|
Urbain Van de Voorde, in zijn werk over Ruusbroec [1] - het was in 1934 - schrijft:
In zijn pathetisch grijpen naar iets absoluuts aan den overkant der tastbare verschijnselen (alle dinghe sin mi te inghe ic ben so wid) kon de gothische mensch onmogelijk blijven stilstaan bij een eens voor allemaal vastgelegde geloofsregel.
Ik heb hier reeds gesproken over wat er zijn moet achter de horizont, ik heb dus niets nieuws gebracht. Daarenboven, mijn neiging het levende Universum, als het Ego van God te zien, het Ego dat er was van in den beginne, dat dit misschien zelfs het begin van alles was, en dat dit, alles samen genomen, ook de reden was waarom ik ben beginnen te schrijven, zoals ik thans meen te moeten/mogen schrijven, is ook een herhaling van mij.
En ik keer ook (te) graag terug naar de idee van Ruusbroec, omdat ik, telkenmale ik geconfronteerd word met dat ic ben so wid, - een zin van Hadewijch[2] en niet van Ruusbroec ik een fractie van een ogenblik het impact op mij voel van het totaal-beeld van het Universum. En nu als ik buiten ben, in het grote licht - het licht dat God is zegt Lorca - de wijde inspirerende luchten van dit heuvelend land over mij, is er meer dan ooit het gevoel dat de oneindigheid zich opent op wat niet of nimmer te noemen is. Het is slechts een kort ongrijpbaar ogenblik, maar het moet ook een ogenblik zijn dat de gothische barbaar, zoals Van de Voorde Ruusbroec noemt, heeft gekend en gegrepen om te voelen wat hij voelde : ic ben so wid.
Ik weet dat ik het pad van de metafysica bewandel, maar ik weet ook dat deze momenten, alhoewel eerder uitzondering, dat ik deze broodnodig heb om dingen te schrijven die de alledaagsheid van het leven ver te ver? - over stijgen. Aangezien al het andere gebeuren meer dan regelmatig, met alle mogelijke middelen wordt verkondigd en door gegeven naar alle plaatsen waar er ontvangst is, voel ik me gelukkig niet te moeten verhalen waar anderen voltijds mee bezig zijn.
Ik houd de vrijheid me uit te drukken als metafysieker, het staat geschreven in mijn genen, verwacht niet dat ik me er wil aan onttrekken.
[1] Urbain van de Voorde: Ruusbroec en de Geest der Mystiek, 1934 De Sikkel, Antwerpen. Van dit boek werden gedrukt 300 exemplaren op getint velijn van Pannenkoek, genummerd van 1 tot 300. Dit is nummer 144.Een boek dat ik destijds vond bij De Slegte, getekend door de schrijver en van harte geschonken aan Albert Saverijs, ongelezen gebleven want ongeopend. [2] Maurice Gilliams en Albert Schrever weten dit te melden om me ervan te overtuigen.
|