder tv, zonder boek noch blad, enkel
een glas met een klein doosje met witte pillen.
Jackie, de schoonzoon is bij ons.
Hij haalt er een loopstoel bij. La tête zegt Gustave Mon problème nest pas
la tête, Mon problème ce sont les jambes, je nai plus de force dans les
jambes.
Hij heeft alle moeite om recht te
komen en de twee handvatten van de loopstoel vast te houden. Ik zie zijn
ongemak, ik zie de lange zonverlichte gang waar hij door moet, traag, trager
nog. Ik volg hem naar een andere plaats, waar de schoonzoon ons een glas witte
wijn brengt, wijn waar misschien druiven uit zijn wijngaard zijn verwerkt.
Het is het zoveelste glas wijn dat we
samen drinken, het laatste nu, het allerlaatste. Hij weet het en ik weet het. Maar
wie eerst zal gaan weet ik niet. Wat weet hij nog van de vele malen
dat we samen waren in Zinal, wat van de ontelbare bergtochten die we samen
hebben gedaan, alle cabanes hoog in
de bergen waar we sliepen, Moiry,
Tracuit, Grand Mountet, Cabane des Aiguilles rouges, alle toppen die we
samen hebben beklommen, Besso, Grand
Cornier, Couronne de Breyonnaz, Blanc de Moming, Pointe de Zinal en zovele
andere, alle met hem of samen met nog een andere vriend, Robert Panchard van
wie we geen nieuws meer hebben.
Ik vraag hem of hij zich dit nog
herinnert of dat nog, kleine details van grote tochten. Hij weet alles nog tot
in de minste details.
Zoek niet zegt hij, ik weet alles
nog van onze tochten, weet alles nog van onze dagen en avonden samen, weet nog
hoe je bij het losmaken van de koord na onze varappe komende la
Tête de Milon uitgegleden bent en driehonderd meter ver van sneeuwhelling
bent afgegleden en hoe we zagen, Robert en ik, dat je er bij wonder zonder
kleerscheuren bent vanaf gekomen.
Charles, je
sais tout de nos exploits. Je sais tout de nos randonnées dans les forêts à la
recherche de champignons, tout, depuis ton arrivée avec ta famille dans le
chalet à côté du mien, il y a à peu près cinquante ans.
Er is een begin van glimlach gekomen
op zijn moe gelaat. Ik zie de dofheid in zijn een oog - hij verloor een oog in
een ski-accident - de dofheid in zijn houding. Hij zit er verloren, wachtend op
wat nog komen moet. Hij weet het.
Hij zit neer op zijn plaats voor het
avondmaal. Er staan drie kleine bekertjes voor hem, een ervan met een
medicament dat hij neemt zonder opkijken.
Ik verlaat hem, voor ik de zaal
verlaat kijk ik nog even om. Ik keer terug naar hem, hij kijkt me in de ogen.
Daarna voert Jacky me naar de
wijngaard, de levende zingende wijngaard in volle groei, in volle zon, afdalend
naar de Rhone toe. Het licht tintelt in de jonge bladeren. Binnen enkele weken
staan de ranken in bloei. Erna komen de druiven, het rijpen van de druiven, de witte
en de rode. Daarna is er de pluk.
Ik denk niet dat Gustave er nog
enige interesse voor heeft, het heilige vuur is gedoofd in hem.
20-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |