 |
|
 |
|
|
 |
12-06-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 4/2 |
Zijn autodafe is
evenwel niet volledig geweest want ook zijn essay over Elias heeft hij
teruggenomen en ook zijn vele dagboeken heeft hij gespaard en nochtans was het
met deze dat hij had moeten beginnen.
Maar welke weemoed
in dit ene gedicht dat hij had overgehouden: Te weten en niet te weten, te
houden en niet te houden, haar niet te bereiken mond waar elke stond zijn
aanvang vond.
Dan herinnerde hij
zich. Het was de namiddag, na de bank, dat hij T.S. Eliot ontdekte in een
Engelse boekenwinkel van de hoofdstad. Hij stond bij het rek Poetry en had een dun boekje genomen
en zijn ogen lazen de eerste zin ervan, toen ze naast hem stond, en ze heel
even maar zijn hand raakte. Hij kende haar. Hij zag haar regelmatig en ze
groette hem telkens met een zachte, belovende glimlach. Hij herinnerde zich
niet meer of hij toen een afspraak had gemaakt met haar, maar ze stond waar hij
stond en Eliot was tussen hen. Intuïtief wisten ze wat volgen zou, alhoewel het
ook een onmogelijke liefde was, maar de eerste stap was gezet en de andere
zouden onvermijdelijk volgen.
Eliot, denkt hij,
hoe diep heb jij en heeft zij me toen niet geraakt. Het nu van dat ene
ogenblik dat zich verplaatst in de tijd naar het nu van deze avond,
onuitwisbaar. Alsof hij haar nog altijd bezitten kan, alsof er nimmer een
afscheid is geweest, geen weggaan van elkaar, zij verdwijnend tussen de mensen
in de drukke straat en hij, verdwaasd en verloren achter gebleven.
12-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-06-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 4/1 |
En meer hoeft hij
niet over te nemen van een grote pagina uit de wereldliteratuur, meesterlijk,
zoals Joyce op zovele plaatsen een grootmeester is.
Als hij alles
verbrandt is dan alles dat opgeborgen ligt in de donkerste plaatsen van het
hart, vergeven en vergeten, omdat hij nu anders bestaat met andere accenten en
andere gevoeligheden en omdat de pijn in hem om het verkeerde dat hij deed,
geen pijn meer is maar een holte van pijn?
Een beweging van de
hand is voldoende en er is de wil om het te doen en ook een andere wil die zegt
het niet te doen. Maar zijn hand boven het vuur laat al enkele bladen vallen.
Hij weet van Dante die dit in bijna-alchimistische kleuren beschreef:
Alvorens
het papier vuur vat
komt
in het blad een bruine kleur
die
nog niet zwart is en het wit dat sterft.
Zo blad na blad
even aangeraakt en enkele woorden nog bekeken en nog even zijn herinneren
geopend op een kier. En toch een blad opzij gelegd en achteraf, als alles as
werd en de twijfel stijgt om wat hij deed, dat hij lezen gaat :
De blauwe morgen en de sneeuw
verdromen zacht haar blank gelaat.
Haar
niet te bereiken mond
waar
elke stond zijn aanvang vond,
een onbeschreven blad dat in het buigen
van haar handen om beminnen bad.
Wanneer had hij dit
geschreven en naar aanleiding van wie of van wat. Een som van woorden die,
genomen in hun totaliteit, een sfeer oproepen van verlangen en pijn en van het
uit elkaar gaan. Wist hij nog wel wie met haar werd bedoeld, welk gelaat erin
verscholen lag, welke mond het was, die hij kuste of kussen wou?
Al kon het ook de
Sibylla Sambetha geweest zijn over wie hij eens een lang gedicht had geschreven
omdat hij stelde dat het een schilderij was over een onmogelijke liefde, tussen
Memling en de Sibylla, van wie hij dacht dat het Maria Moreel kon geweest zijn die
hij schilderde. Een liefde zoals deze van Beatrice en Dante. Ook Marias kleed is
alchemistische gekleurd, rood, wit, zwart, en hij had gedacht dat dit een
bijzondere betekenis droeg.
Doch ook de schets
voor dit lang gedicht over Maria Moreel en Memling is as geworden. Hij wist enkel
nog hoe het begon: de tijd is niets, Maria. En de spijt overvalt hem ineens
het verbrand te hebben, spijt niet geluisterd te hebben naar de stem in hem om het
niet te doen, een stem die hem nu harde verwijten toestuurt.
11-06-2012, 00:18 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-06-2012 |
Joseph Brodsky |
En als hij buiten komt, als het
eekhoorntje wegspringt uit het gras en de den inklimt, als hij naar de
brievenbus gaat, hopende op een brief, komende uit het gewelf van de dagen over
hem, komende van om het even wie, O Brodsky:
The dreams
you dream are not of girls half nude
but of your
name on an arriving letter.
Ik ken hoegenaamd niet de eenzaamheid die Joseph
Brodsky moet gekend hebben toen hij dit gedicht schreef. Maar ik ken wel
hetzelfde gevoel als ik naar de bus ga en hoop een brief te vinden die noch
factuur, noch publiciteit is, maar een teken van leven van een verre vriend,
hoe verder af in de tijd hoe beter, en het mag ook van een vriend dichterbij,
ik ben niet kieskeurig vandaag mag het ook een e-mail.
Ik herinnerde me deze zin uit Brodskys bundel, zocht
het op en begon te herlezen, wat ik op 14.01.1988 had gekocht en toen zal
gelezen hebben. Keek naar de zinnen die ik onderlijnd had. Of ik alles gelezen
heb betwijfel ik, maar heel wat gedichten kregen mijn aandacht.
Had ik meer in en van de wereld geweest, meer actief
geweest en gesteld op publicatie, wie weet, ik had ook dergelijke dingen kunnen
schrijven.
Echter niet de dingen die Delphine Lecompte schrijft
en waar, een paar weken terug, Luuk Gruwez mijn aandacht op vestigde en me
achterliet met de vraag, hoe slaagt Gruwez erin over dergelijke bundel een
pagina van de Standaard te
vullen. Vooral als hij het heeft over: Het
systeem in de waanzin.
Ik heb helemaal niets tegen de gedichten van Lecompte
als dusdanig. Ik vind het wel interessant als ik lees van haar:
Iedere nacht word ik wakker
Om 1u40 omdat mijn ouders mij dan maakten
En ze laat het daar niet bij. Goed het kan allemaal.
Ik denk dat mijn ouders, als ik afga op de data, me hebben doen ontstaan op hun
huwelijksnacht, niet ervoor en niet erna. En eigenlijk is dit geen detail dat
zo maar te verwaarlozen is want het was bepalend voor mijn ganse leven, ook
voor wat ik nu schrijf.
Maar Delphine Lecompte kan ik enkel gelukwensen dat ze
erin geslaagd is haar dichtbundel uit te geven, zover heb ik het nog niet
gebracht.
En Gruwez moet ik bewonderen omdat hij, zoals ik
Brodsky, Shakespeare is gaan opzoeken en wel de Polonius uit zijn Hamlet die ons vergast op:
Though this be
madness, yet there is method int.
Is er iemand geweest die Gruwez hiervoor heeft
gefeliciteerd. Ik betwijfel het, al kan ik me vergissen. Gruwez neemt zijn
toevlucht tot dit stukje zin omdat hij aldus, zonder omwegen, zijn titel
formuleren kan en over de dichtbundel gerust schrijven kan:
We komen een heel eind wanneer we er van uitgaan dat ons hier uit de
hand gelopen dromen worden voorgeschoteld.
Gruwez heeft het verder over aberraties die zich her
en der voordoen en zorgen voor een vervreemdend effect. Wat de lezer zou
kunnen aanzetten om de gedichten te gaan lezen omwille van dit vervreemdend
aspect. En zelfs als hij besluit met:
Ze zet ons een heksenketel voor
met een receptuur waarvan ze zich de ingrediënten niet altijd evengoed
herinnert.
Eens te meer bedrijft Luuk Gruwez hier een heerlijk
stuk literatuur. Hij weze er nogmaals voor geprezen ook voor vorige bundels
waarover hij schreef - hopelijk hier ook door Delphine Lecompte, al was het
maar omdat ze hierdoor optreedt in mijn Blog, naast Joseph Brodsky, wat niet
weinig is.
10-06-2012, 05:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-06-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 3/3 |
De knipsels en
beschreven bladen nog op de tafel. Een oneindige niet te noemen droefheid die
hem overvalt, alsof hij de dood raken kon, alsof hij de dood roepen wou, alsof
zijn uitgestalde geschriften de voorbode waren van wat komen ging.
Hij kan nu, in één
beweging alle geschriften van vroeger in de vlammen gooien, al wat hij geweest
was, gedacht had en genoteerd had op losse bladen, getypt of met de hand
geschreven. Bladen met één zin erop, met een gedicht erop, met een kort
verhaal, een essay over Gilliams Elias.
Al wat uit hem, uit
zijn droom en zijn realiteit, uit het niets van het niets van het onmogelijke
niets was ontstaan, zoals in het neither-gedicht
van Samuel Beckett dat Stefan Hertmans hem leerde kennen.
Ontstaan, in de
vroege morgen als in de late nacht, in de trein zoals hij zag van Louis Paul
Boon - als op het werk, in de concertzaal als onder de bomen en op vele andere
plaatsen waar hij kwam. Telkens en telkens als hij het woord voelde zwellen in
hem en de zin van Hermes Trimegistos : pense
être partout en même temps, dans la mer, la terre et le ciel, hem bezocht.
Wie was het die dit
alles opgetekend had. In welke mate had dit nog iets gemeen met de persoon van
nu.
In een opwelling,
die de wind had binnen gewaaid, had hij al de laden van zijn bureau
leeggemaakt. De vele knipsels uit diverse dagbladen en de vele beschreven en
half beschreven bladen papier voor hem neergelegd.
Als hij alles
verbranden zou, zou dan ook verdwijnen wat hij ooit geweest was: de vreugde die
hij had gebracht maar ook de pijnen, gebundeld als in een ruiker gedroogde
planten en bloemen; vele details ervan vergeten, maar berouw om het verkeerde
dat hangen blijft als hij keer op keer een woord, een zin terug gaat nemen en
leven laat in de sappen van zijn herinneren, zoals ook James Joyce het zo
oneindig goed te zeggen wist in zijn Ulysses, en de zin in hem gebrand,
over wat Joyce zegt over sins or evil memories:
There are sins or (let us call them as the world calls
them) evil memories which are hidden away by man in the darkest places of the
heart but they abide there and wait. He may suffer their memory to grow dim,
let them be as though they had not been and all but persuade himself that they
were not or at least were otherwise. Yet a chance word will call them forth
suddenly and they will rise up to confront him
09-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-06-2012 |
La Isla desconocida |
Elke morgen hoop
ik, in de zang van de vogels te lezen wat de dag me brengen zal: of ik in de
klanken een teken hoor dat wijst op een wijziging in het weer of, maar dat is
dan de weerklank ervan in mij, op iets dat de dag brengen zal.
In het
ochtendgloren verwacht ik wel niet van de vogels te vernemen dat de onvergeeflijke
onachtzaamheid van de Europese politiekers geleid heeft tot de val van de Euro,
maar eerder of er in hun gezang en in het gefluister van de bomen geen aangenaam
gebeuren wordt aangekondigd: een brief misschien, een telefoon, een e-mail, een
onverwacht antwoord komende van een verre vriend - een oud-collega uit de Bank
- op een van mijn blogs?
Vooral dit
laatste zou me verheugen en die mogelijkheid is, of ik nu luister of niet naar
de vogels en naar de bomen.
Alles kan gebeuren
ook een brief van het Hoofd van de Bank met positief nieuws als antwoord op
mijn brief van april of ik me nu effectief verplaats of me verplaats in
woorden of in gedachten. Zo lang er dit
verwachten is voel ik me goed en kan ik schrijven. En om te kunnen schrijven is
wat komen zal me het liefst.
Ik daag noch
het lot uit, noch Vrouwe Fortuna. Er is wat zijn zal. Er is wat in de geheimenis der
dingen wordt voorbereid, zo in ons als buiten ons, zo op alle plaatsen van ons
lichaam en geest als op alle plaatsen van hemel en aarde.
De aarde die
zich, met een afschrikwekkende snelheid, zich wentelend om haar as, door het
Universum zwiept, gehaakt aan de zon, en er is de planeet Venus die het waagt, van
tijd tot tijd, zich te projecteren op de
schijf van de zon, zoals het gisteren gebeurde of was het eergisteren al. En van
Venus weten we precies wanneer het nog
eens zal gebeuren, al hebben niet nodig het te weten, maar niemand weet wat er
in zijn leven een van de volgende momenten zal gebeuren. Geen
ogenblik zijn we veilig, geen fractie van een ogenblik. Zoals we het niet waren
in het verleden zo zijn we het niet in de toekomst. Een toekomst
die zich vormt en waar we weinig in de pap te brokken hebben. We eten de pap
zoals hij wordt opgediend.
Het weze zo:
dit nog eens een blog zijnde bestemd voor la
isla desconocida en el Pacifico.
08-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-06-2012 |
De Dromer die hij is |
Heb meer en
meer het gevoel dat mijn blog even goed niet kan geschreven worden Dat het
absoluut geen verlies zou betekenen, eerder een verlossing. In de eerste plaats
voor mezelf, en dan zeker voor de enkelen die me getrouw gaan opzoeken om de
boodschap te lezen die ik voor hen heb ingelogd, alhoewel die meestal, en ik
besef het, te langdradig is.
Evenwel, jij
die mijn blog opzoekt en me ongelezen achter laat hebt je niets te verwijten.
Ik ook lees soms enkel de titels van het dagblad, waarin zovelen hun best
hebben gedaan om met zorg en toewijding hun artikel te schrijven. Als ik dan
niet gelezen zou worden dan ligt de schuld vooral bij mij en niet bij jou.
Maar de schrijver
in mij - niet de Ugo dOorde - laat zich echter niet zo gemakkelijk, zelfs al zou
hij er soms willen mee stoppen, van de
wijs brengen.
Zo, hij zal
verder, al blijft zijn hoop meer lezers aan te trekken onvervuld, de ziel uit
zijn lijf schrijven en zijn slaap er voor opofferen.
Hij is en blijft
een dromer in zijn oude dagen.
07-06-2012, 00:21 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-06-2012 |
Dromen |
6
juni, de geboortedag van moeder. Ze was van de zesde dag van de zesde maand van
het zesde jaar van de eeuw en ze was de jongste van zes.
Maar
het is niet over haar dat mijn blog zal lopen, al kwam ze in mijn gedachten
toen ik 6 juni typte.
Mijn
broer Georges zal er ook aan gedacht hebben.
Ik wou enkel zeggen vanmorgen dat je niet
denken moet dat een blog rozengeur en maneschijn is en dat dus het schrijven
ervan me geen moeite kost. Neen, il me faut une première phrase, een eerste zin
om de dag in te wijden, en op te staan uit de flarden van dromen die de slaap heeft
achtergelaten in mij. En deze morgen zocht ik naar een opening op iets heel origineels,
iets irreëels, iets droom gebonden en droom gehouden.
Wellicht
omdat ik nog steeds onder de invloed sta van wat ik las bij Michaux en ik een
blog zou willen brengen dat even vreemd lijkt, even weird, even bizarre van inhoud en vormgeving. Het is me dus
duidelijk dat Michaux besmettelijk is voor iemand die meent te moeten/mogen
schrijven zoals ik.
Ik
weet wel niet wat grote schrijvers erover denken, ken er trouwens maar één, aan
wie ik het zou kunnen vragen, maar die is in volle bevalling van een nieuw boek.
Maar zeker is het, die Michaux is verrassend.
En
eigenlijk heb ik zijn woorden of tekeningen niet nodig, het boek als dusdanig, in mijn bezit heeft zijn
verhaal. Het is het teken van een vriendschap. Het werd me geschonken door een
goede vriend, Michel Jamar, nu opgeslorpt door de jaren die er overheen zijn en
niet te bereiken via e-mail, een oud-collega in wat toen nog in dit land de
Bank der banken was. Met wie ik elke werkdag, na de lunch, op het terras van de
Bank op en neer wandelde, vertellend over muziek, over kunst en vooral over over
grote namen in de literatuur, zoals Musil, Canetti, Proust, Chateaubriand.
Op
een dag had hij een boekje mee over een schrijver met een voor mij totaal vreemde
naam, een boekje van ongewoon formaat, met licht groen couvert waarop een meer dan eigenaardige tekening
voorkwam. Hij had zijn vinger tussen de bladzijden en ik hoor hem nog een paar
lijnen lezen, terwijl hij verder wandelde, met in de ene hand het boekje open
en in de andere hand een reep chocolade die hij, zoals elke middag eten zou. Ik
herinnerde me nog dat het een verhaal
dat iets zegde over 25 december, ik neem er hier een deel uit over weet wel
niet of het geen inbreuk is op het auteursrecht - en schreef Michaux:
Il avait marché,
ma-t-on dit, pendant des années et des siècles, consultant le calendrier.
Et à présent il
vérifiat si tout le monde était là,
En
verder:
Cest quà ce 25
décembre, il avait donné rendez-vous, autrfois, il y avait six cent six ans à
des soldats dont les parents nétaient pas nés
En
om te eindigen :
Quand tout se tint
au rendez-vous, il fut trouvé mort, mais encore tiède.
Ik
vind dat deze enkele lijnen ook door Rimbaud hadden kunnen geschreven zijn.
Maar
het wordt niet de dag van Michaux, ik laat hem hier achter, het zal de dag van
moeder worden, ik zal ze niet uit mijn gedachten kunnen zetten vandaag. En
zeker niet de laatste weken, dagen van haar leven.
06-06-2012, 00:03 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-06-2012 |
Woorden |
Gezeten in
de tuin voor een wit blad, in de schaduw van de hoge bomen. De zang van merels,
de zang van de wind, de zang van de woorden.
Terwijl de
oude kat van de gebuur zich aait om je benen en vraagt om gestreeld te worden, terwijl
de bomen om je heen zich afvragen wat soort boom jij wel bent en terwijl heel
traag de inspiratie loskomt in de cellen van je bloed.
Je weet van
vele zaken iets te vertellen, ook dus van de bomen en van de Muze. Maar je hebt
je dagblad nog niet geopend. Je hebt nog niet gelezen wat velen zoals jij, maar
ijveriger dan jij, geschreven hebben. Gedachten zaaiend waarvan ze hopen dat ze
een echo dragen zullen de volgende dag of de dagen erna. Waarvan ze weten dat ze,
eens gelezen of niet gelezen, achteraf verdwijnen zullen naar verre oorden om
aan te landen op een soort Paaseiland midden de Stille Oceaan, thuishaven van
alle ooit geschreven overbodige woorden.
En in een
kreek, onder de laatste, bloeiende palmboom een palmboom zoals deze waaronder
Maria van Jezus beviel
zoals het geschreven staat op een ongelukkig hoopje, mijn totaal overbodige woorden
en hun moeilijk te vatten boodschap, ongelezen.
Het geluid
van de zee is er over, de speling van de golven reikt tot aan de onderste laag
ervan, in het glinsterwit van de morgen en het glinsterdonker van de nacht.
Zo mijn
woorden en de woorden van allen die schreven, samengekomen op dat eenzame, ongekende
eiland, tijdloos overspoeld met licht en eeuwigheid.
Dat ze, betoverd
met de beweging er in en er over, moge rusten in vrede.
05-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-06-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 3/2 |
Aldus is elk
ogenblik van zijn pen op het blad geweest, lijk het schuiven van de zwanen op
het water, telkens weer een nieuw verbazen over wat de dagen waren.
En als hij denkt
aan Jünger en aan Eliot en aan zovelen die hij schaamteloos overneemt, wat is er
eigenlijk dat uit hem zelf komt, of kan het dat zijn gedachten zijn wat ze zijn
en dat hij pas achteraf zich realiseert deze gedachten reeds bij anderen te
hebben ontmoet?
Maar niet immer is
er dit verbazen. Er zijn zovele dode momenten in ons handelen, lege woorden
waaruit we dan opnieuw ontwaken. Dit is de tweespalt van ons leven: het
verdwijnen in de leegte van de woestijn en de terugkeer in de ruisende rijkdom
van het leven.
Zo had hij de zee
gezien, de zee gehoord in de valavond. Ze was rust en beweging. Rust waar de
olijfgroene lijn van het water overvloeide in het grijze timbre van de luchten,
beweging waar de meeuwen roekeloos hangen bleven boven de golven die uitrolden
over het strand.
Zo nu ook in hem
rust en beweging, of zijn geest in vrede met het zijnde en zijn gedachten een
fresco van hoop op wat nog komen kon.
