xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
En meer hoeft hij
niet over te nemen van een grote pagina uit de wereldliteratuur, meesterlijk,
zoals Joyce op zovele plaatsen een grootmeester is.
Als hij alles
verbrandt is dan alles dat opgeborgen ligt in de donkerste plaatsen van het
hart, vergeven en vergeten, omdat hij nu anders bestaat met andere accenten en
andere gevoeligheden en omdat de pijn in hem om het verkeerde dat hij deed,
geen pijn meer is maar een holte van pijn?
Een beweging van de
hand is voldoende en er is de wil om het te doen en ook een andere wil die zegt
het niet te doen. Maar zijn hand boven het vuur laat al enkele bladen vallen.
Hij weet van Dante die dit in bijna-alchimistische kleuren beschreef:
Alvorens
het papier vuur vat
komt
in het blad een bruine kleur
die
nog niet zwart is en het wit dat sterft.
Zo blad na blad
even aangeraakt en enkele woorden nog bekeken en nog even zijn herinneren
geopend op een kier. En toch een blad opzij gelegd en achteraf, als alles as
werd en de twijfel stijgt om wat hij deed, dat hij lezen gaat :
De blauwe morgen en de sneeuw
verdromen zacht haar blank gelaat.
Haar
niet te bereiken mond
waar
elke stond zijn aanvang vond,
een onbeschreven blad dat in het buigen
van haar handen om beminnen bad.
Wanneer had hij dit
geschreven en naar aanleiding van wie of van wat. Een som van woorden die,
genomen in hun totaliteit, een sfeer oproepen van verlangen en pijn en van het
uit elkaar gaan. Wist hij nog wel wie met haar werd bedoeld, welk gelaat erin
verscholen lag, welke mond het was, die hij kuste of kussen wou?
Al kon het ook de
Sibylla Sambetha geweest zijn over wie hij eens een lang gedicht had geschreven
omdat hij stelde dat het een schilderij was over een onmogelijke liefde, tussen
Memling en de Sibylla, van wie hij dacht dat het Maria Moreel kon geweest zijn die
hij schilderde. Een liefde zoals deze van Beatrice en Dante. Ook Marias kleed is
alchemistische gekleurd, rood, wit, zwart, en hij had gedacht dat dit een
bijzondere betekenis droeg.
Doch ook de schets
voor dit lang gedicht over Maria Moreel en Memling is as geworden. Hij wist enkel
nog hoe het begon: de tijd is niets, Maria. En de spijt overvalt hem ineens
het verbrand te hebben, spijt niet geluisterd te hebben naar de stem in hem om het
niet te doen, een stem die hem nu harde verwijten toestuurt.
|