Hij heeft de haard
aangestoken en lang stilgelegen op de sofa in het schemerlicht. Het zuchten van
de wind om het huis en de boeken die wachtten op een teken van hem, op een
bewegen van hem. En starend in de vlammen de nacht die binnenkwam met een
gedicht dat hij eens onderaan een tekening had overgeschreven en dat hij
vertaalde voor haar, op een avond zoals deze, toen hij naast haar stond met de
schim van hun beider gelaat in het glas over de tekening. Wat hij zich nog
herinneren kan van het gedicht van Salvatore Quasimodo in het weinige Italiaans
dat hij kent:
Desiderio delle tue mani chiare
nella penombra della fiamma
sapevano di rovere e di rose,
di morte ...
of, het verlangen
van haar blanke handen in de schemer van de vlammen, ruikend naar eikenhout en
naar rozen, ruikend naar de dood ...
Alsof in deze ene
avond, zijn ganse leven lag gestold: het voorbije vermengd met het heden en het
heden aanwezig in het komende en hij, zoals Quasimodo het verder zegt, fatto daria, van lucht gemaakt.
04-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-06-2012 |
Henri Michaux |
Dertig jaar
lang, en meer staat tussen mijn boeken, het werk van René Bertelé: Henri
Michaux, verschenen in de reeks, Poètes
daujourdhui - Pierre Seghers,
Heb het in al die jaren ettelijke malen in de hand genomen, echter nooit met
zorg gelezen, nooit de inspanning gedaan om iets dieper binnen te dringen in de
rare, eenzame, afgezonderde auteur en schilder die Henri Michaux was.
Amélie
Nothomb (mijn blog van 1 juni) en haar uitspraak over de inspirerende kracht
die van Michaux werk zou uitgaan, zette me er toe aan Bertelés werk te gaan
lezen. Verwondering was mijn deel.
Ik kwam tot
de conclusie dat hij even eenzaat is als Rimbaud het is geweest, dat hij
nergens onder te brengen was, noch als dadaïst, noch als surrealist, noch als
symbolist, maar dat hij schreef en schilderde op een wijze die niemand hem
heeft voor- of nagedaan.
Hij heeft
zichzelf ook nimmer willen situeren. Il
déconcerte, zegt Bertelé, hij zet ons op een verkeerd spoor. Als
wereldreiziger schrijft hij over reële als over ingebeelde landen, reële feiten
als over ingebeelde met metafysische inslag, gesierd met bevreemdende
monologen.
Je
suis habité, je parle à qui-je-fus et qui-je-fus me parlent
ou le désir
décrire un roman et lon écrit de la philosophie
aldus Bertelé ik ken er nog zo die in zijn inleiding prachtige dingen
schrijft.
Hij
vergelijkt zijn manier van schrijven met het regenwoud dat van voorheen
waar alle soorten van planten opwellen uit de humus en geholpen door het
klimaat gaan woekeren. A chaque instant
beaucoup naissent et beaucoup meurent, il suffit que quelques-unes puissent
lancer dans le ciel le jet de leur sève originaire.
Its
a struggle om over de veelzijdigheid van
Michaux iets te schrijven met weinig woorden. Hij profileert zich in een wereld
van realiteit en droom in een grote afzondering van alle andere schrijvers van
zijn tijd en van nu, met een eigen taal en vormgeving.
Ik doe een
proef om te weten wat Nothomb me heeft willen doen geloven, met zijn
verhaal Wozzeck.
Ce
soir javais pris une dose normale de chanvre
begint hij en hij volgt de uitvoering van de opera van Alban Berg op de radio. Het
is avond en het venster staat open op de tuin en dan ziet hij een persoon staan
de blik gericht op de radio die duidelijk meeluistert en Michaux volgt de muziek
via de reacties en gelaatsuitdrukkingen van de persoon in kwestie.
Ik lees. De vreemde, verrassende wendingen van zijn verhaal geven me een gevoel
van ruimte en van mogelijkheden, zaken die ik
ook had kunnen schrijven, had ik er maar aan gedacht!
Cétait
trop beau, cétait trop de malaise aussi
et je détournai les yeux, pour
nécouter plus que la musique
et lécouter seul.
Als hij
terug de ogen opent zijn ze met drie om Alban Berg te beluisteren avec naturel, installés dans les arbres,
regardant comme sils étaien chez eux et confortables, sans du tout soccuper de moi.
Een vreemd
verrassend verhaal, een opeenvolging van details, prikkelend zoals een
aperitief, die de geest openen op nieuwe gegevens die je plots aanwezig voelt
ergens, ergens en je aanzetten om te schrijven, in de zin die Michaux
gebruikte, even verrassend en even koelbloedig.
Het is wel
degelijk zo, Michaux doet, zoals humus en klimaat in het regenwoud, de sappen
stijgen in de geest van de schrijver. Deze heeft zelfs geen twee paginas nodig
van hem. Michaux is een veelheid van stemmen die er voor zorgt dat geen enkele
de bovenhand krijgt.
03-06-2012, 00:36 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-06-2012 |
De Adem van de Dagen -Deel II, 3/1 |
Zijn dagboek open
naast hem, zijn pen van vele jaren, zijn hand waar het beven in gekropen is, en
hij kan niet anders dan optekenen wat opborrelt uit die bron die hem altijd
vergezelt:
Jij, Ugo, schrijf,
schrijf je ziel uit je lijf. Schrijf dat je eeuwig bent. Beschiet van uit je
oneindigheid elk blad. Bevrucht het met de elektronen van je geest, die op hun
beurt zich mengen zullen met de atomen van het papier, dit wondere papier dat
met vreugde bezeten wordt; zoals zij die je bezat diezelfde middag in de kamer
die uitgeeft op de oude gevels, weerspiegeld in het water van de Leie, met de
boten soms en de Kleine Nachtmusik van
Wolfgang door het open raam. En de grote stilte in jou als je neerligt naast
haar en haar vingertoppen betast wetende dat ze weent en je wel denken kunt
waarom.
De tekst herlezend
komt het gebeuren terug: de kamer op de middag, het open raam met de bewegende
gordijnen, franjes van schaduw op de muren en de meubels, de geluiden van de
stad, de boot met toeristen en de vrouw naast hem die weende en toch gelukkig
was zoals hij zich voelde toen, naast haar, met haar hand in de zijne.
Dit verre gebeuren
herdacht en herbeleefd, de vele kleine details nog zo aanwezig in hem, de warme
zachtheid van haar lichaam, de hand die hem streelde, de mond die hem kuste, de
grote trillende wereld van genot gemengd met het immense van wat hij voelde
voor haar en dit alles voorbij.
Ernst Jüngers Auf den Marmorklippen naast zijn dagboek op zijn
tafel, of hoe we leven en hoe alles in ons samenkomt, geordend, elk ogenblik
aansluitend op het vorige, wat je denkt, komend van wat je dacht en gaande naar
wat komt:
Und
immer wieder tasten wir in unseren durstigen Träumen dem Vergangenen in jeder
Einzelzeit, in jeder Falte nach
Zo ook dit gebeuren
tot hem teruggekomen, ongerept in al zijn verbeelden en thans getekend in
enkele luttele woorden terwijl het zoveel was geweest, zo enorm veel, lijk het
vliegje in het stuk amber dat hij had meegebracht van een verre reis waar
ouderlingen op de binnenkoer van de moskee, gebogen waren over wondere tekens,
de woorden van de Profeet in gesprek met hun God met de negenennegentig namen.
02-06-2012, 00:10 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-06-2012 |
Amélie Nothomb |
U zult me
wel toelaten voor deze eerste dag van juni de zon begint al te denken aan
haar terugkeer mijn heil te zoeken bij Amélie Nothomb om er mijn blog mee te
sieren.
Ze schrijft
namelijk:
Tout écrivain a son truc, en: Mieux que les autres, les écrivains savent combien écrire est
difficile.
Om er toe in
staat te zijn hebben ze nood aan hun gevoeligheid, hun temperament, hun
cultuur, maar intimement, ils sont
persuadés de devoir plus encore à leur truc respectif.
De aard
hiervan is uiteenlopend. Hij kan spiritueel zijn: het aanroepen van de Muze,
zoals de Grieken; het gebed zoals de scholastiekers, en zegt ze, ik ken
talenten vandaag die zich ongeschikt tot schrijven voelen als ze geen twee
paginas Michaux
hebben gelezen.
Dit weten we
dan, maar de truc kan ook materieel zijn:
de wijn voor Omar Khayan, opium voor de
decadente dichters, te kleine schoenen voor Dali, zowel schilder als schrijver.
Balzac was de eerste die afhankelijk was van de koffie en die aldus de truc
inhuldigde, die het meest toegepast wordt onder de moderne schrijvers. Ik denk
dat die ook eigen moet zijn aan Amélie Nothomb, wat haar volste recht is als ze,
zoals ze eens schreef, om vier uur in de morgen, elke dag begint te schrijven.
Maar, vraagt
ze zich af, wat was de truc van de grote William Shakespeare, want in zijn tijd
kende men noch koffie, noch thee. Is het om deze reden dat heel wat mensen
menen te moeten denken dat William niet de schrijver is van zijn werken, zelfs
dat hij niet bestaan zou hebben pour
éviter de prendre conscience que face à un tel auteur on est une paramécie, niets
meer dan een pantoffeldiertje?
Nothomb
schrijft dit naar aanleiding van het verschijnen van het boek van Bill Bryson Shakespeare. The World as Stage, vertaald in het Frans door Hélène
Hinfray, Petite Bibliothèque Payot, 224 p. 8,65 ., een antibiographie.
Ik ga
Nothomb hier niet herhalen. Ik weerhoud alleen dat zijn truc tabak zou kunnen
geweest zijn die in Groot-Brittannië, na zijn geboorte is aangekomen, maar ik
betwijfel sterk dat Shakespeare nood zou hebben gehad aan een truc, welke ook,
om te schrijven wat hij schreef en hoe hij schreef en hoe veel en hoe waardevol
hij schreef.
Trouwens,
merkt Nothomb terecht op, le mystère
(truc of niet) nest pas éclairé. Prenez
un auteur de talent, donnez-lui les meilleurs tabacs du monde: croyez-vous
quil écrira le monologue dHamlet?
Thats
the question.
01-06-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-05-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 2/3 |
Was dit, met
de terugloop van het geloof in de waarden van de Kerk, het doembeeld dat als
een donderwolk boven het Westen dreef of vergiste hij zich schromelijk, omdat
de tekenen van nu, in plaats van toe te nemen, mettertijd afzwakken zouden?
Hij hoopte
het omdat hij wist dat onze samenleving zo niet geraakt zou worden in haar
diepste worteling, daar van waar de levenssappen van de geest opborrelen en
waar zijn queeste, de tocht naar zijn eeuwigheid, zich situeert. Je kunt immers de mens niet binden aan woorden, wie of in
opdracht van wie ze ook moge geschreven zijn en waarvan nu de bladen vergeeld
zijn, niet mogen gewijzigd of
geïnterpreteerd worden.
Maar het is vandaag dat hij leeft en al de dagen die nog komen moet hij
verder op de weg die hij heeft ingeslagen. En als hij spreekt en schrijft danj weet
hij dat een boek
waarin geen spoor zou te vinden zijn van de binding van de mens met zijn kosmische
essentie, hoe minimaal ook, geen waarde heeft, alleszins niet voor hem.
Marie-Madeleine
Davy maakt hem dit duidelijk als ze schrijft: il est impossible denvisager lhomme coupé de sa
profondeur dorigine divine.
En om het
nog duidelijker te maken, hij vond in het boek van Davy, een dagbladknipsel uit
Le Monde, de toespraak van
Saint-John Perse, gehouden bij de overhandiging van de Nobelprijs voor
Literatuur, waarin hij had onderlijnd: la
grâce poétique, létincelle du divin, vit à jamais dans le silex humain,
waarmede Saint-John Perse de zin van Davy kruiste.
Dit waren
woorden die hij koesterde. En er waren er nog die hij vond in hetzelfde boekje
van Marie-Madeleine Davy, overgeschreven uit een boek van Christian Jacq, een
gedachte van Hermes Trimegistos :
Pense être partout en même temps, dans la mer, la terre
et le ciel; pense que tu nes jamais né, que tu es encore embryon, jeune et
vierge, mort et au-delà de la mort. Comprend tout à la fois, les temps, les
lieux, les choses, les qualités et les quantités.
Hij herlas
de zin en hij dacht de wind nog heviger dan voorheen, hoog in de bomen,
jagend over het huis dat dit de essentie is van de goddelijke vonk in de
menselijke silex. Zo denk dat je een deeltje van die God bent, dat je overal
aanwezig bent, dat je alles begrepen hebt.
Hij kan het
nog, het is nog deel van zijn vrijheid te denken wat hij denken wil en openlijk
het neer te schrijven in een klare zuivere taal. Het was niet altijd het geval,
Dante wist hoe verdoken hij zijn gedachten kenbaar maken moest.
Zullen wij
het nog weten of zal het nog nodig zijn het te weten, eens overspoeld?
Hij schrijft
maar, een gekheid is het maar hij gaat verder één boek te willen toevoegen
aan de massa miljoenen boeken die er opgestapeld liggen in al de bibliotheken
van de wereld om gelezen te worden.
31-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-05-2012 |
L'écriture est un refuge |
In een
artikel in Le Monde vertelt de
Amerikaanse schrijver Douglas Kennedy,
dat het in de gesprekken onder schrijvers gewoonlijk gaat over geld, omdat ze
aldus in staat zijn hierachter hun twijfels te verbergen wat hun werk betreft
en ook hoe het verder moet met het boek waaraan ze begonnen zijn. Maar zegt hij
nog zonder deze twijfel is er ook geen creatieve rilling, il ny a pas de frisson créatif.
Over geld,
over publicatie gaat het niet bij mij, wel de twijfel over de waarde van wat ik
schrijf en ook hoe het steeds maar verder moet met het boek dat ik aan het voortbrengen
ben. Dit zijn dus zorgen waar elke schrijver mee geconfronteerd is. Ik hoef dit
niet meer te herhalen. Er rest me alleen zo te schrijven dat mijn prestatie
maximaal is en dat ik het beste haal uit mijn creatief zijn voor wat ik als
boek wil achterlaten.
Kennedy zegt
ook dat schrijven een buitengewoon beroep is, een kwestie van evenwicht in zijn
leven en ik zal hem hierin niet tegenspreken: Dans les périodes difficiles ik ken ook van die periodes - lécriture est même un refuge.
Ik schreef dit
eergisteren nog.
30-05-2012, 05:12 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-05-2012 |
De Adem van de Dagen - Deel II, 2/2 |
Het
impromptu van de hoge winden om het huis, winden die van verre komen, van
landen en van oceanen. Hoge winden in de bomen die zijn hart beroeren, die hem
beelden brengen, vader, moeder, afscheid nemen.
De tijd,
omzwachteld door de tijd, de enige levende en hij die erin geborgen zit,
meegenomen. De tijd die hij was en is, hij, Ugo, zoals hij genummerd getekend
staat in vele registers, ergens in kasten of in kamers of op harde schijven,
zijn naam uitgeschreven voor altijd, alsof hij enkel naam was, drie
lettertekens, een te weinig, of drie te veel, en te zijn wat hij in feite is, niet
zoveel, verlatenheid zelf en hoge winden die hem wegnemen zullen en niets
nog blijven zal. Van al dit bestaan hier, dat hij zo koestert, dat hij
omlijsten wil met guirlandes, enkel de tijd zal overblijven, de grote levende
tijd.
Wat hij nu
ook weet, omdat plots een naam opduikt, de zachtheid van een blik in hem
geboord, dat hij bemind heeft en dat de voren die dit beminnen in hem getrokken
heeft nog open liggen.
Bevreemdend
is, en dit wordt hem duidelijk, bevreemdend is dat hij het waagt al deze zaken
nog op te zoeken in deze wereld waar de miserie van afdruipt: een door elkaar
schuiven van gewapende conflicten, van uiteengereten lichamen, van corruptie en
uitbuiting, van kinder- en vrouwenverkrachting, van hongersnood, van
natuurcatastrofen.
En dichter
bij hem, het gebazel van de politiekers die zonder het minste schaamrood dit
land waar hij geboren is en opgegroeid, inspiratieloos hebben achtergelaten
door destijds, onder meer, een openbare schuld te laten groeien tot een niveau
dat een intrestlast genereert die een rem betekent voor tal van noodzakelijke
investeringen en een noodzakelijke
belastingdruk oplegt die boven het normale uitstijgt.
Terwijl
langzamerhand het westen overspoeld wordt door een golfbeweging die in zich de kiemen
draagt eigen aan wat kenmerkend was voor onze veertiende, vijftiende, zestiende
eeuw en hij zich de vraag kan stellen, hoe lang nog een Koningin- Elisabeth-wedstrijd
voor viool of piano, als hij donker gebaarde mannen hoort en wat ze honderdvoudig
gemeend, te zeggen hebben? Of hoe
lang nog Shostakovich, Beethoven, Bach, Mozart?
Slaapt de politiek in het westen, is hun roes van
eeuwenlange heerschappij dan blijven hangen, hen verblindend tot het te laat
zal zijn, of is het al te laat?
29-05-2012, 23:52 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-05-2012 |
Hoe men wordt wie men is |
Wat
was oorspronkelijk van mij, in dit mijn leven. In welke mate was ik het, en ik
alleen, die richting heeft gegeven aan de wegen die ik heb ingeslagen. Zijn het
niet eerder de omstandigheden geweest die van mijn jongste jaren af mijn leven
hebben bepaald?
Zo
de dag dat de schoolmeester van het dorp, een heerlijk mens hij liet me de
volledige Jules Verne lezen - die op een dag bij moeder en vader is gekomen,
arm als we waren, zoals ik het nog steeds ben, om hen aan te raden me in te
schrijven voor wat toen bekend stond als het Fonds der Meestbegaafden.
En
dit een stap toen was, bepalend voor wat komen zou, andere zaken met andere
wegen. Waaruit opnieuw andere wegen zich
zouden opdringen en zo verder, om hier aan te komen bij deze blog die ik
schrijf.
Me
afvragend, zoals wellicht zovelen, of ik wel ooit een beslissing heb genomen
die me door de omstandigheden niet werd opgedrongen.
Neen
ik geloof niet dat ik ooit eenmaal een beslissing nam die inging tegen de
normale gang van zaken. De feiten kwamen op mijn af en ik onderging ze.
In
dit licht, ligt wat nog komen kan al uitgestippeld, al opgetekend, in pogingen
om te leren wat te laat is om te leren, te lezen wat ik jaren geleden had
moeten lezen, te schrijven wat gezien mijn jaren, niemand nog voor ernstig zal
nemen.
Psalm
139 over het boek waarin alles opgetekend staat, ook wat nog komen moet, vertelt
het me.
Deze
woorden zijn gebonden aan mijn persoon. Ze staan nu geschreven. Ze passen in en
bij mijn levensjaar, zoals mijn blog erin past. Trouwens wat zou
ik doen of wie zou ik zijn, ware het niet dat ik nog schrijven kan.
28-05-2012, 01:01 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-05-2012 |
De Adem van de Dagen Deel II, 2/1 |
Bemerking voor de lezers van
deze Adem vd Dagen.
Als ik mijn doel: 34, 33 en
33 per deel wil bereiken zijn de stukken tekst die ik hiervoor moet inloggen,
telkens te lang en neemt de centrale PC de teksten niet op zoals ik het wens.
Ik word dan geconfronteerd met een tekst die te dicht op elkaar is gelijnd.
In de toekomst zullen mijn
stukken tekst korter zijn en, indien ik er toe in staat ben, vlugger elkaar
opvolgen. In deze omstandigheden echter zal, wat Deel II betreft, het vervolgcijfer
in breukvorm worden opgegeven. Zo wordt deze tekst II, 2/1.
Dit alles
was deel van het grote zinderende leven dat hem steeds blijft doorkruisen. De
siddering van wat gekomen is uit het Alfa-punt en hem voeren zal over de dood
naar het grote onbekende.
Hoe kon hij
deze fuga van het woekerende leven dat keer op keer doven gaat in de herfst en
in de lente lijk een vloedgolf het land overspoelt, hoe kon hij dit alles
omvatten met woorden, wetende ook dat hij, dromend in het licht van de niet meer te tellen morgens
die hij bewust had beleefd of roekeloos had ondergaan, zijn lichaam ook niet
ontsnapt aan het ritme van de natuur.
Hij dacht
nog, Hugo Claus vermocht dit te beleven. Hertekende dit, in zijn gedichten, in
het barokke van zijn woorden die Claus zo plukken kon, die zo uit hem opwelden
en die hij nam zoals ze kwamen. Woorden die schreeuwden van poëzie, niet zo
zeer door wat ze te zeggen hadden dit was Eliot - maar door de klank ervan,
de vorm ervan, het ongewone ervan, het passende, verrassende beeld ervan.
Hij gaat
slapen met deze zin. Hij denkt is het wel zo, overstijgt Claus het ritme van de
natuur, overtreffen zijn gedichten het in en over elkaar vloeien van zomer en
herfst, van winter en lente. Is het dit fenomeen dat eigen is aan de poëzie van
Claus?
Hij, Ugo,
zal dan begraven worden onder een steen die zijn naam zal dragen, en een
grafschrift dat hij nog schrijven moet, waarbij hij het grafschrift benaderen
wil dat hij vond in een boek over de Romaanse architectuur en cultuur in la Provincia de Burgos:
Soy lo que serás;
lo que eres en el
tiempo fui:
ora por mi, te ruego.
Ik
ben wat jij zult zijn,
wat
jij bent was ik eens:
bid
voor mij, ik vraag het je.
Hij vraagt
echter niet te bidden voor hem, al zal hij het zelf wel onvoldoende gedaan
hebben. Maar zijn ganse geestelijk bestaan werd een gebed. Een wandeling naar
en binnenin wat niet te noemen is.
Hij zal
evenwel niet zoals Rilke, begraven worden zijn grafzerk leunend tegen de muur
van een Romaanse kerk, maar hij vraagt zulks niet, hij wenst enkel dat zijn
naam verlengd wordt naar wat hij in zijn dagboek schrijft op een dag zoals
deze.
27-05-2012, 00:34 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-05-2012 |
Dmitri Shostakovich |
Ik was sterk
onder de indruk van de prestatie van Andrey Baranov na zijn Prokofief en vooral
na zijn uitvoering van Shostakovich Eerste Vioolconcerto, opus 77.
Het is een
van de mooiste vioolconcerti die ik ken en ik stel me de vraag, hoe zou Baranov
eruit gekomen zijn had hij zoals de anderen het concerto van Sibelius, Paganini
of Tchaikovsky gekozen.
Nu ik maak
geen rangschikking van de prestatie van de tien kandidaten die ik al hoorde, er
is een jury hiervoor, alleen waag ik het te zeggen dat het optreden van Baranov
hoogstaande was, en als het hoogstaande was dat het te wijten was aan de
immense kwaliteiten van het concerto dat hij gekozen had.
Het
vioolconcerto en dan dat uitzonderlijke, onevenaarbare derde deel is alles, verdriet, afscheid en herop
standing, is een bundel wonderlijke klanken dat ik zou willen aanbieden aan zij
die naar mijn uitvaart zouden komen.
Zullen zij
die me lezen en, als ik het niet zou gedaan hebben, iets te regelen hebben, er
rekening willen mee houden, het derde deel van het vioolconcerto van
Shostakovich, van het tromgeroffel af, tot zo ver mogelijk te willen laten
vloeien over mijn lijkkist.
Dit is wat
ik dacht, vandaag 25 mei, toen ik het her beluisterde op Canvas, met het venster open op het gezang
van de merels en de lijsters en de vinken
en de mezen en van de wind in de bomen.
*
Ik las Testimony, the memoirs of Dmitri
Shostakovich van Solomon Volkov (Faber & Faber, paperbacks 1981,
London-Boston). Niet dat hierin veel verteld wordt over zijn werk in het
algemeen, wel over de angst die hij kende muziek te componeren dat niet in de
lijn lag van wat van de componisten gevraagd werd.
Zo werd in
1948, op het Congres van de Componisten, zijn werk samen met dit van Prokofief
en Katchaturian veroordeeld als anti-people
formalisme and decadence (zijn eerste vioolconcerto dateert van 1947-48). En
werd de partituur van zijn negende symfonie als totaal waardeloos van op het
podium de zaal ingegeooid.
26-05-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-05-2012 |
Waarom Bloggen? |
Waarom in s
hemelsnaam, waarom een blog, wat wil ik ermee bereiken?
Ik heb
altijd geschreven, altijd - het is trouwens tijd dat ik een grote schifting
doe, zo niet wordt het kind dat ik baarde weggegooid met het badwater
vrienden wisten dat ik schrijver was, zoals je van vrienden weet dat ze zondagsschilder
zijn of verzamelaar van het een of het ander. Is het dan vreemd dat ik aan de
wereld tonen wilde dat ik schrijf en, nu me de mogelijkheid geboden wordt, dat
ik het kond wil doen, dat ik het uitbazuinen wil over de daken?
Maar ik
besef schijnbaar nog steeds niet dat ik geschreven heb in het luchtledige, dat
ik nimmer bereikt heb, wat elke schrijver moet bereiken, gepubliceerd worden. Had ik enig talent gehad als schrijver
dan had ik reeds, mijn ouderdom in acht genomen, tien boeken geschreven of
minstens enkele dichtbundels.
Zo mijn blog
is een compensatie, een elegante oplossing, voor het luchtledige, het anonieme
van mijn prestaties en het is het enige dat me overblijft.
Ik denk dat
dit de hoofdreden is. Niemand wil me gepubliceerd, dus publiceer ik me zelf op
de meest voor de hand liggende wijze, en
op een wijze waar niemand enige zeg over heeft, ik schrijf wat ik schrijven
kan, gelezen of niet gelezen. Nu, een succes werd het niet, zeker niet het
succes dat ik verhoopt had.
Evenwel, als
ik dieper ga kijken is er toch iets aan toe te voegen, het is tonen aan zij die
me kennen of gekend hebben oud-collegas bijvoorbeeld - dat ik nog leef op
een voor mij waardige manier er zijn er die met dubbele Vlaamse vlaggen
zwaaien bij de aankomst van een rit in de giro dItalia voor mij is mijn blog
mijn vlag: Mensen ik ben er nog!.
Mijn vlag, eigenlijk
is het maar een wimpel - eine Fahne und sei stolz ich trage die Fahne - is er
om de vele vrienden en kennissen er op attent te maken dat ik er nog steeds ben
en hoe ik er ben.
IJdelheid,
ijdelheid! Terwijl ik voldoende wist van T.S.Eliot en ik loop er mee te koop
- the only wisdom we can hope to acquire is humility, humility is endless.
Soms wordt
het me te veel, soms is er een moeheid, soms is er wat vermoedelijk velen in
mijn geval denken gaan: Stop it, genoeg gebazeld, maar dit is dan een
beslissing die ingaat tegen de persoon die ik ben!
25-05-2012, 05:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-05-2012 |
De Adem vd Dagen, II, 1 |
Light enters my room like a gilded Pavlova ...
Deze
versregel van Ezra Pound herhaalt zich in hem als hij neerzit aan zijn
schrijftafel voor een nieuwe dag. Wanneer, denkt hij, vind ik nog de tijd om
Pound te lezen, om Hemingway of Steinbeck te heropenen, wanneer Proust of
Pasternak, wanneer Malaparte?
Onlangs had
hij gelezen - maar hij herinnert zich niet meer in welk boek het was - dat een
bepaalde passage in De Huid van
Malaparte, (maar wie leest of spreekt nog over Malaparte) wetenschappelijk kon
bewezen worden en wel waar hij het heeft over het plotse bevriezen van een troep
vluchtende wilde paarden die zich in een meer hadden gestort tijdens de
Fins-Russische oorlog en een winter lang, lijk standbeelden uit het ijs staken.
En alsof
Malaparte hem vervolgde, heel laat op de BBC, een documentaire over het huis
van Malaparte, dat lijk een rechthoekige schuinoplopende massa stenen opdook
uit het landschap, met de commentator die de vraag herhaalde van Rommel aan
Malaparte of hij het was geweest die het huis had geconcipieerd en het antwoord
van Malaparte dat hij het landschap had bedacht, het huis voegde hij eraan toe,
is er altijd geweest!
Hoe lang of
hoe kort duurt het leven van een boek, en dan vooral, nu hij hoorde dat een boek, in de huidige context, vier
maanden krijgt om te bewijzen dat het levensvatbaar is. Maar dan, gesteld dat
het levensvatbaar is, hoe lang duurt het leven ervan, tien, twintig, dertig
jaar, een generatie?
Hij had een
lange tijd, een te lange tijd te weinig gelezen omdat hij verzonken zat in
cijfers, in economie en financiën maar ook in filosofische beschouwingen over
het leven en over God, zodat het duidelijk is dat hij van een andere generatie
is dan zij die thans de boekenwinkels en de literaire tijdschriften vullen met
hun woorden, en hij in feite nu aan het filosoferen is vanuit een vorige
generatie dan deze van nu en meer nog, naar de generatie toe die na hem zal
komen. Wat zeker geen winstpunt is om gelezen te worden. Maar hij waagt het
toch de taal te gebruiken die hij gewoon is te gebruiken en zelfs toe te geven
dat hij de literatuur van de generatie na hem, op enkele uitzonderingen na, wel
van ver heeft gevolgd maar weinige boeken eruit gelezen heeft.
Maar over de
levensduur van een boek weet hij dat achteraf gezien, elk boek dat we lezen
teruggebracht wordt tot enkele passages die ons om een of andere reden heel
bijzonder hebben getroffen; soms zijn het verheffende, soms zijn het
afstotende. Als hij bijvoorbeeld de Four
Quartets uit zijn boekenkast neemt dan is het niet Eliot die hij neemt,
maar:
Time present and time past
are both perhaps present in time future,
and time future contained in time past.
Deze
versregels van Eliot zijn in hem gaan leven, en Eliot blijft aldus aanwezig in
de band geest die hen bindt, over tijd en ruimte heen, terwijl deze versregels
stammen van de generatie voor hem, heeft hij ze toch gelezen en bewaard. De
vier maanden respijt die gegeven worden aan een boek is dus meer dan sterk
afhankelijk van de waarde van het boek. Als hij rond zich kijkt vindt hij Saint
Joan van Bernard Shaw, vindt hij Canetti, vindt hij Kundera, Auguste Rodin en
nog niet zo lang geleden heeft hij Mulisch teruggelegd, heeft hij Chateaubriand
en Stendhal terug op hun plaats gezet, ook Paul Claes en zijn vertaling en
commentaar bij The waste Land, en
vooral Hertmans Arcadia. Bij elk boek hier zijn de vier maanden lang voorbij.
Wat bedoeld
werd is praat van de uitgever, als de verkoop stilvalt na vier maanden is er
het bewijs dat het boek niet loopt en nimmer lopen zal. Maar een boek dat in de
diepte geschreven is heeft zeker een veel langere levensduur, niet bij de
gewone lezer, maar wel bij de lezer die voedsel wenst voor de geest, en daar
komt het op aan, niet op verkoop, wel op vastheid, wel op degelijkheid.
Maar hoe
komt het, en via welke binding, gebeurt het dat hij vertrekkende van Pound,
over Malaparte bij Eliot komt, terwijl hij reeds denkt aan Gods little Acre van Erskin Caldwell dat hij eens heeft uitgeleend
en nimmer terugkwam.
Hij was het
gaan zoeken in de Engelse bookshop op een grote laan van de hoofdstad, waar de
herinnering aan haar die hij had liefgehad hem overviel en hij terug die
immense tederheid voelde die zij was geweest. Maar zoals zij verdwenen was uit
zijn leven, zo was elk spoor van het boek verdwenen.
Om welke
reden was Gods little Acre terug
opgedoken? Was het omdat hij dacht aan het gebeuren waarbij een van de
personages van het boek, opgehitst door het provocerend sensuele lichaam van
zijn schoonzus, haar plots het kleed van het lichaam rukt en het in stukjes
scheurt? Dit is toch het beeld dat het boek heeft nagelaten in hem. Doch het
zal wel Caldwell zelf zijn geweest die opgehitst door wat hij schreef haar in
gedachten de klederen van het lichaam rukte, want hoe groot is soms niet de
kracht van onze verbeelding?
Hoe oud was
hij toen hij met Julie op de hooischelf was en hij, over haar gebogen, zijn
hand had gelegd op haar kleine harde borsten, en hij in de glans van haar ogen
zag wat er gebeuren kon en zijn hand opschoof naar die ongekende, onvermoede
plaats, verhit, bedwelmd en als verdwaald in het hijgen van zijn bloed.
Wat indien
Julies moeder, die instinctmatig het gebeuren moet hebben aangevoeld, niet met
aandrang geroepen had over de meidoornhaag die hun beide boomgaarden scheidde.
Julie had zich losgerukt van onder hem en was lenig als een kat de ladder
afgesprongen om in een aureool van licht in de poortopening te staan en te
verdwijnen, hem achterlatend in de
doordringende geur van het hooi en de dwarreling van deeltjes stof in bundels
licht tussen de losliggende pannen.
Lang nog
erna heeft de echo van haar lichaam hem bezeten, vooral dan als hij op zijn bed
lag onder de pannen en eraan dacht, zoals ze hem gezegd had, dat ze slechts
gescheiden door twee muren en een smalle gang, naakt in haar bed aan hem lag te
denken.
Het was
Julie die zijn bloed had doen ontwaken, niet alleen op de hooischelf maar veel
vroeger nog in het kleine elzenbos, dat in de herfst onder water liep en waar
ze in de winter speelden op het ijs, hun stemmen klaar en helder in de
avondschemering. En eens de zomer, eens het water weggetrokken, de bodem
dooraderd met de fijnste worteldraden van els en wilg en zacht lijk dons,
bedekt met stukjes hout en droge bladeren waarover een wilde, doordringende
geur hing die zijn verbeelden aanwakkerde.
Maar later,
op een namiddag in september, zouden andere bomen getuige zijn. Hij kon haar
niet weerstaan als ze naar hem toekwam waar hij zat aan het open venster en hem
meenam, zonder woorden, over de bloemenweide, onder de ruisende canadabomen
naar een plek dopheide in het bos, waar ze beiden als kind hadden gespeeld, en
waar ze hem in de geuren van heide en aarde en sappen had binnengeleid in haar
kreunend heiligdom.
Nu nog
riepen humus en mossen, lisdodden en gevlekte orchis, gevoelens op die hij
onderdrukken moest, die hij wegduwen moest, want de tijd van Julie, van
vlinders over de bloemenweide, de tijd van stuifmeel en van hooi, was de tijd
van zijn jeugd die begon bij haar en ook eindigde met haar.
24-05-2012, 10:53 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |